• No results found

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding Probleemstelling Opzet...4.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding Probleemstelling Opzet...4."

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam: Mitch Buiks

Thesisbegeleider: R.R. Zablowskaja Opleiding: Fiscale Economie

ANR: 875206

SNR: 1272613

Datum: 07 mei 2018

(2)

2 Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 1: Inleiding

§1.1 Aanleiding………... 3.

§1.2 Probleemstelling ………... 3.

§1.3 Opzet………...4.

Hoofdstuk 2: de Deliveroo zaak §2.1 Wat is de werkwijze van Deliveroo?... 5.

§2.2 Sociale zekerheid van de bezorgers………... 6.

§2.3 Welke acties worden tegen de plannen verricht?... 6.

Hoofdstuk 3: De zelfstandige ondernemer tegenover de werknemer §3.1 Wanneer is er sprake van een zelfstandige ondernemer?... 8.

§3.2 Belastingheffing………. 9.

§3.3 Zelfstandig uitgeoefend beroep………10.

§3.4 Wanneer is er sprake van een dienstbetrekking……… 11.

§3.5 Dienstbetrekking dan wel ondernemer?... 13.

§3.6 Gevolgen kwalificatie ………... 14.

Hoofdstuk 4: De analyse §4.1 Zelfstandige ondernemer……….. 16.

§4.2 Zelfstandig uitgeoefend beroep……… 18.

§4.3 Dienstbetrekking……… 19.

§4.4 Kwalificatie………. 20.

Hoofdstuk 5: Conclusie §5.1 Samenvatting……….. 23.

§5.2 Handhaving van de Wet DBA………... 23.

§5.3 Conclusie ……… 24.

Literatuurlijst ..………. 25.

Jurisprudentieregister ……… 28.

(3)

3 Hoofdstuk 1 Inleiding:

§1.1 Aanleiding:

‘Deliveroo- bezorgers voelen zich helemaal geen zzp’er’ , ‘Maaltijdbezorgers Deliveroo staken tegen zzp-model’, ‘Politiek wil Deliveroo-constructie aanpakken’, ‘Deliveroo verziekt de markt voor zzp’ers.’ Dit zijn berichten die de laatste tijd in de media zijn geweest, nadat Deliveroo bekend heeft gemaakt vanaf 1 februari 2018 alleen nog met zelfstandige bezorgers te werken.

De afgelopen maanden is Deliveroo, een bezorgdienst voor restaurants, hierdoor alom bekritiseerd en besproken geweest. Door deze regeling krijgen nieuwe bezorgers geen arbeidscontract aangeboden en worden bestaande contracten niet meer verlengd. De huidige bezorgers dienen dus verplicht verder te gaan als zelfstandige ondernemer. Dit heeft tot gevolg dat Deliveroo geen werkgeverslasten hoeft af te dragen over de bezorgers omdat ze als zelfstandige ondernemers opereren. De bezorgers daarentegen zijn als zelfstandige niet automatisch meer verzekerd, een verzekering dienen ze individueel af te sluiten en de kosten hiervoor zijn vaak erg hoog. Ook bouwen zelfstandigen geen pensioen en vakantiegeld op en moeten ze zelf zorg dragen voor hun eigen administratie. Volgens Deliveroo gaan de bezorgers doordat ze nu per bezorging betaald krijgen meer verdienen dan ten opzichte van het uurloon wat eerst werd gehanteerd. Maar doordat er geen sprake is van een uurloon kunnen de bezorgers op bepaalde tijden weinig tot geen geld verdienen.

§1.2 Probleemstelling:

Er zijn bezorgers die niet als zelfstandige verder willen bij Deliveroo, hierdoor zijn er al diverse demonstraties en stakingen geweest. Bovendien heeft een bezorger genaamd Sytze Ferwerda een rechtszaak aangespannen tegen Deliveroo. Om de rechtszaak aan te kunnen spannen heeft de Partij van de Arbeid geholpen om een crowdfunding actie te organiseren. Dit terwijl de voormalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher, op 25 september 2017 antwoorden gegeven heeft op Kamervragen over de Deliveroo casus die waren gesteld door Bart van Kent van de Socialistische Partij. Van Kent vraagt zich af of er sprake is van schijnzelfstandigheid of dat de bezorgers werkelijk aangemerkt kunnen worden als zelfstandige. Asscher reageert hierop door te stellen dat hij over de specifieke casus geen uitspraak kan doen maar dat de rechter aan de hand van feiten en omstandigheden dient te beoordelen of er sprake is van schijnzelfstandigheid.1

De verschillende opvattingen en aspecten van deze casus maken het interessant en hierdoor wil ik onderzoeken of er sprake is van schijnzelfstandigheid of niet. Nog voordat de rechter een oordeel heeft gegeven, ga ik in deze thesis beoordelen of er inderdaad sprake is van een schijnzelfstandigheid. Dit doe ik aan de hand van de volgende probleemstelling: Is er bij een constructie waarbij bezorgers als

1Overheid, ‘Antwoord van Minister Asscher op Kamervragen’

(4)

4

zelfstandige worden aangemerkt zoals bezorgdienst Deliveroo toepast, fiscaalrechtelijk sprake van schijnzelfstandigheid?

§1.3 Opzet:

Om dit te kunnen onderzoeken, geef ik in hoofdstuk 2 allereerst meer details over de Deliveroo casus.

Aangezien bij schijnzelfstandigheid er in feite sprake is van een dienstverband maar de werknemer als zelfstandige ondernemer wordt ingehuurd dient om de probleemstelling te kunnen beantwoorden, het onderscheid tussen het begrip zelfstandige ondernemer en dienstbetrekking te worden behandeld. In hoofdstuk 3 zal dan ook worden onderzocht wanneer er sprake is van een zelfstandige ondernemer en wanneer er sprake is van een dienstbetrekking. Dit met behulp van jurisprudentie en literatuur.

Vervolgens behandel ik in dit hoofdstuk de gevolgen van de beide kwalificaties waar ook uit volgt waarom Deliveroo wil dat de bezorgers als zelfstandige worden ingehuurd. Wanneer het onderscheid tussen een zelfstandige ondernemer en een dienstverband toegelicht is, kan in hoofdstuk 4 de

Deliveroo casus aan de hand van deze begrippen geanalyseerd worden. Tot slot kan er door middel van deze analyse een conclusie worden geformuleerd en kan de probleemstelling beantwoord worden.

Dit doe ik aan de hand van de volgende deelvragen:

Hoofdstuk 2:

- Wat is de werkwijze van Deliveroo?

- Wat zijn de feiten van de casus?

- Welke acties wordt er tegen de plannen verricht?

Hoofdstuk 3:

- Wanneer is er sprake van een zelfstandige ondernemer?

- Wanneer is er sprake van een dienstbetrekking?

- Wat betekent het begrip een zelfstandig uitgeoefend beroep?

- Wat zijn de gevolgen van de kwalificaties?

- Wat is de Wet DBA?

Hoofdstuk 4:

- Is er fiscaalrechtelijk sprake van een zelfstandige ondernemer in de casus van Deliveroo?

- Is er fiscaalrechtelijk sprake van een zelfstandig uitgeoefend beroep in de casus van Deliveroo?

- Is er fiscaalrechtelijk sprake van een dienstbetrekking in de casus van Deliveroo?

(5)

5 Hoofdstuk 2: de Deliveroo zaak

In dit hoofdstuk zal de Deliveroo casus nader wordt toegelicht om zo duidelijk in kaart te brengen, wat de feiten en omstandigheden van deze casus zijn. Dit om in hoofdstuk 4 een analyse te kunnen op basis van de feiten en omstandigheden en aan de hand daarvan te bepalen of er in deze casus sprake is van schijnzelfstandigheid of niet.

§2.1 Wat is de werkwijze van Deliveroo?

Deliveroo is een platform waar een klant een maaltijd kan bestellen. Er is sprake van crowd-work, dit is het geval als werk door een opdrachtgever via een online platform aangeboden wordt en door een individu wordt uitgevoerd.2 Deliveroo geeft de bestelling namelijk door aan het door de klant gekozen restaurant, waarmee Deliveroo afspraken heeft, en laat een bezorger daar de maaltijd ophalen en bezorgen aan de klant. In de algemene voorwaarden aangaande de bezorger benadrukt Deliveroo verschillende malen dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst en dat Deliveroo geen toezicht houdt op de werkzaamheden die door de bezorger worden verricht. Deliveroo geeft wel opdracht aan de bezorger om de maaltijd op te halen en deze ergens te bezorgen. De bezorger kan zich aan de bezorgtaak onttrekken door de app uit te schakelen.3

Nadat Deliveroo had aangekondigd vanaf 1 februari 2018 enkel nog de bestellingen door zelfstandige ondernemers gaat laten bezorgen, is er veel kritiek ontstaan vanuit verschillende partijen.

Deliveroo is zelf van mening dat de bezorgers baat bij deze plannen hebben, omdat deze bezorgers nu meer gaan verdienen. Dit komt doordat Deliveroo geen werkgeverslasten meer hoeft af te dragen over deze bezorgers, waardoor de kosten per werknemer lager zijn. Doordat de bezorgers nu als

zelfstandige opereren, hebben ze geen recht meer op een uurloon maar is er sprake van stukloon.

