• No results found

Prestatieafspraken Sociale Diensten 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Prestatieafspraken Sociale Diensten 2010"

Copied!
135
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prestatieafspraken Sociale Diensten Leiderdorp en Leiden 2010

1. Inleiding.

De sociale diensten van de gemeenten Leiderdorp en Leiden werken vanaf 1 januari 2007 samen. Jaarlijks spreken de gemeenten nieuwe

prestatieafspraken af. Op 15 februari neemt de raad een besluit over de afspraken voor 2010.

Bij de bespreking van de prestatieafspraken 2010 wordt vanzelfsprekend terug gekeken naar de resultaten van de prestatieafspraken 2009.

Bij de behandeling in de Commissie Bestuur en maatschappij heb ik u toegezegd op de navolgende onderdelen nader te informeren, te weten:

• de raad ontvangt het actieplan van Leiden

• de raad ontvangt informatie over hoe de voorlichting wordt geregeld (toezeggingenlijst)

• de raad ontvangt een rapportage over de wet WIJ

• de raad ontvangt een rapportage over de 120 nieuwe gevallen uitkeringen levensonderhoud in 2009

• alle vergelijkende cijfers die beschikbaar zijn gaan richting raad  

In onderstaande notitie ga ik achtereenvolgend in op bovenstaande actiepunten  in de hoop en de verwachting dat de informatie voldoende basis biedt voor een  constructieve afhandeling van bovengenoemd onderwerp. 

2. De raad ontvangt het actieplan van Leiden. 

Bij de bespreking van de prestatieafspraken 2010 in de Commissie bestuur en 

maatschappij heb ik u toegezegd het actieplan Jeugdwerkloosheid toe te zenden 

als antwoord op de vraag vanuit de VVD fractie, dat zij graag over het Leidse 

actieplan zouden willen beschikken.  Na ambtelijke terugkoppeling is mij 

gebleken dat de VVD fractie kennelijk een ander plan heeft bedoeld dan dat ik 

aan de commissie heb toegezegd. Op dit punt hecht ik er aan om klare wijn te 

schenken. Er is een Actieplan Jeugdwerkloosheid van Holland Rijnland en de 

Rijnstreek, dat op 18 augustus 2009 door het college is vastgesteld en nadien bij 

machtiging door mij is ondertekend.  Daarnaast is in een eerder stadium een 

Leids Actieplan Stedelijke Economie en Arbeidsmarkt vervaardigd als antwoord 

op de kredietcrisis. Dit plan is niet door ons college vastgesteld, maar bij de 

resultaten van de prestatieafspraken 2009 is wel aangegeven dat de gemeente 

Leiderdorp door haar innige samenwerking op het gebied van sociale zaken met 

de gemeente Leiden hiervan heeft kunnen profiteren. Bij de totstandkoming van 

beide documenten heeft Leiderdorp steeds ambtelijk aan tafel gezeten en haar 

invloed op een respectvolle wijze kunnen doen laten gelden. De reden om het 

actieplan Stedelijke Economie en Arbeidsmarkt niet in het College te laten 

vaststellen was gelegen in het feit dat aan het actieplan nog niet te over ziene 

financiele verplichtingen vast zouden kunnen zitten waartoe het College zich niet 

(2)

op voorhand wilde verplichten. Bij de nadere uitwerking van het actieplan heeft  het College (bijv. vanuit het W‐deel) daar waar er dekking was en het resultaat  voor Leiderdorp opleverde zich verplicht mee te doen.  Op deze wijze wordt  binnen de bestaande middelen profijt getrokken van het actieplan. 

Teneinde geen misverstanden te laten bestaan tussen de Commissie/Raad en het  College stuur ik u hierbij beide plannen toe, waarbij  het natuurlijk wel zo is dat  het actieplan jeugdwerkloosheid door het College is vastgesteld en het actieplan  Stedelijke Economie en Arbeidsmarkt een Leids plan is. 

3. De Raad ontvangt informatie over hoe de voorlichting omtrent het       minimabeleid en de bijzondere bijstand wordt geregeld. 

(toezeggingenlijst) 

Bij de bespreking van de prestatieafspraken 2010 in de Commissie bestuur en  maatschappij heb ik u naar aanleiding van een vraag van de fractie van Liberaal  Leiderdorp toegezegd  u nader te informeren over hoe de voorlichting met  betrekking tot het minimabeleid en bijzondere bijstand ter hand zal worden  genomen. Zoals in de prestatieafspraken 2010 is opgenomen zal er in het eerste  kwartaal 2010 een communicatie offensief door de gemeenten Leiderdorp en  Leiden worden gestart om het niet‐gebruik van het minimabeleid en bijzondere  bijstand tegen te gaan en meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden die er  op dit gebied zijn.  

Dit communicatie offensief richt zich op de volgende drie hoofdlijnen: 

9 Er komt een zeer herkenbare kleurenfolder, waarbij de burger in  positieve zin wordt  uitgedaagd om gebruik te maken van het  minimabeleid en de bijzondere bijstand. Deze kleurenfolder zal op  veel plaatsen beschikbaar komen 

9 Er zal via wervende advertenties in de plaatselijke weekbladen  aandacht gevraagd worden voor de mogelijkheden van de bijzondere  bijstand en het minimabeleid. Onderzocht wordt nog of wervende  teksten op bussen e.d. tot de mogelijkheden behoort (afhankelijk van  mogelijkheden en kosten) 

9 Er zal een bestandskoppeling gaan plaatsvinden tussen instanties, die  met inachtneming van de privacy wetgeving een doelgroep zal 

opleveren die naar alle waarschijnlijkheid in aanmerking kan komen  de bijzondere bijstand en/of het minimabeleid. Deze doelgroep zal  actief worden benaderd. 

Daarnaast loopt er een apart traject tussen de gemeenten Leiderdorp en Leiden  om met name de Leiderdorpse gemeentelijke website te verbeteren en 

toegankelijker te maken, zodat de burger  van Leiderdorp in een oogopslag kan  zien wat de mogelijkheden op het gebied van het Minimabeleid en de Bijzondere  bijstand zijn. Volgens de planning moet e.e.a. voor 1 april 2010 zijn beslag 

ebben gekregen. 

h

 

(3)

4. De Raad ontvangt een rapportage over de wet WIJ 

Bij de bespreking van de prestatieafspraken 2010 in de Commissie bestuur en  maatschappij heb ik u naar aanleiding van een vraag van de fractie van de VVD   toegezegd  u periodiek  te informeren over de wet WIJ. Dit betekent in mijn  optiek dat de voortgang en de ontwikkeling van de aanvragen in het kader van  de WIJ zijn terug te vinden in de maand‐ en kwartaalrapportages, zoals deze in  de dienstverleningsovereenkomst zijn vastgelegd. Daarnaast is in de verordening  van de wet WIJ al een evaluatiemoment opgenomen, hetgeen mijn inziens 

tezamen met eerder genoemde managementrapportages voldoende waarborgen  biedt om de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en zo nodig bij te sturen. De  monitoring hoeft niet te worden opgenomen in de prestatieafspraken, aangezien  de verplichting tot rapportage voortvloeit uit de afspraken zoals deze zijn 

gemaakt in de gemeenschappelijke regeling.  

Wel hecht ik er aan u te melden dat er in de gehele regio (HR gemeenten) een  forse toename van de jeugdwerkloosheid is waar te nemen.  Alle gemeenten uit  Holland Rijnland zijn gezamenlijk indringend in gesprek met o.a. het 

Jongerenloket om deze toename een halt toe te roepen. 

Tot slot is nog van belang dat de gemeente Leiden  is aangesproken op het niet  tijdig aanleveren van de maandrapportages. De gemeente Leiden heeft toegezegd  zo snel mogelijk aan haar verplichting te zullen voldoen en in 2010 conform de 

eldende afspraken de rapportages  op tijd te zullen aanleveren.   

g  

5.  De Raad ontvangt een rapportage over de 120 nieuwe gevallen en  vergelijkende cijfers die beschikbaar zijn gaan richting de Raad. 

Bij de bespreking van de prestatieafspraken 2010 in de Commissie bestuur en  maatschappij heb ik u naar aanleiding van vragen van diverse fracties toegezegd   u nog nader te informeren over de niet gerealiseerde bestandsdaling in 2009. 

Tijdens de behandeling in de commissie heb ik u aangegeven nog niet volledig  tevreden te zijn over de verantwoording cq verklaring  die onze gezamenlijke   uitvoeringsorganisatie heeft gegeven met betrekking tot de stijging van het  aantal bijstandsklanten in de gemeente Leiderdorp. 

