• No results found

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering?"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering?

Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering

Juni 2014

MOgroep

(2)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

2

Inhoud

Samenvatting ... 3

Inleiding ... 5

1. Herijking kwaliteit en professionalisering W&MD... 6

Waarom herijken? Aanleiding en vraag branche ... 6

Over de commissie kwaliteit en professionalisering... 6

Toetsing, inspraak en draagvlak ... 9

2. Enquête: respons en representativiteit ... 10

Doelgroep, medium en looptijd ... 10

Respons ... 10

Representativiteit ... 11

3. Enquête: analyse van de resultaten ... 13

(a) Vakmanschap ... 14

(b) Dienstverlening ... 16

(c) Organisatie en bestuur ... 17

Vrijblijvend of niet? ... 18

4. Algemene Ledenvergadering ... 19

Vorm en inhoud van het voorstel ... 19

Over het keurmerk en de mate van vrijblijvendheid ... 20

5. Conclusies ... 21

BIJLAGE 1 Leden commissie kwaliteit en professionalisering ... 23

(3)

3 Samenvatting

Aanleiding: In het jaarplan MOgroep voor 2014 is als speerpunt opgenomen: “W&MD toont kwaliteit, professionaliteit en rendement aan burgers, opdrachtgevers en stakeholders op

aansprekende wijze”. De branche vraagt daarmee om herijking van de manier waarop de branche kwaliteit en professionalisering vormgeeft. Omdat de huidige context van decentralisaties,

bezuinigingen en marktwerking, de positie en prestaties van organisaties W&MD op scherp zet.

Meer dan ooit is het de taak van de professionals W&MD om in samenhang met andere partijen binnen én buiten branche kwaliteit te leveren. Bovendien willen de overheden en andere financiers, zorgverzekeraars, samenwerkingspartners en cliënten(-organisaties) dat organisaties W&MD verantwoording afleggen over de doeltreffendheid, doelmatigheid, vraaggerichtheid en

klantgerichtheid van hun werk. Er zijn een koers en handvatten nodig. De branche heeft vooral ook een intrinsieke motivatie. De branche wil een nieuw eigen kwaliteitsverhaal hebben dat teruggaat naar de bedoeling, dat kernelementen bevat die iets zeggen over de kwaliteit, die meer gericht zijn op optimaal presteren en die bureaucratische systemen zoals certificering en registratie hieraan ondergeschikt maken. En dus ook òngeacht wat de buitenwereld van ons vraag.

Doel: Als branche nadenken en vaststellen wat voor ons kwaliteit en professionalisering is en hoe we dat vormgeven, maakt weerbaar tegen de hypes en politieke winden die aanzetten tot ad hoc beleid. Met een eigen verhaal kunnen we strategisch en duurzaam aan kwaliteit en professionaliteit werken.

Commissie: In februari 2014 is de nieuwe commissie kwaliteit en professionalisering gestart. De commissie bestaat uit 12 leden van de MOgroep. De commissie heeft voorstel gemaakt met daarin nieuwe kwaliteitswaarden W&MD, ondersteunende instrumenten en manieren om die waarden te borgen. Dit voorstel is getoetst onder leden middels een enquête (april en mei 2014) en op de algemene ledenvergadering (21 mei 2014)

Over het voorstel: Het voorstel van de commissie – en dus ook de enquête – is ingedeeld volgens een bepaalde structuur. Het omvattende terrein van kwaliteit en professionalisering is ingedeeld naar (a) vakmanschap van de professional, (b) dienstverlening en (c) organisatie en bestuur.

Daarbinnen is onderscheid gemaakt tussen de samenhangende pijlers kwaliteitswaarden (hier staan wij voor, hieruit blijkt kwaliteit van de branche W&MD), instrumenten (praktische ondersteuning voor uitvoering van de waarden) en borging (manieren om de waarden te verankeren).