Hierdoor krijgen de bezorgers betaald naar het aantal bestellingen dat ze bezorgen. Bovendien bouwen de bezorgers geen vakantiedagen op. Vakbond CNV vat dit samen door te stellen dat de bezorgers nu onverzekerd op een fiets, opgejaagd door stukloon, zonder zekerheid van inkomen en pensioenopbouw zich in het verkeer bevinden. Dit is een beknopte samenvatting van de nieuwe situatie. Hierbij dient wel vermeld te worden dat het grootste gedeelte van de bezorgers van Deliveroo studenten zijn die parttime werken. Dit gegeven is ook hetgeen dat de voorstanders van de plannen van Deliveroo in aanmerking nemen. Zij zijn van mening dat studenten liever een hoog salaris prefereren en zich niet druk maken om pensioenopbouw in de levensfase waarin ze zich op dat moment bevinden. Hugo-Jan Ruts is van mening dat het niet gaat om de discussie dat de bezorgers minder rechten hebben maar om de discussie van het solidariteitsbeginsel.4 Dit omdat deze bezorgers nu niet meebetalen aan de

2 Montebovi, Barrio & Schoukens 2017, p. 15

3 Verhulp 2018, p. 6

4 Ruts, 2017

(6)

6

verzekeringen voor andere werkende Nederlanders. De studenten zelf zullen namelijk de sociale zekerheid niet erg missen en liggen hier niet wakker van volgens Ruts.5

§2.2 Sociale zekerheid van de bezorgers

Doordat de bezorgers als zelfstandige opereren, zijn ze niet automatisch meer verzekerd. Terwijl het voor de bezorgers ook vaak te duur is om een individuele verzekering af te sluiten. Hierdoor gaan de meeste bezorgers dus onverzekerd rondrijden in het verkeer, wat de reden is voor het ontstaan van de felle kritiek. De vraag is dan ook of het moreel verantwoord is dat bezorgers die onder tijdsdruk bestellingen dienen te bezorgen, zich onverzekerd in het verkeer kunnen bevinden. Hierdoor heeft Deliveroo besloten een collectieve aansprakelijkheidsverzekering te regelen voor de bezorgers.6 Alleen deze verzekering dekt geen ongevallenrisicos, terwijl de bezorgers hier wel degelijk risico op lopen. Daarnaast is er geen collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor er geen recht is op een minimumloon.

Doordat het beloningsmodel bestaat uit stukloon, kan het dus zijn dat er op bepaalde tijden waarop geen bestellingen worden geplaatst geen geld wordt verdiend, terwijl de bezorgers wel aan het werk zijn. Aan de andere kant is ook te beargumenteren dat het rechtvaardig is om betaald te krijgen voor verrichte werkzaamheden. Wanneer er geen bestellingen bezorgd hoeven te worden, hebben de bezorgers feitelijk pauze waardoor het in vergelijking met andere banen, vanzelfsprekend is dat er geen loon wordt verdiend wanneer er pauze wordt gehouden. Daarnaast zorgt het stukloon er ook voor dat Deliveroo minder administratieve lasten heeft waardoor een hoger stukloon aangeboden kan worden aan bezorgers. Tot slot hebben de bezorgers meer vrijheid doordat ze zelf

verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen verdiensten.

§2.3 Welke acties worden tegen de plannen verricht?

Toch zijn niet alle bezorgers content met het idee dat ze als zelfstandige ondernemer verder moeten.

Deze bezorgers hebben zich verenigd in een organisatie genaamd Riders Union. Dit is geen officiële vakbond, maar heeft wel de steun gekregen van FNV Jong. Deze organisatie heeft al meerdere stakingen en demonstraties georganiseerd. Eén van de bezorgers die aangesloten is bij deze

organisatie, genaamd Sytze Ferwerda heeft een rechtszaak aangespannen tegen Deliveroo. Ferwerda is van mening dat hij niet zelfstandig is omdat Deliveroo bepaalt waar, hoeveel en wanneer hij werkt.7 Ook vanuit de politiek is er kritiek ontstaan op de werkwijze van Deliveroo. Kamerlid Gijs van Dijk van de Partij van de Arbeid heeft een crowdfunding actie opgezet, zodat Ferwerda de rechtszaak kon bekostigen. Lodewijk Asscher fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid en voormalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft zoals in de inleiding al vermeldt, in september antwoord

5Ruts, 2017

6 Leupen, Het Financiële Dagblad 21 augustus 2017

7 Julen, Trouw 24 januari 2018

(7)

7

gegeven op Kamervragen over de Deliveroo casus. In oktober zijn er nogmaals vragen gesteld door van Kent van de Socialistische Partij. Waarbij Asscher nogmaals benadrukte dat het in zijn

algemeenheid een zorgelijke ontwikkeling is als steeds meer werknemers worden vervangen door zelfstandigen wanneer deze zelfstandigen in een afhankelijke positie verkeren en zich gedwongen zien slechtere arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te accepteren.8 De Partij van de Arbeid is dus een tegenstander van de plannen van Deliveroo, maar de vraag is of er daadwerkelijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Om dit te kunnen bepalen, dient eerst duidelijk in hoofdstuk 3 een onderscheid te worden gemaakt tussen de kenmerken van een dienstbetrekking en een zelfstandige ondernemer.

8 ‘Antwoord op Kamervragen over maaltijdbezorger Deliveroo’, NTFR 2017/2673

(8)

8

Hoofdstuk 3: De zelfstandige ondernemer tegenover de werknemer

In dit hoofdstuk worden de begrippen zelfstandige ondernemer en dienstbetrekking tegen elkaar afgezet. Dit om zo te kunnen bepalen wanneer er sprake is van een schijnconstructie. In dit hoofdstuk wordt eerst het begrip ondernemer en daarna de dienstbetrekking behandeld. Deze begrippen worden uitgebreid toegelicht en nader bekeken aan de hand van jurisprudentie. Om op deze manier een duidelijk kader te schetsen, in welke gevallen er sprake is van een zelfstandige ondernemer en in welke gevallen van een dienstbetrekking. Daarna worden de gevolgen van deze kwalificaties

beschreven en tot slot de argumenten voor een bedrijf om een constructie van schijnzelfstandigheid toe te passen.

§3.1 Wanneer is er sprake van een zelfstandige ondernemer?

Uit artikel 3.4 van de Wet Inkomstenbelasting volgt dat onder een ondernemer wordt verstaan: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.9 Hieruit zijn dus twee criteria af te leiden. Namelijk het drijven van de onderneming en het verbonden zijn voor verbintenissen. Het vereiste van rechtstreekse verbondenheid voor verbintenissen is opgenomen om zo tot uitdrukking te brengen dat ondernemerschap meer betekent dan het ter beschikking stellen van kapitaal aan een onderneming. Hierbij is vereist dat belastingplichtige aansprakelijk is voor schulden betreffende de onderneming tegenover zakelijke crediteuren.10 Dan het criterium: voor rekening drijven van een onderneming. Hier is geen exacte betekenis in de wet of wetsgeschiedenis te vinden volgens van Kempen.11 Wanneer aan beide vereisten is voldaan is er sprake van subjectief ondernemerschap. Maar om sprake te zijn van subjectief ondernemerschap dient wel een objectieve onderneming te bestaan.

De klassieke definitie van een onderneming luidt: een duurzame organisatie die erop gericht is met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst te behalen.12

Wanneer de definitie van Essers in acht wordt genomen, wordt een objectieve onderneming

omschreven als zelfstandig duurzaam bedoelde activiteiten, gericht op risicodragende deelneming aan het economische verkeer.13 Dat er sprake moet zijn van duurzaam bedoelde activiteiten volgt uit het arrest BNB 2001/88.14 Dit gaat over een waarnemend huisarts waarbij er geen intentie bestond om de activiteiten voor een langdurige periode te verrichten, waardoor er geen sprake is van

ondernemerschap. Dat er risicodragende deelneming aan het economische verkeer dient plaats te

9Art. 3.4 Wet IB 2001

10 Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr 3 p. 97/98

11 Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.c1 (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

12 Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.a (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

13 Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.a (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

14 HR 20 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9094.

(9)

9

vinden volgt uit het ondernemersrisico fysiotherapeute arrest. 15 Hierin is als criteria opgenomen dat werkzaamheden zelfstandig en voor eigen rekening worden verricht en daarbij ondernemersrisico wordt gelopen.

Om sprake te kunnen zijn van winst uit onderneming bij natuurlijke personen dient er volgens de wet dus een objectieve onderneming te bestaan gecombineerd met subjectief ondernemerschap.

