• No results found

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen · dbnl"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen

bron

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen. J. Wendel, Amsterdam ca. 1810

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie143nieu01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

Een nieuw lied,

van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare Gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen.

Wys: ô Holland schoon, &ct.

1.

Kom vrienden luister ernstig, naar Al 't geen ik u zal zingen,

't Geschiedverhaal zo duidelyk klaar, Leert u hier droeve dingen, In de ommestreeken van Berlyn, In Dorp of Vlek of waar 't mag zyn,

Moest men die droefheid hooren, Die ons hier komt te vooren.

2.

Een braave Landman had een Zoon, Noch in zyn speelsche jaaren, Een Jongling kloek, ja, hups en schoon

Waar van hy wenscht te ervaren, Dat, groeide hy zo verder voort, Hy als een waardig kind behoord,

Zyn Ouders kruin zou dekken, En hun tot vreugd verstrekken.

3.

Maar deeze knaap wat speelsgezind, In 's Leeraars Hof gekomen, Hy doodde daar een Eend gezwind,

Doch naauw was zulks vernomen, De Leeraar sprak: wat snood bestaan, 'k Zal straks naar uwen Vader gaan,

'k Eisch straf met alle reden, Voor die baldadigheden.

4.

Hy ging ook naar zyn Vader heen, Om 't fait hem te verhaalen, En vorderde terstond, met een Die zou zyn Zoon betaalen, De Vader strafte in billykheid Zyn Zoon, en toond zig als bereid,

Door 's Leeraars vreeslyk woede, De schaade te vergoeden.

5.

De Leeraar nu nog ontevrêen, Heeft zig naar 't School begeeven,

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen

(3)

Deez' jonge wildzang eischt u plicht, Zegt hy te straffen, niet zo ligt,

Zyn voorbeeld moet elk toonen, Hoe 't kwaad men diend te loonen.

6.

De Meester roept de Jongling voor, Bragt hem zyn daad voor oogen, Hy dreigd hem, na een kort verhoor,

Met zyn geducht vermogen.

Hy slaat! de Knaap steld zich te weer, En door dien tegenstand te meer,

Treft hem een slag, welks woede, Geen goud meer kan vergoeden.

7.

Hy treft hem aan de slaap van 't hoofd, De Knaap valt straks ter neder, Van 't lieve levenslicht beroofd,

Noch in zyn jeugd zo teder, De Vader die deez' daad vernam, Werd zinneloos, en verwoedend gram

Gereed een Kalf te slagten, Ontroerde hem zyn gedachten.

(4)

2

8.

Hy sneld met 't Mes nog in de hand, Naar School, dáár vind hy leggen Zyn lieve Zoon, zyn dierbaar pand,

Zyn smart is niet te zeggen, Als zinneloos ter deezer Steê, Springt hy verwoed op Dominée,

Dringt 't Mes door borst en harte, Tot wraakzucht voor die smarte.

9.

Hier vond de Leeraar dus zyn graf, Twee Menschen om het leeven, Een Lentebloem die hoop reeds gaf,

Moest voor de wraaklust sneeven, De Vader en de Meester t' zaam, Zag men terstond in hechtenis gaan,

Des eersten's lot beklagen,

Daar hy reeds smart moest draagen

10.

Het kwaad diend in de jeugd gestraft, Doch 't beste is door reden, Wat Ouder, die 't geen leed verschaft

Als andren gantsch te onvreden, Door nyd en wraaklust aangekweekt, Meer door de stok dan 't voorbeeld spreekt,

Van Kinderen op te voeden, Moet men voor drift zig hoeden.

De vrugtelooze Trouw-Afraading.

Op een aangenaame Wys.

Jaco en trouwt u leven niet, Als gy wilt meester blyven, Of gy zult komen in 't verdriet, Daar zyn veel kwaade Wyven, Die scheuren Broek en den Japon, La faridondaine, la faridondon, En by den beszem staat pipi baribi, A la facon de barbari, mon amis.

2. Peist gy Jaco te trouwen ryk, Om wildiglyk te leven,

Gy word maar g'agt als mors of slyk, En g'heel dagen bekeven,

'T is 't voysken al 't myne capon, La faridondaine, la faridondon, Slokt en kropt dit dan op pipi baribi, A la facon du barbari, mon ami.