In het bestuurlijk overleg tussen de beide gemeenten is naar aanleiding van de  verantwoording van de prestatie afspraken 2009 is afgesproken dat de 

gezamenlijke  uitvoeringsorganisatie (Backoffice Dienstverlening) een nadere  toelichting zou leveren op de omvang van het klantenbestand en een vergelijking  zou maken met gemeenten in de directe omgeving.  In de prestatieafspraken  2009 was hierover afgesproken, dat als de daling van het aantal 

bijstandsgerechtigden als gevolg van de economische recessie onmogelijk te  realiseren zou zijn, de opdrachtnemer zich tot uiterste zou inspannen om een  gemiddeld beter resultaat (percentage) te boeken dan dat regionaal aan de orde 

ou zijn.  

z

 

 

(4)

De stijging van 200 klanten bij de start van 2009 naar 218 aan het einde van het  jaar vraagt, mede in het licht van de beperkte daling van de Leidse klanten, om  een nadere verklaring. 

De navolgende verklaring  heb ik zeer recent ontvangen. 

De economische situatie heeft geleid tot een hoger aantal aanvragen om bijstand  in de gemeente Leiderdorp. In 2009 zijn 120 aanvragen levensonderhoud 

gedaan. 8 daarvan zijn dubbele aanvragen, oftewel klanten die twee keer een  aanvraag hebben ingediend in 2009 (zogenaamde draaideurklanten). Ultimo  2009 waren er 54 lopende uitkeringen van aanvragen uit 2009.  

Hieruit kunnen we concluderen dat klanten die kort geleden gewerkt hebben,  redelijk snel ook weer uitkeringsonafhankelijk raken. (120 ‐/‐ 54 = 64 klanten)  De WWB uitkering werkt daarmee zoals beoogd – als een springplank (terug)  naar de arbeidsmarkt. Voor vrijwel alle klanten die deze stap nog niet hebben  gemaakt is een traject ingezet. 

Naast een stijgende instroom, is het effect van de economische crisis ook dat  klanten moeilijker werk kunnen vinden en de uitstroom naar werk dus daalt. 

Omdat voor Leiderdorp al langer met het instrument Work First werd gewerkt,  is niet zoals voor Leiden hiervan een extra effect op de daling te zien in 2009.  

Naar de 54 nog lopende WWB‐uitkeringen is nader onderzoek gedaan. Daaruit  valt het volgende te melden:  

ƒ het betreft 2 WIJ‐jongeren. In totaal zijn tussen 1 oktober (ingangsda tum WIJ 

ƒ

en 31 december) 9 WIJ‐aanvragen gedaan; 

2 nieuwe klanten met een lopende uitkering zijn ouder dan 60 jaar; 

ƒ 11 van de nieuwe klanten met een lopende uitkering heeft een vrijste lling  van de arbeidsplicht; 

39 van deze 54 klanten volgt een traject gericht op maatschappelijke  participatie en/of op het verkrijgen van werk. 

ƒ  

De redenen van instroom in de uitkering zijn divers. Het valt op dat een beperkt  aantal klanten uitkeringsafhankelijk is geraakt door werkloosheid. De meeste  van deze klanten volgen een traject: 

ƒ 24 klanten die in 2009 een aanvraag deden, deden dat omdat hun inkomen  uit werk was weggevallen. Daarvan zijn er 11 ultimo 2009 nog 

rk te  uitkeringsafhankelijk. 9 van hen volgen een traject om weer aan het we gaan.  

ƒ 16 klanten die in 2009 een aanvraag deden, deden dat omdat hun WW  uitkering afliep. Van deze klanten hebben 7 ultimo 2009 nog een uitkering. 

Zes van deze 7 volgen een traject, voor de zevende is een verloningstraject  opgestart maar de uitkering nog niet stopgezet.  

ƒ 4 klanten die in 2009 een aanvraag deden, deden dat omdat hun inkomen uit  zelfstandig ondernemerschap niet langer voldoende was. Daarvan hebben er  ultimo 2009 2 nog een uitkering, waarvan 1 ouder dan 65 jaar is.  

 

(5)

ƒ 4 klanten zijn door stopzetting van hun huwelijk of alimentatie 

uitkeringsafhankelijk geraakt. Twee van hen volgen een traject, van de 

ect  andere 2 is de aanvraag pas eind 2009 opgestart en start mogelijk een traj op korte termijn. 

ƒ 2 klanten zijn voormalig asielzoeker, een van hen volgt een traject en een  heeft een vrijstelling.  

ƒ 4 klanten zijn door een andere reden uitkeringsafhankelijk geworden. Deze  redenen waren twee verhuizingen , 1 x het wegvallen van vermogen en 1 x  de afloop van detentie.  

 

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat meer dan 50 % van de nieuwe  instroom binnen het jaar weer is uitgestroomd en dat degene die zijn 

ingestroomd ofwel een vrijstelling hebben of een traject hebben gericht op werk  en/of participatie.  Hiermede is de sluitende aanpak gerealiseerd. 

Daarnaast is nog eens gekeken hoe de verhouding ligt van het aantal 

bijstandsgerechtigden t.o.v. het landelijke en regionale beeld. Bijgevoegde tabel  geeft een goed beeld hoe de verhoudingen liggen. 

Leiderdorp doet het minder dan het landelijke beeld (7,44%), maar weer 

beduidend beter dan de omringende gemeenten. Ten aanzien van de heel kleine  gemeenten (Zoeterwoude) dient in ogenschouw te worden genomen, dat 1 klant  al gauw 5% vertegenwoordigt en dat de CBS cijfers op tientallen wordt afgerond. 

Niettegenstaande dit alles doet Leiderdorp het op dit punt niet onverdienstelijk  n 2009 

i  

Aantal wwb-uitkeringen aan 65-minners exclusief dak- en thuislozen en afgerond op tientallenvoorlopige cijfers van het CBS

2009

trend 2009 inwoners dec-06 dec-07 dec-08 dec-09

%

TOTAAL NEDERLAND

301940 274830 258780 278030 7,44%

1 Zoeterwoude 8.303 30 30 20 20 0,00%

2 Wassenaar 25.763 230 240 210 220 4,76%

3 Noordwijk 24.906 170 160 150 160 6,67%

4 Leiderdorp 26.376 230 210 200 220 10,00%

(6)

5 Alphen ad Rijn 71.658 720 650 630 700 11,11%

6 Kaag Braasem 25.252 100 80 90 80

- 11,11%

7 Teijlingen 35.308 130 130 130 150 15,38%

8 Katwijk 61.180 410 440 380 440 15,79%

9 Oegstgeest 22.367 130 140 120 140 16,67%

10 PijnackerN'dorp 46.357 200 200 250 300 20,00%

11 Voorschoten 22.861 200 160 140 170 21,43%

12 Rijnwoude 18.704 70 60 60 80 33,33%

13 Lisse 21.975 100 110 90 120 33,33%

 

Reactie College Leiderdorp 

Bovenstaande nadere verklaring van de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie,  gevoegd bij de reeds eerder bij de prestatieafspraken aan u toegezonden  verklaring omtrent de toename van het aantal bijstandsklanten brengt het  College tot de conclusie dat er sprake is van een sluitende aanpak, een meer dan  behoorlijke uitstroom van instromende klanten (ruim 50 %) en van gerede  inspanningen om de uitstroom te bevorderen. Voorts doet de gemeente 

Leiderdorp het ten opzichte van de haar omringende gemeenten goed en wijkt  zij met 9 % stijging van het aantal bijstandsgerechtigden in geringe mate negatief  af van het landelijk beeld (7,44%).  

De uitvoeringsorganisatie heeft voorts in de ten dienste staande 

managementgegevens in afdoende mate aangetoond gerede inspanningen te  doen voor het lopende bestand (sluitende aanpak). Er loopt zelfs op dit moment  een pilot om te bezien of er toch geen beweging te brengen is in het aantal  vrijstellingen.  

Het College komt dan ook tot de slotconclusie dat zij kan instemmen met de  nadere verklaring. 

