• No results found

Delen is vermenigvuldigen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Delen is vermenigvuldigen"

Copied!
131
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

`

Delen is

vermenigvuldigen

Een onderzoek naar de implementatie van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet

onderwijs van Den Haag

(2)

Delen is vermenigvuldigen

Een onderzoek naar de implementatie van de brede school en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs van Den Haag

Auteur:

A.E. van Gorcum BA S1809393

Begeleiders:

Dr. B.P. van Heusden, Rijksuniversiteit Groningen H. Roos, Koorenhuis Den Haag

Master- scriptie voor het Masterprogramma Kunsteducatie, onderdeel van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen

(3)

Voorwoord

Beste Lezer,

Voor u ligt mijn resultaat van de master aan de opleiding Kunsten, Cultuur en Media te Rijksuniversiteit Groningen in combinatie met een afgeronde bachelor Kunsten, Cultuur en Media en een afgeronde bachelor Docent Beeldende Kunst en Vormgeving.

Na ongeveer 7 jaar ga ik nu echt vaarwel zeggen tegen het studentenleven.

Ik ben erg blij dat ik de kans heb gehad om mijn eerste studie uit te breiden en te verdiepen met de studie Kunsten, Cultuur en Media en ik hoop dat de kennis en vaardigheden die ik binnen deze studie heb opgedaan worden weerspiegeld in deze scriptie. Ik ben zelf in ieder geval heel trots op het resultaat.

Voor dit onderzoek wil ik een aantal mensen in het bijzonder bedanken.

Ik heb dit onderzoek uitgevoerd bij het Koorenhuis in Den Haag. Ik wil de afdeling onderwijs hartelijk bedanken voor de fijne tijd die ik bij ze heb mogen hebben. Het was erg fijn om vanaf het eerste moment opgevangen te worden in zo’n prettige omgeving waar je je gelijk thuis voelt. Dit heeft absoluut een positieve uitwerking gehad op mijn onderzoek. In het bijzonder wil ik Herma Roos, mijn stagebegeleider, en Nelleke Douw, hoofd afdeling, bedanken voor hun hulp en de menige momenten dat ik met hun kon sparren over mijn onderzoek.

Naast het Koorenhuis ben ik uiteraard ook begeleid door de Rijksuniversiteit Groningen. Ik wil Barend van Heusden graag bedanken voor alle inspirerende gesprekken die ik met hem heb gehad. Als ik na een gesprek met Barend de kamer verliet zat mijn hoofd weer vol ideeën die mijn onderzoek beter konden maken. Ook heb ik het bezoek van Barend aan mijn stageadres in Den Haag zeer gewaardeerd.

De laatste groep die ik wil bedanken bestaat uit mijn vrienden en familie. Zij hebben mij altijd gesteund tijdens het proces naar deze scriptie toe en mij ontzettend geholpen met onder andere het verwijderen van spel- en grammaticafouten.

En nu?

(4)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding en hypothese

1.1 Inleiding 6 1.2 Hypothese 7 1.3 Doelstelling 7 1.4 Opzet onderzoeksrapport 8 Hoofdstuk 2: Methodologie 2.1 Opzet en methode 10 2.2 Literatuurstudie 10 2.3 Empirisch onderzoek 10 2.3.1 Kwantitatief onderzoek 2.3.2 Onderzoeksgroepen Koorenhuis

Scholen die subsidie ontvangen Gemeente Den Haag

2.3.3 Interviews Koorenhuis

Scholen die subsidie ontvangen Gemeente Den Haag

2.3.4 Presentaties

Educatieplatform theaterinstellingen Den Haag – 19 mei 2011 Koorenhuis, afdeling onderwijs – 15 juni 2011

Hoofdstuk 3: Beleid

3.1 Totstandkoming van het beleid 15

3.2 Subsidieaanvraag 18

3.3 Monitoring en evaluatie 19

3.4 Stichting brede school 20

3.5 Toekomst 21

Hoofdstuk 4: De verlengde schooldag, de brede school en hun kenmerken

3.1 Verlengde schooldag 22

3.2 Brede school 25

(5)

Hoofdstuk 5: Het opzetten van een verlengde schooldag of brede school

5.1 Opzetten brede school 30

5.2 Opzetten verlengde schooldag 35

Hoofdstuk 6: Scholen met subsidie voor de verlengde schooldag of de brede school

6.1 College St. Paul 39

6.2 Diamant College 41

6.3 Esloo Pro 43

6.4 Scholengroep Den Haag Zuid- West, locatie Zuid- West College 46

Hoofdstuk 7: Bevindingen

7.1 Beleid 49

7.2 Communicatie 50

7.3 Implementatieproces 50

7.4 Samenwerking 52

Hoofdstuk 8: Theoretische onderbouwing

8.1 Factoren ontwikkeling mens 54

8.2 Nieuwe inzichten en consequenties onderwijs 57

8.3 Toenemende druk voor onderwijs 65

8.4 Conclusie 66

Hoofdstuk 9: Conclusies

9.1 Conclusies 68

9.2 Suggesties voor vervolgonderzoek 69

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding en onderzoeksvraag

1.1 Inleiding

Het college van B en W in Den Haag heeft het vergroten van de ontwikkelkansen, en de talentontwikkeling van jong en oud in Den Haag hoog op de agenda gezet. Burgers die zich optimaal ontwikkelen, kunnen volgens het college bijdragen aan een economisch en sociaal sterke stad1. Om ontwikkelkansen en talentontwikkeling te stimuleren is een aantal maatregelen genomen, zoals de stimulering van voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen, kopklassen en het voortijdig schoolverlatersbeleid2. Binnen het beleid rond het vergroten van ontwikkelkansen en talentontwikkeling ziet het college een belangrijke rol weggelegd voor de brede school en de verlengde schooldag. Scholen kunnen volgens het college een rol spelen die verder gaat dan het opleiden van hun leerlingen. In samenwerking met partners in de wijk en de stad kan enerzijds het lesprogramma voor leerlingen worden verrijkt en kan de school anderzijds over haar muren heen kijken en een bredere rol gaan vervullen voor bewoners in wijk en stad3. Binnen de brede school en de VSD wordt kennis, visie, e.d. gedeeld tussen partners, maar ook tussen de verschillende onderdelen van de leefomgeving van de leerling, om de kansen van de leerlingen, ouders, buurtbewoners en de school uit te breiden. In het geval van de brede school en de VSD is delen dus vermenigvuldigen.

Daarnaast is de brede school sinds een aantal jaar binnen de politiek een hot item waar bestuurders graag op in willen spelen4. Om deze redenen heeft de gemeente Den Haag ter stimulering van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs €1.700.000,00 aan subsidies beschikbaar gesteld voor de periode 2011-2014. €700.000,00 van deze subsidie is beschikbaar gesteld voor de stimulering van de verlengde schooldag (VSD) in het voortgezet onderwijs en €1.000.000,- voor de stimulering van brede scholen in het voortgezet onderwijs5. In de brede school en de verlengde schooldag in Den Haag wordt de leerling centraal gesteld6. De brede school en de verlengde schooldag moeten kinderen de gelegenheid geven om zich als ‘een heel mens’ te ontplooien en hen optimaal voor te bereiden op de wereld van de arbeid en de maatschappij. Hiervoor is volgens de gemeente Den Haag samenwerking tussen scholen en instellingen op het gebied van cultuur, welzijn en sport noodzakelijk7. Het streven is om door middel van het verstrekken van subsidie op alle scholen voor het voortgezet onderwijs van Den Haag verlengde schooldagactiviteiten te realiseren. Daarnaast wordt gestreefd naar het opzetten van tien brede scholen8.

1 Gemeente Den Haag 2010a, p.1

2

Interview Patricia Verzantvoort

3

Gemeente Den Haag 2010a, p.1

4 Interview Patricia Verzantvoort 5

Gemeente Den Haag 2010a, p.9

6

Gemeente Den Haag 2009, p.3

7 Gemeente Den Haag, dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn 2002, p.7 8

(7)

Aangezien de gemeente Den Haag nog geen ervaring heeft met de implementatie van de VSD en de brede school in het voorgezet onderwijs is het nog een grote vraag hoe deze implementatie zal verlopen. De rijksoverheid beidt geen wettelijk kader voor de brede school of landelijke regels voor de inrichting van een brede school9 wat als gevolg heeft dat de gemeente Den Haag de implementatie zelf moet vormgeven en hiervoor geen handvatten van de rijksoverheid krijgt aangereikt.

Om in beeld te kunnen brengen waar de gemeente tegenaan loopt tijdens het implementeren van de VSD en de brede school heb ik mij tijdens mijn onderzoek gericht op de vraag ‘Op welke vragen en problemen stuit een gemeente die verlengde schooldag activiteiten en brede scholen in het voortgezet onderwijs wil invoeren en hoe kunnen deze problemen worden aangepakt?’. Dit onderzoeksverslag zal antwoord geven op deze vraag.

1.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Tijdens het onderzoek ben ik in eerste instantie uitgegaan van de vraag ‘Op welke vragen en problemen stuit een gemeente die verlengde schooldag activiteiten en brede scholen in het voortgezet onderwijs wil invoeren en hoe kunnen deze problemen worden aangepakt?’. Hier horen de volgende deelvragen bij:

 Wat is de verlengde schooldag?  Wat is de brede school?

