• No results found

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sectoraal comité van het Rijksregister

Beraadslaging RR nr 93/2014 van 19 november 2014

Betreft: Machtigingsaanvraag van de Directie Tewerkstelling en Arbeidsvergunningen van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek (DGO 6) van de Waalse Overheidsdienst (WOD) om toegang te krijgen tot verschillende gegevens uit het Rijksregister en het nummer ervan te gebruiken in het kader van de uitreiking van beroepskaarten aan buitenlanders die gemachtigd zijn een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen op het grondgebied België (RN-MA- 2014-353)

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de wet van 8 augustus 1983

tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen

(hierna "WRR");

Gelet op de wet van 8 december 1992

tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

(hierna WVP), inzonderheid artikel 31

bis

;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003

tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

;

Gelet op de aanvraag van de Directie Tewerkstelling en Arbeidsvergunningen, Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek (DGO6) van de Waalse Overheidsdienst (WOD) ontvangen op 19/08/2014;

(2)

Gelet op de bijkomende vragen die aan de aanvrager werden gesteld op 17/09/2014 en de bijkomende informatie hij verstrekte op 01/10/2014, 06/10/2014 et 08/10/2014;

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 07/10/2014;

Gelet op de zitting van 29/10/2014 tijdens dewelke het Comité heeft beslist het dossier op te schorten tot het alle, nog te verstrekken, bijkomende informatie bevat over de gevraagde gegevens uit het Wachtregister;

Gelet op het antwoord van de aanvrager, verstrekt op 17/11/2014 waarin hij verklaart dat hij in het kader van deze aanvraag niet langer om de gevraagde gegevens verzoekt ;

Gelet op het verslag van de Voorzitter;

Beslist op 19 november 2014, na beraadslaging, als volgt:

I. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG

1. De vraag van de Directie Tewerkstelling en Arbeidsvergunningen van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek (DGO 6) van de Waalse Overheidsdienst (WOD), hierna de aanvrager, strekt ertoe om hem te machtigen toegang te hebben tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1ste lid, 1°- 11°, 13° - 14° van de WRR en ook om het nummer van het Rijksregister de gebruiken voor de uitgifte van beroepskaarten aan buitenlanders die vergund zijn een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen op het Belgisch grondgebied.

2. Deze aanvrager kadert binnen de gedeeltelijke regionalisering van de reglementaire bevoegdheid van de wet van 19 februari 1965

betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen

, (hierna de wet van 19 februari 1965), tot stand gekomen op 1 juli 2014 (artikelen 22.4° en 67 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 betreffende de hervorming der instellingen).

3. De aanvrager is reeds gemachtigd om bepaalde gegevens en het nummer van het Rijksregister te gebruiken in toepassing van de wet van 30 april 1999

betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

bij koninklijk besluit van 20 november 19971.

1 Koninklijk besluit van 20 november 1997 waarbij toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij machtiging wordt verleend tot het gebruik van het identificatienummer ervan aan de

. . . . . .

(3)

De beraadslagingen 11/2005 van 4 mei 20052, 57/2009 van 9 september 20093 en 63/2009 van 7 oktober 20094 van het Comité breidden deze machtiging uit naar andere gegevens.

Zoals de aanvrager opmerkt, verschillen de juridische grond en motiveringen tussen de wet van 30 april 1999 en die van 19 februari 1965 maar de functionele noden inzake identificatie van personen, hun gezinssituatie en hun juridische verblijfsituatie zijn dezelfde.

4. Het Comité stelt vast dat het Bestuur voor het K.M.O.-beleid van de Federale Overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie, gemachtigd werd toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken, krachtens het koninklijk besluit van 10 juni 20035.

5. Met een toegang tot de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer kan de aanvrager de vergunningsdossiers m.b.t. de betrokken buitenlanders kwalitatief behandelen. Het bestuur moet kunnen beschikken over de best mogelijke informatie om tegemoet te kunnen komen aan de economische en sociale belangen die samengaan met de uitgifte en vernieuwing van de beroepskaarten van deze buitenlanders.

II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING

A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR)

6. Overeenkomstig artikel 5, 1ste lid, 1° en artikel 8 van de WRR, verleent het Comité machtiging om toegang te hebben tot de informatie bepaald in artikel 3, eerste en tweede lid van de WRR, of om er mededeling van te krijgen en het nummer van het Rijksregister te gebruiken:

“aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie”.

Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheid de toekenning en intrekking van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit behoren, alsook aan bepaalde ambtenaren van de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest.