Vanzelfsprekend houdt het College de ontwikkelingen in het bestand van de  beide gemeenten nauwlettend in de gaten en is dit ontwerp regelmatig aan de 

rde in het tweewekelijks overleg op ambtelijk niveau. 

o

 

 

 

(7)

     

           

 

Actieplan jeugdwerkloosheid Holland Rijnland en Rijnstreek

 

 

Concept 28 augustus 2009 

(8)

 

 

(9)

I  

nhoudsopgave 

  1  

  Inleiding 

Arbeidsmarktsituatie 

ijn Gouwe  2.1   Huidige situatie arbeidsmarkt regio R

eidsmarkt  2.2  Aansluiting onderwijs‐arb

st  2.3  Zorgen voor de toekom 2.4  Knelpunten per thema 

.5  Knelpunten per doelgroep  2

 

Ambities regionaal actieplan jeugdwerkloosheid  3.1  Ambities kabinet 

.2  Ambities regio Holland Rijnland en Rijnstreek  3

 

Uitwerking actielijnen 

school houden, School Ex‐programma   4.1  Jongeren langer op 

4.2  Matching‐offensief  4.3  Leerwerkbanen/stages 

4.4  Kansen voor kwetsbare jongeren 

4.5  Wegnemen belemmeringen bij werkgevers 

 van begeleiding van jongeren  4.6  Optimaal functioneren

4.7  Overige instrumenten 

.8  Samenhang tussen actielijnen; kritische succesfactoren  4

 

Projectorganisatie  r  5.1  Verantwoordingstructuu 5.2  Monitoring en evaluatie  5.3  Bewaken samenwerking 

strumenten  5.4  Ontwikkeling in

5.5  Communicatie 

.6  Begroting actieplan jeugdwerkloosheid Holland Rijnland en Rijnstreek  5

 

(10)

     

Bijlagen 

 

I  Vraag en aanbod arbeidsmarkt sectoren  land en Rijnstreek   II  Opgave in Holland Rijn

III  School Ex‐programma    

IV Matching‐offensief voor jongeren 

 Rijnland en Rijnstreek  V    Leerwerkplekken & stages Holland

nland   VI  Instrumenten subregio Holland Rij

nstreek  VII  Instrumenten subregio Rij

VII Kosten projectorganisatie 

IX  Gegevens (mede)‐ondertekenaars en betrokken partijen 

(11)

1. Inleiding

 

Nederland verkeert in een economische recessie. De verwachting is dat de jeugdwerkloosheid na de zomer  van 2009 hoog zal oplopen. Om te voorkomen dat net als in de jaren tachtig van de vorige eeuw jongeren  jaren lang werkloos raken en de aansluiting met de arbeidsmarkt definitief verliezen heeft het kabinet op  advies van Hans de Boer een actieplan jeugdwerkloosheid opgesteld. Het kabinet kiest voor acties die liggen  in het onderwijs, op het terrein van de arbeidsmarkt en in de ondersteuning van jongeren met problemen. 

Voor deze acties heeft het kabinet voor de periode 2009 tot en met 2011 in totaal € 250 miljoen extra  beschikbaar gesteld. Hiervan dient in totaal € 153 miljoen te worden ingezet op regionale convenanten met 

tieplannen. De convenanten lopen tot en met 31 december 2011. 

30 regio’s met daarbij horende ac  

Een eerste aanzet om te komen tot de convenanten heeft op 29 juni 2009 plaatsgevonden. Op deze dag vond  er een werkconferentie plaats in Den Haag. Tijdens deze werkconferentie heeft de gemeente Leiden als  centrumgemeente voor de UWV plusvestiging voor Holland Rijnland en de Rijnstreek een 

intentieovereenkomst ondertekend om te komen tot een convenant. Dit convenant moet uiterlijk 1  september 2009 gereed zijn. 

Vanuit het landelijke budget is er voor de regio Holland Rijnland en Rijnstreek voor 2009 totaal € 1,6  baar voor maatregelen die opgenomen zijn in een aan het convenant gekoppeld actieplan  miljoen beschik

 

Het regionale actieplan moet aansluiten bij het landelijke actieplan. Het Rijk stelt in het convenant geen  kwantitatieve prestatie‐eisen. De volgende elementen worden verwacht in het actieplan te staan: analyse  van de situatie in de regio, welke (deel)resultaten zullen worden behaald, wanneer deze zullen worden  behaald, alle betrokken partijen, welke acties in gang worden gezet, wie verantwoordelijk is voor de acties, 

rdt voor de kwetsbare groepen en de organisatie van het proces van samenwerking. 

wat gedaan wo  

De Rijksbijdrage voor 2010 en 2011 is nog onbekend, maar hangt af van de behaalde resultaten bereikt in  2009. De Rijksbijdrage voor de jaren 2009, 2010 en 2011 is een aanvulling op de al beschikbare bronnen 

n de per 1 oktober 2009 ingaande WIJ.  

zoals de WWB e  

Gemeente Leiden zal als coördinerende gemeente en penningmeester van het regionale convenant  optreden. Gemeente Leiden zal ook zorgdragen voor de verbinding en samenhang met de op 14 april 2008  ondertekende intentieverklaring arbeidsmarkt met staatssecretaris Aboutaleb en de in maart 2006  ondertekende intentieverklaring Leren en Werken staatssecretaris Mark Rutte. Daarnaast dient opgemerkt  te worden dat om dit plan te laten slagen stevig geïnvesteerd moet worden in de werkgevers en de 

io. 

verschillende werkgeversorganisaties in de reg  

Het draaipunt van het probleem is de recessie en ligt bij de werkgever. Ook de oplossing ligt bij de  werkgever, via ondersteuning vanuit het bestaande beschikbare budget en het extra beschikbaar gestelde 

verschillende instrumenten. 

budget voor de   

In Holland Rijnland wil het Poortwachtercentrum zich actief inzetten voor het aanbieden van stage en leer‐

werkbanen bij de aangesloten werkgevers en organisaties. Die inzet is mede bepaald door het besef van  schaarste op de arbeidsmarkt en dat de werkgevers het arbeidspotentieel in de regio wil behouden. In het  Poortwachtercentrum participeert een deel van de gemeenten uit de regio. Langs deze weg kunnen zij ook  stage en leerbanen bij de overheid aanbieden. 

In de Rijnstreek zijn de werkgevers van meet af aan rechtstreeks betrokken bij de opzet van het actieplan  Jeugdwerkloosheid. De werkgeversorganisaties VOA en het Groene Hart onderschrijven het nut van dit  actieplan eveneens vanuit de (toekomstige) schaarste op de arbeidsmarkt. Zij hebben toegezegd zich te  willen inspannen om de ambities mede te realiseren. 

(12)

Met VNO  NCW West is afgesproken dat zijn zich mede inspannen om gezamenlijke bijeenkomsten voor  werkgevers te organiseren. Vanuit de focus schaarste op de arbeidsmarkt, kwalificering van personeel, en  behoud van personeel op lokaal en regionaal niveau, hebben zij het voornemen de jeugdwerkloosheid aan  te pakken en een sociaal return te bewerkstelligen. 

Verder heeft de Kamer van Koophandel Haaglanden ‐gebied Rijnland ‐ uitgesproken het plan te  teunen 

onders  

Leeswijzer 

In dit actieplan staat omschreven: een analyse van de situatie in de regio (hoofdstuk 2), welke 

deelresultaten en eindresultaten zullen worden behaald en wanneer (hoofdstuk 3: de regionale ambitie),  welke acties in gang worden gezet en wie verantwoordelijk is voor de acties (hoofdstuk 4 en bijlagen III tm  VI), wat wordt gedaan voor kwetsbare groepen (paragraaf 4.4), de organisatie van het proces van 

samenwerking (hoofdstuk 5)en alle betrokken partijen (bijlage VII). 

(13)

 

2. Arbeidsmarktsituatie

2.1. Huidige situatie arbeidsmarkt regio Rijn Gouwe

Nederland is sinds eind 2008 in een recessie terecht gekomen. Opvallend daarbij is de grote verschillen  tussen regio’s wat betreft de mate waarin een regio last heeft van de recessie. De regio Holland Rijnland en  Rijnstreek lijkt op dit moment in mindere mate last te hebben van de recessie. Oorzaak is dat meer mensen  dan gemiddeld in deze regio werkzaam zijn in relatief conjunctuur ongevoelige sectoren als onderwijs,  overheid en zorg. De regio kenmerkt(e) zich door een relatieve lage werkloosheid, hoge scholingsgraad en  hoge arbeidsparticipatie. De regio is daardoor in staat de eerste klappen van de recessie beter op te vangen  dan andere regio’s. Toch is het aantal niet werkende werkzoekenden het afgelopen jaar (juni 2008‐juni  2009) met 21% toegenomen van 8.553 tot 10.344 personen. De stijging is daarmee sterker dan het landelijk  gemiddelde (14%). Echter, het nww‐percentage (de niet werkende werkzoekenden uitgedrukt als 

percentage van de beroepsbevolking) kwam in de arbeidsmarktregio Holland‐Rijnland eind juni 2009 uit op  4,1%, en ligt daarmee onder het landelijk gemiddelde (6,4%). Opvallend

 in de regio zijn de grote  verschillen per leeftijdscategorie. Bij jongeren van 15‐27 jaar is het aantal niet  werkende werkzoekenden in deze periode bijna verdubbeld, terwijl de 

categorieën 27‐45 jaar en 45‐65 jaar een stijging laten zien van respectievelijk 28  en 12%. De focus op jongeren bij bestrijding van de werkloosheid is daarmee een 

uiste keuze.  

j

 

Als gekeken wordt naar de uitstroom uit het MBO onderwijs dan blijkt dat sinds de recessie meer jongeren  doorleren op het MBO of doorstromen naar het HBO. In 2008 stroomde nog 2.413 jongeren van het MBO uit  naar de arbeidsmarkt, in 2009 wordt dit aantal op 1.638 geschat bij een nagenoeg gelijk aantal MBO‐

gediplomeerden. 