 Waarom wil men de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs van Den Haag invoeren? Wat zijn de verwachtingen en waarop zijn deze verwachtingen gebaseerd?

 Wat is er bekend over de implementatie van de verlengde schooldag en de brede school?

 Hoe moet de verlengde schooldag en de brede school idealiter in het voortgezet onderwijs geïmplementeerd worden?

 Hoe gaan scholen voor voortgezet onderwijs in Den Haag met de implementatie om? (uitgangspunten, huidige situatie, toekomstbeeld)

 Hoe gaat de gemeente Den Haag met de implementatie om? (uitgangspunten, beleid, uitvoering beleid) Deze vragen worden in het eerste deel van het onderzoeksverslag behandeld.

Uit het onderzoek bleek dat er zowel bij de scholen als bij de gemeente van Den Haag een gebrek is aan theoretische onderbouwing. De theoretische onderbouwing is nodig om de verlengde schooldag en de brede school goed te kunnen implementeren. Daarom is de volgende deelvraag aan het onderzoek toegevoegd:

 Waarom zouden de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs geïmplementeerd moeten worden?

Deze vraag wordt in het tweede deel van het onderzoeksverslag behandeld.

1.3 Doelstellingen

9

(8)

De doelstellingen van dit onderzoek bestaan uit:

1. De vragen en problemen die de implementatie van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs met zich meebrengen inventariseren en hier oplossingen voor vinden.

Aanleiding voor deze doelstelling is gebrek aan kennis in het culturele veld over de ontwikkelingen van de verlengde schooldag en de brede school binnen het voortgezet onderwijs. Omdat het hier gaat om een nieuwe ontwikkeling is het niet bekend hoe scholen hiermee om gaan en hoe de toekomst er uit zal zien.

De tweede doelstelling vloeit voort uit de bevindingen die zijn opgedaan bij het verwezenlijken van de eerste doelstelling:

2. Een eerste aanzet tot een theoretische onderbouwing ontwikkelen voor de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs.

Tijdens het onderzoek bleek al snel dat er zowel binnen het subsidiekader van de gemeente Den Haag als bij de scholen een gebrek was aan een theoretische onderbouwing van de VSD en de brede school in het voortgezet onderwijs. Naar mijn mening is een theoretische onderbouwing van belang voor het slagen van de implementatie van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs. Middels een theoretische onderbouwing kan het beleid van de gemeente bewuster gevormd worden en kan aan scholen makkelijker de voordelen van verlengde schoolactiviteiten en de brede school duidelijk gemaakt worden. Ook kan de theoretische onderbouwing input leveren voor de monitoring en de evaluatie en kan de al bestaande literatuur handvatten geven binnen het opzetten van een verlengde schooldag en een brede school.

1.4 Opzet onderzoeksrapport

Dit onderzoeksrapport is als volgt opgezet:

Dit hoofdstuk is het inleidende hoofdstuk voor dit onderzoeksverslag. Binnen dit inleidende hoofdstuk wordt onder andere de onderzoeksvraag behandeld.

In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode uiteengezet.

Hoofdstuk 3 gaat in op het beleid van de gemeente Den Haag met betrekking tot de brede school en de verlengde schooldag, dat het uitgangspunt vormt voor dit onderzoek.

Hoofdstuk 4 behandelt de theoretische achtergrond van de verlengde schooldag, de brede school en haar kenmerken. Deze achtergrond is nodig voor de rest van het onderzoek.

In hoofdstuk 5 zijn op basis van bestaande stappenplannen voor de implementatie van de brede school en het aangaan van samenwerkingen tussen scholen en culturele instellingen twee nieuwe stappenplannen samengesteld. De bestaande stappenplannen bleken namelijk niet volledig voor het invoeren van de verlengde school en de brede school.

(9)

In hoofdstuk 7 komen de bevindingen van het eerste deel van het onderzoek aan bod.

Naar aanleiding van de bevindingen van het eerste deel van dit onderzoek wordt er in hoofdstuk 8 een aanzet gegeven voor een theoretische onderbouwing van de verlengde schooldag en de brede schooldag in het voorgezet onderwijs. In dit gedeelte van het onderzoeksverslag wordt de vraag ‘Waarom zou de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs geïmplementeerd moeten worden?’ beantwoord.

(10)

Hoofdstuk 2 Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de opzet en de methodologie van dit onderzoek behandeld.

2.1 Opzet en methode

Dit onderzoek bestaat uit twee delen: een literatuurstudie en een empirisch onderzoek. Er is bewust gekozen voor een combinatie van deze twee vormen van onderzoek, omdat beide vormen van onderzoek elkaar goed aanvullen. Tijdens het literatuuronderzoek werd de algemene informatie gevonden over, onder andere, de verlengde schooldag, de brede school, cognitietheorieën en jongeren in de huidige maatschappij. Het empirische onderzoek is gericht op de praktijk en in dit gedeelte van het onderzoek werd informatie over de specifieke situatie in Den Haag verzameld.

2.2 Literatuurstudie

Door middel van het literatuuronderzoek is in de eerste plaats de achtergrond van de verlengde schooldag en de brede school in zijn algemeenheid en in Den Haag geschetst. Daarnaast is er in de literatuurstudie aandacht voor het opzetten van een verlengde schooldag en een brede school.

Binnen het subsidiekader van de gemeente Den Haag wordt geen gebruik gemaakt van wetenschappelijke bronnen. Het opzetten van brede scholen en het invoeren van verlengde schooldagen zou goed zijn voor de ontwikkelkansen en de talentontwikkeling van de leerlingen, maar waaruit dit daadwerkelijk zou moeten blijken is niet duidelijk. Een wetenschappelijke onderbouwing kan van groot belang zijn voor het slagen van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs. Hierom wordt er, middels literatuur, binnen dit onderzoek een eerste aanzet gegeven voor een theoretische onderbouwing van de redenen voor de invoering van de brede school en de verlengde schooldag .

2.3 Empirisch onderzoek

Het empirische gedeelte van dit onderzoek werd uitgevoerd tijdens mijn masterstage. Deze stage heb ik gelopen bij het Koorenhuis in Den Haag. Het Koorenhuis was tevens een van de respondenten. Bij 2.3.2. zal het Koorenhuis verder geïntroduceerd worden.

2.3.1. Kwalitatief onderzoek

(11)

invoering . Vanwege deze grote verschillen tussen scholen is het onmogelijk om een gestandaardiseerde vragenlijst af te nemen.

Eén van de sterke punten van kwalitatief veldonderzoek is volgens Babbie het alomvattende perspectief dat het aan een onderzoeker kan geven. Door middel van deze vorm van onderzoek kan een sociaal fenomeen dieper en vollediger begrepen worden10 dan bij andere methodes die eerder als oppervlakkig gezien kunnen worden11. Een ander positief aspect van kwalitatief onderzoek is de flexibiliteit van de onderzoeksmethode. De volgorde van het onderzoeksontwerp ligt niet vast en kan op elk moment gewijzigd worden12. Dit maakt de vorm van interviewen heel soepel en natuurlijk13. Hierdoor lijkt een kwalitatief onderzoek op een normaal gesprek,14 wat de respondent extra op zijn of haar gemak kan stellen. De interviewer moet tijdens het gesprek niet uit het oog verliezen dat ze bezig is met een onderzoek15. Bij een kwalitatief interview geeft de interviewer de algemene richting aan, maar heeft de respondent idealiter de meeste inbreng in het gesprek16.

2.3.2 Respondenten

Koorenhuis

Het Koorenhuis is het Haagse centrum voor kunsteducatie, dat gevestigd is in twee vestigingen. De doelgroep van het Koorenhuis bestaat uit mensen van alle leeftijden en achtergronden. Het Koorenhuis probeert een klimaat te creëren waarin cursisten zowel van het Koorenhuis als van elkaar leren, inspiratie delen en talenten ontplooien. Dit gebeurt in allerlei lesvormen en op verschillende podia binnen het centrum. Om nog meer mensen te verleiden om zelf kunst te beoefenen komt het Koorenhuis ook op bezoek bij Haagse scholen en andere organisaties, en werken ze samen met professionele kunstenaars uit zowel binnen als buiten Den Haag. Ze geven advies en begeleiding op maat in verschillende kunstdisciplines.17

De afdeling onderwijs vervult op dit moment vier rollen in het onderwijs:

Expert: Het Koorenhuis levert kennis en advies aan scholen over cultuurbeleid, leerlijnen en kunstvakken

Makelaar: Het Koorenhuis fungeert als schakel tussen scholen, culturele instellingen en individuele kunstenaars/kunstvakdocenten

Innovator: Het Koorenhuis draagt bij aan het vernieuwen van het cultuureducatieaanbod in de stad

Leverancier: Het Koorenhuis ontwikkelt en levert diensten en producten voor scholen18

(12)

Het Koorenhuis adviseert onder andere brede scholen en scholen met een verlengde schooldag over hoe ze kunst en cultuur in kunnen passen. Ook bemiddelen ze tussen scholen en kunstvakdocenten en ondersteunen ze scholen bij het ontwikkelen van leerlijnen19.