3. Jaco als ik u zeggen mag,

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen

(5)

Krapt men al agter d' oore,

Geen geld, flouw schynt de liefde-zon, La faridondaine, la faridondon, En wat gaat gy dan doen pipi baribi, A la facon du barbari, mon amis.

4. Als gy met eene vette trouwt, Die zyn te lui te werken,

Trouwt gy een kwezel die zyn stout, Komen zy uit de Kerken,

Zy drinken caffe sterk en bon, La faridondaine, la faridondon, En het is met uw zweet pipi baribi, A la facon du barbari, mon ami.

5. Trouwt gy met een mager Wyf, Gy hebt een zak met beenen, En trouwt gy een g'heel lang van lyf, Danst gy dan op u teenen,

Vlugt van 't lommer in de Zon, La faridondaine, la faridondon, Gy zyt al weer te vreê pipi barabi, A la facon du barbari, mon amis.

6. Kiest gy een schoon voor wederpaar, Wilt die maar bergen, stoppen,

Gy hebt twee Vrouwen op een jaar, Trouwt gy met mode poppen, De liberteit die agt ik bon, La faridondaine, la faridondon, Een klein Vrouwtjen is vief pipi barabi, A la facon du barbari, mon ami.

7. Jaco. Vader als d' eenigheid is best, Waarom slaapt gy by Moeder?

En is het Vrouwvolk maar nest, Maakt dit wys aan myn broeder, Ik acht het trouwen goed en bon, La faridondaine, la faridondon, Jaco die kiest zyn lief mimi barabi, Zy zyn tous jour les bons amis baribi.

(6)

3

Een nieuw lied.

Van een remplasant.

Op een aangenaame Wys.

1.

Ik engageerde my voor duizend kronen Als Remplasant naar 't Leger toe, En nu ben ik Soldaatje schoone, Want 't boere leven was ik moê,

Was ik moê;

Ik had geen ouders noch geen vrinden, Ik wierd verlaaten door myn beminde, Zie hoe of het in de waereld gaat, Ik engageerde my voor Soldaat,

Ja voor Soldaat.

2

Ik ben nu content, 'k heb beter leven, Alles gaat nu na myn zin,

Geen karne-pap kan my meer deeren, Goede soup met groenten er in,

Ja groenten er in,

De exercitie duurt maar twee uuren, En toen ik was in de [boere schuuren]

Van 's morgens als den dag kwam aan, Dan moest ik al met de vlegel slaan,

Voor Boer Adriaan.

3.

Kwam ik zoms myn pypje aansteken, Of my zetten by het vuur,

De Boer die kwam zyn neus opsteken, Ik had eilaas geen uurtje plaisier,

Geen uurtje plaisier;

Nu kan ik lustig domineeren, De lieve Meisjes carresseeren, En ik ben gekleed gelyk een Heer, De Boeren die dien ik niet meer,

Dien ik niet meer.

4

k heb laatstmaal een brief gekregen, Dat myn Liefje was ondertrouwd Maar daar leid my niets aan gelegen, Want daar is zo menig Jongvrouw,

Ja menig Jongvrouw.

Zoet Lief wy nemen en wy geven, Gy weet wel het Soldaaten leven, De Meisjes uit ons Nederland

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen

(7)

5.

Moeten wy dan daags marcheeren, Komen wy by de Boer op 't land, Hy ontziet ons als de Heeren, Want wy houden ons heel constant,

Ja heel constant;

Laat hy werken, laat hy zweeten, Ik wil van de Ploeg niet weeten, Maar wel van zyn Vleesch en Spek, Neen dan houw ik my niet gek,

In lang niet gek.

6

Het Boeren leven is temtasie, Ik ben liever Remplasant, Leg ik dan in de menagie, 'T is overvloed aan alle kant,

Aan alle kant,

Exerceeren en op de wagten, Als Soldaat myn plicht betragten, Genever, Brood, ook Bier en Wyn, Wie wil langer Boer dan zyn,

Ik niet voor myn.

7

Oorlof gy alle Boere knapen, Jonge Lieden uit de Stad, Wil je daaglyks vreugde rapen, Zie dat jy den dienst aanvat,

Den dienst aanvat;

Geld en Meisjes die je streelen, Wie zou immer dat verveelen, Weg dan met de Boeren stand, Ik ben liever Remplasant,

Zo heel constand.