Resultaten enquête: De respons op de enquête is hoog: van de 549 lid organisaties aan wie de enquête is verzonden, hebben 239 leden de enquête ingevuld. Dat is 43,5%. Over het algemeen is de enquête representatief waardoor uitkomsten daadwerkelijk iets zeggen over wat de branche W&MD vindt van het voorstel voor herijking van kwaliteit en professionalisering. Volgens statistische standaarden voor web enquêtes is deze enquête wat betreft de respons van

organisaties (43,5%) en personen (22,2%) representatief. De respons is representatief voor de regionale spreiding van de leden van MOgroep en representatief voor de deelsectoren lokaal welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Wat betreft grootte van de organisaties die gereageerd hebben, is de enquête minder representatief. De respons bij de kleine organisaties is minder dan de helft, terwijl dat bij de grote organisaties juist meer dan de helft is. De indeling naar grootte is gemaakt op basis van de lage bruto loonsom (loon voor loonheffing).

(4)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

4

Belangrijkste inhoudelijke conclusies enquête en alv:

o Vorm en structuur: er is draagvlak voor de vorm en structuur van het voorstel

o Inhoud: Er is veel positieve instemming is wat betreft de voorgestelde kwaliteitswaarden voor de drie domeinen (percentage ‘eens’ varieerde van 78,4% – 93,1%). Wat betreft de instrumenten hebben respondenten meer twijfels en opmerkingen (percentage ‘eens’

varieerde van 54,7% – 93,1%) en zijn er meer personen het oneens met de voorgestelde instrumenten. De borgingswijzen kregen minder directe instemming (percentage ‘eens’

varieerde van 47,9% – 74,9%).

KWALITEITSWAARDEN INSTRUMENTEN BORGING

VAKMANSCHAP 89,9% – 90,8% 66,2% – 93,1% 47,9% – 60,0%

DIENSTVERLENING 78,4% – 86,8% 83,9% – 89,1% 73,2%

ORGANISATIE & BESTUUR 85,1% – 92,8% 54,7% – 63,4% 74,9%

WAT HOE

Met name de borging van het vakmanschap van de professional leveren discussie op. Voor de beroepscode is evident een meerderheid (60%), wat betreft een beroepsregister spreekt 47,9% zich expliciet uit voor een nieuw register. Indien het register wordt ontwikkeld dat aansluit bij de wensen van de respondenten (vermeld onder de antwoordcategorie

“anders”), is er wel een meerderheid (ruim 56%) voor een register sociaal werk

o Vrijblijvend of niet: De commissie kwaliteit en professionalisering stelt voor om te komen met een nieuw soort keurmerk dat niet geheel vrijblijvend is. Om te borgen dat organisaties hun kwaliteit en professionaliteit ook daadwerkelijk ontwikkelen en structureel verbeteren.

Om aan te kunnen tonen dat de kwaliteitswaarden aantoonbaar worden nageleefd.

Overigens wel op ieders eigen manier, gebruikmakend van de instrumenten die zij geschikt vinden. Uit de enquête blijkt een meerderheid (51,3 %) voor het niet vrijblijvend maken van het aantonen van kwaliteit en professionalisering. In de antwoordcategorie ‘anders’

(22,8 %) is een klein groepje respondenten dat aangeeft hier geen antwoord op te weten.

Een iets grotere groep geeft aan echt tegen te zijn. Ongeveer de helft (zo’n 12%) die

‘anders’ in heeft gevuld formuleert zijn of haar antwoord als “Ja, mits …”. Men geeft aan voor een niet vrijblijvend keurmerk te zijn mits het niet te strikt en bureaucratisch is, aansluit op bestaande systemen, integraal kan worden opgenomen bij het bestaande KMS.

Dit betekent dat indien er een keurmerk kan worden ontwikkelt dat aansluit bij de wensen van de respondenten, een meerderheid (ruim 60%) voor een niet vrijblijvende vorm is.

Hoofdconclusies: er zijn vier conclusies te trekken uit de ledenpeiling (enquête en ALV).

(1) Er is een gedeeld besef van urgentie voor herijking en de hoge respons op de enquête, de uitgebreide toelichtingen die men bij vragen heeft gegeven en sterke discussie op de ALV toont de betrokkenheid van de leden.