Daarnaast heeft de Belastingdienst nog een aantal eisen aan de hand waarvan zij bepaalt of een belastingplichtige kwalificeert als ondernemer.16 Eén van deze eisen is dat er gekeken wordt wie de opdrachtgevers zijn. Bij meerdere opdrachtgevers neemt de zelfstandigheid toe en de Belastingdienst wil dat er gestreefd wordt naar meerdere opdrachtgevers. Er is dus niet zoals vaak in de volksmond wordt gedacht, sprake van een minimumeis van drie opdrachtgevers. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in een uitspraak van de Rechtbank Gelderland.17 Hierbij had de eiser in 2014

werkzaamheden verricht voor één opdrachtgever. Volgens de rechtbank was er alsnog sprake van ondernemerschap omdat de eiser wel gestreefd had naar meerdere opdrachtgevers maar door ziekte van zijn echtgenote, was hij volgens de rechtbank niet in staat geweest om voor meerdere

opdrachtgevers te werken. Ook het Hof in Amsterdam heeft op 9 juni 2011 geoordeeld dat er sprake was van voldoende zelfstandigheid en daardoor ondernemerschap, ondanks dat er door de eiser werkzaamheden voor maar één opdrachtgever waren verricht.18 Daarnaast betekent het hebben van meerdere opdrachtgevers niet dat er sprake is van ondernemerschap. Dit volgt uit een arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015.19 Hierbij had belastingplichtige in 2013 werkzaamheden verricht voor vijf verschillende opdrachtgevers, maar werd hij niet gekwalificeerd als ondernemer. Dat de

Belastingdienst van oordeel is dat er gestreefd dient te worden naar meerdere opdrachtgevers is voor de rechterlijke macht dus geen doorslaggevende eis.

§3.2 Belastingheffing

Zowel de winst uit onderneming als loon worden belast in box 1 in het huidige belastingstelsel.

Daarnaast is er nog een andere bron van inkomen en dit is resultaat uit overige werkzaamheden. Het onderscheid tussen loon en winst uit onderneming is ondanks dat het beide in box 1 wordt belast, van belang voor met name aftrekfaciliteiten. De overige verschillen worden behandeld in paragraaf 3.6. De belastbare winst uit onderneming is namelijk de winst die de ondernemer geniet, verminderd met ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling.20 Wanneer de belastingplichtige gekwalificeerd wordt als ondernemer is er recht op de MKB-winstvrijstelling. Deze vrijstelling bedraagt 14% van het gezamenlijke bedrag van de winst die de ondernemer uit één of meer ondernemingen geniet

15 HR 16 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085.

16 Belastingdienst, ‘Wanneer bent u ondernemer voor de inkomstenbelasting?’

17 Rechtbank Gelderland 9 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:666.

18 Hof Amsterdam 9 juni 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4709.

19 HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1851.

20 Art. 3.2 Wet IB

(10)

10

verminderd met de ondernemersaftrek.21 Maar om aanspraak te kunnen maken op bepaalde onderdelen van de ondernemersaftrek van artikel 3.74 Wet Inkomstenbelasting is enkel het bestaan van

ondernemerschap niet voldoende. Er dient namelijk te worden voldaan aan het urencriterium. Artikel 3.76 Wet Inkomstenbelasting is hier een voorbeeld van. Dit gaat over zelfstandigenaftrek en is enkel van toepassing wanneer aan het urencriterium is voldaan. Dit betekent volgens artikel 3.6 Wet Inkomstenbelasting dat er gedurende een kalenderjaar 1225 uur aan werkzaamheden moet worden verricht voor één of meer ondernemingen.22 Wanneer hier aan wordt voldaan kan de

zelfstandigenaftrek en ook andere faciliteiten die het urencriterium als voorwaarde hebben toegepast worden. Dit zorgt voor een verlaging van de belastingdruk, omdat deze faciliteiten aftrekbaar zijn van de winst uit onderneming.

Alleen om aanspraak te kunnen maken op de ondernemersfaciliteiten dient er wel sprake te zijn van een objectieve onderneming en subjectief ondernemerschap zoals in paragraaf 3.1 behandeld. Toch blijkt in paragraaf 3.3 dat het alsnog mogelijk is dat ondanks dat niet aan beide eisen van de subjectief ondernemerschap wordt voldaan, er wel sprake is van ondernemerschap.

§3.3 Zelfstandig uitgeoefend beroep

Wanneer niet aan het verbondenheidscriteria van artikel 3.4 Wet Inkomstenbelasting wordt voldaan, is het alsnog mogelijk dat er sprake is van een ondernemer. Dit volgt uit een arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2011.23 Dit is het geval als er sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep, uit artikel 3.5 Wet Inkomstenbelasting volgt dat het zelfstandig uitgeoefend beroep gelijk gesteld wordt met een onderneming. Dan rijst de vraag wanneer is er nu sprake is van het zelfstandig uitgeoefend beroep?

In artikel 24 van het Besluit Inkomstenbelasting 1941 is de volgende omschrijving van het zelfstandig vrije beroep gegeven:24

‘Als zelfstandig uitgeoefend beroep wordt beschouwd elk beroep, dat anders dan in dienstbetrekking wordt uitgeoefend en niet als een bedrijf moet worden aangemerkt.’ Dit is bijvoorbeeld het geval bij een notaris, arts en advocaat. Volgens het Abortusarts arrest is er sprake van een zelfstandig

uitgeoefend beroep indien ondernemingsrisico wordt gelopen.25 Overigens is hieraan toegevoegd dat dit ondernemingsrisico in bijzondere gevallen ook kan blijken uit andere omstandigheden dan het lopen van debiteurenrisico. In dit arrest heeft het Hof een aantal factoren gewogen om te bepalen of er sprake is van zelfstandig uitgeoefend beroep dan wel van niet in dienstbetrekking verrichte

werkzaamheden en diensten. Deze factoren worden onder andere ook gewogen in een arrest van 21 april 1993 waarbij is bepaald dat er niet sprake is van een onderneming.26 Deze factoren zijn:

21 Art. 3.79 Wet IB

22Art. 3.6 Wet IB

23 HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0352.

24 Besluit IB 1941

25 HR 28 februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AW2756.

26 HR 21 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5328.

(11)

11 a. de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;

b. de grootte van de bruto-baten;

c. de winstverwachting;

d. het lopen van (ondernemings)risico's;

e. de beschikbare tijd;

f. de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;

g. het aantal opdrachtgevers;

h. het spraakgebruik.

In het ondernemersrisico fysiotherapeute arrest wat eerder voornoemd is in paragraaf 3.1 is bovendien bepaald dat er sprake kan zijn van zelfstandig uitgeoefend beroep als er geen investering is gedaan in materiële of immateriële activa.27 Er is dus geen kapitaal vereiste voor een zelfstandig uitgeoefend beroep. De factoren dienen dus gewogen te worden om te toetsen of er sprake is van zelfstandig uitgeoefend beroep. Dit is van belang omdat als er geen dienstbetrekking is en het beroep ook niet als onderneming kan worden aangemerkt er wel sprake kan zijn van zelfstandig uitgeoefend beroep, wat gelijkgesteld is aan een onderneming. Hierdoor wordt de beoefenaar van het zelfstandig uitgeoefend beroep dus gelijkgesteld met een ondernemer waardoor er recht is op de ondernemersfaciliteiten. Deze faciliteiten zijn voor een werknemer in dienstbetrekking niet van toepassing, de kenmerken van een dienstbetrekking volgen in de volgende paragraaf.

§3.4 Wanneer is er sprake van een dienstbetrekking

Voor een dienstverband dient er een arbeidsovereenkomst te worden gesloten. Hier is volgens artikel 7:610 lid 1 Burgerlijk Wetboek sprake van wanneer de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.28 Dit is een brede definitie, maar aan de hand hiervan zijn dan ook drie cumulatieve criteria opgesteld waaraan moet zijn voldaan wil er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding, loonbetaling en de verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten.29 Volgens van Buchem-Spapens zijn bij de gezagsverhouding de woorden ‘in dienst van’ noodzakelijk voor de verhouding tussen werknemer en werkgever.30 Het gaat hier om juridische ondergeschiktheid, maar hierbij is het niet bepalend of het gezag zich feitelijk wel of niet voordoet. In een arrest van de Hoge Raad uit 1998 wat ging over een speler van het Nederlands elftal is bepaald dat er sprake was van een gezagsverhouding tussen de speler en de KNVB.31 Dit doordat werd geoordeeld dat de prestaties meer dan incidenteel van aard waren. Omdat het hierbij ging om een Europees Kampioenschap wat inclusief

27HR 16 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085.

28 Art. 7:610 lid 1 BW

29 Van Doesum e.a. 2016, p. 76

30 Van Buchem-Spapens, Nieuwenhuis, de Waal- van Wessem 2011

31HR 11 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2441.

(12)

12

voorbereiding in totaal meer dan 4 weken duurde. Bovendien konden er aanwijzingen worden gegeven door de bondscoach en kon er door hem worden bepaald of de speler op de reservebank zat of op de tribune diende plaats te nemen. Er was volgens de Hoge Raad dus sprake van een gezagsverhouding, terwijl de spelers zelfstandig zijn en niet op de uitnodiging voor het Nederland elftal in kunnen gaan wanneer ze hier geen behoefte aan hebben. De gezagsverhouding eis is verder aangevuld in een arrest van de Hoge Raad uit 1984. Hierin is bepaald dat het niet doorslaggevend is dat er aanwijzingen gegeven kunnen worden om te spreken van een gezagsverhouding, maar of de bevoegdheid hiertoe bestaat.32

Uit artikel 7:659 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de werknemer verplicht is de arbeid zelf te verrichten.33 Hij kan zich dan niet met toestemming van de werkgever door een derde doen vervangen.

