NED. MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING
g E DER TANDHEELKUNDE
VERSLAG
van de Buitengewone Algemeene Vergadering op Zaterdag 6 Januari 1923
in Krasnapolslcy te Amsterdam.
(Vervolg.)
Na deze beschouwingen gaat de voorzitter over tot de behandeling der stellingen.
Bij de bespreking van Stelling I is bij-betaling voor conservee- rende behandeling door den patiënt zelf of door het Ziekenfonds een vraag, waarover verschillende meenjngen worden geuit, terwijl de extra-vergoeding voor prothesen door den Hr. Nord beschouwd wordt als een onjuiste prikkel tot het maken ervan. Hij meent dat de prijs voor de prothese verlaagd dient te worden, waartegen de heer Margadant protesteert, omdat daarvan het gevolg zal zijn, dat de patiënt zijn mond zoolang zal verwaarloozen tot hij een goedkoope prothese krijgt, wat het prophylactisch en conserveerend werk ach- teruit zal zetten.
De heer Krings meent dat bijbetaling aan den tandarts voor con- serveerend werk voor hem een gunstige prikkel zal zijn tot meer conserveeren.
De heer Bruske stelt hier tegenover, dat er meer opvoedend zal kunnen worden gewerkt als conserveerende behandeling wordt gedaan zonder bijbetaling, omdat de tandarts dan zonder bezwaar kan weigeren een kies te extraheeren, die nog behouden zou kunnen worden.
De heer Sanders wil een cardinaal punt zien vastgesteld: of er al of niet wordt bijbetaald, in geen geval behoort de tandarts daar- van te profiteeren.
De heer Bruske meent, dat de Hr. Sanders hierin het oog heeft op Ziekenfondsen, die er een polikliniek op na houden. In kleine
388
plaatsen zal een honoreerirrg. 'per' verrichting, te'bétaten
i
door .'het Ziekenfonds, wel noodzakelijk • kunnen blijken. .De ondervinding bij' het spoorwegfonds heeft den, voorzitter : geleerd, dat de , appreciatie van den patiënt, die vroeger zelf bij betaalde, niet minder groot is, nu hij dit niet meer doet.De heer Bruske meent, dat een regeling, waarbij — in kleine plaat- sen — de tandarts hooger per uur gehonoreerd wordt voor conser- veerende dan voor consultatieve en chirurgische , behandeling, voor hem een prikkel zal zijn om meer 'te ëonserveeren.
De heer Paerl..houdt een betoog.. voor het goed recht van den tandarts, dat hem de prothese-vergoeding ten goede kome.
De heer de Cock Rouaan verklaart, dat hij: ' had hij dit heele betoog eerder gehoord, niet tegen maar voor de voorgestelde wijzi- gingen in statuten en huish. reglement zou hebben gestemd.
De heer Margadant en de voorzitter verkondigen de opvatting, dat wanneer een Ziekenfonds baten zou trekken uit de prothese, deze geheel ten goede zouden behooren te komen aan de bestrijding van de kosten der conserveerende behandeling.
De heer Bruske zegt, dat het uitsluitend om het principieele gaat;
dat onze nieuwe Ziekenfonds-commissie een opdracht behoort te hebben, die het haar mogelijk maakt waar noodig te adviseeren en dat zij behoort te weten op welke basis zij verbintenissen kan afslui- ten. Een practische vraag van den heer Nord brengt als practisch antwoord, dat hier alleen wenschelijkheden worden uitgesproken, die voor de Ziekenfonds-commissie niet anders dan een richtsnoer behoo- ren te zijn voor dat, waarnaar ze moet streven.
Van Stelling II gaat collega Nord de onzedelijkheid betoogen, waar- bij hij wat er in de Ned. Mij. tot bevordering van Geneeskunst in het overeenkomstig geval gebeurd is — uittreden van leden — te berde brengt; hij meent dat tegenover ziekenfondsen het met 'klein betoogen, dat het voor hen van belang is alleen met leden der Maatschappij connecties aan te knoopen en wij met uitzonderingen niets te maken hebben en geen verantwoording op ons kunnen nemen, voldoende is.
Dit noemt de heer Salomons een theoretisch misschien juist, maar in ieder geval onpractisch standpunt.
•De heer Sanders betoogt de bezwaren van den heer Nord heel goed te voelen, maar is van oordeel, dat wij niet anders kunnen. Hij verklaart, dat wij in veel gunstiger positie zijn dan de medici; wij hebben de troebelen niet, die de Ned. Maatschij. tot bevond. der Geneeskunst achter zich heeft; maar we zullen ze krijgen en daarom moeten we voor we zoover zijn, zorgen dat we dan krachtige bepalingen hebben. Daarom moeten we nu op dit oogenblik, nu we in het oog van ons zelf en van anderen nog heel zuiver staan en
389
vrij van wat gewoonlijk onder de naam van vakvereenigingsbepa- lingen wordt verstaan, ons zelf uitbouwen en ook gaan boycotten de collega's, die geen lid van onze Maatschappij zijn.
De heer de Beer meent, dat wij, wanneer het doel is het ver- schaffen van goede hulp, mogen zeggen: geen anderen dan Maat- schappijleden mogen met ons meedoen.
Met Stelling III .gaat men accoord.
Naar aanleiding van Stelling IV — de heer Bruske vindt dat door het late uur en het verloop der vergadering verdere besprekingen niet veel nut meer hebben, -- vraagt de heer Wilmink hoe in kleinere plaatsen, waar voor 't eerst tandheelkundige 'hulp door Zieken-- fondsen gevraagd wordt en Ziekenfondsen eischen stellen en bepa- • lingen maken, die geheel indruischen tegen de richtlijnen, vastgelegd door de Maatschappij, moet worden opgetreden. De heer Bruske betoogt, de plooibaarheid van de Maatschappij ten opzichte van de richtlijnen, wanneer het er om gaat tandheelkundige behandeling ingang te doen vinden, waar die nog niet gegeven werd; gaat het niet volgens de complete eischen van de richtlijnen, dan beginne men op een wijze, die zoo goed en zoo billijk mogelijk is, maar zorge voor een propaganda, die gunstig kan zijn voor de naaste toekomst.
Bij de behandeling van de laatste stelling; die naar den voorzitter voor zich zelf spreekt, raadt deze de leden aan toch vooral, wan- neer zij door Ziekenfondsen tot medewerking worden aangezocht zich te wenden tot de Ziekenfonds-commissie, hun afdeelings-bestuur of het correspondeerend lid, terwijl de heer Bruske er nog eens de aandacht op vestigt, dat het werk door het afdeelingsbestuur behoort te worden gedaan en door bemiddeling hiervan ook de contracten behooren te worden gesloten.
Nadat de voorzitter den heer Bruske heeft bedankt voor zijn inlei- ding en voor het werk, dat hij zooveel jaren met zooveel enthou- siasme heeft gedaan, wordt de vergadering besloten met de bespre- king van een door den heer Góttlich geopperde vraag, wat er gedaan wordt om de jongere leden in de Maatschappij 'te brengen.
Van een nauwer contact met John Tomes heeft hij niet 'veel ver- wachting.
Het méest gewenscht 'is volgens den heer de Beer om, zooals. in A'dam geschiedt, elke tandarts, die zich vestigt en allen die afge- studeerd zijn een uitnoodiging tot toetreding te sturen vergezeld van een omschrijven van werken, doel en streven der Maatschappij.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
H. G. PITSCH, Secretaris.