(2) er is draagvlak voor de vorm en structuur van het voorstel. Het omvattende terrein van kwaliteit en professionalisering is ingedeeld naar (a) vakmanschap van de professional, (b) dienstverlening en (c) organisatie en bestuur. Daarbinnen is onderscheid gemaakt tussen de samenhangende pijlers kwaliteitswaarden (hier staan wij voor, hieruit blijkt kwaliteit van de branche W&MD), instrumenten (praktische ondersteuning voor uitvoering van de waarden) en borging (manieren om de waarden te verankeren).

(3) Men gaat akkoord met de inhoud mits deze betekenisvol, simpel en betaalbaar is. Met name voor de instrumenten en de borgingswijzen (registratie) geldt dat men enkel instemt indien deze echt ondersteunend zijn en niet louter papierwerk opleveren.

(4) Men stemt in met een niet vrijblijvend keurmerk mits deze betekenisvol, simpel en betaalbaar is. Veel gehoorde bezwaren zijn de angst voor kosten, bureaucratie en betekenisloos papierwerk. Tegelijkertijd stemt een meerderheid vóór het niet vrijblijvend maken van het keurmerk.

Vervolgtraject

De komende maanden zal de commissie kwaliteit het voorstel herzien en samen met zowel leden als specialisten verkennen in welke vorm en met welke voorwaarden en consequenties het uitgewerkt kan worden. Eind 2014 wordt het definitieve voorstel op de ALV ter stemming voorgelegd aan de leden.

(5)

5 Inleiding

In dit rapport leest u over de uitkomsten van de ledenconsultering over de nieuwe vormgeving van kwaliteit en professionaliteit van Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD). Via zowel een enquête als op de Algemene Ledenvergadering (ALV) is leden gevraagd hun mening te geven over en input te leveren voor het voorstel van de commissie kwaliteit en professionalisering.

In hoofdstuk 1 leest u over de aanleiding voor herijking van kwaliteit en professionalisering van W&MD, de commissie en de manier waarop de leden zijn benaderd voor hun mening.

In hoofdstuk 2 wordt de respons en de representativiteit van de enquête toegelicht.

In hoofdstuk 3 volgt de analyse van de inhoud van de respons op de enquête.

In hoofdstuk 4 komen de resultaten van de ledenvergadering aan bod.

In de conclusie zijn de belangrijkste bevindingen geïnventariseerd.

(6)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

6 1. Herijking kwaliteit en professionalisering W&MD

Waarom herijken? Aanleiding en vraag branche

In de afgelopen maanden heeft de commissie Kwaliteit en Professionalisering een voorstel gedaan voor herijking van het organiseren en borgen van kwaliteit van de branche Welzijn en

Maatschappelijke dienstverlening (W&MD). Waarom was is dit nodig?

In het jaarplan MOgroep voor 2014 is als speerpunt opgenomen: “W&MD toont kwaliteit, professionaliteit en rendement aan burgers, opdrachtgevers en stakeholders op aansprekende wijze”. De branche vraagt daarmee om herijking van de manier waarop de branche kwaliteit en professionalisering vormgeeft. Mede omdat de huidige context van decentralisaties, bezuinigingen en marktwerking, de positie en prestaties van organisaties W&MD op scherp zet. Meer dan ooit is het de taak van de professionals W&MD om in samenhang met andere partijen binnen én buiten branche kwaliteit te leveren. Bovendien willen de overheden en andere financiers,

zorgverzekeraars, samenwerkingspartners en cliënten(-organisaties) dat organisaties W&MD verantwoording afleggen over de doeltreffendheid, doelmatigheid, vraaggerichtheid en klantgerichtheid van hun werk. Er zijn een koers en handvatten nodig om deze aspecten van kwaliteit vorm te geven en te faciliteren dat dit ook daadwerkelijk kan worden toegepast door organisaties W&MD.

De branche heeft vooral ook een intrinsieke motivatie. De branche wil een nieuw eigen kwaliteitsverhaal hebben dat teruggaat naar de bedoeling, dat kernelementen bevat die iets zeggen over de kwaliteit, die meer gericht zijn op optimaal presteren en die bureaucratische systemen zoals certificering en registratie hieraan ondergeschikt maken. En dus ook òngeacht wat de buitenwereld van ons vraag. Ook zonder vraag van buitenaf over beroepsidentiteit en -

registratie heb je altijd het juiste personeel op de juiste plek nodig om het werk optimaal uit te voeren. Ook zonder financiële of concurrentie druk is optimaal presteren van groot belang omdat je te maken hebt met kwetsbare doelgroepen voor wie je verantwoordelijk bent. Ook zonder politieke vraag om aantoonbare effecten is inzicht in de eigen meerwaarde noodzakelijk om de

ondersteuning van doelgroepen te verbeteren.

