• No results found

Henriëtte Blaauw, Zes versjes · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Henriëtte Blaauw, Zes versjes · dbnl"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Henriëtte Blaauw

bron

Henriëtte Blaauw, Zes versjes. Met illustraties van Jan Wiegman. De Nieuwe Muziekhandel, Amsterdam ca. 1925

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/blaa012zesv01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

1. Zonnetje, waar blijf je toch?

Zon - ne - tje, waar blijf je toch?

'k Wou je e - ven spre - ken, Zeg je hebt een hee - le week Niet door't raam ge - ke - ken.

Zon- ne - tje, waar blijf je nou?

'k Vind je wel een beet - je flauw.

Zon - ne - tje, toe zon - me - tje, 'k Moet je heusch wat vra - gen, Moe-der is zoo zick, zoo zick, Al ver-schei-den da - gen.

Als jij eens om 't hoek - je keek, Was ze stel - lig niet zoo bleek.

Zon - ne - tje, zeg, hoor je 't nu?

Ik ver-wacht je mor - gen, En we zul - len saam - pjes dan Moe-der - tje ver - zor - gen.

Jij gaat in de ka - mer staan, Dan breng ik de drank - jes aan.

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

(3)

2. IJdeltuitje.

Cor-rie is een ij - del - tuit - je, Cor-rie heeft een snoe-zig snuit-je, Krul-le - tjes in 't bien-de haar;

Lek - ker rom - de ap - pel - wan-gen, Och, je zoudt er naar ver - lan - gen Haar te zoe - nen, eer - lijk waar.

Cor-rie is een ij - del - tuit - je, Al maar zie je 't klei- ne guit - je Voor ma-maa - tjes spie-gel staan.

Hier een lint - je, daar een strik - je, Ie - der, ie - der oo - gen-blik - je Wil ze weer wat an - ders aan.

Maar mamaa-tje geeft geen duit - je Om dat mal - le ij - del - tuit - je;

Cor - rie krijgt ook nooit haar zin.

Schoe-nen met ver - lak - te teen-tjes, O - pen kous - jes aan de been - tjes, Nee heer, daar komt niets van in.

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

(4)

3. Koetje-Boe.

In 't wel - tje graas-de koe -tje-boe, En 't koe - tje kneep haar oog-jes tee, Omdat ze in de fel - le zon

Een beet - je moei - lijk kij - ken kon.

Ze knuw-de, knuw-de rus - tig door, Pre-cies als al - le bee tjes, hoor, En met haar staart- je joeg ze vlug De ston - te vlie - gen van haar rug.

Daar kwam het boer - tje aan - ge-stapt, Het hek - je werd weer dicht ge-klapt, En droo-m'rig bleef 't koe - tje staan, Tot dat het mel - ken was ge - daan.

Och, 't koe - tje is zoo goed, zoo goed, Ze geeft maar melk in o - ver-vloed, En 't boer - tje heeft het zelf ver - teld, Het koe - tje - boe vraagt nooit om geld.

4. Heer Kikker.

(Een praatjesmaker gestraft)

Een kik-ker met een groo - ten kop En met een gras-groen lijf - je, Die Maar toen een groo-te vrien - denschaar Ook om een plaats kwam vra - gen, Kom En toen, o 't was ver - schrik - ke - lijk, Wat daar op eens ge - beur - de! Een

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

(5)

woon-de heel ge - zel - lig - jes In 't sloot-je met zijn wijf - je.

Ze had - den daar het rijk al - leen, Nee, nie-mand die hen stoor - de, Heer kik-ker duld - de dat ook niet, Vend, dat 't juist zoo hoor - de.

't kik-ker - tje, dat snap je wel, Die druk-te niet ver - dra - gen,

‘Marsch, pak je weg, je hoort hier niet, Marsch!’ riep de boo - ze kik - ker, Hij blies zich on - rust - ba - rend op, Werd al maar, al maar dik - ker.

rei - ger at den schreeu-wer op, En nie-mand die er treur - de.

