beelden uit het kinderleven
oom Bastiaan
bron
oom Bastiaan, Het jonge volkje. H. Nijgh, Rotterdam 1868
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oom_001jong01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
Verlegen.
Goejen morgen! Nu, een kusje Kunt ge mij toch geven!
Kom wat nader met je Zusje!
Heb je van mijn leven! -
Bloo? - Neen, zoo moet je niet doen, Niet vreesachtig schijnen! - Zóó - een handjen en een zoen;
Dàt zijn lieve kleinen!
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Kijk in 't rond.
Daar ligt hij, mijn jongen!
Zoo rijk als een prins;
Zijn oogjes die gluren, Al hier en al ginds! - Hij speelt met zijn appel
Of schelt met zijn bel, Of trekt eens aan de ooren
Van kleinen Fidel.
Daar ligt hij te prijk, EenKONINGte rijk! -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Zusje!
Ze weet er weê geen einde van, Dat vleistertje! dat zusje!
Het is maar: ‘Grietje pak me dan!
Och Grietjel nog een kusje!’ - En Grietje denkt maar; ga je gang,
Mijn kleine hartediefje!
Dan op mijn mond, dan op mijn wang;
Hoe méér hoe beter, liefje!’
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Slecht gemutst.
Ik schei er uit!.... ik wil niet meer!...
Ik heb zelfs in mijn paard geen zin! - Ik ben verdrietig! Leg maar neêr;
Ik heb ook nergens lust meer in!
Nu roept Mama: ‘Toe Frits! ga spelen!’
Maar als ik nu geen spel meer kèn?...
Verdrietig! - 'k Sta me te verveelen;
Waarom! - Omdat 'k verdrietig ben!’ -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Pas op!
‘Ja, pas op! niet àl te digt!
Ik zit bij mijn vrindje!
Ik ben Fik en ken mijn pligt;
't Is de baas zijn kindje! - Wimpie zit en speelt verblijd
Met ons popje Jetje!
Ja, pas op! ik blaf en bijt En bewaak zijn bedje.
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Jarig.
‘Wensch je me geluk? zoo, zoo!
Lieve zus! mijn Antje! - En wat mooije roosjes, o!
In je mooiste mandje!
Dankje wel, nog jaren lang!
Wil je een stukje pakken?
Kom, grijp toe, wees maar niet bang, Moe heeft taart gebakken!
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Beschaamd.
Ja, ja ze heeft haar streekjes wel, Maar, onder haar kornuitjes, 't Is best dat ik het niet vertel;
Zóó zijn die kleine guitjes! - Daar staat ze, als kent zij A noch B
Uit heel dit prentenboekje,
Beschaamd voor U, maar straks, o wéé! - Ondeugend, om een hoekje! -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Verstoorde vreugd.
‘Laat zien, wat is er in die mand? - Dat's zeker voor ons beiden!
Hansworst en een trompet, briljant!
He! Sinterklaas zal rijden!
Kijk, daar een pop en een geweer!’ - Maar foei, wat stoute kuren!
Reeds in de mand te gluren, Nu is het geen verrassing meer;
't Had pa en moe en u verheugd, Maar nu - nu is 'tVERSTOORDE VREUGD. -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Pronkstertje.
Wat heeft ze zich weêr zwierig En kleurig opgeschikt, En telkens, voor den spiegel,
Gepast en losgestrikt! - Zijn pronk en praal, mijn Liesje!
Alléén uw hartewensch, Dan mintGIJwel de modes, Maar u bemint geen mensch.
oom Bastiaan, Het jonge volkje
'k Lust niet!
‘Zuurkool! die eet ik niet;
Waarom, dat weet ik niet!
Wèl rijstebrij!
Rijstebrij krijg ik niet, 'k Lust niet en zwijg ook niet,
IKniet enZIJ!’ - Moeder die heeft ze niet, Was ze 'r, ze geeft ze niet,
Dàt is je plaag! - HONGER, die stil je niet;
‘ETEN,’ al wil je niet, Dàt zegt jeMAAG!
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Huismoedertje.
Het tafellaken en servet Preciesjes opgevouwen!
Moe zeî onlangs: ‘Je doet het net!’
En,NETHEIDbrengt geen rouwen. - Nou hoop ik maar dat moeder zeit:
‘Maakt dat eens klaar, hoor Lotje! - Je wordt een heele knappe meid, Je ziet hoe ik het toebereid;
Nu, kook dan eens dàt potje!’ -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Lui.
Ze heet:KLEINETRUI! Maar is.... TRUITJE LUI! Haar Zusje, dat slaat ze, Haar broertje, dat haat ze, Maar liefkoost de kat.
Ze breit niet, ze leest niet, Ze hoort niet, ze vreest niet;
Klein guitje, lui Truitje, Dat gaat niet, hoor schat! -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Snuffelen.
‘Hier heb ik een boek om te stelen!
Een roover-historie! Ja, ja!
Ik laat voor de boeken het spelen, En pluis ze zoo heel graag eens na!
Klein Jantje, die kijkt naar de platen, Hij laat er zijn rijpaard voor staan;
Niet scheuren! - hij wil het niet laten! - Die roovers! - Nu, laat hem begaan!’ -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Onvoorzigtig.
‘Ik, onvoorzigtig meisje!
Ja, nu verdien ik straf!
Mamaatjes kop gebroken, Die Pa haar onlangs gaf, Ik moet het haar bekennen, Hoe doe ik dat bedaard - Ma zegt; ‘De duurste zaken Zijn niet één leugen waard!’ -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Dienstvaardig.
‘Hoor, broertje! eventjes een woord!
Houd op, want ik moet winden.
Vervelend? - Ja! Neen, loop niet voort!
Dan blijven we geen vrinden.
Vervelend hier, vervelend dáár, Vervelend honderd keeren!
Kom!’ - ‘Nu, maar in een wip ook klaar, 'k Zal onderwijl tòch leeren!’ -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Ons kamertje.
Een strijkplank, een stoel en een bandje, Een hemd en een kous tot gordijn, Dat kan wel, voor mij en voor Antje,
Een heel aardig kamertje zijn.
Dat maken we soms van die dingen En zetten ons vrolijk daar neêr;
Klein Antje mag dan voor mij zingen En - ik rook mijn pijp als een heer! -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Al te vlug.
Plof! - daar leit ze al! - Lieve Heer!
Doe je nou je knietjes zeer?
Ja, waar struik en steenen staan, Moet men heel voorzigtig gaan.
Kijk zoo'n Juffertje Onverstand;
Springen, dansen over 't land;
Altijd glurend rond haar heen, Denkt ze niet omSTRUIKofSTEEN.
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Troetelkindje.
Flink en frisch, door weêr en wind, Dat's het beste, kleine vrind! - Maar jawel, daar zit hij nou,
Met een wang vol roos en kou!
Altijd hokken bij den haard, Kom, dat is geen jongensaard.
Vliegt ook wind of sneeuwbui rond:
Flink er door; dat isGEZOND! -
oom Bastiaan, Het jonge volkje
Klaas-vaak.
Klaas Vaak kwam nu wat àl te vroeg, Vóór dat de klok nog zeven sloeg;
Acht ure komt hij andre dagen - Maar 'k had een prettige partij, Mijn nichtjes kwamen allebei, Broer Jan kan ook zoo plagen!
Ze dansten vrolijk: hop, hop, hop!
En maakten walsjes met mijn pop.
Ze speelden met mijn boeken En prenten. - Wat vermaak!
'k Wil je ook wel eens verzoeken;
Maar later - nacht.... KLAAS-VAAK!...
oom Bastiaan, Het jonge volkje