Kwaliteit en professionalisering valt dan ook niet te reduceren tot een systeem dat (digitaal) beheerd wordt door een enkel personeelslid. Het is geen mechanisme dat je vooraf inschakelt om dingen te regelen of vast te leggen, of achteraf inzet om te checken of je het goed doet. Kwaliteit en professionalisering en het beleid daarop, gaan om het voortdurend nagaan of je de juiste dingen doet (die urgent zijn en waar jij het beste in bent), op de juiste manier (professioneel

vakmanschap) en met de juiste resultaten (effectiviteit en meerwaarde). Dit vergt reflectie, flexibiliteit om bij te stellen en ondersteunend instrumentarium.

Als branche nadenken en vaststellen wat voor ons kwaliteit en professionalisering is en hoe we dat vormgeven, maakt weerbaar tegen de hypes en politieke winden die aanzetten tot ad hoc beleid.

Met een eigen verhaal kunnen we strategisch en duurzaam aan kwaliteit en professionaliteit werken.

Over de commissie kwaliteit en professionalisering

In februari 2014 is de nieuwe commissie kwaliteit en professionalisering gestart. De commissie bestaat uit 12 leden van de MOgroep (zie bijlage). De commissie stelt in afstemming met de branche en opdrachtgevers van leden (vnl. gemeenten) een nieuwe koers vast, die past bij bovengenoemde voorwaarden, ontwikkelingen en trends. Doel is om het eens te worden over een aantal kwaliteitswaarden waaraan de kwaliteit van W&MD-organisaties voldoet, met ruimte voor lokale invulling. Hiermee kan de branche zich lokaal en landelijk profileren.

In de commissie wordt gedeeld dat er juist nu noodzaak is tot herijking van de kwaliteit van de branche W&MD. Een nieuw verhaal dat zeggingskracht heeft over de essentie van kwaliteit en professionalisering (terug naar de bedoeling) en handvatten biedt voor het vormgeven van die essentie. De commissie stelt voor om te komen met een nieuw soort keurmerk dat niet geheel vrijblijvend is. Om te borgen dat organisaties hun kwaliteit en professionaliteit ook daadwerkelijk ontwikkelen en structureel verbeteren. Om aan te kunnen tonen dat de kwaliteitswaarden aantoonbaar worden nageleefd. Overigens wel op ieders eigen manier, gebruikmakend van de

(7)

7

instrumenten die zij geschikt vinden. De manier van borgen en toetsen wordt in de volgende fase verkend.

De commissie heeft voorstel gemaakt met daarin nieuwe kwaliteitswaarden W&MD, ondersteunende instrumenten en manieren om die waarden te borgen.

(8)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

8

KWALITEITSWAARDEN

Waar blijkt kwaliteit uit?

INSTRUMENTEN

Hoe toon je dat aan?

BORGING

Hoe borg je dat?

VAKMANSCHAP Professionals werken zelf actief aan hun vakmanschap en inzetbaarheid en beschikken over de 10 competenties van de sociaal werker

 Professionals zijn analytisch, reflectief en flexibel en leveren maatwerk

 Professionals hebben een ondernemende houding door adequaat te reageren op vragen uit de samenleving, deze voortdurend te verkennen en hun eigen inzet en capaciteiten hier op aan te passen

Instrumenten van de professional:

 POP-plan

 Methodisch werken: analyse, planvorming, reflectie en evaluatie

 Functionerings- en beoordelingsgesprekken

 Inzetten scholingsbudget

 Gebruik maken van bij- of nascholing via diverse (landelijk erkende) scholingsvormen en databases (zie bv hier)

 Beschikken over een relevante

basisopleiding MBO, HBO en/of master Instrumenten van de werkgever:

 Strategisch ontwikkelings- en scholingsbeleid

 Bepaling mate van vak volwassenheid (gevorderd, vakbekwaam en vak volwassen)

 Inzetten toetsingsinstrument competenties (bv. EVC)

 Beroepscode Sociaal Werker (nieuw te ontwikkelen)

 Beroepsregister Sociaal Werker (nieuw te ontwikkelen)

DIENSTVERLENING Klanten zijn het uitgangspunt

 Klanten zijn betrokken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van dienstverlening

 Met maatwerk wordt meerwaarde gecreëerd voor individu en samenleving

 Dienstverlening wordt continu onderzocht op effectiviteit, maatschappelijke meerwaarde

 Methodisch werken: analyse, planvorming, reflectie en evaluatie

 Periodieke klanttevredenheid

 Periodieke effectmeting (rendement, klanteffect, beleefde waarde etc.)

 Planning en control cyclus

ORGANISATIE &

BESTUUR

 Uitgangspunt is de ontwikkelende, lerende en ondernemende organisatie die zich continu verbetert

 Organisaties zijn gericht op samenwerking

 Door flexibiliteit kan worden ingespeeld op de markt en context

 De bedrijfsvoering is op orde

 Organisaties zijn transparant over hoe zij kwaliteit organiseren, borgen en leveren

 Professionals worden gefaciliteerd in de uitvoering van hun vakmanschap

 Inzet van een

kwaliteitsmanagementsysteem

 Deelname aan benchmark

 Good Governance Register

WAT HOE

(9)

9 Toetsing, inspraak en draagvlak

Om (de ontwikkeling van) het voorstel van de commissie te voeden, de aannames te verifiëren en het uiteindelijke plan te laten steunen, is contact met partner organisaties en leden uit de branche noodzakelijk. Daarom halen we input op bij de leden, onder andere via online fora, een

grootschalige enquête (zie hoofdstuk 2) en de Algemene Ledenvergadering (zie hoofdstuk 3).

Daarnaast worden door MOgroep (structureel) gesprekken gevoerd met partijen als de VNG, FCB, MOVISIE, NJi en brancheorganisaties. Met de VNG overlegt MOgroep zeer regelmatig zodat onze opvattingen over kwaliteit goed op elkaar zijn afgestemd. De VNG gaat al op korte termijn een modelverordening WMO maken voor haar leden met onder andere passages over kwaliteit. De VNG vindt bovendien dat een landelijk kwaliteitskader voor de Jeugdwet op hoofdlijnen moet worden geformuleerd in samenwerking met alle partijen jeugdpartners. De MOgroep levert hieraan een actieve bijdrage Met MOVISIE, NJi en FCB overleggen we over de rol die zij kunnen spelen in de uitwerking van het kwaliteitskader, zoals met MOVISIE over vakmanschap en met FCB over de branchestandaarden voor vak volwassenheid.

(10)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

10 2. Enquête: respons en representativiteit

Om het voorstel van de commissie te toetsen en concrete inhoudelijke feedback van leden op te halen, is een enquête uitgezet onder de leden.

Doelgroep, medium en looptijd

Op 30 april is de enquête via Survey Monkey per mail verstuurd aan de leden van de MOgroep. Op dit moment heeft de MOgroep 635 leden, hiervan zijn 549 uitvoerend (werkzaam in lokaal welzijn, maatschappelijke dienstverlening of maatschappelijke opvang) en dus geschikte respondenten1. Van deze leden is uiteindelijk aan 1.749 personen een persoonlijke mail verzonden met de uitnodiging tot deelname aan de enquête. Dit zijn hoofdcontactpersonen van organisaties (directie), en een groep uitvoerende professionals (inhoudelijk en

kwaliteitsmedewerkers e.d.) die middels de website van MOgroep in hun profiel aangegeven hebben interesse te hebben in kwaliteit en professionalisering.

Naast de persoonlijke uitnodiging per mail, is er via een weblink geworven op de homepage van MOgroep en een online platform van MOgroep (groep ‘Kwaliteit en professionalisering’). De enquête is afgesloten op 23 mei.

Respons

De algehele respons op de enquête is hoog. Van de 549 lid organisaties aan wie de enquête is verzonden, hebben 239 leden de enquête ingevuld. Dat is 43,5%.

