bron
Een nieuw lied. Z.p., ca. 1813
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie074nieu01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
Een nieuw lied.
Wys: Viva Oranje, Hoezée!
1.
Bonaparte is op de vlugt gegaan, hoezee, Al met zyn twaalf honderd man, hoezée, In Frankryk is hy aangeland,
Hy dagt dat hy weer in Holland kwam Viva Oranje hoezée.
2.
Maaar Holland krygt hy zyn leven niet Maar nu zit hy in zyn verdriet, Hy dogt dat hy het Land regeerd, Maar God die heeft het hem verleerd,
Viva Oranje hoezée.
3.
Had ik maar op myn Elba gebleeven, En niet in Frankryk ingetreeden, Want nu zit ik in groote schand, Ik werd verjaagd van alle kant,
Viva Oranje hoezée.
4.
Hy dogt net als in 't vorige Jaar, Toen hy kon speelen de groote barbaar Toen hy regearder was van 't Land, Toen was tog alles contraband,
Viva Oranje hoezée.
5.
Hy maakte het wat al te bont, Zit ingeslooren als een hond,
Viva Oranje hoezée.
8.
Wel Keizer het is met jou gedaan, Nu moet gy weer na Elba gaan, Maar nu zit hy in zyn getreur, Had ik maar na Elba gekeerd,
Viva Oranje hoezée.
9.
De Zeevaard is nu weder vry, dat is een zegen voor arm en ryk, dat geeft de bloey weer aan ons Land daar hebben wy tog na verlangd,
Viva Oranje hoezée.
10.
de Oost en West die bloeid nu weer hoezée, daar hebben wy tog om getreurd, hoezée, Europa is nu weder vry,
Zo groeid en bloeid de Maatschappy, Viva Oranje hoezée.
EYNDE.
2
Een nieuw lied,
Van de Baron van Dalishym.
Op een Aangenaame Wys:
1.
Ach neen! ach neen! zo kan 't niet blyven, Ik ben een Heer van aanzien, doch Mankeert het my aan blanke schyven, Zo blyft myn Adelstam my nog, bis.
Rang en Geboorte zal nooit schromen Aan Geld kan ieder schobjak komen, Doch hooge Adel kleeft als lym, Aan de Baron van Dalishym.
2.
Myn Adelhoog die zal nooit zwichten Word ik van Honger groen en geel, Ik zal my naar de Rykdom richten Al zeid myn Maag het tegendeel; bis Myn Jas doet myn standvastig blyven Van honger zal ik Vaersjes schryven, Geen Dichter vind zo ligt de Rym, Als de Baron van Dalishym.
3.
't Is waar ik heb zeer veele schulden, En borgen wil geen Mensch een duit Bezat ik noch maar eene Gulden, Ik liep direct de Poort maar uit, Om in een ander Land te raaken, Daar kan men nieuwe schulden maken want schuld die kleeft zo vast als lym, Aan de Baron van Dalishym.
4.
Myn trouwe knegt loopt als een Jager, Steeds na de Lombard met een pand, Myn arme Meid die word zo mager, De knegt een kaale schraale klant, bis.
Op een Aangename Wys.
1.
Wen die Nagt im stille roe, Woh die mute loonet;
Gee ibh na das Hutje soe, Woh das Metje wonet, Wen die Nagt und Mitternagt, Eine zanfte ziese Nagt.
2.
Flooster Liebje slaate wohl, Fry van jee en kommer, Dan maïn Herts ist lieb wohl,
Zelbst im diepsten slommer, Oft im troume glaubet mich, Trayt lieb ich liebe dich,
3.
Wen die Sternen groos und klain, Ond am Himmel steen, Ond main Liebjes Engelain,
Kan im schimmer zeen;
Ond ain[...]sje noch [...]m lest, Mond ond He[...] ond Zielen lest.
4.
ô Dan slaaf ich roewig ain, Vryje mich mit weenig,
Een vergnugt ond kan das aug zain Meer wie onzer Keenig, Zaine Raig ond zainer macht, Neem ich nigt vor diezer Nagt.