Hierdoor wordt hij dus verplicht zelf persoonlijke arbeid te verrichten. Dit is onder meer tot

uitdrukking gekomen in een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.34 Waarbij het ging om een eigenaar van een eenmanszaak, die werkzaamheden verrichte voor een notarismaatschap. Voor bepaalde werkzaamheden had de eigenaar van de eenmanszaak gebruik gemaakt van diensten van gespecialiseerde bedrijven. Volgens de notarismaatschap was er sprake van een dienstbetrekking, omdat er een gezagsrelatie bestond, er een verplichting tot loonbetaling was en de verplichting tot het verrichten van persoonlijke arbeid. Alleen de Raad was van oordeel dat er geen sprake was van de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Dit omdat de eigenaar van de eenmanszaak zich heeft laten vervangen door deskundigen voor bepaalde werkzaamheden en er in alle verklaringen en gedingstukken geen persoonlijke arbeidsverplichting was af te leiden. Waardoor er volgens de Raad geen sprake was van een dienstbetrekking omdat deze verplichting ontbrak.

Daarnaast is loonbetaling bepalend voor een arbeidsovereenkomst, dit is een vergoeding voor de verrichte arbeid. In het arrest Groen/Schroevers was de rechtbank van oordeel dat de tegenprestatie zodanige afwijkingen vertoonde dan hetgeen wat bij een arbeidsovereenkomst gebruikelijk is waardoor er geen sprake was van loon.35 Er dient dus wel een gebruikelijke tegenprestatie verricht te worden om te spreken van loonbetaling.

Dat er sprake moet zijn van een verplichting gedurende zekere tijd arbeid te verrichten, is tot uitdrukking gekomen in een arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013.36 Uit dit arrest volgt dat er niet sprake was van een dienstbetrekking doordat er geen verplichting was om gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Dit omdat de eiser vrij was om toebedachte werkzaamheden niet te verrichten en ondanks dat hij zich geregeld ziekmeldde, er geen regulier verzuimtraject volgde.

32 HR 17 april 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8377.

33 Art. 7:659 BW

34 Centrale Raad van Beroep 22 januari 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO3590.

35 HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495.

36 HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6888.

(13)

13

Bovendien is de bedoeling van partijen bepalend, maar niet doorslaggevend wanneer het onduidelijk is of het gaat om een arbeidsovereenkomst (en dus om een dienstverband) ofwel een overeenkomst van opdracht of aanneming (en dus om een ondernemer). De aard van de overeenkomst wordt vastgesteld aan de hand van wat partijen voor ogen hadden bij het sluiten van de overeenkomst en aan de wijze waarop ze hieraan uitvoering hebben gegeven.37

In het arrest Groen/Schoevers is bepaald dat de partijbedoeling en de feitelijke uitoefening van de overeenkomst beide van belang zijn om te bepalen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.38 Dat enkel de intentie van de overeenkomst niet doorslaggevend is, is bevestigd door de Hoge Raad in het Gouden Kooi arrest.39 Hierbij waren er deelnemers die deelnamen aan het programma De Gouden Kooi van producent Talpa. Er was vanuit beide partijen geen intentie om een arbeidsovereenkomst te sluiten. Maar desondanks werd er volgens de Hoge Raad wel gehandeld alsof hier sprake van was, waardoor de Hoge Raad van oordeel was dat er ondanks het ontbreken van de intentie, er wel sprake was van een arbeidsovereenkomst.

Nu toegelicht is wat kenmerken van zowel een dienstbetrekking als van ondernemerschap zijn, kan bekeken worden wat de gevolgen zijn van beide kwalificaties en waarom partijen baat kunnen hebben van een bepaalde kwalificatie.

§3.5 Dienstbetrekking dan wel ondernemer?

Vooropgesteld is de scheidslijn tussen enerzijds een werknemer die in dienstbetrekking is en anderzijds van een zelfstandige ondernemer in bepaalde omstandigheden erg klein. Dit komt vooral doordat bepaalde arbeidsverhoudingen tot fictieve dienstbetrekking zijn gekwalificeerd. Over de scheidslijn tussen een ondernemer en een werknemer zijn dan ook een aantal arresten gewezen, zoals het 1e Deelvissersarrest.40 Hierbij heeft de Hoge Raad bepaald dat er sprake is van een onderneming terwijl het Hof van oordeel was dat er sprake is van een dienstbetrekking. Het ging hier om een samenwerkingsverband tussen een eigenaar van een zeevissersvaartuig en op dit vaartuig werkende deelvissers. Volgens het Hof was hier sprake van een arbeidsverhouding maar de Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een maatschap waardoor het ging om winst uit onderneming en niet om loon uit dienstbetrekking.

In 1992 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er bij een vrachtautochauffeur die in loondienst was, sprake was van ondernemerschap.41 Dit kwam doordat deze chauffeur zelf had geïnvesteerd in de aanschaf van zijn vrachtauto die hij gebruikte voor transport van goederen van zijn enige werkgever.

Hierdoor was hij volgens de Hoge Raad een ‘eigen rijder’ en was er sprake van ondernemerschap. Dat een chauffeur die zelf niet beschikte over een eigen vrachtauto geen winst uit onderneming genoot is

37 SER 2010, p. 43

38 HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495.

39HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887.

40 HR 8 maart 1989, ROLNR. 25 377.

41 HR 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5123

(14)

14

bevestigd door het Hof Leeuwarden.42 Hierbij werkte een chauffeur op oproepbasis voor één opdrachtgever maar beschikte niet over een eigen vrachtauto waardoor er sprake was van een dienstbetrekking volgens het Hof.

§3.6 Gevolgen kwalificatie

De gevolgen voor de kwalificatie zijn van belang zoals al eerder voornoemd voor de faciliteiten die uitsluitend gelden voor ondernemers. Daarnaast zijn er ook faciliteiten die enkel gelden voor genieters van winst uit onderneming. Dit is bijvoorbeeld de mogelijkheid tot willekeurige afschrijving en de investeringsaftrek.43 Bovendien kunnen kosten ook van belang zijn, bij een dienstbetrekking kan alleen de reisaftrek van artikel 3.87 Wet Inkomstenbelasting in aanmerking worden genomen. In box 3 is er zelfs geen mogelijkheid tot kostenaftrek. Terwijl bij winst uit onderneming de werkelijke kosten in aftrek kunnen worden genomen. Bovendien blijkt uit onderzoek van de Kam dat een zelfstandige fiscaal gunstiger uit is dan een werknemer onder bepaalde omstandigheden.44 Bij een modaal brutoloon van 32.100 euro bedraagt de belastingdruk gemiddeld 21,5 procent, terwijl dit bij een zelfstandige 2.9 procent is. Fiscaal gezien kan het dus van belang zijn dat er sprake is van

ondernemerschap bij een bepaald inkomen, hierbij dient wel in aanmerking genomen worden dat er voor de bepaling van deze percentages rekening gehouden is met de ondernemersfaciliteiten. Terwijl niet op alle ondernemersfaciliteiten aanspraak kan worden gemaakt door zelfstandigen omdat aan het urencriterium moet worden voldaan, wat beschreven is in paragraaf 3.2.

Bij een dienstbetrekking is de werkgever verplicht om loonbelasting en sociale verzekeringspremies in te houden en af te dragen. Een belastingplichtige die in dienstbetrekking is, is automatisch verzekerd voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Bovendien wordt automatisch pensioen opgebouwd bij een pensioenfonds. Verder wordt de administratie door een werkgever bijgehouden, terwijl een ondernemer hier zelf verantwoordelijk voor is. Daarnaast is er recht op vakantiedagen, op een minimumloon en is een collectieve arbeidsovereenkomst van kracht. Dit is bij een zelfstandige ondernemer niet het geval. Voor werkgevers kan het dus vanuit financieel opzicht voordelig zijn om voor bepaalde werkzaamheden een zelfstandige ondernemer in te huren.