Tabel 1 Respons enquête Herijking respons aantal leden

respons aantal procent

cumulatief aantal

cumulatief procent

nee 310 56,5 310 56,5

ja 239 43,5 549 100,0

Van de 1.749 personen aan wie de enquête is verzonden, hebben 401 mensen gereageerd.

Dat is 22,9%.

Naar functie opgesplitst blijkt dat de respondenten met name mensen zijn met een management/directie functie:

Tabel 2 Functie van respondenten

Functie aantal %

Management/directie 249 62,1 Kwaliteitsmanager / -medewerker 65 16,2

Professional 22 5,5

Anders (geef toelichting) 65 16,2

TOTAAL 401 100,0

1 Dit is exclusief niet-dienstverlenende organisaties (zoals bijvoorbeeld MOVISIE) en ook geen koepelleden omdat de Maatschappelijke Opvang op dit moment niet de 'kwaliteit' bij de MOgroep afneemt (dat organiseert de Federatie Opvang).

(11)

11 Representativiteit

Over het algemeen is de enquête representatief gebleken. De mate waarin de uitkomsten daadwerkelijk iets zeggen over wat de branche W&MD vindt van het voorstel voor herijking van kwaliteit en professionalisering, hangt af van een aantal factoren. De representativiteit van de uitkomsten per onderdeel:

a) Het aantal leden en personen dat gereageerd heeft

Volgens statistische standaarden voor web enquêtes is deze enquête wat betreft de respons van organisaties (43,5%) en personen (22,2%) representatief.

b) Regionale spreiding

De respons per regio is representatief voor de regionale spreiding van de leden van MOgroep.

c) Het type organisatie (deelsectoren)

De respons is representatief voor de deelsectoren lokaal welzijn en maatschappelijke dienstverlening:

Tabel 3 Respons per deelsector Deelsector (percentage per

deelsector) nee ja totaal

Lokaal welzijnswerk 228

57,0%

172 43,0%

400

Maatschappelijke Dienstverlening 67 56,88%

51 43,2%

118

Maatschappelijke Opvang2 5 83,3%

1 16,7%

6

Andere terreinen 10

41,7%

14 58,3%

24

Total 310

56,7%

238 43,4%

548

d) Grootte van de organisatie

Wat betreft grootte van de organisaties die gereageerd hebben, is de enquête minder

representatief. De respons bij de kleine organisaties is minder dan de helft, terwijl dat bij de grote organisaties juist meer dan de helft is. De indeling naar grootte is gemaakt op basis van de lage bruto loonsom (loon voor loonheffing).

Tabel 4 Respons naar organisatiegrootte

leden

MOgroep Nee Ja TOTAAL

aantal % aantal % aantal % klein 134 24,5 49 9,0 183 33,5 midden 108 19,8 74 13,6 182 33,3 groot 66 12,1 115 21,1 181 33,2 TOTAAL 308 56,4 238 43,6 546 100,0 grootte op basis van de (lage) bruto loonsom

klein – € 330.000 – midden – € 1.060.000 – groot

2 Zoals aangegeven zijn de leden die Maatschappelijke Opvang bieden niet meegenomen omdat zij op dit moment niet de 'kwaliteit' bij de MOgroep afnemen (dat organiseert de Federatie Opvang).

(12)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

12

Grafiek 1 Respons naar organisatiegrootte

respons enquête Herijking mei 2014 nee ja

aantal leden

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200

klein midden groot

(13)

13 3. Enquête: analyse van de resultaten

Het voorstel van de commissie – en dus ook de enquête – is ingedeeld volgens een bepaalde structuur. Het omvattende terrein van kwaliteit en professionalisering is ingedeeld naar (a)

vakmanschap van de professional, (b) dienstverlening en (c) organisatie en bestuur. Daarbinnen is onderscheid gemaakt tussen de samenhangende pijlers kwaliteitswaarden (hier staan wij voor, hieruit blijkt kwaliteit van de branche W&MD), instrumenten (praktische ondersteuning voor uitvoering van de waarden) en borging (manieren om de waarden te verankeren).