2 http://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/beraadslaging_RR_011_2005_0.pdf

3 http://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/beraadslaging_RR_057_2009_0.pdf

4 http://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/beraadslaging_RR_063_2009_0.pdf

5 Koninklijk besluit waarbij het Bestuur voor het K.M.O.-beleid van de Federale Overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie, gemachtigd wordt toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken.

(4)

7. Krachtens artikel 6, §3, 1ste, IX, 3° van de bijzondere wet

tot hervorming der instelling

en gewijzigd door artikel 22,4° van de bijzondere wet tot

hervorming der instellingen

van 6 januari 2014, is de tewerkstelling van de buitenlandse arbeiders een materie die onder de bevoegdheid valt van het Waals Gewest.

8. Gelet op wat voorafgaat, kan de aanvrager op grond van artikel 5, 1ste lid, 1° en 8, §1 van de WRR aanspraak maken op een machtiging om het nummer van het Rijksregister te gebruiken en om toegang te hebben tot de gevraagde informatie.

A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP)

9. Op grond van artikel 4 van de WVP, vormen de informatiegegevens en het nummer van het Rijksregister persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

B. DOELEINDEN

10. De aanvraag strekt ertoe om toegang te krijgen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister en om het Rijksregisternummer ervan te gebruiken met het oog op het onderzoek en beheer van de vergunningen in toepassing van de wet van 19 februari 1965

betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen

, waarvoor de aanvrager bevoegd is geworden sinds 1 juli 2014.

11. Overeenkomstig artikel 1 van de 19 februari 1965 moet elke vreemdeling die op het grondgebied van het Koninkrijk een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent hetzij als fysiek persoon hetzij binnen een vereniging of een vennootschap naar rechte of in feite, in het bezit zijn van een beroepskaart. Artikel 4 bepaalt dat de beroepskaart slechts mag worden afgegeven aan de vreemdeling die vergunning verkregen heeft om in België te verblijven of er zich te vestigen. Het koninklijk besluit van 2 augustus 1985

houdende uitvoering van de

wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten

der vreemdelingen

bepaalt de indieningsmodaliteiten en de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor de vergunningaanvragen en ook de modaliteiten voor de uitreiking van een vergunning. De aanvrager zal concreet belast zijn met het beheer en het onderzoek van de vergunningen in de loop van 2015. In een overgangsperiode blijft de FOD Economie deze zaken beheren maar dan voor rekening van de Waalse Overheidsdienst.

(5)

12. De aanvrager legt uit dat wanneer een buitenlandse, zelfstandige (

of werknemer in het kader van de wet van 30 april 1990 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

) zich buiten het Belgische grondgebied bevindt, hij als eerste bestuur contact heeft met betrokkene. Hij moet dus een aantal identificatiegegevens van die werknemers kunnen samenstellen die het nationaal grondgebied wensen te vervoegen. Een zeker aantal onder hen zijn reeds in België geweest en hebben administratieve sporen nagelaten, onder meer bij het Rijksregister.

13. Veel personen bevinden zich al in België op het ogenblik dat ze een aanvraag doen voor een arbeidsvergunning of beroepskaart.

14. De aanvrager preciseert dat de kwaliteit van de administratieve opvolging van die personen, met name hun precieze identificatie en de verificatie van hun exacte verblijfsituatie, onontbeerlijk is voor de perfecte uitvoering van zijn wettelijke opdracht.

15. Gelet op wat voorafgaat, is het Comité van mening dat het voormelde nagestreefde doeleinde van de aanvrager, welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is zoals bedoeld in artikel 4, §1, 2° van WVP en artikel 5, 2de lid van de WRR.

16. De huidige reglementering ter zake laat overigens een belangrijke marge voor wat betreft de wijze waarop het onderzoek van de aanvraag ten gronde moet worden gevoerd.

17. Het onderzoek dat de FOD Economie tot vandaag voert voor de uitreiking van beroepskaarten steunt op drie criteria:

- het recht op verblijf;

- de eerbiediging van de reglementaire verplichtingen en specifiek deze die de activiteit betreffen;

- het belang van het project voor België.

18. De aanvrager moet bijgevolg kunnen beschikken over de beste informatie (bijvoorbeeld de arbeidsvergunning C toegekend aan buitenlanders) om tegemoet te kunnen komen aan de gerechtvaardigde economische en sociale belangen.

19. De aanvrager voegt eraan toe dat het Waalse Gewest zich heeft moeten beroepen op zijn decretale bevoegdheid om deze regelgeving te wijzigen en die had vanzelfsprekend betrekking op de informatisering van de informatiestroom vanuit de authentieke bronnen en dus op een administratieve vereenvoudiging voor de aanvragers.