Zoo gaat het, wie er praats ver-koopt, Wordt dik-wijls beet-ge - no - men, En is, zoo - als de kik - ker hier, Slecht aan zijn eind ge - ko - men.

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

(6)

5. Een treurig geval.

In 't wit - te han-sop - je Ziet Hen - kle, m'n pop - je,

Er 's mer-gens zoo fleu - rig en snoe - pe - rig uit, Maar baad ik mijn schat - je,

In 't lauw-war-me bad - je,

Dan is hij nog leu - ker, die ee - lij- ke guit.

Ik wasch hem z'n hand - jes, En poets er z'n tand - jes,

Pre - cies zoo-als man - tje 't met mij heeft ge-daan;

Dan kam ik z'n pruik - je, En vul ik z'n bulk - je

Met lek - ke - re pap, ja, dat staat hem wel aan.

Ik ken een ma-maa - tje, 't Is eer - lijk geen praat - je,

Dat 's mor-gens haar pop - je ge - woon - weg ver - gat, Ja, ja, 't is geen pret - je,

De pop bleef in 't bed - je

En heeft ook in da - gen geen e - ten ge-had.

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

(7)

6. In 't nieuwe huis.

Een ij - ve - rig muis - je, Dat zocht naar een huis- je,

Voor moe-der de vrouw en zijn ver - der ge - zin.

Lang had hij ge-loo-pen, Maar niets stond er o - pen,

Dat was voor het muis - je geen pret - tig be - gin.

Het mui - ze - ma - maa - tje, Dat wacht - te op paa - tje;

Waar zou hij toch blij - ven? ja, 't duur - de wel lang, Licht kwam er een kat-je,

Dat greep naar haar schat - je,

Brr, 't werd al zoo keud en ze wa - ren zoo bang.

Hoe - ra! daar was va - der, Ver - moeid kwam hij na - der,

Hij trok aan een ve - ter 'n schoen met zich voort, Die was moet je we-ten,

Een beet - je ver - sle - ten,

Maar 't was toch een huis - je zoo - als 't be-hoert.

't Ge - zel - li - ge troep - je Kroop dicht in een groep-je,

Zoo - ver als 't maar kon in den neus van den schoen.

Toen leek hun die wo-ning 't Pa - lels van een ko - ning,

Ze kon-den 't er stel - lig een jaar wel mee doen.

Henriëtte Blaauw, Zes versjes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij beloofde haar, dat ze gauw in Roodkapje mocht komen en toen Co met een beetje benauwd gezicht vroeg, of juffrouw Lize dat wel goed zou vinden, zei opa vriendelijk: ‘Wie zou

‘O,’ antwoordde de boer, ‘ik wil haar niet eens hebben, aan mijn eigen vrouw heb ik meer dan genoeg, wat moet ik met een tweede doen?’ Toen werd de koning boos en riep: ‘Je bent

Voor de trappen van 't kasteel was hij een oogenblik niet eens meer te zien, zoo ver stak het onkruid boven zijn hoofd uit.. Toen hij met zijn vuist de voordeur open had geduwd,

Zonder verder naar hun dooden en gewonden om te zien, ging het ongelukkige troepje, dat niet meer dan zeven of acht mannen telde, op den loop, maar ridder Weetniet en zijn

Ze begreep, dat moeder de kunst eens goed van haar moest afkijken en toen Tilly hartelijk omhelsd werd voor de goede bedoeling en haar ijver, vond ze het niets sneu, dat moeder

De oude heer echter, die het niets prettig vond dat zijn lievelingen een standje kregen en op het punt van kleertjes-scheuren lang zoo streng niet was als zijn vrouw, zei vroolijk:

Hij wist wel, dat zijn moeder geen hond wilde hebben, zelfs geen kleintje, omdat Vader's weekloon niet groot genoeg was om er een hond op na te houden, en dat zij dus zoo'n

Of minneklagt, van een jonge dochter welke van haar minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten.1. Een