Nu duidelijk is wat het onderscheid is tussen een dienstbetrekking en een zelfstandig ondernemer kan in hoofdstuk 4 de Deliveroo casus geanalyseerd worden om te bepalen of er sprake is van

schijnzelfstandigheid. Dit is dus het geval als er een constructie toegepast wordt waarbij je als zelfstandige ondernemer voor een opdrachtgever werkt, terwijl er eigenlijk sprake is van een

dienstbetrekking. Deze constructies zijn niet wenselijk waardoor er een wet in werking is getreden om dit te voorkomen. Dit is de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), welke op 1 mei 2016 in werking is getreden. Deze wet is de vervanger van de Verklaring Arbeidsrelaties (VAR),

42 Hof Leeuwarden 15 april 2005, ECLI:NL:GHLEE:2005:AT 4187

43 Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.B (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

44 Kam, de, Weekblad Fiscaal Recht 2009, p. 639-640

(15)

15

welke voordat de Wet DBA in werking trad, van toepassing was. Door de invoering van deze wet zijn zowel opdrachtgevers als de zelfstandige ondernemers verantwoordelijk voor de relatie die zij met elkaar aangaan.45 Bij twijfel kunnen er nog modelovereenkomsten worden geraadpleegd die tegelijkertijd met de Wet DBA zijn ingegaan. Op 9 februari 2018 is echter bekend geworden dat handhaving op de Wet DBA wordt opgeschort tot 1 januari 2020.46 Er is uitstel van handhaving van de wet aangekondigd omdat de Wet DBA niet goed functioneert. Doordat handhaving nu wordt uitgesteld kunnen er geen boetes worden opgelegd aan opdrachtgevers of opdrachtnemers als achteraf blijkt dat er sprake is van een dienstbetrekking. Dit heeft dus vergaande gevolgen omdat partijen geen rekening hoeven te houden met eventuele boeten. In deze brief staat wel dat kwaadwillenden die gebruik maken van schijnzelfstandigheid wel in aanmerking komen voor handhaving. Alleen dit zal waarschijnlijk heel complex zijn om aan te tonen. Dit omdat er aan drie cumulatieve criteria moet worden voldaan, er moet sprake zijn van een (fictieve) dienstbetrekking, er moet sprake zijn van evidente

schijnzelfstandigheid en er moet sprake zijn van opzettelijke schijnzelfstandigheid. Het is dus

duidelijk dat de problematiek met schijnzelfstandigheid hierdoor wordt vergroot en dat er door partijen geprofiteerd kan worden van het ontbreken van handhaving van de Wet DBA. Wanneer uit de analyse blijkt dat er in de Deliveroo casus sprake is van schijnzelfstandigheid kan er dus tenminste tot 1 januari 2020 niet worden gehandhaafd, tenzij aangetoond kan worden dat Deliveroo kwaadwillend is.

45KvK, ‘Wet DBA en modelovereenkomsten’

46 Kamerbrief minister SZW en staatssecretaris Fin, 9 februari 2018

(16)

16 Hoofdstuk 4: De analyse

In dit hoofdstuk zal er een analyse worden gemaakt aan de hand van de feiten uit de Deliveroo casus, zoals behandeld in hoofdstuk 2. Er zal getoetst worden of er sprake is van een zelfstandige

ondernemer, van een zelfstandig uitgeoefend beroep of van een dienstbetrekking waarvan de kenmerken in hoofdstuk 3 zijn opgenomen.

§4.1 Zelfstandige ondernemer

Zoals volgt uit de definitie van artikel 3.4 Wet Inkomstenbelasting, is er sprake van een ondernemer wanner de belastingplichtige de onderneming voor zijn rekening drijft en rechtstreeks verbonden is voor de verbintenissen betreffende die onderneming.47 Maar er dient wel sprake te zijn van een objectieve onderneming. Dit is volgens Essers het geval als het gaat om zelfstandig duurzaam bedoelde activiteiten, gericht op risicodragende deelneming aan het economische verkeer.48 Doordat de bezorgers van Deliveroo de bestellingen zelfstandig bezorgen is er sprake van zelfstandigheid. Ook zijn de activiteiten duurzaam omdat de bezorgers niet de intentie hebben om maar één dag bestellingen te bezorgen, ze hebben de intentie om voor een langere periode deze activiteiten te gaan verrichten.

Dit in tegenstelling tot het waarnemend huisarts arrest, waarbij de intentie niet bestond om voor een langdurige periode activiteiten te verrichten waardoor er geen sprake was van duurzaam bedoelde activiteiten en dus ook geen ondernemerschap.49 Aan dit criterium wordt dus voldaan door de bezorgers van Deliveroo, maar er dient daarnaast ook sprake te zijn van risicodragende deelneming aan het economische verkeer. Bij het ondernemersrisico fysiotherapeute arrest ging het om een zelfstandig uitgeoefend beroep, maar voor een zelfstandige ondernemer dienen de werkzaamheden ook zelfstandig en voor eigen rekening worden verricht en dient daarbij ondernemersrisico worden gelopen. Dat de werkzaamheden zelfstandig worden verricht is duidelijk in de Deliveroo casus, de bezorgers krijgen de opdracht en halen de bestelling op en bezorgen deze zelfstandig.

Ook verrichten de bezorgers vanaf 1 februari 2018 de activiteiten voor eigen rekening en lopen ze daarbij ondernemingsrisico. Dit blijkt uit het feit dat de bezorgers niet meer verzekerd zijn en zich dagelijks in het verkeer bevinden. Wanneer de bezorgers aangereden worden, dienen zij de kosten voor eventuele beschadigingen aan de fiets of andere schade zelf te vergoeden. Wel kunnen de bezorgers Deliveroo aansprakelijk stellen waarnaar Deliveroo de schade claimt bij haar verzekeraar.

Maar Deliveroo heeft niet duidelijk vastgelegd wat onder de zorgplicht valt, waardoor ze zich bijvoorbeeld kan beroepen op het feit dat de fiets niet in orde was.50 Wanneer de bezorgers door een ongeluk niet meer kunnen werken hebben ze dus geen inkomen omdat de vergoeding afhankelijk is

47Art. 3.4 Wet IB 2001

48Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.a (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

49HR 20 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9094.

50 Uber voor alles: hoe de on demand-economisch ons leven beïnvloedt R. Lieman

(17)

17

van het aantal bestellingen dat ze bezorgen. De bezorgers lopen dus ondernemingsrisico en verrichten de activiteiten voor eigen rekening, omdat ze betaald worden naar het aantal bezorgingen.

Geconcludeerd kan worden dat er een objectieve onderneming bestaat in het geval van Deliveroo.

Om te bepalen of er sprake is van een subjectief ondernemerschap, dient artikel 3.4 Wet

Inkomstenbelasting getoetst te worden. Wanneer de bezorgers van Deliveroo aansprakelijk zijn voor schulden betreffende de onderneming tegenover zakelijke crediteuren, zijn ze rechtstreeks verbonden voor verbintenissen van de onderneming. Dit is alleen niet het geval, de bezorgers zijn niet

aansprakelijk voor schulden tegenover zakelijke crediteuren. Wanneer een bestelling wordt bezorgd maar niet wordt betaald, dan is Deliveroo hier aansprakelijk voor. De bezorger dient door Deliveroo wel het stukloon te ontvangen omdat de bestelling wel bezorgd is. Zoals al eerder voornoemd wordt de onderneming voor rekening gedreven van de bezorgers dus is aan dit criterium wel voldaan. Maar er kan dus geconcludeerd worden dat er niet sprake is van ondernemerschap omdat niet aan beide eisen van subjectief ondernemerschap is voldaan. Daarentegen is er wanneer er bij een eenmanszaak aan de eisen van een objectieve onderneming wordt voldaan, ook automatisch sprake van subjectief

ondernemerschap.51 Dit is exact hetgeen wat Deliveroo toepast, om als bezorger aanspraak te kunnen maken op een contract of verlenging van een contract, dien je jezelf in te moeten schrijven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak.52 Hierdoor is er dus wel sprake van subjectief

ondernemerschap waardoor de bezorger fiscaalrechtelijk gezien zelfstandige ondernemers zijn. Hieruit blijkt dus dat het lastig is om te handhaven, omdat als de bezorgers zich inschrijven als eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel, ze wettelijk gezien zelfstandige ondernemers zijn.

§4.2 Zelfstandig uitgeoefend beroep

Het zelfstandig uitgeoefend beroep is gelijkgesteld aan een onderneming volgens artikel 3.5 Wet Inkomstenbelasting.53 Voor de belastingheffing is het dan ook niet van belang of er sprake is van een zelfstandige ondernemer of zelfstandig uitgeoefend beroep, omdat bij beide recht is op de

ondernemersfaciliteiten. Het zelfstandig uitgeoefend beroep kan ervoor zorgen dat er toch sprake is van ondernemerschap ondanks dat niet aan het verbondenheidscriteria is voldaan. Dit is in de

Deliveroo casus het geval waardoor het zelfstandig uitgeoefend beroep in aanmerking dient te worden genomen. De factoren die gewogen zijn in meerdere arresten dienen bekeken te worden om te bepalen of er sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep. Zoals in hoofdstuk 3 al voornoemd zijn dit de volgende factoren:

a. de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;

b. de grootte van de bruto-baten;

51Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.b1 (online, bijgewerkt 22 februari 2018)

52 KvK, ‘Gespot in november: gedwongen zzp’ers, toch een eigen huis, documentairemaker van 15’

53 Art. 3.5 Wet IB

(18)

18 c. de winstverwachting;

d. het lopen van (ondernemings)risico's;

e. de beschikbare tijd;

f. de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;

g. het aantal opdrachtgevers;

h. het spraakgebruik.