Scholen die subsidie ontvangen

In Den Haag zijn er zeven scholen en twee scholengemeenschappen die subsidie ontvangen voor de verlengde schooldag en de brede school. Dit zijn er overigens een stuk minder dan het aantal scholen waar de gemeente naar streeft. De gemeente streeft ernaar dat alle scholen voor het voortgezet onderwijs binnen de subsidieperiode verlengde schooldag activiteiten gaan organiseren. De lijst met scholen is ingewonnen bij de beleidsmedewerker van de gemeente die over de subsidies van de verlengde schooldag en de brede scholen gaat.

Het Koorenhuis heeft goed zicht op de situatie op de scholen zelf. Na overleg met het Koorenhuis is er besloten niet alle scholen van deze lijst te benaderen. Zo heeft de scholengroep Maris College aangegeven dat ze zich gaan richten op welzijn en zit het Varias College midden in een reorganisatie. De scholen waarmee wel gesprekken zijn gevoerd zijn het College St. Paul, het Diamant College, Esloo Pro en Scholengroep Den Haag Zuid West; locatie Zuid- West College. Alle scholen hebben een nauwe samenwerking met het Koorenhuis en dit was dan ook de ingang die ik heb gebruikt om bij de scholen binnen te komen. Daarnaast zijn dit ook de enige vier scholen die in het beleid- en subsidiekader van de gemeente worden genoemd.

In hoofdstuk 6 worden de verschillende profielen en de (toekomstige) situaties op de scholen met betrekking tot de verlengde schooldag en/ of de brede school verder uitgewerkt.

Gemeente Den Haag

De stimuleringssubsidie van de gemeente Den Haag voor de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs vormde de aanleiding tot dit onderzoek.

Zoals in de inleiding al te lezen was, heeft het college na haar aanstelling op 27 mei 201020, het vergroten van ontwikkelkansen en talentontwikkeling van jong en oud in Den Haag hoog op de agenda gezet. De verlengde schooldag en brede school ziet het college als een belangrijk instrument hiervoor21. Binnen de gemeente is er één beleidsmedewerker specifiek met de implementatie van de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs bezig.

2.3.3 interviews

Koorenhuis

Het Koorenhuis heeft onder andere een adviserende rol naar scholen die bijvoorbeeld bezig zijn met het opzetten of het uitvoeren van een verlengde schooldag of een brede school. Het Koorenhuis is al twintig jaar bezig met het

19

Koorenhuis 2011, p.11

20Gemeente Den Haag 2011 21

(13)

opzetten en begeleiden van verlengde schooldag activiteiten. Ze hebben voornamelijk ervaringen met deze initiatieven binnen het primair onderwijs, maar ze hebben in het verleden ook verlengde schooldagactiviteiten in het voorgezet onderwijs gerealiseerd. Op dit moment is het Koorenhuis bezig met gesprekken met scholen die subsidie van de gemeente hebben gekregen22.

Doordat ik mijn masterstage bij het Koorenhuis heb gelopen, had ik de kans om meerdere keren met verschillende medewerkers van het Koorenhuis te spreken over de verlengde schooldag en de brede school. Dit gebeurde zowel tijdens geplande afspraken als in de wandelgangen.

Scholen die subsidie ontvangen

Nelleke Douw, hoofd voortgezet onderwijs van het Koorenhuis, bezoekt jaarlijks in mei alle scholen voor het voortgezet onderwijs waar het Koorenhuis een vaste samenwerking mee heeft. Tijdens dit bezoek worden onder andere de samenwerking en het aanbod voor het nieuwe schooljaar besproken. Bij de scholen waarvan bekend is dat ze subsidie hebben ontvangen voor de verlengde schooldag en/ of de brede school heb ik me bij deze gesprekken aangesloten om de uitgangspunten, de huidige situatie en de toekomstvisie van de school met betrekking tot dit gebied te bespreken.

Met Esloo pro en College St. Paul heeft een extra gesprek plaatsgevonden. Bij Esloo pro werd dit extra gesprek gebruikt om de vorderingen van de school met betrekking tot de implementatie te bespreken. Bij College St. Paul kon er in het eerste gesprek nog niet veel verteld worden over de ontwikkeling. Hier is het extra gesprek gebruikt om uitgebreider op deze ontwikkeling in te gaan.

Tijdens de interviews is er gebruik gemaakt van een topiclijst en een verwerkingsformulier om ervoor te zorgen dat er binnen het gesprek geen onderdelen vergeten werden.

Gemeente Den Haag

Door de gemeente Den Haag is een beleidsmedewerker, mevrouw Verzantvoort, aangesteld die zich specifiek bezighoudt met de brede scholen en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs, de subsidie die hiervoor uitgegeven wordt en het beleid hieromtrent.

Voorafgaand aan het interview met mevrouw Verzantvoort zijn de verschillende interviewvragen naar haar toe gemaild, zodat zij de mogelijkheid had om zich op het interview voor te bereiden. Tijdens het interview zijn deze vragen in gespreksvorm nogmaals gesteld. Er is niet vastgehouden aan de volgorde van de vragen.

Het interview is opgenomen op een voicerecorder. Gezien de gevoeligheid van sommige informatie die tijdens het interview naar voren kwam, zoals de namen van scholen waarvan de aanvraag niet gehonoreerd is, is er afgesproken de uitwerking van het interview niet openbaar te maken.

2.3.4. Presentaties

22

(14)

Naast de interviews is het werkveld ook middels presentaties geïnformeerd en om feedback gevraagd. Er hebben twee presentaties plaatsgevonden: bij het educatieoverleg Haagse Podia en voor het Koorenhuis, afdeling onderwijs. De twee presentaties zijn toegevoegd als bijlage.

Educatieoverleg Haagse Podia – 19 mei 2011

Het educatieoverleg Haagse Podia bestaat uit de educatieve medewerkers van twintig verschillende theaterinstellingen van Den Haag. De presentatie, die hier gegeven is, had voornamelijk een informerende functie. Geen enkele educatiemedewerker was op de hoogte van de subsidieregeling omtrent de verlengde schooldag en de brede school in het voortgezet onderwijs van Den Haag.

Tijdens de presentatie werd het onderzoek gepresenteerd en werden de aanwezigen geïnformeerd over de subsidieregeling. Ook werden er in de presentatie suggesties gedaan voor de onderbouwing van de verlengde schooldag en de brede school en suggesties over hoe instellingen op de ontwikkelingen in kunnen spelen. Na de presentatie was er tijd voor het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Doordat niemand op de hoogte was van de regeling gingen deze vragen en opmerkingen voornamelijk over de details van de subsidieregeling en de rol die culturele instellingen binnen de ontwikkelingen kunnen innemen.

De presentatie duurde in totaal ongeveer een half uur en er waren 11 mensen aanwezig.

Koorenhuis, afdeling onderwijs – 15 juni 2011

De presentatie die ik heb gehouden voor de afdeling onderwijs van het Koorenhuis had een informerende opzet. Het doel van de presentatie was om mijn onderzoek en bevindingen tot dan toe aan de medewerkers van het Koorenhuis uit te leggen. Dit bleek tevens een goede gelegenheid om feedback van medewerkers over mijn onderzoeksopzet en resultaten te inventariseren. Bij de afdeling onderwijs werken mensen die veel ervaring hebben binnen het onderwijsveld en het culturele veld. Door deze ervaringen kon ik mijn bevindingen en ideeën toetsen om te kijken of de beweringen die ik deed overeen kwamen met hun ervaringen. Tijdens het gesprek dat na de presentatie ontstond kwam naar voren dat veel scholen een passieve houding aannemen en dat bij sommige medewerkers van het Koorenhuis de verwachting was dat veel scholen te weinig tijd en geld hebben om een verlengde schooldag of een brede school goed op te zetten.

(15)

Hoofdstuk 3: Beleid

In dit hoofdstuk wordt het beleid van de gemeente met betrekking tot de implementatie van de brede school en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs verder uitgewerkt. De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op het beleids- en subsidiekader van de gemeente en op het interview dat ik met Patricia Verzantvoort, beleidsmedewerker van de gemeente Den Haag, heb afgenomen.

De gemeente Den Haag is sinds eind 2009 bezig met het ontwikkelen van een beleid rond de implementatie van brede scholen en verlengde schooldagactiviteiten in het voortgezet onderwijs. Voor 2009 werd er wel subsidie verstrekt voor verlengde schooldagactiviteiten, maar dit gebeurde slechts incidenteel, gold maar voor een beperkt aantal scholen en was niet gestructureerd23. Voor 2009 werd het beleid door de gemeente nog niet opgezet vanuit een gedeelde visie op dit gebied. Het beleid met betrekking tot de brede scholen en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs brengt hier verandering in24.

3.1 Totstandkoming van het beleid

De aanleiding voor het veranderde beleid met betrekking tot de implementatie van de brede school en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs is het collegeprogramma van het huidige college. In dit programma staat nadrukkelijk geschreven dat de brede schoolontwikkeling gestimuleerd moet worden. Omdat er binnen het voortgezet onderwijs van Den Haag geen brede scholen waren, hield dit ook in dat er binnen dit veranderde beleid ook gekeken moest worden naar het opzetten van brede scholen in dit onderwijs25.