(6)

20. Het Comité noteert dat de opdrachten zoals hierboven uiteengezet waarvoor de gevraagde gegevens van het Rijksregister noodzakelijk zijn, welbepaald en omschreven staan in de wet van 19 februari 1965 en het besluit van 2 augustus 1985 dat daaruit voortvloeit. Bijgevolg vallen de verwerkingen die de aanvrager heeft gepland binnen de door de WVP toegestane gevallen die bepaalt in artikel 5, e) dat de verwerking van persoonsgegevens kan worden verricht “

wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan de derde aan wie de gegevens worden verstrekt

”.

C. PROPORTIONALITEIT

21. Artikel 4, §1 en 3° van de WVP bepaalt dat persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig mogen zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor ze worden verkregen en verder verwerkt.

C.1. de gegevens

22. De aanvrager preciseert dat de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de invoering van een reglementair kader inzake de uitreiking van kaarten voor hem bekend terrein zijn omdat de redenen die hun toegang rechtvaardigen, gelijkaardig of zelfs identiek zijn aan deze voor de uitreiking van arbeidsvergunning aan buitenlanders waarvoor de aanvrager de noodzakelijk vergunningen uitreikt (zie punt 3).

23. In dit geval wenst de aanvrager toegang tot de informatie en de historiek van het Rijksregister vermeld onder artikel 3, 1ste lid, 1°-11°, 13°- 14° van de WRR, nl.:

- de naam en voornamen (1);

- plaats en datum van geboorte (2) - geslacht (3)

- nationaliteit (4) - hoofdverblijfplaats (5)

- plaats en datum van overlijden of in geval van verklaring van afwezigheid de datum van overschrijving van de beslissing van de verklaring van afwezigheid (6)

- het beroep (7) - burgerlijke staat (8) - gezinssamenstelling (9)

(7)

- vermelding in het register waarin de personen bedoeld in artikel 2 zijn ingeschreven (10)

- de administratieve toestand van de personen ingeschreven in het wachtregister (11) - de wettelijke samenwoning (12)

- de verblijfstoestand van de vreemdeling (13).

24. De aanvrager vermeldt dat bij gebrek aan een uniek identificatiemiddel voor de persoon die reeds gekend is bij de gewestelijke administratie (Rijksregisternummer), de gegevens 1,2,3,4 en 8 hem in staat stellen om het rijksregisternummer van de natuurlijke persoon van die persoon terug te vinden. De aanvrager verduidelijkt dat ten aanzien van de regelgeving gegeven 4, nl. de nationaliteit aanleiding kan geven tot specifieke rechten (bijv. vrijstelling van beroepskaart voor de inwoners van EER).

25. Met de gegevens 8, 9 en 12 kunnen de rechten die aan een persoon verbonden zijn, worden geverifieerd (bijv. vrijstelling van beroepskaart voor de gezinsleden).

26. Het gegeven 5 is met name noodzakelijk voor de briefwisseling met de vreemdeling.

Gegeven 6 maakt het mogelijk na te gaan of de vergunningsaanvraag gegrond is op dat ogenblik. Aan de hand van gegeven 7 kan bij een aanvraag voor hernieuwing van de vergunning worden nagegaan of de verklaring van de aanvrager in het Rijksregister overeenstemt met de vergunning die werd uitgereikt en zo niet moet betrokkene hierover uitleg verschaffen. Met betrekking tot “leurkaarten” wordt overigens voorzien in een verificatie van dit laatste gegeven in uitvoering van artikel 7 van de wet van 19 februari 1965.

27. De gegevens 10, 11 en 13 geven de aanvrager informatie over de administratieve toestand van de vreemdeling en met name over zijn verblijfstoestand, die een van de criteria is voor de toekenning van beroepskaarten.

28. De aanvrager wenst met het Rijksregister ook een geautomatiseerde ontvangst in te voeren van elke wijziging aan die gevraagde gegevens. De aanvrager legt uit dat de wijzigingen aan de persoonlijke identiteit (bijv. de nationaliteit), het verblijf (bijv. tijdelijk of definitief) of het gezin (bijv. gehuwd met burger van de EG) de rechten van de personen kunnen wijzigen voor de uitoefening van zelfstandige beroepen. Ook de anderen wijzigingen lijken vanzelfsprekend noodzakelijk te zijn om mee te delen (bijv. woonplaats, beroep).