 

Het aantal vacatures in de regio bij het UWV Werkbedrijf

1

 is in de periode 

juni  2008‐juni 2009 

met 26% afgenomen van 1.494 tot 1.096. 

Een sterke daling van het aantal  openstaande vacatures vindt plaats in de zakelijke dienstverlening. Ook in de handel, industrie, vervoer en  openbaar bestuur daalt het aantal vacatures. In de sectoren gezondheidszorg en onderwijs blijft het aantal 

il. De bouw en de horeca laten een fluctuerend beeld zien.

 

vacatures op pe  

Het is zeer moeilijk om een prognose op te stellen van het aantal werklozen tot 27 jaar in de jaren 2010 en  2011. Landelijk wordt verwacht dat 20% van de jongeren in 2010 werkloos wordt. Verwacht wordt dat de  20% in deze regio bij lange na niet gehaald zal worden. Redenen hiervoor zijn de uitgangsituatie (lage  werkloosheid in de regio voor de recessie), het feit dat veel jongeren besluiten langer door te leren en de  blijvende vraag naar arbeidspotentieel van relatief conjunctuur ongevoelige sectoren als onderwijs,  overheid en zorg. Vooralsnog wordt uitgegaan van een verdubbeling van het aantal werkloze jongeren tot 

de recessie. 

27 jaar op het hoogtepunt van   

Zie voor de meest recente arbeidsmarktsituatie bijlage II. De tekst is afkomstig uit een regionaal rapport van  het UWV WERKbedrijf van 18 augustus 2009. 

2.2. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

De aansluiting Arbeidsmarkt‐Onderwijs in de regio is onvoldoende. Niet voor niets is dit tot speerpunt van  het gemeentelijk regionale arbeidsmarktbeleid benoemd. Het gevraagde opleidingsniveau stijgt. Er is vooral  sprake van een toename van het aantal banen voor hoger opgeleiden. De uitstroom uit het onderwijs blijft 

u als op opleidingsrichting achter bij de vraag. Alle sectoren in de  dere of meerdere mate te maken met tekorten aan gekwalificeerd  zowel ten aanzien van opleidingsnivea

economie krijgen na de recessie in min

      

1 Niet alle vacatures in de regio zijn bekend bij het UWV Werkbedrijf. Hier wordt door werkgevers ± 40% van de

(14)

personeel, vooral als het gaat om de hogere opleidingsniveaus (v.a. MBO 4 en HBO). Concreet gaat het  volgens prognoses om een tekort van 27.000 HBO‐ers/WO‐bachelors in 2012. In bijlage I staat per  arbeidsmarktsector de prognose m.b.t. de aansluiting tussen vraag en aanbod beschreven. 

2.3. Zorgen voor de toekomst

Regio Holland Rijnland en Rijnstreek heeft na de recessie te kampen met een extreem krappe  arbeidsmarktsituatie die op korte en lange termijn belemmerend kan zijn voor de economische  ontwikkelingen en stabiliteit in de regio. De vergrijzing en ontgroening van de bevolking zullen naar  verwachting binnen enkele jaren structurele tekorten veroorzaken. De eerste tendensen zijn op dit moment  binnen de huidige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt al zichtbaar. Een knelpunt daarbij is de hoge  participatiegraad in de regio, waardoor er weinig niet werkend arbeidspotentieel beschikbaar is. Een ander  knelpunt voor de ontwikkeling van de regionale arbeidsmarkt is dat de regionale infrastructuur (wegen en  woningen) zwaar onder druk staat. De wegen zijn overvol en er is sprake van een sterke uitgaande pendel  naar omliggende regio’s (economische grootmachten Amsterdam‐Schiphol en Den Haag). Woningen zijn  niet of nauwelijks beschikbaar voor arbeidspotentieel uit overige regio’s.  

2.4. knelpunten per thema

Bij de besprekingen met alle betrokken onderwijsinstellingen, ketenpartners, RPA, Jongerenloket en  gemeenten om dit actieplan op te stellen, zijn een aantal bestaande en te verwachten knelpunten naar voren  gekomen. Deze vragen vaak ‐ nog los van de invulling van verschillende instrumenten ‐ om een 

ezamenlijke strategische insteek en oplossingsrichting. Knelpunten per thema zijn: 

g  

Thema: zichtbaarheid jongeren 

Onvoldoende zicht op waar de jongeren zijn. Onvoldoende overdracht tussen organisaties met betrekking  ot gegevens van jongeren. Geen duurzaam alumnibeleid onderwijsinstellingen. 

t  

Thema: aanbod en matchen stages en leerwerkplekken 

Onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor organiseren stageplek. Onduidelijkheid over wie  verantwoordelijk is voor matching stages – leerlingen. Werkgever vindt het aangaan van een 

rbeidscontract (BBL) een te groot risico. 

a  

Thema: begeleiding vanuit school en werkgever  

Werkgever wil meer begeleiding vanuit school op de werkplek. Werkgever heeft nu minder tijd  productieve uren) voor begeleiding van leerling op werkplek. 

(  

Thema: re­integratie werkloze jongeren 

UWV levert geen persoonlijke intensieve dienstverlening voor alle jongeren tussen de 23 en 27 jaar; 

zelfredzame jongeren krijgen de 1ste 3 maanden alleen de basis dienstverlening. Vanuit het UWV kunnen  jongeren zonder startkwalificatie, met behoud van een WW uitkering, geen scholingsmodules volgen die 

eiden tot een startkwalificatie.  

l  

Thema: voortijdig schoolverlaters 

Er zijn nog steeds jongeren die voortijdig de school verlaten. Een deel van deze jongeren zijn in het verleden  aan het werk gegaan zonder een startkwalificatie. Niet altijd heeft het RMC deze jongeren tot 23 jaar kunnen  bereiken en/of op traject kunnen krijgen om als nog aan een startkwalificatie te komen. Met name deze  jongeren zullen wanneer ze al werkten als eerste ontslagen worden. En wanneer ze nog niet waren  toegetreden op de arbeidsmarkt, gezien de vraag op niveau 4 en 5, moeilijk structureel een plek vinden op  de arbeidsmarkt. 

(15)

2.5. Knelpunten per doelgroep

In de regio wordt de doelgroep jongeren in een aantal doelgroepen verdeeld. Al deze jongeren vallen onder  het jongerenloket in de regio (in Holland Rijnland vooralsnog alleen tot 23 jaar, in de Rijnstreek is in het  beleidsplan opgenomen tot 27 jaar). Iedere deelgroep heeft zijn eigen problematiek. Onderstaand worden 

e knelpunten op een rij gezet. 

per deelgroep d  

Jongeren met WW­uitkering 

Jongeren met WW zitten vanwege hun geringe arbeidsverleden slechts korte tijd in de WW. 

Vanuit het UWV wordt niet direct een trajectaanbod gedaan omdat het UWV eist dat de jongere beschikbaar  is voor de arbeidsmarkt. Wanneer de WW periode ophoudt is de kans groot dat jongeren een beroep doen  op de WWB (straks WIJ). Het is wenselijk jongeren met WW zo snel mogelijk in een traject naar scholing  en/of arbeid te laten starten. 

