• No results found

Ontwikkeling mens

In document Delen is vermenigvuldigen (pagina 54-57)

132 Interview Patricia Verzantvoort

Hoofdstuk 8: Theoretische onderbouwing

8.1 Ontwikkeling mens

Binnen de ontwikkelingspsychologie zijn er verschillende theorieën aanwezig over de ontwikkeling van de mens. Deze theorieën kunnen ingedeeld worden in theorieën die uitgaan van nature (de ontwikkeling van de mens is volledig vastgelegd in de genen), van nurture (de ontwikkeling van de mens ontstaat volledig in interactie met zijn of haar omgeving) of van een combinatie van beide.

Zowel nature als nurture hebben hun voor- en tegenstanders. Dick Swaab zei in het tv-programma ‘Zomergasten’ dat het een fijn idee is om te denken dat je alles zelf beslist, maar dat dit niet het geval is. Volgens Swaab bestaat de vrije wil niet, maar is de ontwikkeling bij de geboorte al vastgelegd in de genen134. Dit zou betekenen dat een eeneiige tweeling, die een identiek pakket aan genen bezit, een identieke ontwikkeling doormaakt. Er zijn echter toch altijd verschillen in het karakter en de ontwikkelingen te constateren bij eeneiige tweelingen.

Een voorbeeld van een wetenschapper die juist geloofde dat de ontwikkeling van de mens volledig wordt bepaald door omgevingsfactoren is John Money. Volgens Money kon een jongen zodanig opgevoed worden als een meisje dat het kind zelf ook zou geloven dat het een meisje was en zich zo ook zou gedragen. Money heeft deze vooronderstelling getoetst bij een jongenstweeling waarvan de een opgevoed werd als jongen en de ander als meisje. Money heeft dit onderzoek lange tijd als succesvol gepubliceerd. Later bleek het experiment echter helemaal niet succesvol te zijn geweest. Het ‘meisje’ had altijd jongensgedrag vertoond en heeft op latere leeftijd

134

zijn geslachtsdeel, dat door een medische fout was verminkt, laten herstellen135. Dit mislukte experiment is een voorbeeld dat laat zien dat genen wel degelijk invloed hebben op de ontwikkeling van de mens.

Dit brengt ons bij de laatste categorie theorieën waar de theorie van Jelle Jolles toe behoort. Volgens Jolles, hoogleraar Hersenen, Gedrag & Educatie, wordt de mens in de cognitieve en hersenwetenschap beschouwd als ‘een adaptief, informatieverwerkend systeem’. Dit wil zeggen dat de mens zich aanpast aan de veranderende omgeving en dat ze informatie opneemt via haar zintuigen. In het geval van scholieren bestaat de omgeving volgens Jolles uit alle informatie die afkomstig is van de onderwijzer, ouders en vrienden. Alle informatie moet door de zintuigen verwerkt en door het brein beoordeeld worden op de relevantie. Volgens Jolles past het brein zich aan de omgeving aan door de vorming van verbindingen en door het versterken of verzwakken van netwerken in het zenuwstelsel. Het is dus volgens Jolles niet zo dat de cognitieve en intellectuele mogelijkheden van het kind geheel vastliggen in de genen. Voor vrijwel alles zijn volgens hem zowel genetische als omgevingsfactoren verantwoordelijk136. Het erfelijke materiaal bepaalt de grenzen waarbinnen het individu zich kan ontwikkelen. De omgeving is bepalend voor wat er uiteindelijk ontwikkeld wordt, dus welk niveau de jongere zal bereiken137. Jolles vergelijkt de ontwikkeling van cognitieve en intellectuele mogelijkheden met het bouwen van een huis. De genen vormen hierbij het bouwplan en de omgeving is de aannemer die het huis bouwt. Tijdens het bouwen zullen er nog aanpassingen in het bouwplan gemaakt worden, omdat dat voor de bouw niet anders kan. De school, de opvoeding van de ouders, de omgeving, de vrienden en de interactie en de communicatie daarmee bepalen de efficiëntie van het uiteindelijke huis138. De sociale en culturele achtergrond kunnen een beschermende of remmende werking hebben. Het is volgens Jolles zowel de biologie als de kwaliteit van de omgeving die bepaalt hoe het brein zich ontwikkeld139. Volgens Jolles gaat het dus om nature EN nurture140.

In dit hoofdstuk ben ik uitgegaan van deze laatst beschreven theorieën, waarbij er al een basis bij de geboorte is gelegd, maar ook omgevingsfactoren nog invloed hebben op de ontwikkeling van de jongere.

In het genetische deel van de ontwikkeling, die de basis vormt en vast ligt, kunnen geen veranderingen worden aangebracht. De omgeving is echter nog wel heel bepalend voor de mate en manier waarop de jongeren zich uiteindelijk ontwikkelen. Dit gedeelte van de ontwikkeling ligt verre van vast. Doordat jongeren een groot deel van hun tijd op school doorbrengen is dit een belangrijke plek om deze ontwikkeling te stimuleren. Het ouderlijk huis en de wijk spelen ook een grote rol in de ontwikkeling. De meeste jongeren verdelen hun tijd tussen thuis, school en sociale netwerken. De opvoeding eindigt niet thuis of op school, maar de hele gemeenschap heeft hier bewust of onbewust een rol in141.