Wanneer deze getoetst worden aan de Deliveroo casus, blijkt dat er aan bepaalde eisen wel wordt voldaan en er sprake kan zijn van een zelfstandig uitgeoefend beroep en dus van ondernemerschap. De duurzaamheid en omvang van de werkzaamheden verricht door de bezorgers van Deliveroo kunnen wijzen op ondernemerschap. De werkzaamheden worden namelijk niet incidenteel verricht, de intentie is om een langdurige periode bestellingen te bezorgen. De omvang van de werkzaamheden is erg variabel maar wanneer er van een bezorger wordt uitgegaan die veel bestellingen verwerkt, wijst deze factor in de richting van een zelfstandig uitgeoefend beroep. Dit geldt ook voor de grootte van de bruto-baten en de winstverwachting omdat de bestellingen bezorgd worden met de intentie om winst te behalen. Daarnaast wordt er ondernemersrisico gelopen zoals uit de vorige paragraaf is gebleken. De beschikbare tijd is een lastig te bepalen factor, omdat bepaalde bezorgers meer uren werken dan andere. Hierdoor kunnen sommige eerder aanspraak maken op ondernemerschap aan de hand van het aantal gewerkte uren. De bezorgers van Deliveroo doen zelf geen moeite om nieuwe opdrachtgevers te werven en er wordt maar voor één opdrachtgever arbeid verricht, waardoor factor f en g niet in de richting van ondernemerschap wijzen. Er zijn dus een aantal factoren die in de richting van

ondernemerschap wijzen en een aantal factoren die dit niet doen. De verschillende factoren dienen dus tegen elkaar afgewogen te worden, dit is ook in het arrest van de Hoge Raad uit 1993 gebeurd.54 In dit arrest wezen de factoren a, b, c en g en e in de richting van ondernemerschap. Alleen was er volgens het Hof (dit is later overigens ook bevestigd door de Hoge Raad) geen sprake van ondernemerschap, doordat er meer gewicht aan de factoren d, f en h werd toegekend. Factor h is het spraakgebruik, dit is hoe de belastingplichtige zich naar buiten toe profileert. Hierbij gaat het erom of de belastingplichtige dit als ondernemer doet en of dit duidelijk herkenbaar is. In het arrest van de Hoge Raad uit 1993 werd er mede gelet op het spraakgebruik geoordeeld dat er niet sprake was van ondernemerschap. Dit kwam omdat de belastingplichtige de overtuiging had dat hij geen bekendheid hoefde te geven aan zijn werkzaamheden, omdat hij al voldoende opdrachten had. Hierdoor was het Hof van mening dat het niet de bedoeling was van belastingplichtige om naar buiten toe als ondernemer op te treden. De bezorgers zijn zoals ook blijkt uit de factoren f en g niet opzoek naar meerdere opdrachtgevers en handelen niet als een ondernemer. Zij zien zichzelf bovendien niet als ondernemer maar als

werknemer van Deliveroo waardoor er ook vele demonstraties zijn geweest. Daarnaast worden ze door

54HR 21 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5328.

(19)

19

de samenleving ook niet als ondernemers gezien. De bezorgers dienen namelijk bedrijfskleding van Deliveroo te dragen, waardoor ze dan ook als werknemers van Deliveroo worden gezien en niet als zelfstandige ondernemers. De factor spraakgebruik wijst dus net als factoren f en g, niet in de richting van ondernemerschap. Concluderend ligt het dus aan de zwaarte die aan de factoren wordt toegekend of er sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep of niet. Wanneer de factoren a t/m e zwaarder worden gewogen is er sprake van ondernemerschap maar wanneer er meer gewicht aan de factoren f t/m h wordt toegekend is er niet sprake van ondernemerschap. In hoofdstuk 3 is al gebleken dat bij een arrest van de Hoge Raad uit 2015 is bepaald dat er niet sprake is van ondernemerschap terwijl er wel voor meerdere opdrachtgevers werkzaamheden werden verricht.55 In dit arrest werd aan factor g dus minder gewicht toegekend. Ook werd er geadverteerd in de Gouden Gids, de werkzaamheden waren duurzaam en er was sprake van winstverwachting. De belastingplichtige was zelfs ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als ondernemer. Maar ondanks dat werd er bepaald dat er geen sprake was van ondernemerschap. Dit mede gelet op het spraakgebruik en omdat de bekendheid die naar buiten toe werd gegeven onvoldoende werd geacht, ondanks dat er dus geadverteerd werd in de Gouden Gids.

Bovendien werd het lopen van ondernemersrisico onvoldoende aangetoond. Hieruit blijkt dus dat de factoren d, f, en h zwaarder werden gewogen dan de overige factoren. Ook in de Deliveroo casus dient het spraakgebruik en de bekendheid die naar buiten toe wordt gegeven zwaar te wegen omdat de casussen vergelijkbaar zijn. In het arrest van 2015 verzorgde de belastingplichtige de bezorging en distributie van dagbladen voor een aantal opdrachtgevers. Het bezorgen van deze dagbladen is

vergelijkbaar met het bezorgen van eten. Het verschil is wel dat in het arrest van 2015 werkzaamheden werden verricht voor meerdere opdrachtgevers en in de Deliveroo casus maar voor één enkele

opdrachtgever. Waardoor er bij de Deliveroo casus minder snel sprake is van ondernemerschap.

Daarnaast is een uitspraak van het Hof uit 2016 wat ging over een gastouder die op haar kleinkinderen oppaste van belang.56 Hierbij stond het volgens het Hof vast dat er voor één opdrachtgever

werkzaamheden werden verricht, wat in het algemeen leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van ondernemerschap. Maar zoals al is gebleken is alleen deze factor niet doorslaggevend als de andere factoren wel richting ondernemerschap wijzen. Dit was volgens het Hof alleen niet het geval doordat de belastingplichtige zich naar buiten toe niet als ondernemer heeft kenbaar gemaakt. Ook werd er niet gestreefd naar meerdere opdrachtgevers. Daarnaast werd er onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er ondernemersrisico werd gelopen. Dit komt dus overeen met de Deliveroo casus waar het ook gaat om een zelfstandige die voor één opdrachtgever werkzaamheden verricht en het ondernemerschap niet naar buiten toe kenbaar maakt. In de zaak over de gastouder was het Hof van oordeel dat er geen sprake was van ondernemerschap waardoor ik met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad uit 2015 tot dezelfde conclusie in de Deliveroo casus. De factoren f, g en h dienen dus zwaarder te

55HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1851.

56HR 18 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:533.

(20)

20

worden gewogen dan de overige factoren omdat in de bovenstaande uitspraken is gebleken dat in vergelijkbare casussen de factoren f, g en h ook zwaar wegen.

§4.3 Dienstbetrekking

Om te kunnen spreken van een dienstbetrekking moet er een gezagsverhouding bestaan, er moet een verplichting zijn tot loonbetaling en tot het verrichten van persoonlijke arbeid.57 Allereerst de gezagsverhouding, dit is verder ingevuld in een arrest van de Hoge Raad waarbij is bepaald dat de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen voldoende is om te spreken van een gezagsverhouding.58 De bezorgers van Deliveroo zijn naar mijn mening onderworpen aan het gezag van Deliveroo, doordat de hoogte van het loon bepaald wordt door Deliveroo, ze bepalen welke bestelling in de app van de bezorger verschijnt en de bezorgingen worden gedaan op de manier zoals Deliveroo dit wenst, dus bijvoorbeeld in bedrijfskleding van Deliveroo. Het is dus evident dat de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen aanwezig is. Daarnaast is het arrest van de speler van het Nederlands elftal en de KNVB van belang.59 In dit arrest zijn de voetballers net als de bezorgers van Deliveroo zelfstandig maar dienen de aanwijzingen van de bondscoach opgevolgd te worden, dit is dus vergelijkbaar met de Deliveroo casus waarbij bezorgers ook zelfstandig zijn, maar wel de aanwijzingen van Deliveroo dienen op te volgen. De bondscoach kan bepalen of een speler op de reservebank moet plaatsnemen.

Dit gezag heeft Deliveroo ook over de bezorgers doordat ze een bezorger van opdrachten kunnen uitsluiten en deze aan een ander kunnen toewijzen. Dit arrest in acht nemend in combinatie met bovenstaande feiten, is er naar mijn mening dan ook sprake van een gezagsverhouding tussen Deliveroo en de bezorgers.

Bovendien is er een verplichting tot loonbetaling aanwezig. Deliveroo bepaalt de hoogte van het tarief wat de bezorgers krijgen en zijn verplicht dit aan hen te betalen. Ook is het tarief wat door Deliveroo wordt verstrekt niet ongebruikelijk waardoor het arrest Groen/Schroevers niet opgaat.60 Tot slot is ook aan het laatste criterium de verplichting tot het verrichten van persoonlijke arbeid voldaan. De

bezorgers ontvangen vanuit Deliveroo de opdracht om een bestelling te bezorgen waarmee zij zich verplichten om deze bestelling persoonlijk te bezorgen. Ondanks dat de bezorger zich aan zijn bezorgtaak kan onttrekken door de app uit te schakelen, verplichten de bezorgers zich wel om persoonlijk de werkzaamheden te verrichten. De bezorger kan niet gebruik maken van deskundigen zoals in de zaak uit 2004 waar de Centrale Raad van Beroep over geoordeeld heeft.61 Er is dus sprake van verplichting tot persoonlijke arbeid en dit gedurende een zekere tijd omdat de bezorgers de intentie hebben om de werkzaamheden te verrichten voor een langdurige periode en ze niet vrij zijn

57Van Doesum e.a. 2016, p. 76

58HR 17 april 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8377.

59HR 11 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2441.

60HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495.

61Centrale Raad van Beroep 22 januari 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO3590.