 

Jongeren met WAJONG­uitkering 

Steeds meer jongeren met WAJONG melden zich bij het Jongerenloket. Een WAJONG‐status is vaak een  belemmering voor toelating tot (vervolg)onderwijs, vooral als jongeren ook op een praktijkschool hebben  gezeten. Deze jongeren worden nu door het Jongerenloket overgedragen aan het UWV (arbeidsdeskundige)  of aan een re‐integratiebureau. Vaak is het wenselijk dat deze jongeren een langduriger traject moeten  volgen zoals bijvoorbeeld het Oriëntatiejaar. Een traject bij het Oriëntatiejaar wordt echter niet betaald door 

iet financieren omdat het UWV de voorliggende voorziening is. 

het UWV en de gemeente wil dit n  

Jongeren die beroep doen op de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) 

Per 1 oktober 2009 is de WWB voor jongeren tot 27 jaar vervangen door de WIJ. Hierbij staat het   accepteren van een leerwerkaanbod voorop. Pas in tweede instantie zal bekeken worden of een  inkomensvoorziening nodig is, die in de meeste gevallen een stuk lager ligt dan de WWB. Het zal voor  gemeenten lastig worden een goed werkleeraanbod te doen. De verwachting is dat jongeren die een beroep  doen op de WIJ de minst kansrijke jongeren zijn. De wet moet jongeren afschrikken en zorgen dat zij kiezen  voor (uitzend) werk of regulier bekostigd onderwijs. Het werkleeraanbod zal niet veel afwijken van het  huidige re‐integratieaanbod. De vraag is of dit voor deze jongeren van veel meerwaarde zal zijn. Holland  Rijnland en de Rijnstreek kiezen er voor het hele instrumentarium voor jongeren door te lichten om te 

ijken of hier verbeteringen in kunnen worden aangebracht. 

k  

Jongeren mét startkwalificatie (in bezit van havodiploma of een mbo niveau 2 diploma) 

In het Jongerenloket melden zich ook jongeren met een startkwalificatie die hulp willen bij keuze van  vervolgstudie of van werk. Veelal hebben deze jongeren andere problemen die toetreding tot de  arbeidsmarkt of vervolgonderwijs bemoeilijken. Daarom is het soms wenselijk voor deze jongeren 

iddelen/trajecten in te zetten. Financiering is veelal mogelijk vanuit gemeenten (nugger).  

m   

Werkende voortijdig schoolverlaters 

Veel jongeren die voortijdig de school verlaten zijn direct gaan werken. Via de RMC‐functie worden deze  jongeren elk jaar aangeschreven en uitgenodigd om naar het Jongerenloket te gaan voor advies over verdere  scholing. Op deze manier blijken jongeren niet goed te motiveren te zijn. Wanneer bekend is waar de  jongeren werken kunnen de werkgevers worden gestimuleerd om hun jongere medewerkers in de 

der te scholen. 

gelegenheid te stellen zich ver  

Voortijdig schoolverlaters die niet werken en geen scholing volgen 

(16)

Door gegevens vanuit verschillende systemen met elkaar te vergelijken kunnen die jongeren opgespoord  worden, die niet werken en geen scholing volgen. Naar verwachting is dit een groep jongeren die kampen  met meervoudige problematiek. Deze groep behoeft extra aandacht om ze deel te laten nemen aan de  maatschappij (scholing en/of werk). 

Wanneer deze jongeren niet reageren op uitnodigingen vanuit RMC dan is het mogelijk deze jongeren thuis  op te (laten) zoeken.  

 

Jongeren zonder een leerwerkplek 

Door de afname van leerwerkplekken kloppen steeds meer jongeren aan bij het Jongerenloket voor een  (ander) leerbedrijf. Dit zijn jongeren die om economische redenen zijn ontslagen bij hun leerbedrijf of  jongeren die zijn ingeschreven op een BBL‐opleiding en geen leerbedrijf kunnen vinden. Bedrijven zijn  veelal wel bereid om jongeren een leerwerkplek aan te bieden mits ze daar financieel voor gecompenseerd  worden aangezien het door de economische situatie bij veel bedrijven niet mogelijk is om jongeren in dienst  te houden. De huidige stimulering BBL (jaarlijkse bijdrage van maximaal € 2.655,‐ in 2009) blijkt niet  voldoende stimulans te zijn voor werkgevers om jongeren in dienst te nemen of te houden. 

Op dit moment heeft het Jongerenloket onvoldoende middelen om werkgevers te stimuleren tot het  aanbieden van leerbanen en pleit daarom voor betere financiële regelingen voor bedrijven. Op deze manier  kunnen meer jongeren een BBL‐opleiding volgen. Jongeren kunnen op deze manier goed worden voorbereid  op hun rol in de maatschappij en worden behouden voor de arbeidsmarkt. Wanneer de economie weer  aantrekt zijn deze (goed opgeleide) jongeren hard nodig en zijn ze direct inzetbaar. 

 

Leerplichtige jongeren (tot 18 jaar) 

Leerplichtige jongeren die een traject gaan volgen buiten de school worden voor trajectbegeleiding  overgedragen aan het Jongerenloket. De trajectbegeleider stelt het traject vast en de leerplichtambtenaar  houdt de regie over het traject. Op dit moment hanteren gemeenten verschillende richtlijnen voor  financiering van een traject. Vanuit de ene gemeente kan een traject bij bijvoorbeeld het Oriëntatiejaar  worden gefinancierd waarbij dat vanuit een andere gemeente niet mogelijk is.  

 

Kwetsbare jongeren 

Dit zijn jongeren met een traditioneel zwakke positie op de arbeidsmarkt zoals: 

ƒ Overbelaste jongeren die gebukt gaan onder een opstapeling van problemen, uiteenlopend van  beperkte vaardigheden en gedragsproblemen tot gebroken gezinnen, chronische armoede, 

nder aan  schulden, verslaving, criminaliteit in de directie omgeving. Denk hierbij in het bijzo

jongeren in jeugdzorgtrajecten. 

ƒ Ongediplomeerde jongeren en jongeren uit het Voortgezet Speciaal Onderwijs, het  Praktijkonderwijs en MBO niveau I. 

ƒ Allochtone jongeren (vanwege het hoge werkloosheidspercentage t.o.v. autochtone jongeren). 

Het is van belang dat de problematiek van kwetsbare jongeren tijdig herkent wordt en doorverwijzing  plaats vindt naar het juiste zorgaanbod. In de regio zijn er drie lijnen die doorverwijzing naar jeugdzorg  bewerkstelligen. Jongeren die nog leerplichtig zijn worden indien nodig door het regionaal bureau leerplicht  doorverwezen. Jongeren tussen de 18 en 23 jaar die onderwijs volgen worden door de Zorg Advies Teams in  het voortgezet onderwijs en het MBO onderwijs doorverwezen. Het jongerenloket verwijst jongeren door  die niet meer op school zitten en ook geen werk hebben. Momenteel doet gemeentelijk 

samenwerkingsverband Holland Rijnland onderzoek naar de toepasbaarheid van nazorgtrajecten. Dit zijn  trajecten voor jongeren die een jeugdzorgtraject hebben afgerond, en begeleiding naar werk, opleiding en 

vesting nodig hebben. 

huis  

Voor de kortdurend werkloze jongeren geldt dat er minder vacatures zijn. Werkgevers stellen doordat er  meer aanbod is, hogere eisen aan de nieuwe werknemers (kwalificatie en ervaring). De jongeren met een  grotere afstand tot de arbeidsmarkt, de zogenaamde kwetsbare jongeren of overbelaste jongeren, hadden  het in goede economische tijden al lastig. De huidige situatie maakt dat het voor hen moeilijk is om een baan 

(17)

(WIJ) die per 1 oktober wordt ingevoerd, speelt hierin een grote rol. Daarnaast indiceert het jongerenloket  of er aanvullende hulpverlening nodig is, op het terrein van bijvoorbeeld schuldhulpverlening of 

huisvesting. Vaak blijkt dat deze problemen eerst opgelost moeten worden voordat een jongeren in staat is  om succesvol te starten aan een traject richting opleiding of werk. 

Het kabinet heeft bepaald dat kwetsbare (en vooral allochtone) jongeren evenredig moeten profiteren van  de activiteiten voor het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. Door met name de capaciteit van  het jongerenloket te vergroten –hier komen de kwetsbare jongeren immers binnen‐ wil de regio juist deze 

eren van de in dit actieplan genoemde maatregelen. 

jongeren de kans geven te profit  

(18)

3.

 

Ambities regionaal actieplan jeugdwerkloosheid

3.1. Ambities kabinet

Het kabinet geeft in haar actieplan aan dat alles op alles gezet moet worden om de werkloosheid onder  jongeren zoveel mogelijk te beperken. Het kabinet onderschrijft daarmee de ambitie uit het advies De Boer  dat het helpt om een deel van de schoolverlaters door te laten leren. Dit is vooral van belang voor mbo‐

jongeren waarbij het kabinet denkt aan jongeren die zonder diploma de school verlaten of wel een diploma  hebben, maar weinig perspectief op een baan. Deze scholing voorkomt in tijden van economische crisis een  stijging van de werkloosheid en daarnaast wordt hierdoor de (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt 

eze jongeren. 

versterkt van d  

Uitgangspunt daarbij is dat voor de Nederlandse economie en arbeidsmarkt het cruciaal voor de jongeren is  dat zij hun kennis op peil houden of verbeteren en betrokken blijven bij de arbeidsmarkt. Als het nu niet  lukt vanwege de economische crisis, dienen zij weer volop inzetbaar te zijn zodra de economie aantrekt. 