Het is niet mogelijk om als gemeente een dergelijk beleid alleen uit te voeren. De scholen spelen hierin ook een grote rol. Zij moeten behoefte hebben aan het beleid en bereid zijn hieraan mee te werken. De gemeente is daarom met de schoolbesturen om de tafel gaan zitten om te kijken hoe zij tegen de brede scholen in het voortgezet onderwijs aankeken en of zij bereid waren om over het beleid mee te denken. Na een positieve reactie van de schoolbesturen heeft de gemeente met de schoolbesturen een gezamenlijk beleid ontwikkeld. De gemeente deed binnen dit proces voorzetten door middel van het introduceren van beleidsstukken waar de schoolbesturen feed-back op gaven. Deze stukken zijn onder andere gebaseerd op het coalitieakkoord van de gemeente Den Haag en informatie over de brede school en de verlengde schooldag. De gemeente heeft in dit proces echter geen wetenschappelijke bronnen van bijvoorbeeld cognitieve ontwikkelingen of onderwijskundige literatuur gebruikt26.

Met de notitie, die uit de samenwerking met de schoolbesturen is voortgekomen, is de gemeente langs alle scholen voor voortgezet onderwijs geweest om gesprekken te voeren. In deze gesprekken werd de notitie

23

Interview Patricia Verzantvoort

24

Gemeente Den Haag 2010a, p.1

25 Interview Patricia Verzantvoort 26

(16)

besproken en is er geïnventariseerd welke scholen belangstelling hadden voor de brede school ontwikkeling. Het overgrote deel van de scholen reageerde positief27.

Het uiteindelijke beleids- en subsidiekader is, nadat het door de het college van B en W goedgekeurd is, ook door de verschillende schoolbesturen vastgesteld. Op deze manier was de gemeente ervan overtuigd dat de scholen ook achter het beleid stonden, wat de slagingskans van het beleid bevorderde28.

Het vormen van beleid rondom de brede scholen en de verlengde schooldagactiviteiten is dus een wisselwerking geweest van de gemeente, de schoolbesturen en de scholen. Dit vindt Verzantvoort, beleidsmedewerker van de gemeente Den Haag, een essentieel onderdeel van het maken van beleid. Wanneer deze wisselwerking ontbreekt, zou zij achter haar bureau iets verzinnen wat misschien in de praktijk helemaal niet blijkt te werken, waar geen behoefte aan is of wat eigenlijk een hele andere invulling had moeten krijgen29.

3.2 Subsidieaanvraag

De Gemeente Den Haag heeft een stimuleringssubsidie uitgegeven voor de periode 2011-2014. Voor de realisatie van de minimaal 10 brede scholen in het voortgezet onderwijs is €1.000.000,00 beschikbaar gesteld door de gemeente. Daarnaast wordt er €700.000,00 beschikbaar gesteld voor de stimulering van de verlengde schooldag-activiteiten30. Alle scholen die aanspraak wilden maken op een deel van deze subsidie moesten een subsidieaanvraag indienen.

Brede school:

Er konden maar een klein aantal aanvragen voor subsidie voor de brede school worden gehonoreerd. De criteria voor deze subsidie zijn de volgende:

1. De school ziet zichzelf (aantoonbaar) als een brede school (in ontwikkeling);

2. De aanvraag past binnen het beleidskader “Brede school voortgezet onderwijs 2011-2014”. 3. het plan bevat tenminste:

- De visie van de school op de brede school, welke doelen zij nastreeft, hoe zij deze doelen wil bereiken, met welke partners wordt samengewerkt en in welke fase van een brede schoolontwikkeling de school zich bevindt, tijdsplanning voor het ontwikkel- en implementatie traject;

- Indien de school al toe is aan implementatie moet er dieper worden ingegaan op een aantal aspecten namelijk: voor welke doelgroep welke activiteiten worden georganiseerd, de omvang van deze groep(en), of de activiteiten naschools en/of onder schooltijd worden uitgevoerd, de mate van verplichtend karakter, met welke partners uit de wijk/stad wordt samengewerkt, wat

27

Interview Patricia Verzantvoort

28

Interview Patricia Verzantvoort

29 Interview Patricia Verzantvoort 30

(17)

de samenwerkingspartners inbrengen, hoe de samenwerking is georganiseerd en als laatste of de samenwerkende partners een gedeelde pedagogische visie hebben of hiernaar streven;

- Een begroting die inzicht geeft in de totale kosten en de verschillende subsidiestromen/inzet eigen middelen. Uit de begroting moet een redelijke verhouding tussen kosten (investering) en baten (opbrengst) blijken31.

4. Er is aantoonbaar draagvlak binnen het team voor een brede schoolontwikkeling; 5. De visie en inzet van de VSD middelen is geïntegreerd in het plan van aanpak32.

Verlengde schooldag:

Bij de subsidie die is uitgetrokken voor de verlengde schooldag wordt het bedrag onder de goedgekeurde aanvragen verdeeld op basis van de het aantal leerlingen uit de achterstands- en risicowijken in Den Haag33. De criteria voor het ontvangen van subsidie voor de verlengde schooldag zijn:

1. De aanvraag past binnen het beleidskader “Brede school voortgezet onderwijs 2011-2014”.34 2. Het plan van aanpak bevat tenminste:

- De doelen die met VSD worden nagestreefd;

- Voor welke doelgroep welke activiteiten worden georganiseerd en de omvang van deze groep(en), worden de activiteiten naschools en/of onder schooltijd uitgevoerd, mate van verplichtend karakter;

- Met welke partners uit de wijk/stad wordt samengewerkt, wat brengt ieder in en hoe is de samenwerking georganiseerd;

- Worden de activiteiten afgestemd met het reguliere onderwijsprogramma; - Maakt de school afspraken met de aanbieder over kwaliteitseisen;

3. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting die inzicht geeft in de totale kosten en de verschillende subsidiestromen/inzet eigen middelen. Uit de begroting moet een redelijke verhouding tussen kosten (investering) en baten (opbrengst) blijken.

4. Indien van toepassing wordt de aanvraag voor VSD subsidie geïntegreerd in de aanvraag voor de brede school subsidie en is een aparte VSD aanvraag niet noodzakelijk.35

De subsidieaanvragen moesten worden ingediend bij de dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn van de gemeente Den Haag en werden ook door hen beoordeeld.

31 Gemeente Den Haag 2010a, p.9

32

Gemeente Den Haag 2010a, p.10

33

Gemeente Den Haag 2010a, p.12

34 Gemeente Den Haag 2010a, p.9 35

(18)

Bij het honoreren van de aanvragen hadden scholen uit krachtwijken en risicowijken voorrang36. Dit zijn de achterstandswijken van Den Haag en wijken die het risico lopen om een achterstandswijk te worden. De gemeente heeft hiervoor gekozen, omdat de brede scholen de leerlingen iets extra’s meegeven wat ze van huis uit zouden missen. Leerlingen uit krachtwijken gaan volgens de gemeente vaak niet naar toneel, muziekles en sport terwijl leerlingen uit andere wijken hier vaak van huis uit meer mogelijkheden voor krijgen. Omdat er maar beperkt geld beschikbaar was, heeft de gemeente de afweging gemaakt om de scholen met de leerlingen waarvan zij vonden dat ze het het hardst nodig hebben voorrang te geven37.

De scholen in het voortgezet onderwijs van Den Haag zitten met betrekking tot het implementeren van de brede school en de verlengde schooldag in hele verschillende fases. De ene school doet al verschillende activiteiten die in het plaatje van de brede school of de verlengde schooldag passen en de andere school denkt net over dergelijke mogelijkheden na.

De gemeente was van mening dat alle scholen voor dit beleid wel bij de basis moesten beginnen. Om deze basis duidelijk te formuleren heeft de gemeente samen met het Nederlands Jeugd Instituut een format ontwikkeld waarmee scholen hun subsidieaanvraag konden indienen. Dit format zorgt voor gestructureerde aanvragen, maar geeft de scholen ook houvast bij het indienen van een aanvraag. Ondanks het format zijn de subsidieaanvragen nog heel verschillend. Sommige scholen vullen het format heel summier in, terwijl andere scholen uitgebreide documentatie aan de subsidieaanvraag toevoegen. Verzantvoort geeft aan dat veel scholen, ook met hulp van de format, moeite hebben om hun plannen goed op papier te zetten38.

Er zijn twaalf scholen die subsidie hebben aangevraagd voor de brede school. Van deze aanvragen zijn er twee, in overleg met de scholen, niet gehonoreerd. Bij deze scholen waren de plannen nog niet voldoende uitgewerkt om te beginnen met de implementatie. Deze scholen krijgen de kans om voor het komende jaar opnieuw subsidie aan te vragen. Volgens Verzantvoort moet de school voordat ze van start gaan eerst de plannen goed op papier gezet hebben. Behalve dat dit van belang is voor de scholen heeft de gemeente deze plannen ook nodig om te kunnen verantwoorden waarom ze deze scholen subsidie hebben toegekend.