135 BBC 2004 136 Jolles, J. 2007, p.43 137 Jolles, J. 2011, p. 41 138 Jolles, J. 2007, p.43 139 Jolles, J. 2011, p. 25 140 Jolles, J. 2011, p. 84 141 Nelis, H. en Sark, Y. 2010, p.38

Het is van belang dat alle verschillende onderdelen van de leefomgeving met elkaar samenwerken en bij elkaar aan sluiten om de ontwikkeling van jongeren zo goed mogelijk te stimuleren. Binnen het huidige onderwijs wordt dit nog weinig tot niet gedaan. Het samenbrengen van alle verschillende onderdelen van de leefomgeving is daarentegen juist een belangrijk kenmerk van de brede school en de verlengde schooldag. Binnen de brede school en de VSD wordt er een structurele samenwerking aangegaan met instellingen uit de wijk en de stad. Binnen de VSD worden deze structurele samenwerking en de visies en pedagogische kijk op elkaar afgestemd in een plan van aanpak. Bij de brede school is er zelfs sprake van een gedeelde visie en gedeelde pedagogische blik op onderwijs. Daarnaast is een belangrijk doel de ouders meer te verbinden met de school dan in het reguliere onderwijs gebeurt. Op deze manier steken de verschillende domeinen waarin de jongere zich begeeft de handen ineen. Het is de uitdaging voor de samenleving om jongeren in hun groeiproces te begeleiden. Volwassenen zullen waar nodig gerichte sturing moeten geven en in ieder geval emotionele steun. Aan jongeren moet inspiratie worden verschaft en moeten routes worden gewezen die ze zouden kunnen volgen. Dit betekend volgens Jolles dat ons onderwijs, maar ook de opvoeding aangepast moet worden. Volgens hem moet dit minder vrijblijvend, maar het kan ook leuker, inspirerender en spannender - als het onderwijs jongeren helpt om de consequenties van hun keuzes onder ogen te zien142. Wanneer het leren van de jongeren gekoppeld wordt aan hun eigen leefomgeving kunnen de leerlingen de consequenties van keuzes beter inzien, omdat deze sneller zichtbaar worden en de leerlingen deze op zichzelf kunnen betrekken. De directe omgeving van de jongeren speelt hierin dus een belangrijke rol.

Ook de cultuurhistorische theorie van Vygotsky, een Russische psycholoog en filosoof, gaat in op het belang van de omgeving. Volgens Vygotsky is de ontwikkeling van een kind het resultaat van de cultuur en het milieu waarin het opgroeit143. Het was Vygotsky’s idee dat elke samenleving over bepaalde middelen beschikt die van generatie op generatie worden overgedragen en die het denken van individuen uit de samenleving beïnvloeden144. Een bepaalde cultuur brengt een bepaalde manier van denken en doen met zich mee145.

Individuen zijn geboren in specifieke culturele situaties en verwerven de opgebouwde kennisstructuren van hun cultuur146. Een mens is onvermijdelijk een deelnemer aan de maatschappij. Hij of zij moet kennis en vaardigheden verwerven om onderdeel te zijn van een gemeenschap en zich te ontwikkelen van nieuwkomer tot oudgediende. Dit proces verloopt door middel van sociale interactie tussen de meer ervaren leden van de samenleving en de beginnelingen147. Deze ervaren leden zijn over het algemeen volwassenen, maar kunnen ook leeftijdsgenoten zijn die al verder in hun ontwikkeling zijn. Bij jongeren worden juist deze leeftijdsgenoten steeds belangrijker148.

142

Jolles, J. 2011, p. 26

143

Efland, A.D. 2002, p.31

144 Veer, R. van der 1985, p.192

145

Veer, R. van der 1985, p.193

146

Efland, A.D. 2002, p.39

147 Lave, J en Wenger, E. 1991, p.29

148

Bruner, een Amerikaanse psycholoog, introduceerde het begrip ‘culturele versterker’. Volgens Bruner beschikt elke cultuur over bepaalde culturele versterkers die het individu zich eigen maakt149. De cognitieve vermogens van een individu worden volgens Bruner bepaald door de eisen die de praktische leefomgeving aan iemand stelt en het beschikbare repertoire van culturele versterkers. Sommige culturen bieden dus meer mogelijkheid tot cognitieve ontwikkeling dan andere150. Hieruit blijkt dat de omgeving van een kind bepalend is voor de mate van ontwikkeling.

Volgens Vygotsky wordt via taal cultuur en kennis overgedragen van volwassenen op kinderen151. Vygotsky beschouwt het woord als belangrijkste middel om de cognitieve ontwikkeling naar een hoger plan te trekken. Door middel van taal kunnen mensen met elkaar communiceren en sociale relaties met elkaar aangaan. Het is een vereiste om goed te kunnen functioneren in de samenleving. Vandaar dat er grote nadruk op wordt gelegd bij bijvoorbeeld de inburgering van allochtonen. Goed taalgebruik betekent betere communicatie waardoor mensen elkaar beter kunnen begrijpen. De omgeving van de jongeren moet zo rijk en divers mogelijk zijn, omdat de omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen binnen de ontwikkeling van jongeren. Een jongere kan zich niet verder ontwikkelen dan het niveau van zijn of haar omgeving. In een rijke en diverse omgeving krijgt een jongere dus meer ontwikkelkansen als in een omgeving die beperkt is. Ook heeft een jongere in een rijke omgeving meer mogelijkheden om zijn talenten te ontdekken en deze verder te ontwikkelen. Hierin moet kunnen de docent en culturele instellingen een belangrijke rol spelen. Zij hebben namelijk de mogelijkheid om de omgeving van de leerling te verrijken door dingen aan te bieden die anders niet deel uit zouden maken van zijn of haar omgeving. Een manier waarop dit bewerkstelligd kan worden is door middel van brede school- en VSD activiteiten. Deze activiteiten bestaan namelijk uit extra en andersoortige activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma van de school.

In document Delen is vermenigvuldigen (pagina 54-57)