Daarnaast is het ook voor de toekomst van de jongeren zelf cruciaal dat ze betrokken blijven. Het kabinet  heeft de ambitie om die overbrugging te bieden via bijvoorbeeld banen, leerwerkplaatsen en stages of 

pdoen van ervaring in vrijwilligerswerk. 

o  

3.2. Ambities regio Holland Rijnland en Rijnstreek

De subsregio’s Holland Rijnland en de Rijnstreek hebben ieder voor zich het afgelopen jaar, in de eigen  subsregio arbeidsmarktbeleid vastgesteld. De behoeften van werkgevers staan daarin centraal. 

Overeenkomst in beide beleidsvisies is de rol die de gemeenten voor zich zelf zien om een platform te  organiseren waar werkgevers, onderwijs, ketenpartners en gemeenten elkaar treffen. Er wordt daarbij  gewerkt aan het neerzetten van arbeidsmarktstructuren die een oplossing moeten bieden voor de  kwalitatieve (opleiding, competenties, kwalificaties) mismatch tussen vraag vanuit het bedrijfsleven en  aanbod vanuit het onderwijs. Gemeenten streven daarmee naar een toekomst met een gezonde economie 

et voldoende werkgelegenheid en goed daarop aansluitend onderwijs voor alle inwoners.  

m  

Gezien de te verwachtte tekorten op de arbeidsmarkt door de ontgroening en de vergrijzing is het nodig om  iedereen voor de arbeidsmarkt te behouden en de mismatch tussen vraag en aanbod tussen onderwijs en  arbeidsmarkt te verbeteren. Het is daartoe noodzakelijk om al het (toekomstige) beschikbare 

arbeidspotentieel goed te kwalificeren en goed gekwalificeerd te houden. De regio Holland Rijnland en  Rijnstreek volgt daarmee de ambities van het kabinet. Uitgangspunten, naast dat de economie leidend is,  zijn voor Holland Rijnland en de Rijnstreek de volgende beleidslijnen: 

en, wettelijke taken en reeds bekostigde acties 

•  Aanhaken bij bestaande structur

•  Versterken van bestaande inzet 

•  Realiseren van duurzame oplossingen 

  Aandacht voor meest kwetsbare groepen getroffen door de crisis 

•  

Daarbij uitgaand van het principe dat de talenten van jongeren zoveel mogelijk ontwikkeld worden via  maatwerktrajecten. Jongeren worden zoveel mogelijk toegeleid naar kansrijke sectoren (met toekomstige  tekorten) en beroepen met loopbaanperspectieven. ROC´s en andere arbeidsmarktpartijen stellen de vraag  van werkgevers centraal en zoeken de marges om een balans te vinden tussen de wettelijke taken en de  behoefte van werkgevers aan vakgerichte competenties. Er wordt geen specifiek doelgroepenbeleid (dus 

ijvoorbeeld gericht op allochtone jongeren) voorgesteld. 

b  

Maatwerk op basis van de in het actieplan aangegeven instrumenten worden alleen ingezet, wanneer er  geen (wettelijke) mogelijkheden zijn uit voorliggende voorzieningen. Gezien de huidige stand van zaken en  problematiek zal de regio zich in eerste instantie richten op de werkloze jongeren die zich melden bij het 

(19)

 

Met betrekking tot de activiteiten in 2009 worden acties uitgevoerd die de problemen op korte termijn  aanpakken, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande activiteiten. Eind 2009 wordt een  vervolg actieplan opgesteld, met als doel de activiteiten voor 2010 en 2011 te beschrijven en de structurele 

nelpunten op te lossen. Afhankelijk van het beschikbare budget is er mogelijk ruimte voor nieuw beleid. 

k  

et dit actieplan wil de regio het volgende realiseren: 

M  

School Ex­programma: extra jongeren (terug) naar school 

Eerste prioriteit van dit actieplan is om jongeren zo lang mogelijk aan het onderwijs te binden om daarmee  zo een hoog mogelijk opleidingsniveau te realiseren. De uitstroom uit het MBO in de regio vindt vooral  plaats op nivo 2 en 3, terwijl de (toekomstige) arbeidsmarkt minimaal MBO niveau 4 vraagt. De recessie  moet dan ook aangegrepen worden om de benodigde niveauverhoging te realiseren. Daarbij moet de  aansluiting onderwijs‐arbeidsmarkt leidend zijn: leidt op naar waar vraag naar is. Het school ex‐programma  biedt instrumenten om jongeren aan het onderwijs te binden. Ambitie van het school ex‐programma is om  60% van de jongeren die vanuit het MBO uitstromen met een startkwalificatie terug te leiden naar het MBO  om door te leren. Van de deelnemers die zonder startkwalificatie uitstroomt wil de regio 25% (600  jongeren) zich alsnog inschrijft voor een MBO‐opleiding.

  

Ambitie 2009: (1) langer op school: 100 jongeren en (2) terug naar school: 120 jongeren  Ambitie 2010­2011: (1) langer op school: 850 jongeren en (2) terug naar school: 480 jongeren 

Extra stages en leerwerkplekken 

Niet alleen voor het hogere aantal MBO-leerlingen, maar ook voor werkzoekende jongeren en jongeren die een beroep doen op de Wet Investeren in Jongeren is een groot aantal extra stages en leerwerkplekken nodig. Een deel hiervan zal volgens normale weg tot stand komen. Voor de benodigde extra plekken zal een stage- en leerwerkplekkenoffensief hiervoor moeten zorgen. Holland Rijnland en Rijnstreek hebben de ambitie om 950 stages/

leerwerkplekken voor de extra instroom in het MBO te realiseren. 600 plekken voor teruggeleide jongeren zonder startkwalificatie. 300 stage en leerwerkplekken voor

jongeren die even staan en 250 traineebanen voor

jongeren die bij het UWV Werkbedrijf ingeschrteren in Jongeren.

een beroep doen op de Wet inves Ambitie 2009: 475 extra stages en leer/werkplekken 

 2010­2011: 1625 extra stages en leer/werkplekken  Ambitie

 

Matchingsoffensief: extra jongeren aan het werk per eind  

Ondanks de economische recessie blijft er in Holland Rijnland en de Rijnstreek sprake van een krappe  arbeidsmarkt. Het aantal werklozen met name onder jongeren mag dan sterk oplopen, er blijven  openstaande vacatures in de regio. Verwacht wordt dat zonder matchingsoffensief het aantal werkloze  jongeren zal verdubbelen van 1.188 in februari 2009 tot ± 2.400 op het hoogtepunt van de recessie. Het  matchingsoffensief dat uitgevoerd wordt door het UWV Werkbedrijf moet 400 jongeren extra per jaar aan  het werk helpen. 

Ambitie 2009: 90 jongeren extra aan het werk   2010­2011: 842 jongeren extra aan het werk  Ambitie

 

Wegnemen belemmeringen bij werkgevers 

Werkgevers die gebukt gaan onder de economische recessie zullen op kosten besparen en minder risico’s  nemen. Jongeren dreigen hiervan het slachtoffer te worden. Het ontzorgen van de werkgevers en het 

(20)

oplossen van de onmogelijkheden bij werkgevers ontstaan door de recessie kunnen kansen opleveren voor  jongeren om de benodigde werkervaring op te doen of toch in dienst te blijven. De gemeenten in Holland  Rijnland en de Rijnstreek hebben in dit actieplan een pakket aan instrumenten opgenomen die werkgevers  moet ondersteunen om jongeren werk te beiden of een leerwerkplaats te bieden. 

Ambitie 2009: zie bijlage VI en VII voor inhoudelijke en financiele uitwerking van instrumenten. 

 2010­2011: zie bijlage VI en VII voor inhoudelijke en financiele uitwerking van instrumenten. 

Ambitie  

Optimaal functioneren van begeleiding van jongeren 

Per 1 oktober 2009 treedt de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) in werking. De WIJ verplicht gemeenten  jongeren tot 27 jaar die zich bij de gemeente melden een leer/werkaanbod te doen. Dit kan scholing een  baan of een combinatie van beide zijn. Een belangrijk verschil met nu (onder de WWB) is dat regulier  onderwijs een voorliggende voorziening wordt voordat iemand aanspraak mag maken op een 

inkomensvoorziening. Het doel van deze regeling is het bevorderen van de duurzame (arbeids)participatie  van jongeren. Dit betekent voor jongeren met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt dat het recht op een  leer/werkaanbod geen recht op een eenmalige voorziening is, maar op een reeks van voorzieningen die  nodig zijn om die afstand te overbruggen. Daarnaast doelt de regeling op het voorkomen van 

uitkeringsafhankelijkheid. Niet de uitkering, maar het leer/werkaanbod staat centraal. De 

inkomensvoorziening is slechts een afgeleide. Alleen wanneer er (nog) geen leer/werkaanbod kan worden  gedaan of het aanbod onvoldoende inkomen genereert, kan de jongere aanspraak maken op een 

mensvoorziening.  

inko  

In Holland Rijnland en de Rijnstreek is het jongerenloket de instantie waar onderwijs, UWV Werkbedrijf en  gemeentelijke sociale diensten samenwerken om jongeren terug te geleiden naar school, naar werk of een  combinatie van beide. Er zal een groter beroep gedaan worden op de dienstverlening van het 

jongerenloketten bij de uitvoering van het actieplan en de WIJ en een intensievere samenwerking met  reguliere onderwijsinstellingen. De formatie in de regio Holland‐Rijnland zal gedurende de looptijd van het  actieplan worden uitgebreid om aan die vraag te kunnen voldoen.  

