Vraag nr. 194 van 16 juni 2000
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Gezinsbeleid – Rollenpatroon
In het Jaarverslag van Kind en Gezin staat sinds enkele jaren in het deel "Het Kind in V l a a n d e r e n " een hoofdstukje over de rollen en waarden in het gezin met jonge kinderen. Waar het gaat over de verdeling van de huishoudelijke taken, maakt het Jaarverslag van 1998 melding van een evolutie. In 1998 schrijft Kind en Gezin dat er een zeer schuchtere tendens te bespeuren is naar een meer gelijke situatie op het vlak van betaald werk tussen de moeder en de vader. Zo nam het aantal kinde-ren met een moeder met een betaalde baan toe, evenals het aantal kinderen met moeders die wer-ken op speciale uren. Anderzijds zag Kind en Gezin een groter aantal niet-schoolgaande kinde-ren met een deeltijds werkende vader, en lag het aantal niet-schoolgaande kinderen met een vader die op speciale momenten werkt lager. Ruim zes op tien kinderen onder de twaalf jaar leven in een gezin waar de moeder meer dan driekwart van de huishoudelijke taken op zich neemt.
Het rapport van 1999 is veelzeggend. Nog steeds leeft ongeveer zes op tien kinderen onder de twaalf jaar in een gezin waar de moeder meer dan drie-kwart van de huishoudelijke taken op zich neemt. Hoewel de meeste kinderen een buitenshuis wer-kende moeder hebben, behoort de zorgarbeid nog hoofdzakelijk of uitsluitend tot de verantwoorde-lijkheid van de moeder. Kind en Gezin besluit daaruit dat dit vanuit de emancipatiegedachte een alarmerende zaak is. Kind en Gezin stelt dat het er niet naar uitziet dat jonge kinderen zich in hun huishoudelijke sfeer emancipatorische waarden en normen eigen maken.
Op internationaal vlak staat Kind en Gezin niet meer alleen met zijn conclusie. Een uitgebreid Frans onderzoek concludeerde dat de man in de voorbije jaren allerminst afstand heeft gedaan van zijn eeuwenoude privileges. Huishoudelijke taken en de opvoeding van de kinderen zijn nog altijd in eerste instantie de opdracht van de vrouw. De tijd die de man besteedt aan huishoudelijke taken is gering en de tijd die hij spendeert aan zijn kinderen is beperkt en is hoofdzakelijk in de sfeer van de vrije tijd gesitueerd.
1. De vaststellingen die Kind en Gezin doet met betrekking tot de rol van de man in het
huis-houden komen sterk overeen met de conclusies van een uitgebreid Frans onderzoek.
Bestaan dergelijke onderzoeken eveneens in Vlaanderen ?
2. In het verleden werden door diverse ministers allerlei campagnes opgezet om gezinnen te sen-sibiliseren met betrekking tot een gelijkere ver-deling van huishoudelijke taken.
Wat is het nut van deze campagnes ?
3. Wordt het niet stilaan tijd dat vanuit het beleid niet meer alles wordt gericht op de intrede van de man bij het verrichten van huishoudelijke t a k e n , maar dat ook effectief wordt gewerkt aan een goede ondersteuning van vrouwen bij hun huishoudelijke taken die thuis worden verricht ? Wat bestaat daarvoor vandaag ?
Volstaat dit ? Denkt de minister aan nieuwe mogelijkheden ?
Antwoord
1. Onderzoek in V l a a n d e r e n , onder andere door het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies ( C B G S ) , toont aan dat verlofregelingen die ex-pliciet gericht zijn op taakcombinatie (arbeid buitenshuis en zorgarbeid thuis) in overgrote mate worden opgenomen door moeders en dat regelingen binnen het werkgelegenheidsbeleid (deeltijds werken, loopbaanonderbreking) ver-houdingsgewijs vooral door vrouwen worden opgenomen die meer tijd willen vrijmaken voor het gezin.
Ter illustratie : in '99 werden 22.181 aanvragen ingediend voor de Vlaamse aanmoedigingspre-mie bij loopbaanonderbreking en 85,4 % van die aanvragen kwam van vrouwen ; het aandeel mannen in loopbaanonderbreking is van 4,3 % in '94 gestegen naar 15,9 % in '99, maar mannen in loopbaanonderbreking zijn dus nog altijd sterk in de minderheid (bron : a d m i n i s t r a t i e Werkgelegenheid).
Gelukkig zijn er ook aanwijzingen dat de men-taliteit wijzigt. Zo blijkt uit de Vlaamse gedach-te dat "mannen en vrouwen even geschikt zijn om kleine kinderen op te voeden". Ook blijkt dat zowel mannen als vrouwen "zorg" als waar-de willen meegeven aan hun dochters én zonen. 2. Campagnes zijn in elk geval nuttig om thema's
op de politieke en sociale agenda te brengen. Een beleid maken dat wordt gedragen door ver-schillende coalitiepartners én door de bevolking veronderstelt een positieve debatcultuur (zoals ook vaak wordt benadrukt door onze Belgische p r e m i e r ) . Campagnes kunnen thema's in het voetlicht plaatsen en communicatiekanalen creëren tussen diverse bevolkingsgroepen, d e politieke wereld en de partners van het sociaal overleg, zodat het debat alle kansen krijgt. Tegelijkertijd roepen campagnes mensen ook op om over bepaalde thema's na te denken en kunnen ze de aanzet geven tot een mentaliteits-v e r a n d e r i n g. Campagnes ondersteunen ook deze mensen die soms moeizaam en tegen de stroom in proberen veranderingen te bewerk-stelligen.
Het is echter evident dat campagnes alleen on-voldoende zijn om maatschappelijke verande-ringen teweeg te brengen ; de weg van hoofd of hart naar handen en voeten is immers lang. D e maatschappij bijsturen in de richting van bij-voorbeeld een betere spreiding van zorgtaken over mannen en vrouwen, vraagt dus niet alleen c a m p a g n e s, maar ook overheidsmaatregelen en sociale afspraken die mensen instrumenten bie-den om arbeid, gezin en zorg goed te kunnen combineren.
Naarmate de visie van de diverse politieke en sociale partners op elkaar aansluit en ook aan-sluit bij wat leeft in de samenleving, zal ook de coherentie en effectiviteit van de (bestaande en eventueel nieuw te nemen) maatregelen en af-spraken groter zijn.
3. Antwoord op de eerste vraag geeft duidelijk aan dat het beleid nog niet gericht is op de be-trokkenheid van de man bij de zorgarbeid in ge-z i n s v e r b a n d . Zoals gege-zegd, is de combinatie van arbeid en gezin vandaag vooral een vrouwen-aangelegenheid en dit moet dus zeker nog wor-den bijgestuurd.
Het kan niet de bedoeling zijn, zoals wordt ge-suggereerd in de vraagstelling, dat mannen hun arbeidsmarktpositie behouden zoals die nu is en
dat vrouwen ondersteuning krijgen om thuisar-beid te verrichten. Zowel mannen als vrouwen moeten maximaal gelijke kansen krijgen om zich te ontplooien op de arbeidsmarkt en op de z o r g v l o e r. Gelijke kansen staat hier dan ook voor samen werken, samen zorgen, samen ont-spannen.
Dit betekent niet dat de ondersteuning van de zorgarbeid onbelangrijk is. Voor mensen die zorg verlenen, moet goed worden gezorgd en ze verdienen ondersteuning.