Het is nog niet duidelijk of ook andere scholen voor het komende jaar subsidie kunnen aanvragen voor de brede school. In principe zijn straks de elf beschikbare plekken voor scholen die subsidie konden ontvangen voor de brede school gevuld. Scholen blijken echter minder geld dan verwacht aan te vragen. Als blijkt dat dit komend jaar weer het geval is, zal de subsidie opengesteld worden voor meer scholen39.

36

Gemeente Den Haag 2010a, p.10

37

Interview Patricia Verzantvoort

38 Interview Patricia Verzantvoort 39

(19)

De doelstelling van de gemeente met betrekking tot de verlengde schooldag is dat binnen de subsidieperiode alle scholen voor voortgezet onderwijs verlengde schooldagactiviteiten organiseren40. Niet alle scholen hebben echter voor deze subsidieperiode subsidie aangevraagd. Verzantvoort vermoedt dat dit komend jaar wel gaat gebeuren, omdat de regeling inmiddels bekender is geworden. Voor de huidige subsidieregeling zijn alleen de schoolbesturen op de hoogte gesteld, maar zij blijken niet altijd alles door te spelen naar de scholen zelf. Voor de komende subsidieperiode gaat de gemeente daarom alle individuele schoollocaties die nog geen subsidie voor VSD hebben aangevraagd persoonlijk informeren.

De scholen in het voortgezet onderwijs van Den Haag zijn tamelijk autonoom. Zij schrijven zelf de plannen voor de subsidieaanvraag. De subsidieaanvraag moet echter wel via de schoolbesturen gedaan worden, omdat zij uiteindelijk verantwoordelijk zijn. Het schoolbestuur is de rechtspersoon aan wie de gemeente het geld geeft. Dit is ook de reden dat de gemeente voornamelijk contact heeft met de schoolbesturen en niet met de scholen zelf.41

Voor de aanvragen voor de subsidie van de verlengde schooldag is een overzicht gemaakt waarin per school het maximale bedrag vermeld staat dat ze aan subsidie kunnen ontvangen. Doordat er afgelopen subsidieperiode minder aanvragen gedaan zijn, konden aanvragen die boven dit maximale bedrag van de school uitkwamen ook gehonoreerd worden. De verwachting is dat dit de komende bestuursperiode niet het geval zal zijn42. Dit zou volgend jaar problemen op kunnen leveren bij de scholen die nu meer subsidie hebben gehad dan de maximale subsidie die ze formeel konden ontvangen. Wanneer zij komend jaar bij het maken van hun plannen van hetzelfde bedrag uitgaan kan de school, doordat ze dat jaar minder geld krijgt, deze plannen niet uitvoeren zoals ze in de aanvraag beschreven hebben. Het is van belang dat de gemeente dit goed communiceert naar de scholen.

Wanneer tijdens de subsidieperiode blijkt dat een school niet serieus bezig is met het implementeren van de brede school of de VSD wordt de aanvraag die de school het volgende jaar doet niet gehonoreerd43.

3.3 Monitoring en evaluatie

Eén van de dingen die de gemeente nog verder moet uitwerken is de monitoring en de evaluatie. Deze zijn van groot belang, omdat hiermee aangetoond kan worden wat de brede school en de verlengde schooldag binnen het voortgezet onderwijs opleveren. Dit is nodig om het volgende college ervan te overtuigen om de regeling door te zetten en het gebruik van publieke gelden te verantwoorden44.

40 Gemeente Den Haag 2010a, p.1

41

Interview Patricia Verzantvoort

42

Interview Patricia Verzantvoort

43 Interview Patricia Verzantvoort 44

(20)

Het is de bedoeling dat de evaluatie door een extern bureau gecoördineerd en uitgevoerd wordt, maar dit is nog niet van de grond gekomen. Het format voor de subsidieaanvraag, dat in samenwerking met het NJI gemaakt is, zou hiervoor als structuur kunnen dienen. De grote vraag is natuurlijk of de brede school en de VSD daadwerkelijk iets bijdragen aan de talentontwikkeling van kinderen en jongeren. In het format van de subsidieaanvraag staat echter niets over bijvoorbeeld de aansluiting bij de (cognitieve) ontwikkeling van jongeren, dit onderdeel zou aan de evaluatie toegevoegd kunnen worden45.

De volggesprekken worden door de gemeente zelf uitgevoerd. Op dit moment is de gemeente met de scholen gesprekken aan het inplannen waarin de ontwikkelingen van het afgelopen jaar rondom de implementatie van de brede school en/of VSD en de nieuwe subsidieaanvraag voor 2012 moeten worden besproken. Ook zal er in de gesprekken gesproken worden over dingen waar de scholen eventueel tegenaan lopen bij het uitvoeren van het beleid.

Op basis van de gesprekken zal de gemeente kijken of het beleid aangepast moet worden. Verzantvoort vermoedt niet dat dit het geval zal zijn. Het beleids- en subsidiekader is een vrij globaal kader en ze verwacht dat de scholen nog teveel in een beginstadium zitten om informatie te kunnen geven waardoor de gemeente het beleid moet aanscherpen46.

De gesprekken zullen met de schoollocaties zelf worden gevoerd. Er moet nog een structuur voor de gesprekken worden vastgesteld47.

3.4 Stichting brede school

Iets waar schoolbesturen op dit moment wel al tegenaan lopen is dat het coördineren van activiteiten en het zorgen dat er personeel voor de activiteiten in huis is veel tijd kost en risico’s met zich meebrengt. Het bestuur wil niet verantwoordelijk worden gehouden voor de risico’s, omdat de brede school en de VSD-activiteiten geen kerntaak zijn van de school. Om deze reden is de gemeente aan het kijken of een deel van de organisatie van de brede school en de verlengde schooldag activiteiten door een stichting geregeld kunnen worden. Deze stichting moet zorgen voor allerlei beroepsmatige aspecten rond de brede school zoals het aannemen van personeel en het uitvoeren van de activiteiten. Het opzetten van deze stichting brengt een hoop vragen met zich mee, want wat worden de taken van de stichting? Zijn die alleen beroepsmatig of ook inhoudelijk? Wie gaat daar dan inzitten? Wat betekent dat voor de subsidie? Wat betekent dat voor de scholen? Zijn die nog inhoudelijk verantwoordelijk of niet? Hoe krijgen zij dan hun subsidie? Moet de stichting ook de monitoring en de evaluatie uitvoeren?

De gemeente is nu samen met de schoolbesturen aan het uitzoeken hoe de stichting vorm moet krijgen. In het huidige plan moet de stichting per 1 april 2012 operationeel zijn, maar er kan nog een hoop veranderen48.

45

Interview Patricia Verzantvoort

46

Interview Patricia Verzantvoort

47 Interview Patricia Verzantvoort 48

(21)

Naast de stichting staat er in het beleids- en subsidiekader dat er een platform voor de scholen opgezet wordt zodat de scholen elkaar regelmatig kunnen en zien en spreken. Het opzetten van dit platform wil de gemeente koppelen aan de instantie die ook de monitoring en de evaluatie uitvoert. Omdat hier nog niemand voor aangesteld is, is ook het platform nog niet verder uitgewerkt49.

3.5 Toekomst

De komende drie jaar zullen gebruikt worden om de brede school en de verlengde schooldag goed te implementeren, dit proces te volgen en te evalueren. De doelstelling van de gemeente is dat er elf brede scholen in de stad worden opgezet en dat alle scholen in het voortgezet onderwijs verlengde schooldagactiviteiten organiseren. Wanneer deze doelstelling niet gehaald wordt, zal het beleid niet als mislukt worden beschouwd. Zolang er maar aangetoond kan worden dat de brede school en de VSD de talentontwikkeling van jongeren stimuleren50.

Hoe de toekomst er na deze drie jaar uit zal zien is volledig afhankelijk van het nieuwe college. Het huidige college heeft de brede school en de VSD hoog op de agenda gezet, maar het kan zijn dat een volgend college hier heel anders over denkt. Daarom is het van groot belang dat het beleid nu zo rendabel mogelijk wordt neergezet, en dat het eventuele nut van de brede school en de VSD wordt aangetoond. Op die manier is de kans groter dat ook het volgende college de brede school en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs ondersteund51.

49

Interview Patricia Verzantvoort

50 Interview Patricia Verzantvoort 51

(22)

Hoofdstuk 4: De verlengde schooldag en de brede school

In dit hoofdstuk wordt de verlengde schooldag en de brede school beschreven. In deze beschrijving wordt aandacht besteed aan hoe Den Haag met deze twee initiatieven omgaat. De onderdelen die specifiek over Den Haag gaan, zijn te herkennen aan een kader. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een lijst kenmerken van de VSD en de brede school. Deze lijst van kenmerken wordt gebruikt voor de theoretische onderbouwing die in hoofdstuk 8 aan bod zal komen. In de bijlage van dit onderzoeksverslag wordt aandacht besteed aan vergelijkbare initiatieven in het buitenland.