E Y N D E .

(8)

4

Een nieuw lied,

op de vier getyden des Jaars.

Op een Lieffelyke Wys.

1.

Hoe zoet is 't in de Lente te leeven,

Als wy ons te saam in 't Lommer begeeven, Op een vroege morgen daar wy ons verheugde, Ons weeldig jong hart slaat tik tak van vreugde.

2. Men ziet in 't verschiet Aurora met straalen, Met glans op 't Aardryk neêr komt daalen, Elk Vogel is lustig, doet zyn zang hier praalen, Dan hoord men de zangen van de Nagtegaalen.

3. Het Zomer-Saisoen dat baart ons genugten, Het Hof is vol Bloemen, de Boomen vol vrugten, Men ziet elk Meisje haar Bloemtjes te plukken, En dan op haar Minnaar zyn Boesem te drukken.

4. Zo wandeld men vrolyk het Bosch heen en weder, Is men moei van 't wandelen dan zet men zich neder, Om zo elkander in 't Groen te vermaaken,

Want haast komt ons weder de Herfst genaaken.

5. Komt de Herfst aan 't dagen, doet Bacchus ligt minnen, Zyn vreugde komt strekken aan onze Vriendinnen, Dan kent men geen zorgen, dan voelt men geen smarte, Want 't nat van Bacchus spoeld de zorg van 't harte.

6. Kom laat ons 't Nat van Bacchus eens drinken, Terwyl men Apollo zyn snaaren doet klinken, Om zig zo by de Wyn en de Vreugd te vermaaken, Want haast komt ons weder de Winter genaken.

7. Komt de Winter genaaken, men zorgt tot nutte, Men zameld de Vrugten al in onze Hutte, Die Vrugten die ons van de Zomer zyn gegeeven, Daar kunnen wy te zamen des 's Winters van leeven.

8. Komt de Avond aan genaken dat Venus met straalen, Met glans op 't Aardryk hier komt nederdaalen, Men geeft zig tot rust, neemt zyn Liefje in de arm, De Winter is koud, de liefde is warm.

9. Komt de Nagt dan genaaken gaat men na zyn woning;

Dan smaakt ons de rust nog veel zoeter als honing, De slaap verdryft de zorge, hoe is dan de ruste, Vaart wel dan tot morgen en schept nieuwe luste.

E Y N D E .

Een nieuw lied, van eene zonderlinge en treurige, maar tevens waare gebeurtenis, onlangs buiten Berlyn voorgevallen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar de Kolonies heen, Wy gaan vol moed van wal, En als men weer komen zal, Zyn onze Schepen weer ryk gelaan.. Gaan wy, het zal

6 Ik was eerst van zints na kooy te gaan Maar ik kreeg nog trek om eens te rooken, Zaa Jonge geeft myn de pyp eens aan, Myn Heer die heb ik zoo gebrooken, Dogt ik het niet jou

Naar de Kolonies heen, Wy gaan vol moed van wal, En als men weer komen zal, Zyn onze Schepen weer ryk gelaan.. Gaan wy, het zal

naar op te zoeken, daar zy vernomen had dat hy in het Turksche Land was, en hoe zy by de groote Heer aankomende beleid, dat zy om geen schatten maar uit Liefde was daar gekomen, en

vol van hartewee, namen zy de kindren mee Om hun met fatzoen, als hun eigen op te voên Maar de Molenaar, voeld zyn hart zo zwaar En vol naberouw, om de rede van zyn vrouw 'Want hy

Zo ziet men dat getrouwe Min kan geven, Wanneer men is in Nood, en Doodsgevaar, De liefde schonk deez' Jongeling het leven, En heeft hem voor een vroegen dood bewaard, Deez' jonge

Een jongman praat veel wonder zoet, Maar het is zomtyds daarom, Dat hy dan eerst zyn listval doet, En plukt de maagdeblom,. Want dat de maagd er na beklaagd, Men vint er hier als

Want daar is geen troost meer over, Daar de liefde driftig vaart, 't Is een leeven zonder leeven, 't Is gestadig sterven pyn, Als twee herten zaamen kleeven, Moet het schyden