(21)

21

om deze regelmatig niet te verrichten want dan worden ze niet meer ingezet door Deliveroo. Er is dus geen uitzondering zoals in het arrest van de Hoge Raad uit 2013 van toepassing.62 Het blijkt dus dat aan alle eisen van een dienstbetrekking is voldaan, terwijl dit niet beoogd wordt door Deliveroo. Dit is dus het punt waar het Gouden Kooi arrest van belang is, ook hier was er geen intentie om een

arbeidsovereenkomst te sluiten maar werd er door de Hoge Raad geoordeeld dat hier wel sprake van was.63 In dit arrest was er vanuit zowel producent Talpa als de deelnemers aan het programma geen intentie om een arbeidsovereenkomst te sluiten en dit geldt tevens voor Deliveroo. Hieruit blijkt dus dat als aan de kenmerken van een dienstbetrekking wordt voldaan er hier sprake van is, ondanks dat er geen enkele intentie van partijen is om de overeenkomst te kwalificeren als dienstbetrekking. Dit is dan ook van toepassing op de Deliveroo casus omdat aan de kenmerken van een dienstbetrekking is voldaan en er dus gehandeld wordt alsof er sprake is van een arbeidsovereenkomst ondanks dat hier geen intentie voor bestaat. Waardoor het mij lijkt dat de Hoge Raad (wanneer er in cassatie wordt gedaan) zal beslissen dat er wel sprake is van dienstbetrekking tussen de bezorgers en Deliveroo, omdat aan alle voorwaarden van een dienstbetrekking wordt voldaan. Dit omdat uit het Gouden Kooi arrest is gebleken dat het ontbreken van de intentie niet bepalend is maar naar het feitelijk handelen moet worden gekeken, wat in de Deliveroo casus dus wijst op een dienstbetrekking.

§4.4 Kwalificatie

In de Deliveroo casus blijkt uit vooraanstaande dat er fiscaalrechtelijk gezien dus sprake van een dienstbetrekking is en dat de bezorgers geen zelfstandige ondernemers of zelfstandig

beroepsbeoefenaars zijn. Er is sprake van een dienstbetrekking doordat er sprake is van een

gezagsverhouding, verplichting tot loonbetaling en het persoonlijk verrichten van arbeid. Ondanks dat er geen intentie bestaat wordt er wel gehandeld alsof er sprake is van een arbeidsovereenkomst waardoor de intentie van partijen niet van belang is. De bezorgers voldoen niet aan het

verbondenheidscriterium waardoor ze geen zelfstandige ondernemers zijn. Daarnaast oefenen ze ook geen zelfstandig uitgeoefend beroep uit omdat de factoren f, g en h zwaarder dienen te wegen in deze casus dan de overige factoren die wel richting ondernemerschap wijzen.

Toch is de scheidslijn klein, wanneer het arrest van de Hoge Raad uit 1992 in aanmerking wordt genomen kan er wellicht toch sprake zijn van ondernemerschap bij Deliveroo bezorgers.64 In dit arrest ging het namelijk om een vrachtwagenchauffeur die zelf had geïnvesteerd in zijn eigen vrachtauto, waardoor hij een ‘eigen rijder’ was volgens de Hoge Raad. Er is volgens de noot van dit arrest sprake van een ‘eigen rijder’ indien een vrachtwagenchauffeur in loondienst zelf eigenaar is van de auto die hij verhuurt aan zijn werkgever, die tevens zijn opdrachtgever is.65 Deze zaak is verwant met die van

62HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6888.

63HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887

64HR 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5123

65HR 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5123, m.nt. Vakstudie Nieuws

(22)

22

Deliveroo, de bezorgers zijn namelijk zelf verantwoordelijk voor de aanschaf en onderhoud van de fiets waarmee ze de bestellingen gaan bezorgen. Hierdoor kunnen ze dus ook gekwalificeerd worden als ‘eigen rijder’. In het arrest over de vrachtwagenchauffeur werden er ook vrijwel uitsluitend goederen verricht voor een bepaalde transportonderneming, wat de enige opdrachtgever was van de vrachtwagenchauffeur. De vrachtauto was bovendien geschilderd in de bedrijfskleuren van de transportonderneming. De Hoge Raad heeft in dit arrest gesteld dat belanghebbende de mogelijkheid heeft om voor meerdere opdrachtgevers te werken, in het jaar 1986 had de vrachtwagenchauffeur een volledige dagtaak aan één opdrachtgever, waarvoor de noodzaak tot meerdere opdrachtgevers niet bestond. Alleen dit is voor de Hoge Raad geen reden om te concluderen dat er geen onderneming wordt gedreven. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak dan ook overwogen: ’de vrachtwagenchauffeur heeft met de aankoop van de vrachtauto een aanzienlijke investering gedaan. De exploitatie van die vrachtauto, geschiedde geheel voor rekening en risico van belanghebbende en vormde naar aard en omvang een zo belangrijk deel van de door de vrachtwagenchauffeur verrichte activiteiten, dat niet gezegd kan worden dat deze exploitatie slechts dienstbaar was aan door de vrachtwagenchauffeur als werknemer verrichte arbeid’.

Met behulp van dit arrest valt dus te beargumenteren dat er sprake is van ondernemerschap bij de bezorgers van Deliveroo. Alleen het verschil is dat deze bezorgers dienen te investeren in een fiets en de vrachtwagenchauffeur geïnvesteerd heeft in een vrachtauto. Beide zijn een vervoersmiddel, maar de investering voor een vrachtauto is aanzienlijk groter dan bij een fiets. Hierdoor ben ik dan ook van mening dat deze zaak toch aanzienlijke afwijkingen toont met de Deliveroo casus, omdat de bezorgers niet hun fiets verhuren aan Deliveroo en de investering voor een fiets een geringe investering is in vergelijking met een vrachtauto. Wanneer er geïnvesteerd wordt in een vrachtauto, is er sprake van kapitaal en dit is bij een fiets niet het geval. Kapitaal is geen vereiste zoals uit het ondernemersrisico fysiotherapeute arrest is gebleken 66, maar het is wel een factor die ervoor kan zorgen dat de balans doorslaat in de richting van ondernemerschap. Hierdoor ben ik van mening dat de casus van de vrachtwagenchauffeur zodanige afwijkingen vertoont van de Deliveroo casus, waardoor er geen sprake is van ondernemerschap maar van een dienstbetrekking.

66HR 16 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085.

(23)

23 Hoofdstuk 5: Conclusie

§5.1 Samenvatting

Uit het voorafgaande blijkt dat er in de constructie die Deliveroo toepast sprake is van een

dienstbetrekking, omdat er sprake is van een gezagsverhouding, loonbetaling en een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Wanneer de bezorgers zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak is er ook voldaan aan de kenmerken van een zelfstandige ondernemer omdat er bij een eenmanszaak automatisch sprake is van subjectief ondernemerschap. Naar mijn mening is er geen sprake van een zelfstandig uitgeoefend beroep omdat er niet gestreefd worden naar meerdere opdrachtgevers en er naar buiten toe niet wordt gehandeld als ondernemer omdat de bezorgers kleding van Deliveroo dragen. Aan deze factoren dient meer gewicht te worden toegekend dan aan de overige factoren waardoor er geen sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep. Er kan dus wel ondernemerschap ontstaan in de Deliveroo casus maar hierbij dient als kanttekening gemaakt te worden dat de bezorgers verplicht handelingen moeten verrichten om als ondernemer

gekwalificeerd te worden. Ervan uitgaande dat de bezorgers zich niet vrijwillig inschrijven maar verplicht inschrijven bij de Kamer van Koophandel, is er sprake van schijnzelfstandigheid. De

bezorgers zijn in feite in dienstbetrekking bij Deliveroo omdat aan deze kenmerken is voldaan zoals in hoofdstuk 4 aangetoond. Toch huurt Deliveroo de bezorgers als zelfstandige ondernemers is, waardoor ze onder andere geen werkgeverslasten hoeven af te dragen.

§5.2 Handhaving van de Wet DBA

Fiscaalrechtelijk is er dus sprake van schijnzelfstandigheid bij de constructie zoals Deliveroo dit toepast. Alleen zoals in hoofdstuk 2 beschreven wordt de Wet DBA die deze schijnzelfstandigheid moet voorkomen tot 1 januari 2020 niet gehandhaafd. Hierdoor kan Deliveroo deze constructie toepassen zonder dat dit gevolgen heeft. Wanneer kan worden aangetoond dat Deliveroo

kwaadwillend is, kan dit wel negatieve gevolgen voor Deliveroo teweeg brengen. Hiervoor moet er sprake zijn van een (fictieve) dienstbetrekking, van evidente schijnzelfstandigheid en er moet sprake zijn van opzettelijke schijnzelfstandigheid. Deze voorwaarden zijn cumulatief en complex om aan te tonen. In de Deliveroo casus is sprake van een dienstbetrekking waardoor aan de eerste voorwaarde is voldaan. In mijn ogen is er ook sprake van evidente schijnzelfstandigheid, alleen ik denk dat er ook aangetoond kan worden dat dit niet het geval is. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van het arrest van de Hoge Raad uit 1992 over de vrachtwagenchauffeur.67 Alleen de bezorgers zijn duidelijk in dienst van Deliveroo en dienen zich verplicht in te schrijven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak waardoor het in mijn ogen evident is dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Daarnaast moet het om opzettelijke schijnzelfstandigheid gaan, dit is mijn ogen ook het geval. Dit omdat Deliveroo de

67HR 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5123.