Ambitie 2009: zie bijlage VI en VII voor inhoudelijke en financiele uitwerking van instrumenten. 

Ambitie 2010­2011: zie bijlage VI en VII voor inhoudelijke en financiele uitwerking van instrumenten. 

 

 

(21)

4. Uitwerking instrumenten  

Langs de lijnen van het advies De Boer en in aanvulling op reeds bestaand beleid, kiest het Kabinet in haar  actieplan voor een aantal concrete acties. Deze acties liggen deels in het onderwijs, deels op het terrein van  de arbeidsmarkt en deels in de ondersteuning van jongeren met problemen. Met daarbij de kanttekening  dat ze vooral uitgevoerd moeten worden in de regio’s, aangezien daar het beste zicht op de omvang van de 

roblematiek is. En daarnaast de concrete maatregelen nodig zijn om hieraan iets te doen. 

p  

4.1. Jongeren langer op school houden, School Ex-programma

Het kabinet streeft ernaar om 10.000 mbo‐leerlingen met een slecht arbeidsmarktperspectief niet van  school te laten gaan maar langer door te laten leren. Jongeren worden hiervoor op school actief benaderd en  zullen ook worden gevolgd. Het kabinet stelt voor het School Ex‐programma in haar actieplan landelijk € 16 

iljoen beschikbaar.  

m  

Doel van het school ex‐prgramma is om te komen tot een zo genaamde sluitende aanpak. Het onderwijs  speelt een belangrijke rol om in samenwerking met alle betrokken ketenpartners hiervoor te zorgen. 

Onderwijsinstellingen geven aan dat zij nadrukkelijk bereid zijn alle jongeren die middels inschrijving  geregistreerd staan bij hun instellingen te willen monitoren om ervoor zorg te dragen dat ze niet uit beeld  raken en voorzien worden van een alternatief traject binnen de onderwijsinstelling of middels een aanbod  vanuit de ketenpartners. Ook voor de deelnemers, die niet direct in beeld zijn door inschrijving, voelen de  onderwijsinstellingen zich verantwoordelijk om deze deelnemers alsnog toe te leiden naar scholing, leer‐

erktrajecten of werk. 

w  

In de regio Holland Rijnland en Rijnstreek worden drie instrumenten aanvullend op het landelijke school  x‐programma ontwikkeld in het kade van het actieplan. 

E  

1.  Alumnibeleid – maken beleidsplan en inventarisatie 

Inzicht te krijgen in vervolgstappen van deelnemers,  om met die informatie effectiever en efficiënter te  voorkomen dat het aantal jongeren dat in de jeugdwerkeloosheid  terecht komt enorm stijgt: 

ƒ door diegene die willen werken te helpen alsnog een baan te bemachtigen 

ƒ door meer studenten te laten doorstromen  2.  Invulling school Ex­programma 

ƒ van de 6.200 MBO studenten die afstuderen is 90% zich bewust van de voordelen van doorleren  80% van hen staat positief tegenover doorleren 

ƒ

ƒ

50‐60 % besluit daadwerkelijk tot doorleren (in plaats van 59% werken en 41% doorleren  normaliter) in regio   ongeveer 950 – 1000 man (+ 10 ‐ 20%) 600 – 1200 gemiddeld 950 

ƒ van de 10 – 12% (630 – 700) die nog geen toekomstperspectief heeft, 50% (300 ‐ 350) bewegen 

ƒ tot een adviseringsgesprek 

daarvan 10% vervolg product aanbod 30 – 35 man 

ƒ van de 2.500 deelnemers die zonder diploma de markt op komt, zorgen dat 25% (600 man) zich  alsnog inschrijft 

3.  Versteviging begeleiding jongeren op de leer/werkplek 

Pilot met intensieve en professionele begeleiding/mentorschap voor 200 deelnemers in een leerwerktraject  en hun begeleiders 

 

De ROC’s in de regio stellen voor om de volgende twee maatregelen in het kader van het school ex‐

programma ook uit te voeren. Afgesproken is om de projectorganisatie voor het opstellen voor de begroting  2010 de effectiviteit en haalbaarheid van deze instrumenten te onderzoeken en of ze additioneel zijn op al  gemaakte afspraken en eigen taakstellingen. Deze instrumenten zijn daarom niet opgenomen in de  begroting 2009 van het actieplan. Het gaat hierbij om: 

(22)

  

a.  Verstevigen realisatie EVC‐capaciteit 

ƒ 46.000 jongeren tussen de 18 en 24 jaar, daarvan waarschijnlijk 60% (27.00) werkend. Daarvan  de voordelen ervan zijn 

ƒ weet 60% (16.000 + ) wat EVC inhoud en wat s staat 75% positief tegenover EVC (12.000)  van die 16.000 werknemers en hun werkgever

ƒ daarvan is 20% met ontslag bedreigd is 2.400   

b.    Verstevigen van kennis onderwijsmogelijkheden t.b.v. werkgeverservicepunten 

ƒ 90% van de medewerkers van de werkgeverservicepunten in de regio kent de  onderwijsmogelijkheden van de MBO instellingen en weet bij vragen wie te benaderen   

  H  

et School ex­programma wordt inhoudelijk en financieel verder toegelicht in bijlage III. 

4.2. Matching-offensief

Jongeren zoeken banen, ondernemers en bedrijven zoeken werknemers als ze vacatures hebben. Dat gaat niet altijd vanzelf. Belangrijk onderdeel van het actieplan is daarom een zogenoemd matching-offensief om de vraag van werkgevers en de kwaliteiten van

jongeren beter bij elkaar te brengen. Ook moet er meer aandacht komen voor stages en rijwilligerswerk. De uitvoering ligt bij het UWV Werkbedrijf en de gemeenten. Het kabinet telt voor het matching-offensief landelijk € 10 miljoen beschikbaar.

v s  

Het matching‐offensief is een actieprogramma waarmee de bestaande inzet om de vraag van werkgevers en  het aanbod van werknemers beter bij elkaar te brengen aanzienlijk wordt versterkt. Het offensief wordt  uitgevoerd door de werkgeversservicepunten van de keten, die werken vanuit de UWV 

WERKbedrijfvestigingen in Leiden, Lisse en Alphen aan den Rijn. De UWV WERKbedrijfplusvestiging Leiden  oördineert het offensief. 

c  

it: 

Het offensief bestaat u 1. Marktbewerking 

2. Begeleiding van jongeren die kunnen uitstromen naar werk (inzet van intensieve persoonlijke  dienstverlening) 

3. Begeleiding van werkgevers die jongeren kunnen plaatsen (inzet van intensieve persoonlijke  dienstverlening) 

 

1.   Marktbewerking 

De werkgeversservicepunten gaan actief de markt benaderen om de beschikbare vacatures voor jongeren  binnen te halen. De werkgeversservicepunten richten zich hierbij op sectoren waarin uitstroomkansen  groot zijn. 

De marktbewerking vindt plaats via 4 sporen: 

ƒ Communicatiecam

ƒ

pagne 

ƒ Voorlichtingsbijeenkomsten  Bedrijfsbezoeken 

ƒ Organisatie van banenmarkten/speedmeets 

2.   Begeleiding van jongeren die kunnen uitstromen naar werk

Alle  jongeren  die  kunnen  uitstromen  naar  werk  krijgen  direct  persoonlijke  intensieve  dienstverlening  aangeboden.  De  persoonlijke  intensieve  dienstverlening  wordt  geleverd  door  de  coaches  van  het  UWV  WERKbedrijf, de coaches van het jongerenloket en de coaches van de werkgeversservicepunten.  

 

(23)

3.   Begeleid  van werkgevers die j ngeren kunnen plaatsen 

Alle  werkgevers  die  jongeren  kunnen  plaatsen  krijgen  direct  persoonlijke  intensieve  dienstverlening  aangeboden.  De  persoonlijke  intensieve  dienstverlening  wordt  geleverd  door  de  coaches  van  de 

vicepunten. 

ing o

werkgeversser  

Voor de uitvoering van het matching‐offensief worden de werkgeversservicepunten van de keten uitgebreid  met 4 fte. Namelijk 2 fte voor het werkgeversservicepunt in Leiden, 1 fte voor het werkgeversservicepunt in  Lisse en 1 fte voor het werkgeversservicepunt in Alphen aan den Rijn. 