4.1 De Verlengde Schooldag (VSD)

Het idee achter de verlengde schooldag is dat de ontwikkeling van jongeren niet ophoudt als de laatste schoolbel is gegaan. De VSD-activiteiten zijn bedoeld als educatief geïnspireerde voorzieningen buiten schooltijd. De doelen van deze activiteiten zijn:

 het verbeteren van de ontwikkelkansen in het algemeen,  het vergroten van maatschappelijke en culturele participatie,  het vergroten van sociale binding en competentie en  het bijdragen aan veiligheid52.

In de VSD gaan leerlingen zelf actief aan de slag53. Deelname aan de VSD is vrijwillig maar niet vrijblijvend54.

De algemene intentie van de VSD is dat de leerlingen na schooltijd een aanbod aangeboden krijgen, waarvan ze iets opsteken. Een VSD programma onderscheidt zich duidelijk van een reguliere les op school of een reguliere buitenschoolse activiteit. Dat onderscheid komt tot uitdrukking in de keuze van activiteiten en vraagt om afstemming van binnen- en buitenschoolse programma’s55.

Binnen de VSD krijgen kinderen de mogelijkheid om zich als ‘heel mens’ te ontplooien en hen optimaal voor te bereiden op de samenleving. Het verbeteren van de maatschappelijke kansen van de leerlingen wordt als het belangrijkste doel gezien. Hiervoor is volgens Broodakker en Van Oosterhoudt samenwerking tussen scholen en instellingen op het gebied van cultuur, sport en welzijn noodzakelijk56. Ook in het beleids- en subsidiekader van de gemeente staat dat de gemeente deze samenwerking noodzakelijk acht voor een brede school en voor VSD activiteiten57.

52 Keesom, J. en Valkestijn, M. 1998, p.11 53 Keesom, J. en Valkestijn, M. 1998, p.10 54 Keesom, J. en Valkestijn, M. 1998, p.14 55 Keesom, J. en Valkestijn, M. 1998, p.23

56 Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.7 57

(23)

In 1992 is er in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, op initiatief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een vierjarig experiment met de verlengde schooldag in het basisonderwijs gestart. Dit experiment had als doel om leerlingen in kansarme situaties een extra impuls te geven in hun ontwikkeling door middel van buitenschoolse leermogelijkheden. In het experiment kregen de leerlingen gedurende een aantal weken, een of twee middagen na school, activiteiten aangeboden op het gebied van kunstzinnige vorming, sport, spel, wetenschap, techniek, natuur en milieu. Het experiment werd uitgevoerd door basisscholen in samenwerking met buurthuizen, kunstinstellingen, sportverenigingen en andere externe partners58. Tijdens het experiment bleek dat er binnen de verlengde schooldag twee doelstellingen onderscheiden konden worden. De eerste doelstelling was de verlengde schooldag als verrijking van leermogelijkheden door middel van extra instructie of via een andere leeraanpak. De tweede doelstelling was de verlengde schooldag als middel om de participatie met betrekking tot de vrijetijdsbesteding en/of de buurt en/of de school te verhogen. Binnen een gemeente kunnen de doelstellingen afzonderlijk, maar ook gecombineerd voorkomen. In de praktijk bleek dat met name de structuur van de wijk of de buurt een belangrijke factor is in de uiteindelijke vormgeving van de verlengde schooldag. Hierbij kan gedacht worden aan al bestaande samenwerkingsverbanden en aan de aanwezigheid van de verschillende instellingen en scholen in de wijken59.

Na afloop van het experiment hebben de deelnemende gemeentes, de basisscholen waar gewerkt werd met een verlengde schooldag, uitgebreid en hebben ook andere gemeenten de verlengde schooldag geïntroduceerd60.

In 1997 is het verlengde schooldagexperiment dat specifiek gericht was op scholen en leerlingen in het voortgezet onderwijs van start gegaan61. In het voortgezet onderwijs lag de nadruk voornamelijk op het bevorderen van de sociale competenties van de leerling en het bevorderen van binding van de leerling met de school en de omgeving62. Na dit vierjarige experiment werd het aantal scholen dat werkte met de verlengde schooldag uitgebreid.

Binnen de verlengde schooldag komen kunst en cultuur vaak aan bod. Volgens Van Oenen en Valkenstijn kunnen de verlengde schooldagactiviteiten onderverdeeld worden in de globale domeinen kunstzinnige vorming, sport en spel, natuur- en milieueducatie, wetenschap en techniek63. Hiermee vormt Kunst en cultuur één van de hoofddomeinen in de verlengde schooldagactiviteiten.

De Haagse scholen en kunstinstellingen hebben ook aan het tweede experiment deelgenomen. Voor het voortgezet onderwijs bestond er in de periode van 2000-2002 nog geen uitgewerkte beleidsnotitie met daarin de

58

Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.7

59 Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.8 60

Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.8

61

Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.8

62 Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.9 63

(24)

Haagse hoofddoelstellingen, uitgangspunten en instrumenten uitgewerkt waren. Wel kregen de schoolbesturen een brief waarin de doelstellingen in het kort beschreven stonden. Deze doelen bestonden uit:

 Het verbeteren van ontwikkelkansen van jongeren

 Het vergroten van maatschappelijke en culturele participatie  Het vergroten van de sociale binding en sociale competenties

 Het bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Het bevorderen van leerprestaties was geen expliciet doel van de VSD in het voorgezet onderwijs van Den Haag64. In de brief werden ook richtlijnen genoemd waaraan VSD activiteiten moesten voldoen:

 Binnen de VSD activiteiten spelen de deelnemers een actieve rol en nemen ze verantwoordelijkheden.  Jongeren worden bij de uitvoering en organisatie van VSD activiteiten betrokken.

 De VSD activiteit is een concreet, zinvol en inhoudelijk product.

 Binnen de omschrijving van de VSD activiteit moet worden aangeven welk effect de activiteit heeft op de leerlingen.

 De VSD activiteit zorgt voor een goede afstemming tussen binnen- en buitenschools leren.  VSD activiteiten worden uitgevoerd door deskundige docenten en begeleiders.

De VSD activiteit biedt iets anders dan wat de leerlingen al op school doen. Dus andere activiteiten, een andere manier van leren en andere mogelijkheden om zichzelf en de wereld om hen heen te ontdekken65

.

In Den Haag ligt het accent op educatieve doelen; met name op het bevorderen van sociale competenties van leerlingen en het bevorderen van de binding van de leerlingen met de school en de (maatschappelijke) omgeving. De activiteiten worden ontwikkeld en aangeboden in samenwerking met culturele instellingen, welzijnsinstanties, sportverenigingen, zorginstellingen en maatschappelijke organisaties.

Voordat deze stimuleringssubsidie werd uitgegeven waren er al voorbeelden van VSD activiteiten in het voortgezet onderwijs in Den Haag. Veel van de scholen die in het verleden VSD activiteiten organiseerden zijn hier echter mee gestopt.

Volgens Els Verwaijen, medewerker van het Koorenhuis, kan een reden hiervoor zijn geweest dat jongeren wanneer ze klaar zijn met school gelijk naar huis willen. De VSD activiteiten zijn vrijwillig, wat betekent dat leerlingen er niet aan deel hoeven te nemen als ze daar geen zin in hebben. Een VSD activiteit kan pas echt succesvol worden wanneer het de leerlingen echt aanspreekt. Dit was destijds blijkbaar niet het geval. Verder geeft Els Verwaijen aan dat de verlengde schooldag over het algemeen vallen of staan met één tot drie docenten die zich hier actief voor in zetten. Onder de andere docenten is er vaak weinig draagvlak. Soms weten de andere docenten niet eens dat er VSD activiteiten op de school georganiseerd worden. Of ze vinden dat ze er niets mee te

64 Broodakker, A. en van Oosterhoudt, R. 2003, p.13 65

(25)

maken hebben. Wanneer de docenten die zich wel bezig houden met de VSD wegvallen, vallen de VSD- activiteiten ook weg. Dit gebrek aan draagvlak kan er ook voor zorgen dat de VSD op een school niet doorgezet wordt66. Daarnaast gaf Cecilia Hoogens van het Esloo Pro aan dat ze in het verleden last hebben gehad van het zappen van leerlingen67. Dit betekent dat de leerlingen snel op iets zijn uitgekeken en dan weer overstappen op een andere activiteit waar ze naar alle waarschijnlijkheid ook niet lang blijven hangen. Dit zappen wordt ook op brede scholen veel geconstateerd.

Elementen waar bij het opzetten van VSD- activiteiten dus rekening mee moet worden gehouden zijn:

 Het is moeilijk om leerlingen te motiveren om met een activiteit te beginnen en te zorgen dat ze dit ook blijven doen. Leerlingen hebben vaak al een hoop andere dingen die ze willen doen na schooltijd. Daarnaast hebben scholen vaak last van het ‘zappen’ van deze leeftijdsgroep.

 Doordat VSD activiteiten vrijwillig zijn is het van groot belang dat de activiteiten goed bij de leerlingen aansluiten. Wanneer de activiteit ze niet aanstaat zullen ze hier niet hun vrije tijd voor opgeven.

 Er moet een groot draagvlak op de hele school zijn voor de VSD- activiteiten. Het is van belang dat, wanneer de activiteiten met een blijvend karakter opgezet worden, deze activiteiten breed gedragen worden in de school.