(24)

24

contracten van huidige bezorgers niet worden verlengd en nieuwe bezorgers geen contract meer krijgen aangeboden. Bovendien heeft Deliveroo openlijk uitgesproken dat ze enkel nog gebruik willen maken van zelfstandige ondernemers die de bestellingen bezorgen en is er geen intentie om een arbeidsovereenkomst te sluiten. Het is dus duidelijk dat Deliveroo opzettelijk gebruik maakt van zelfstandige ondernemers. Doordat ik van mening ben dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, is er in mijn ogen dan ook sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid. Hierdoor zou Deliveroo

gekwalificeerd worden als kwaadwillend bedrijf, waardoor de wet DBA wel gehandhaafd zou kunnen worden en Deliveroo bestraft zou kunnen worden voor de constructie waarvan zij gebruik maakt.

§5.3 Conclusie

Kortom, er is fiscaalrechtelijk sprake van schijnzelfstandigheid bij een constructie zoals deze toegepast wordt door Deliveroo. Alleen deze schijnzelfstandigheid zou in mijn ogen gevolgen kunnen krijgen ondanks dat de Wet DBA niet wordt gehandhaafd tot 1 januari 2020. Deliveroo wil de bezorgers als zelfstandige inhuren omdat ze hierdoor financieel voordeel behalen. Tot nu toe heeft Deliveroo deze constructie onbestraft kunnen uitvoeren, de vraag is of de rechter gaat oordelen dat er sprake is van schijnzelfstandigheid in de zaak die aangespannen is door bezorger Sytze Ferwerda. Ook is het mogelijk dat aangetoond wordt dat Deliveroo kwaadwillend is waardoor handhaving van de Wet DBA mogelijk is. Wanneer dit beide niet gebeurd kan Deliveroo tot tenminste 1 januari 2020 deze

schijnconstructie toepassen om zo financieel voordeel te behalen. Dit terwijl de bezorgers personeel zijn van Deliveroo en geen ‘personeel’.

(25)

25 Literatuurlijst:

Boeken:

Van Buchem-Spapens, Nieuwenhuis, de Waal- van Wessem 2011

A.M.J. van Buchem-Spapens, J.H. Nieuwenhuis, I. de Waal-van Wessem, Inleiding Privaatrecht, p.

348-349 Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2011. (elfde druk)

Van Doesum e.a. 2016, p. 76

A.J. van Doesum, S.M.H. Dusarduijn, M.J. Hoogeveen, M.J.J.R. van Mourik, A.C. Rijkers, W.A.P van Roij, C. Wisman, G.M.C.M. Staat (red), Inleiding Belastingheffing ondernemingen en

particulieren, p. 76 Den Haag: Sdu Uitgevers 2016. (zestiende herziene druk)

Artikelen in tijdschriften:

Kam, de, Weekblad Fiscaal Recht 2009, p. 639-640

C.A. de Kam, ‘Belastingdruk van zelfstandigen en werknemers: globaal evenwicht?’, Weekblad voor Fiscaal Recht 2009, uitgave 138, p. 639-640

Montebovi, Barrio & Schoukens, Recht & Arbeid 2017, p. 15

S. Montebovi, A. Barrio & P. Schoukens, ‘Sociale zekerheid en de niet-standaard arbeidsrelaties:

ontwikkelingen in Europa en Nederland’, Tijdschrift Recht & Arbeid 2017, uitgave 10, p. 15

Verhulp, ArbeidsRecht 2018, p. 6

E. Verhulp, ‘Platformwerkers verdienen meer!’, ArbeidsRecht 2018, uitgave 1, p. 6

Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.a (online, bijgewerkt 22 februari 2018) M.L.M van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.a, Deventer: Wolters Kluwer (online).

Van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.B (online, bijgewerkt 22 februari 2018) M.L.M van Kempen, Cursus Belastingrecht IB 3.2.3.A.B, Deventer: Wolters Kluwer (online).

Kranten:

Julen, Trouw 24 januari 2018

J. Julen, ’19-jarige student daagt Deliveroo voor de rechter’, Trouw 24 januari 2018.

(26)

26 Leupen, Het Financiële Dagblad 21 augustus 2017

J. Leupen, ‘Deliveroo rolt zijn omstreden zzp-model uit over heel Nederland’, Het Financiële Dagblad 21 augustus 2017.

Overige stukken:

‘Antwoord op Kamervragen over maaltijdbezorger Deliveroo’, NTFR 2017/2673

‘Antwoord op Kamervragen over maaltijdbezorger Deliveroo’, NTFR 2017/2673,

http://www.ndfr.nl/Net/Pages/ContentToPDF.ashx?&type=news&print=true&newsid=2fae721c-1682- 4d59-909a-56a9073de8d9&pnid=81be137b-1fa0-4481-89e7-da0b96857439

Belastingdienst, ‘Wanneer bent u ondernemer voor de inkomstenbelasting?’

Belastingdienst, ‘Wanneer bent u ondernemer voor de inkomstenbelasting?’

https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/winst/inkomste nbelasting/wanneer_bent_u_ondernemer_voor_de_inkomstenbelasting/

Kamerbrief minister SZW en staatssecretaris Fin, 9 februari 2018

‘Kamerbrief roadmap vervanging DBA’ minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris van Financiën, 9 februari 2018

Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr 3 p. 97/98 Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr 3 p. 97/98

KvK, ‘Gespot in november: gedwongen zzp’ers, toch een eigen huis, documentairemaker van 15’

Kamer van Koophandel, ‘Gespot in november: gedwongen zzp’ers, toch een eigen huis, documentairemaker van 15’

https://www.kvk.nl/advies-en-informatie/zzp/gespot-zzp-nieuws-in-november-van-gedwongen-zzper- tot-toch-een-eigen-huis/

KvK, ‘Wet DBA en modelovereenkomsten’

Kamer van Koophandel, ‘Wet DBA en modelovereenkomsten’

https://www.kvk.nl/advies-en-informatie/zzp/wet-dba-en-modelovereenkomsten/

Overheid, Antwoord van Minister Asscher op Kamervragen

Overheid.nl, ‘Antwoord van Minister Asscher op Kamervragen over het bericht dat maaltijdbezorger Deliveroo alle koeriers in loondienst gaat vervangen door (schijn) zelfstandigen’

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-39.html

(27)

27 Ruts, 2017

H.J. Ruts, ‘Deliveroo & zzp’ers: simpelweg boeven of aanleiding voor nuttig debat?.’ Zipconomy.nl 23 augustus 2017.

SER 2010, p. 43

Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel, (advies van 15 oktober 2010, nr. 2010/04)

Regelgeving:

- Artikel 3.4 Wet Inkomstenbelasting 2001 - Artikel 3.2 Wet Inkomstenbelasting 2001 - Artikel 3.6 Wet Inkomstenbelasting 2001 - Artikel 3.79 Wet Inkomstenbelasting 2001 - Artikel 7:610 lid 1 Burgerlijk Wetboek - Artikel 7:659 Burgerlijk Wetboek

- Besluit Inkomstenbelasting 1941, artikel 24

(28)

28 Jurisprudentieregister:

Hoge Raad:

HR 17 april 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8377.

HR 8 maart 1989, ROLNR. 25 377.

HR 28 februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AW2756.

HR 16 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5085.

HR 14 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5123.

HR 21 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5328.

HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495.

HR 11 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2441.

HR 20 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9094.

HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887.

HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0352.

HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6888.

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1851.

Centrale Raad van Beroep:

Centrale Raad van Beroep 22 januari 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO3590.

Gerechtshoven:

Hof Amsterdam 9 juni 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4709.

Hof Leeuwarden 15 april 2005, ECLI:NL:GHLEE:2005:AT 4187

Rechtbanken:

Rechtbank Gelderland 9 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:666.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

DR_Prioritering komt voor uit verantwoordelijkheidsgevoel -> zorgplicht overheid Rolopvatting overheid Verantwoordelijkheid Provincie Drenthe DR_Rol provincie: opvangen

De heer Walker geeft meer inzicht in dit proces, hetgeen hier echter weggelaten zal worden aangezien het niet relevant is voor de redenen van het verlenen van krediet aan

Op basis van een beschrijving van de uitkomsten in het jaar 2000 en 2006 kan er niet geconcludeerd worden dat er verschillen optreden in de mate van invloed van de gekozen

Hoofdstuk 1 schetst wat advocaten in strafzaken en vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie kunnen weten over de besluitvorming van de Hoge Raad, bij hun beslissing om beroep

Voor de erfafscheidingen aan de zuidoostelijke grens van het plangebied, geldt dat daar waar deze niet aan openbaar gebied grenzen, de erfafscheidingen in samenhang met de

Het planinitiatief, dat voorziet in het bouwen van een vrijstaande woning met bijgebouw in plaats van een aaneengesloten woning is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling en daarmee is

Deze beheersverordening maakt, ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan die wordt vervangen, geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de

Wat was de samenstelling van het groenland en hoe ontwikkelden deze samenstelling, de eigendomsverhoudingen, het grondgebruik en het beheer van de groenlanden langs de middenloop