Vanuit het bestaande beleidsprogramma voor jongeren kunnen de werkgeversservicepunten een uitstroom  naar werk realiseren van 1573 jongeren per jaar. Met de uitbreiding van de werkgeversservicepunten met 4 

van jongeren worden verhoogd met 400 per jaar. 

fte kan de uitstroom naar werk   

Het  

 matchingsoffensief wordt inhoudelijk en financieel verder toegelicht in bijlage IV. 

4.3. Leerwerkbanen/stages

Sociale partners hebben in het overleg met het kabinet over de aanpak van de crisis aangegeven het  bestrijden van jeugdwerkloosheid als prioriteit te zien. In het sociaal akkoord zijn hier duidelijke ambities  over uitgesproken. Zij maken zich ervoor sterk dat iedere schoolverlater die langer dan drie maanden thuis  zit een stageplaats krijgt. Sociale partners in de sectoren maken daarbij zo mogelijk afspraken dat jongeren 

jven werken. 

na afloop van de stage bij het bedrijf mogen bli  

UWV Werkbedrijf en het kenniscentrum voor onderwijs Colo zorgen ervoor dat landelijk 150.000 stage‐ of  leerwerkplaatsen beschikbaar komen om jongeren hun opleiding af te kunnen laten ronden. Ook wordt  bekeken of oudere werknemers die deeltijd‐ww hebben gedurende de tijd dat ze niet werken hun vakkennis  kunnen overdragen aan jongeren. Het kabinet trekt landelijk € 25 miljoen uit voor het stage‐ en 

banenoffensief.  

 

In verband met de verslechterde arbeidsmarktsituatie wordt verwacht dat er in schooljaar 2009‐2010 in de  regio Holland Rijnland en Rijnstreek 2.100 extra stage en leerwerkplekken nodig zijn: 

ƒ verwacht wordt dat 15 tot 20% meer jongeren met een mbo‐diploma een jaar extra doorleren  binnen het mbo. Dit geldt zowel voor jongeren die komen uit een BOL opleiding als voor jongeren  uit een BBL opleiding en met ontslag bedreigd worden of ontslagen worden. Dit zou neer komen  op 1.718 leerlingen extra in het MBO die beroep doen op een stage of een leerwerkplek. Een deel  hiervan zal volgens normale weg tot stand komen. De inschatting is dat er extra inspanningen  plaats dienen te vinden voor 950 stages/ leerwerkplekken voor de extra instroom in het MBO 

ƒ In 2009 wordt de ongediplomeerde uitstroom uit het MBO geschat op 1.785 jongeren. Verwacht  l stages/ 

wordt dat 600 hiervan teruggeleid worden naar het MBO‐onderwijs, waarvoor evenzovee leerwerkplekken extra nodig zijn. 

ƒ Er zal een stijging plaatsvinden van het aantal werkzoekende jongeren dat bij het UWV is  ingeschreven. Alle ingeschreven werkzoekende jongeren tot 27 jaar met een afstand tot de  arbeidsmarkt komen in principe in aanmerking voor op‐ of omscholing met een eventuele stage of  leerwerkbaan. Verwacht wordt dat het gaat om 300 extra stages/ leerwerkplekken. 

ƒ In het kader van de Wet investeren in Jongeren wordt verwacht dat er 250 traineebanen nodig zijn  voor gediplomeerde jongeren die langer dan drie maanden werkloos zijn. 

 

De inspa voldoende stages en leerwerkbanen in

de regio

nningen die geleverd dient te worden om

ƒ

te realiseren zijn:

ƒ

behoud van bestaande stage en leerwerkbanen 

ƒ betere benutting van bestaande stage en leerwerkbanen 

ƒ werving van extra stage en leerwerkbanen bij erkende leerbedrijven  werving van stage en leerwerkbanen bij niet erkende leerbedrijven 

ƒ dubbel gebruik van stage en leerwerkbanen door twee deelnemers achter elkaar op één plek 

(24)

ƒ brancheoverstijgende stage en leerwerkbanen. Leerlingen verwerven competenties in andere  g zijn 

ƒ branches dan waarvoor ze in opleidin erwerkbanen 

ƒ inzet bedrijfstakmiddelen t.b.v. bestaande en nieuwe stage en le aanpassing stageplanning in het mbo 

ƒ afstemming stageplanning tussen meerdere ROC’s in één regio   

L  

eerwerkbanen/stages worden inhoudelijk en financieel toegelicht in bijlage V. 

4.4. Kansen voor kwetsbare jongeren

Jongeren met problemen moeten, als álle jongeren, kunnen profiteren van de ingezette maatregelen. 

Daarnaast is het kabinet van mening dat er voor deze groep jongeren extra voorzieningen nodig zijn. 

Onderdeel van deze voorzieningen vormen de Plusvoorzieningen (samenhangend aanbod van onderwijs,  zorg, ondersteuning en toeleiding naar de arbeidsmarkt), de 24‐uurs opvang voor leerlingen (project  Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap) en het verbinden van jeugdzorg, onderwijs en arbeidsmarkt  (project MKB/MO‐groep jeugdzorg). Het kabinet stelt hiervoor in hiervoor landelijk € 40 miljoen 

eschikbaar. 

b  

Landelijk worden activiteiten ingericht zoals hierboven aangegeven. De landelijke activiteiten hebben tot op  heden geen samenhang met de convenant regio’s. Regio Holland Rijnland en Rijnstreek zal voor de 

uitwerking van actielijn 2 de doelgroep kwetsbare jongeren meenemen. Kwetsbare jongeren zijn een groep  jongeren waar ook via de overige lijnen indirect aandacht aanbesteed gaat worden. 

 

Vanuit het matchingsoffensief van het UWV Werkbedrijf zal voor kwetsbare jongeren, die via de  persoonlijke intensieve dienstverlening van het UWV onvoldoende geholpen kunnen worden, de  dienstverlening van de instanties voor sociale werkvoorziening in de regio worden ingezet. Dit betreft  DeZijlBedrijven in de regio Leiden, de MareGroep in de regio Duin en Bollenstreek en SWA in de regio 

lphen aan den Rijn. 

A  

Holland Rijnland en Rijnstreek in uitvoering (specifiek)   

1.               Activiteitengeld voor kwetsbare jongeren 

Kwetsbare  jongeren  waar  voorliggende  voorzieningen  geen  maatwerk  oplossingen  kunnen  bieden.  O.a. 

zwerfjongeren en praktijkschool leerlingen in de leeftijd 23‐27 jaar. 

 

2.                Activiteitengeld  voor  kwetsbare 

jongeren Zorg­scholingstraject Arbeidsinpassing 

Jongeren (18‐27 jaar) zonder werk en dagbesteding met een zorg problematiek en/of  minder begaafd. 

Het gaat om jongeren, die door een traject gemotiveerd worden tot een vorm van dagbesteding gericht op  van zorg en arbeid. 

combinatie   

Holland Rijnland en Rijnstreek in uitvoering algemeen maar waar kwetsbare jongeren ook gebruik van kunnen  maken 

 

1. Oprichten werkpool

Als gevolg van de economische crisis zijn veel werkgevers huiverig om jongeren in dienst te nemen, maar kunnen ze wel bereid zijn jongeren in te huren via ‘uitzendconstructies’.

De gemeente Leiden en Leiderdorp detacheren al uitkeringsgerechtigden via de DZB bij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

29 procent van de sociale dien- sten organiseert het beschut werk in samenhang met de arbeidsmatige dagbesteding, 13 procent zal met het nieuwe beleid niet veel afwijken van

Voordat we in deze notitie ingaan op het nut en de noodzaak van competentiemanage- ment voor gemeentelijke diensten en afdelingen Werk, Inkomen en Zorg (WIZ) en de relatie hiervan

Bestemmingsplannen en andere (infrastructurele) projecten zijn alleen toegestaan als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de

Binnen onze gemeentelijke organisatie zien we dat door de coronacrisis, en zeker door de strenge regels die per 15 december zijn ingegaan, het aantal instrumenten dat ingezet

Platformwerk gaat gepaard met variabele uren en biedt de werknemer weinig sociale bescherming en zekerheid omdat de werknemer buiten een ar- beidsrelatie staat en zijn of haar

Voor wat betreft de externe financiële verslaggeving moet ervoor worden gewaakt dat de reikwijdte van de International Financial Reporting Standards (IFRSs)

In de onderhavige regeling zijn de vergoedingen vastgesteld die door het college van de Onafhanke- lijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (verder: OPTA) in rekening zullen

Als overheden investeringsbanken en andere financiële instellingen overeind moeten houden tijdens een kredietcrisis, dan moeten zij ook in- zicht hebben in risico’s die