De verlengde schooldag kan een manier zijn voor een school om over te stappen naar een brede school, maar dit hoeft niet.

4.2 De Brede School

Brede scholen willen niet alleen onderwijs bieden, maar ook voor- en naschoolse opvang, huiswerkbegeleiding, zorg, maatschappelijk werk of activiteiten in het kader van de verlengde schooldag. Hier horen ook culturele activiteiten bij68

.

In het subsidiekader van de gemeente Den Haag wordt voor de omschrijving van de brede school gebruik gemaakt van de beschrijving van Oberon. Oberon is een onafhankelijk onderzoek- en adviesbureau dat voornamelijk onderzoek uitvoert voor gemeenten, schoolbesturen, ministeries en de vereniging van Nederlandse Gemeenten op het gebied van de onderwijs- en welzijnssector. Dit bureau doet al sinds 2001 onderzoek naar brede scholen en bracht in de jaren 2001, 2002, 2003, 2005, 2007 en 2009 hier jaarberichten over uit.

Oberon geeft in haar jaarbericht 2009 aan dat er een aantal kenmerken zijn die volgens haar de brede scholen typeren. Deze kenmerken bestaan uit:

66

Interview Els Verwaaijen

67 Interview Cecilia Hoogens 68

(26)

 verbreding van functie en doelstelling,  verbreding van de organisatie(s),

 verbreding van het aanbod en

 verbreding van de doelgroep69.

Hiermee komt Oberon op de volgende omschrijving van een brede school:

"Er is sprake van een brede school wanneer een school een bredere maatschappelijke functie heeft dan die van onderwijsgever alleen, daarbij structureel samenwerkt met instellingen voor welzijn, zorg, kinderopvang, sport en/of cultuur en samen met die instellingen zorg draagt voor een substantiële uitbreiding van het aanbod”.

Deze uitbreiding van het aanbod wordt gerealiseerd door het onderwijsaanbod te combineren met activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, sport en bewegen, zorg, welzijn, veiligheid, burgerschap, techniek, multimedia en/of educatie70.

De gemeente Den Haag heeft naast de omschrijving van Oberon ook een definitie van brede scholen voor het voortgezet onderwijs van Den Haag vastgesteld:

‘Scholen voor voortgezet onderwijs onderkennen hun maatschappelijke functie en geven daar invulling aan binnen hun mogelijkheden en bestuurlijke kaders. Zij zien het belang om jongeren maximale kansen te bieden zodat zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Deze ontwikkeling speelt zich af in meerdere leefomgevingen (school, thuis, omgeving). De brede school zorgt voor het verbinden van deze leefomgevingen.

Brede scholen stimuleren de talentontwikkeling van hun leerlingen door verschillende combinaties van binnen- en buitenschools leren, onder regie van de school, aan te bieden. De leerling staat centraal. Het aanbod bestaat bijvoorbeeld uit extra taal en wiskunde, huiswerkbegeleiding onder verantwoordelijkheid van de school, sportieve activiteiten en culturele activiteiten. In deze brede school draait alles om het vergroten van de ontwikkelingskansen en talentontwikkeling van de leerling. Het gaat om het verbeteren van de leerprestaties en het vergroten van de sociale competenties door het aanbieden van extra activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma zodat de leerling zich verbonden voelt met de school en de omgeving.

Aanvullend hierop kunnen brede scholen hun expertise ook inzetten om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van leergierige wijkbewoners. Het kan dan gaan om eigen leerlingen, overige jeugd en volwassenen. Jongeren krijgen een extra impuls en volwassenen vergroten hun kansen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De school maakt deel uit van een netwerk op wijk- of stadsdeelniveau waarin iedere partner zijn deskundigheid en middelen

69 Oberon 2009, p.7

70

(27)

in brengt voor activiteiten die aansluiten bij de behoeften van inwoners van de wijk en bijdraagt aan hun ontwikkeling’71.

Uit het jaarbericht van Oberon blijkt dat 79% van alle brede scholen in het voortgezet onderwijs activiteiten op het gebied van kunst en cultuur aanbiedt72. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om workshops, bezoeken aan instellingen, eigen producties en talentklassen73. Kunst en cultuur nemen dus vaak een belangrijke plek in binnen de brede scholen.

De brede school in het voortgezet onderwijs kent 3 organisatievormen: 1. De binnenschoolse oriëntatie74:

Kenmerken van de binnenschoolse benadering zijn:  De brede school is ingebed in het schoolbeleid.

 De brede schoolprogrammering is nauw verweven met de rest van het reguliere onderwijs.  De brede schoolactiviteiten zijn deels verplicht en kunnen studiepunten opleveren.  De activiteiten vinden deels onder lestijd plaats.

 De schoolorganisatie en de docenten zelf verzorgen (een deel van) de uitvoering van de activiteiten.  De activiteiten vinden in de school zelf plaats, waarbij er maximaal gebruik wordt gemaakt van het schoolgebouw75.

2. De buitenschoolse oriëntatie76:

Kenmerken van de buitenschoolse benadering zijn:  De brede school is niet ingebed in het schoolbeleid.

 Er is geen relatie tussen de brede school programmering en het curriculum van de school.  De activiteiten vinden na schooltijd plaats.

 De uitvoering van de activiteiten worden (voornamelijk) verzorgd door externen.  De activiteiten vinden plaats buiten de school77.

3. Een combinatie van beide78.

De belangrijkste doelgroep van de brede school zijn de leerlingen van de school zelf. Opvallend is dat brede school-activiteiten vaak gericht zijn op de onderbouw en het Vmbo. Veel scholen vinden dat juist Vmbo-leerlingen extra

(28)

zorg nodig hebben en dat de brede school voor hen het meest evident is. Ook zouden leerlingen in de bovenbouw binnen de huidige lesuren al te maken hebben met een hogere werkdruk en besteden veel leerlingen na schooltijd veel tijd aan bijbaantjes en huiswerk.

Naast de leerlingen vormen de eigen organisatie met haar docenten en andere medewerkers, de ouders en de wijkbewoners mogelijke doelgroepen van een brede school.

In de praktijk blijkt dat veel leerlingen moeilijk te motiveren zijn voor het deelnemen aan het programma. Uit onderzoek van Oberon blijkt dat veel scholen last hebben van het ‘zappen’ van de leerlingen, Dit ‘zappen’ houdt in dat leerlingen maar één of twee keer naar een activiteit of cursus komen en daarna afhaken om vervolgens weer iets anders te proberen. Hierdoor moet er veel tijd in de werving en informatievoorziening voor de leerlingen worden geïnvesteerd. Daarnaast proberen veel brede scholen hun leerlingen te betrekken bij het bedenken en ontwikkelen van nieuw aanbod. Deze vorm van vraagsturing lijkt volgens Oberon echter tot nu toe niet heel succesvol. Wat hier de reden voor is, wordt door Oberon niet gezegd.

Naast de uitgebreide informatievoorziening en de inbreng van leerlingen proberen een aantal scholen het ‘zappen’ van de leerlingen tegen te gaan door activiteiten verplicht te stellen of door te werken met een borg. Deze aanpak blijkt volgens het onderzoek van Oberon de tussentijdse uitval van de leerlingen aanzienlijk te verminderen79.

Voor de organisatie van een brede school is het, net als bij de VSD, van groot belang dat er een groot draagvlak wordt gecreëerd onder de docenten. Het is van belang dat alle docenten op de hoogte zijn van de activiteiten die de leerlingen ondernemen.

4.3 Kenmerken verlengde schooldag en brede school in Nederland

Naar aanleiding van de eerdere beschrijvingen van de verlengde schooldag en de Brede school heb ik de volgende kenmerken van de VSD en de brede school geformuleerd:

Algemene kenmerken verlengde schooldag en de brede school:

 In de brede school en in de scholen met een VSD staat de leerling centraal.

 De brede school en de VSD vergroot de ontwikkelkansen (met name kansen in de samenleving en op de arbeidsmarkt) van de leerling.

 De brede school en de VSD ontwikkelt en stimuleert het talent van de leerlingen.

 De brede school en de VSD zijn beide een combinatie van binnen- en buitenschools leren en binnen- en buitenschoolse programma’s.

79

(29)

 De brede school en scholen met een VSD gaan allebei samenwerkingen aan met instellingen uit hun omgeving. De samenwerkingen van de brede school hebben over het algemeen wel een structureler karakter dan die van de scholen met een VSD.

 De brede school en de VSD bieden extra activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma. De activiteiten hebben een ander karakter dan het reguliere onderwijsprogramma.

Specifieke kenmerken VSD:

 De VSD activiteiten zijn educatief geïnspireerde voorzieningen buiten schooltijd.  De VSD vergroot maatschappelijke en culturele participatie.

 De VSD vergroot de sociale binding met de school en de omgeving.  De VSD verschaft aanbod waar de leerlingen iets van opsteken.  De VSD bevordert sociale competenties.

 Bij de VSD worden de jongeren betrokken bij de uitvoering en organisatie van de activiteiten.  Een VSD activiteit is een concreet, zinvol en inhoudelijk geheel.

 De VSD activiteiten worden uitgevoerd door deskundige docenten en begeleiders.