(8)

29. Het Comité laat opmerken dat als de aanvrager wil genieten van die functionaliteit, hij bij voorkeur moet beschikken over een verwijzingsrepertorium (bijvoorbeeld door zich te integreren in een bestaand verwijzingsrepertorium van een dienstenintegrator zoals de Kruispuntbank van de sociale zekerheid). Dit repertorium dient als filter zodat de aanvrager slechts die informatie krijgt die relevant is voor de behandeling van zijn dossiers. Zo niet, kan de aanvrager de rijksregisternummers van alle personen voor wie hij een dossier behandelt meedelen aan de diensten van het Rijksregister, waarna hij per kerende de geüpdatete gegevens van die personen zal ontvangen.

30. Rekening houdend met deze uiteenzettingen, acht het Comité een toegang tot de gevraagde gegevens proportioneel, ter zake dienend, en niet overmatig uitgaande van het nagestreefde doeleinden conform artikel 4, §1, 3) van de WVP.

C.2. Het identificatienummer van het Rijksregister

31. Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister wordt gevraagd voor een betere toepassing van de regelgeving ten aanzien van de gebruikers en een betere communicatie met de andere, betrokken administraties.

32. De aanvrager gaf in zijn bijkomende uitleg enkele voorbeelden van regelmatige contacten met de gemeentebesturen om gevallen te kunnen behandelen waarvoor een toegang tot de gegevens van het Rijksregister niet volstaat. In die contacten is de beste manier om op unieke wijze de betrokken persoon te identificeren.

33. Hetzelfde geldt ook voor de sociale zekerheidsinstellingen die de aanvrager verzoeken de administratieve toestand van een persoon te schetsen van hun exacte rechten inzake sociale prestaties. De aanvrager wordt eveneens regelmatig bevraagd door de RVA en het OCMW, de inspectiediensten van de politie, de arbeidsauditoraten en in uitzonderlijke gevallen ook de Veiligheid van de Staat.

34. Het Comité is derhalve van mening dat het gebruik van het Rijksregisternummer overeenstemt met artikel 4, §1, 3° van de WVP.

(9)

C.3. de frequentie van de toegang en de duur waarvoor toegang en gebruik wordt gevraagd

35. Uit de informatie die de aanvrager heeft verstrekt, blijkt dat hij permanent toegang wenst tot de gevraagde gegevens voor de behandeling en de opvolging van de dossiers inzake vergunningen voor zelfstandige beroepen.

36. Het Comité stelt vast dat het doeleinde waarvoor de aanvrager toegang wil verkrijgen, kadert binnen zijn opdrachten die niet in de tijd beperkt zijn. Uitgaande van dit element, beschouwt het Comité een machtiging van onbepaalde duur als gepast en overeenkomstig artikel 4, §1, 3°.

C.4. bewaartermijn van de gegevens

37. Uit de uitleg die de aanvrager heeft verstrekt, blijkt dat de gegevens bewaard worden in functie van de “administratieve bruikbaarheid” voor de aanvrager zoals vermeld in het Decreet van de Waals Regering van 6 december 2001

betreffende de openbare archieven

en dit voor een periode van:

 een jaar voor de individuele dossiers van buitenlanders die in een toestand van definitieve vrijstelling van beroepskaart verkeren ;

 vijf jaar volgend op de datum van de laatste beslissing in het kader van de individuele dossiers van buitenlandse werknemers aan wie een beroepskaart werd uitgereikt.

38. De aanvrager verduidelijkt dat deze beoordeling rekening houdt met de hiernavolgende tijdelijke contingenten van de wet van 19 februari 1965, waarbij een eenvoudige invoering vooropstaat en waarbij de proportionaliteit en rechtmatigheid van die bewaring wordt geëerbiedigd:

 Artikel 3, §2 van de wet: “

De geldigheidsduur van de beroepskaart mag vijf jaar niet te boven gaan. Indien hij minder dan vijf jaar bedraagt, kan hij tot dit maximum verlengd worden. Bij het verstrijken van haar geldigheidsduur kan de beroepskaart hernieuwd worden

”;

 Artikel 5, § 2 van de wet: “

De vreemdeling aan wie een beroepskaart werd

geweigerd, mag voor dezelfde activiteit slechts na verloop van twee jaar, te rekenen

vanaf de datum van het indienen van de vorige aanvraag, een nieuwe aanvraag

indienen, behalve wanneer deze werd verworpen wegens onontvankelijkheid of

wanneer de betrokkene een nieuw feit kan doen gelden

.”.

(10)

39. Na die periode worden de dossiers overgeheveld naar de Gewestelijke Archiefdienst (

Service Archives Régionales

) voor een bewaartermijn van 50 jaar (overeenkomstig de mogelijke maximumduur van een loopbaan). Enkel de aanvragen en beslissingen worden bewaard, de andere stukken worden vernietigd.

