bron
Een nieuw lied. Of minneklagt, van een jonge dochter welke van haar minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten. Z.p., ca. 1800
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie123nieu01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
Een nieuw lied.
Of MINNEKLAGT, van een jonge Dochter welke van haar Minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten.
Wys. Laat vry de politieken spreeken.
1
Hoe dan zou gy myn verlaaten, Die tot u zo ben gezind, Hoe zou gy myn kunne haaten, Dien gy altoos heb bemind, Ziet uw droevig mysje aan, Ziet my weenend voor u staan,
2
Ach hoe zoet hoe menig werfen, Hebt gy met een slim belyd, Op uw leeven en uw sterven, Eeuwig liefde toegezeid, Geef myn dan uw hart en hand, Voor myn eer tot onderpand.
3.
Eeuwig hebt gy trouw gezworen, Hooger als ik zeggen kan, Toen heb ik u uitverkooren, Voor myn beste vriend en man, Ach laat my niet in de rouw, Maakt my tot uw egten Vrouw.
4.
Neen ik kon het niet gelooven, Toen myn hart zat in de rouw, Dat als gy myn eer zou rooven, Gy myn dan verlaaten zouw, Heb nu medendogendheid, Met myn dien gy heb verlyd.
5.
Kan myn klagt u niet beweegen, Laat dan myn vrugt u eigen kind, Dien ik by u heb gekreegen,
Een nieuw lied. Of minneklagt, van een jonge dochter welke van haar minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten
Van u uit liefde valsche vriend, Toen gy met een groot verlangen, Van myn eer moest zyn gediend, Welk met myn thans teder schryd, Om u onstandvastigheid.
6.
Ik zie myn klagt kan u niet breken, Vaart dan wel in eeuwigheid,
Den hemel zal myn onschuld wreeken, Kom lief kind hier niet verblyd, U vader heeft een hart van steen, Is doof voor zuchten en geween.
E Y N D E .
2
Kermis lied.
Wys: Het is thans slegt gesteld.
1.
Wat is de Stad vol vreugd, Een ieder is verheugd, 't Is Kermis aan 't scheepryk y, Een elk is vergenoegd en bly,
Geen druk, geen druk, Stoort immer ons geluk.
2.
Waar men zyn oogen wend, Van 't een na 't ander end, Men heeft aan gulle vrolykheid, Het jeugdig hartje toegeweid,
Hoe bly, hoe bly, Is men aan 't Scheepryk y.
3.
Geen schorre Krygstrompet, Die deeze vreugd belet, O neen de lieve dierbre Vree, Die keerde al het Oorlogswee,
Geen druk, geen druk, Stoort immer ons geluk.
4.
De frissche jonge knaap, Die graag eens vreugde raapt, Die zoekt een lieve lekkere meid Naar wien hy met genoegen vryd
Zyn hart, zyn hart, Is door de min verward.
5.
Zo gaat het jonge paar, Te Kermis met malkaar, O je wat hebbe zy een pret, Maar menig meisje raakt in 't net
Wyl zy, wyl zy,
Snoept van de Ryst en Bry.
6.
Dan komt men moeder thuis, En schoon die maakt gedruis, Hy is 'er tog al in geweest,
Een nieuw lied. Of minneklagt, van een jonge dochter welke van haar minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten
Ook niet en zyn verheugd,
Terwyl men eens in 't gantsche jaar De Kermisvreugde word gewaar
Geen mensch, geen mensch, Die daar niet naar en wensch.
8.
De Botermarkt krioelt, Ey ziet eens hoe men woelt, En weemelt door elkander heen, Daar oud en jong is op de been
Men zingt, men springt, Terwyl m' een glaasje drinkt.
9.
Men gaat naar 't Amstelveld, daar kan men voor zyn geld, Zig zelf voorzien van warm gebak Terwyl men zit op zyn gemak,
En 't hart, en 't hart, Ontledigt van zyn smart.
10.
Zo smaakt men zeer verheugd, de blyde Kermisvreugd,
daar vriendschap onze harte bind Partyzugt niet meer ingang vind
Hoezé, hoezé, dit deed de lieve Vree.
EYNDE.