Specifieke kenmerken brede School:

 De brede school heeft een brede maatschappelijke functie.

 De brede school verbindt de verschillende leefomgevingen van de leerling (school, thuis en omgeving).  De brede school levert een bijdrage aan de ontwikkeling van (leergierige) wijkbewoners, waaronder

leerlingen van de school, overige jeugd en volwassenen.  De brede school is meestal gericht op vmbo en onderbouw.

(30)

Hoofdstuk 5: Het opzetten van een brede school of een verlengde schooldag

Binnen dit onderzoek wordt gekeken naar de implementatie van de brede school en de verlengde schooldag in het voortgezet onderwijs in Den Haag. Om in een later stadium van dit verslag een oordeel over deze implementatie te kunnen geven worden er in dit hoofdstuk twee stappenplannen geformuleerd voor een ‘ideale’ implementatie van de brede school en de verlengde schooldag.

Bij het samenstellen van de stappenplannen is er gebruik gemaakt van bestaande stappenplannen van Oberon, Sardes en Cultuurnetwerk. Deze stappenplannen bleken echter niet volledig en zijn daarom binnen dit hoofdstuk gecombineerd en aangepast.

5.1 Opzetten brede school

Om scholen handvatten te bieden om een brede school op te zetten, hebben Oberon en Sardes een stappenplan ontwikkeld dat de scholen in dit proces kan helpen. Bij de verschillende stappen geven Oberon en Sardes ook een tijdsaanduiding.

1.Mobiliseer de partners (3 maanden)

In de eerste fase van het stappenplan van Oberon en Sardes moeten de scholen op de partners afstappen waarmee zij een brede school willen opzetten. In deze fase wordt gezocht naar inspiratie en medestanders.

2.Formuleer een visie (3 maanden)

In de tweede fase wordt met alle partners een gezamenlijke visie geformuleerd. Om deze visie te formuleren moet eerst de behoefte van de wijk geïnventariseerd worden. De partijen bekijken in deze fase samen wat de kinderen, jongeren, ouders en de buurt nodig hebben. In deze fase worden op basis van de inventarisatie ook de doelen van de brede school en criteria waaraan de brede school moet gaan voldoen vastgesteld.

3.Maak een plan van aanpak (3 maanden)

In de derde fase wordt een gezamenlijk plan gemaakt waarin opgenomen is hoe de doelen, die in de tweede fase zijn vastgesteld, verwezenlijkt gaan worden. Daarnaast wordt in het plan de taakverdeling vastgelegd en wordt er een beknopt meerjarenplan gemaakt.

4.Sluit een overeenkomst (3 maanden)

In de vierde fase worden de gemaakte afspraken vastgelegd in een (rechtsgeldige) overeenkomst die door de bestuurlijk verantwoordelijken van de betrokken partijen ondertekend wordt.

5.Ontwerp het programma (4 maanden)

In de vijfde fase worden de visie en doelen omgezet in concrete activiteiten. Deze activiteiten moeten samen een samenhangend programma vormen met aanbod voor de leerlingen, de ouders en de overige wijkbewoners.

(31)

In deze fase wordt de samenwerking georganiseerd. Dit houdt in dat een organogram gemaakt wordt waarin alle betrokkenen worden ingedeeld. In deze fase krijgen de betrokkenen ook hun eigen verantwoordelijkheden. Daarnaast wordt de brede school in het beleid van de school, de instellingen en de gemeente verankerd.

7.Regel het geld (4 maanden)

In de zevende fase worden alle financiële aspecten in kaart gebracht. Het gaat hierbij om de personele kosten, maar ook om de benodigde budgetten voor nieuwbouw of verbouwing, onderhoud en exploitatie. Ook moeten er bestaande geldstromen verlegd worden in de richting van de brede school.

8.Zorg voor geschikte huisvesting (24 maanden)

In deze fase worden de inhoudelijke en organisatorische uitgangspunten vertaald in het gebouw. Er moet hiervoor bekeken worden of de bestaande accommodatie geschikt is om deze punten te verwezenlijken. Wanneer dit niet het geval is moet de brede school zorgen voor een nieuwe huisvestiging. Er kan hierbij gekozen worden voor een multifunctionele accommodatie.

9.Ga over tot uitvoering

Wanneer alle inhoudelijke, organisatorische en fysieke randvoorwaarden gerealiseerd zijn kan er overgegaan worden tot de uitvoering.

10.Consolideer

Consolideer betekent letterlijk vastleggen. In deze fase bewaakt de brede school de kwaliteit. In deze fase moet nagegaan worden of de brede school voldoet en of de doelen gerealiseerd worden. Als dit niet het geval is, moet de school ingrijpen. Het is belangrijk dat de resultaten die in deze fase worden verzameld ook naar buiten worden gebracht80.

In dit stappenplan wordt vanaf het eerste moment een gezamenlijke visie opgesteld. Ik denk dat scholen, voordat ze gaan samenwerken met partnerorganisaties om tot een gezamenlijke visie te komen, eerst hun eigen doelen en motieven moeten opstellen. Op basis hiervan kunnen ze partners (medestanders) uitzoeken.

Dat het nodig is om eerst binnen de school te bekijken wat de interne doelen en motieven zijn, blijkt ook uit het artikel ‘Samenwerken voor cultuureducatie op lokaal niveau’. In dit artikel bespreken Poll en Tal, beiden medewerkers van Cultuurnetwerk Nederland, het proces van een samenwerking. Dit samenwerkingsproces bestaat uit vijf fases die samen een cyclisch geheel vormen81.

1. Strategische besluitvorming

In de eerste fase, die de strategische besluitvorming wordt genoemd, denkt men na over de eigen motieven om samen te werken, en in het geval van een verlengde schooldag of een brede school de eigen motieven om deze op te zetten. Volgens Poll en Tal zijn hiervoor drie verschillende motieven te

80 Grinten, M. van der ea. 2007 81

(32)

onderscheiden. Een samenwerking kan ontstaan op vrijwillige basis, omdat de kans zich voordoet. Een samenwerking kan ook ontstaan uit noodzaak82. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een school een toneelstuk wil maken, maar geen docenten in huis heeft die dit kunnen83. Als laatste kan de samenwerking volgens Poll en Tal ontstaan onder dwang84. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de gemeente in haar subsidiecriteria opneemt dat een culturele instelling samen moet werken met scholen of andersom. Ook kan een school verschillende redenen hebben om te gaan samenwerken. Volgens Poll en Tal zijn de meest voorkomende redenen een gebrek aan tijd, een gebrek aan kennis, een gebrek aan financiële middelen en een gebrek aan efficiëntie en/of effectiviteit85. Een belangrijke reden voor scholen met een verlengde schooldag of brede scholen om met culturele instellingen te gaan samenwerken is het verbinden van binnenschools- en buitenschools leren. Ook kan de samenwerking met instellingen uit de buurt voor een betere aansluiting met de leefwereld van de leerlingen zorgen.

Voor deze aansluiting bij de leerlingen is het daarnaast van belang dat de school voor de VSD of de brede school de behoeftes van de verschillende partijen (leerlingen, ouders en wijkbewoners), die gebruik gaan maken van de activiteiten, inventariseert.

Verder is het van belang dat men nadenkt over de doelen die men met een samenwerking wil bereiken. Volgens Poll en Tal is het onder andere van belang dat de partijen helder voor ogen hebben waarom en waartoe ze willen samenwerken86.

2. Partnerkeuze

In de tweede fase van het samenwerkingsproces wordt de samenwerkingspartner gekozen. De keuze voor een samenwerkingspartner is van meerdere factoren afhankelijk. Eerst moet de partij zich afvragen welke kennis en/of middelen hij of zij met de samenwerking in huis wil halen en welke mogelijkheden hiervoor beschikbaar zijn in de omgeving87.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ĞŶ ĂĨŶĂŵĞ ŝŶ ĚĞ ĐŽŶĐĞŶƚƌĂƟĞƐ ǀŽŽƌ ĞŶ ŶĂ ƚŚĞƌĂƉŝĞ

De geselecteerde woorden worden gesemantiseerd (er wordt betekenis aan gegeven) tijdens de aanbod- fase (WRTS) en komen een tweede keer voorbij tijdens de bespreking van de mind-

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt...  Renteberekeningen

Wanneer rekening wordt gehouden met deze bevorderende factoren welke uit dit onderzoek voor het delen van kennis in het Kennishuis naar voren gekomen zijn en wanneer

Akkoord gaan met bijgevoegde begrotingswijziging ten behoeve van de implementatie Impulsregeling brede scholen, sport en cultuur, waaronder het oormerken van het enveloppengeld

De experts constateren dat de samenwerking tussen het basis- onderwijs en het voortgezet onderwijs nog niet goed van de grond is gekomen, maar ook dat juist het aangaan van

Maar ook de continuering van centrale verantwoordelijkheid is belangrijk, omdat er een minimale bodem voor decentrale verschijnselen binnen het systeem dient te zijn, een beeld

Ik ga niet te laat naar bed, zodat ik goed uitgerust ben voor de volgende schooldag?. Lees de zinnen voor en kruis aan „goed“