40. Het Comité stelt vast dat op voorwaarde dat de aanvrager deze termijnen eerbiedigt, hij handelt conform artikel 4, §1, 5° van de WVP.

C.5. intern gebruik en/of mededeling aan derden

41. De gecodeerde gegevens zijn uitsluitend bestemd voor intern gebruik voor onderzoek van de dossiers en zullen niet aan derden worden verstrekt.

42. Uitsluitend het Rijksregisternummer zal gebruikt worden als uniek identificatiemiddel voor de uitwisselingen op hun verzoek met andere diensten van de aanvrager of andere besturen.

43. Het Comité neemt daarvan akte.

C.6. netwerkverbindingen

44. Uit de informatie die de aanvrager verstrekte, blijkt dat geen enkele informatie zal worden uitgewisseld met derden op basis van het identificatienummer van het Rijksregister als primaire sleutel en dat er bijgevolg geen netwerkverbinding is.

45. Het Comité neemt daarvan akte. Om volledig te zijn, vestigt het Comité de aandacht op het feit dat:

 indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen;

 het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt mag worden in relaties met derden voor zover dit kadert in de doeleinden waarvoor zij eveneens gemachtigd werden dit nummer te gebruiken.

D. BEVEILIGING

D.1. De consulent inzake informatiebeveiliging

46. De aanvrager beschikt over een consulent inzake informatiebeveiliging.

(11)

47. Het Comité stelt vast dat in het kader van voorgaande beraadslagingen, de aangeduide persoon reeds werd aanvaard.

48. Uit de documenten die de aanvrager heeft bezorgd, blijkt dat die laatste beschikt over een beveiligingsbeleid.

D.2. Personen die toegang hebben tot de gegevens en lijst van deze personen

49. Volgens de aanvrager wordt de toegang tot de gegevens beperkt tot de ambtenaren die de dossiers behandelen en het kaderpersoneel (directeurs, adjuncten).

50. Het Comité preciseert dat de aanvrager een lijst moet opmaken van de personen die toegang hebben tot het Rijksregister. Deze lijst moet permanent bijgewerkt worden en ter beschikking worden gehouden van het Comité.

51. De personen op die lijst moeten bovendien een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te bewaren.

52. Het Comité wil dat de aanvrager de nodige maatregelen treft om de loggings te registeren zodat de toegangen kunnen worden gecontroleerd.

OM DIE REDENEN Het Comité,

1° machtigt de aanvrager om onder de voorwaarden uiteengezet in deze beraadslaging en voor de verwezenlijking van het doeleinde vermeld onder punt B om voor onbepaalde duur toegang te hebben tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1ste lid, 1°-11°, 13°-14° van de WRR en om het nummer van het Rijksregister te gebruiken;

2° bepaalt dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatiebeveiliging die een impact kan hebben op de antwoorden uit het beveiligingsformulier dat aan het Comité werd verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatiebeveiliging en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de beveiliging), de aanvrager een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de informatiebeveiliging naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren.

(12)

3° bepaalt dat wanneer het Comité een vragenlijst over het beveiligingsniveau van de aanvragers toestuurt, die laatste deze vragenlijst naar waarheid moet invullen en naar het Comité moet terugsturen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren.

De Wnd. Administrateur, De Voorzitter,

(get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij wenst dat ook de meewerkende instellingen van het secundair netwerk van sociale zekerheid betreffende de overheidspensioenen die zij beheren, te weten Ethias

kinderen: “ de informatie (moeten) bewaren, waarover ze beschikken, over de oorsprong van het adoptiekind, inzonderheid deze die betrekking heeft op de identiteit van de

1° machtigt de aanvrager om, onder de in huidige beraadslaging opgesomde voorwaarden, voor het verwezenlijken van het onder punt B vermelde doeleinde en voor onbepaalde

Gelet op wat voorafgaat meent het Comité dat de aanvrager in zijn hoedanigheid van instelling van Belgisch recht die belast is met het vervullen van taken van

Wanneer de mogelijkheid wordt geboden om met de trein te reizen zonder dat men een fysiek vervoersbewijs moet kunnen voorleggen, ligt het voor de hand dat de

 de twee betrokken onderzoekers krijgen toegang tot de gegevens en het Departement Economie van de Universiteit van Zurich zal het Comité en de Algemene

De contractuele bepalingen inzake privacy en vertrouwelijkheid die vermeld worden in de vertrouwelijkheidscontract maken integraal deel uit van onderhavige

 de bewaartermijn van de gegevens en dus de duur van het vertrouwelijkheidscontract is beperkt tot 4 jaar te rekenen vanaf de levering van de gegevens door ADSEI,