In het onderstaande volgt een weergave van de resultaten van de enquête opgesplitst per domein.

Overzicht ‘eens’ per domein

Per onderdeel konden respondenten hun mening gegeven (eens, oneens, anders) over diverse voorgestelde kwaliteitswaarden, instrumenten en borgingswijzen.

In onderstaand overzicht is de range van ‘eens’ per waarde, instrument en borgingswijze weergegeven.

Tabel 5 Samenvatting enquête: % eens met voorgestelde zaken

KWALITEITSWAARDEN INSTRUMENTEN BORGING

VAKMANSCHAP 89,9% – 90,8% 66,2% – 93,1% 47,9% – 60,0%

DIENSTVERLENING 78,4% – 86,8% 83,9% – 89,1% 73,2%

ORGANISATIE & BESTUUR 85,1% – 92,8% 54,7% – 63,4% 74,9%

WAT HOE

Uit bovenstaand schema blijkt dat er veel positieve instemming is wat betreft de voorgestelde kwaliteitswaarden. Wat betreft de instrumenten hebben respondenten meer twijfels en opmerkingen en zijn er meer personen het oneens met de voorgestelde instrumenten. De borgingswijzen voor het vakmanschap van de professional leveren het meeste discussie op.

Hieronder wordt per domein meer toegelicht over de mening van de respondenten.

(14)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

14 (a) Vakmanschap

Tabel 6 % eens per onderwerp (tussen haakjes achter het onderwerp) KWALITEITSWAARDEN

Waar blijkt kwaliteit uit? INSTRUMENTEN

Hoe toon je dat aan? BORGING Hoe borg je dat?

VAKMANSCHAP  Professionals werken zelf actief aan hun vakmanschap en inzetbaarheid en

beschikken over de 10 competenties van de sociaal werker (89,9 %)

 Professionals zijn analytisch, reflectief en flexibel en leveren maatwerk (90,8 %)

 Professionals hebben een ondernemende houding door adequaat te reageren op vragen uit de samenleving, deze voortdurend te

verkennen en hun eigen inzet en capaciteiten hier op aan te passen (90,4 %)

Instrumenten van de professional:

 POP-plan (73,5 %)

 Methodisch werken:

analyse, planvorming, reflectie en evaluatie (87,2 %)

 Functionerings- en beoordelingsgesprekken (77,0 %)

 Inzetten

scholingsbudget (81,0

 %) Gebruik maken van bij- of nascholing via diverse (landelijk erkende) scholingsvormen en databases (zie bv hier) 76,0 %)

 Beschikken over een relevante basisopleiding MBO, HBO en/of master 88,4 %)

Instrumenten van de werkgever:

 Strategisch ontwikkelings- en scholingsbeleid (93,1 %)

 Bepaling mate van vak volwassenheid

(gevorderd,

vakbekwaam en vak volwassen) (66,2 %)

 Inzetten

toetsingsinstrument competenties (bv. EVC) (68,1 %)

 Beroepscode Sociaal Werker (nieuw te

ontwikkelen) 60,0

%)

 Beroepsregister Sociaal Werker (nieuw te ontwikkelen) (47,9 %)

Kwaliteitswaarden van het vakmanschap

Er is veel instemming met de kwaliteitswaarden van het vakmanschap van de professionals (89,9%- 90,8%). In de categorie ‘anders’, bestaat de meerderheid uit ‘ja mits’ en

ophelderingsvragen. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de respons in de categorie

‘anders’ is:

 Zijn deze waarden wel meetbaar?

Onbekendheid over ‘Sociaal Werker’

Oneens met het samenvoegen van diverse werksoorten onder noemer ‘Sociaal Werker’

 De 10 competenties zijn onbekend

 10 competenties is teveel voor 1 persoon, ook prima als je dat in een team samen kunt garanderen.

 Zijn die 10 competenties wel haalbaar en relevant voor MBO-ers en andere functies (b.v.

HRM) binnen de organisatie?

 Wie bedoelen we met professionals? Zowel de beheerder van het buurthuis, de

pedagogisch medewerkster van een peuterspeelzaal en de opbouwwerker? En bedoelen we MBO en HBO professionals?

 Scholing en ontwikkeling moeten wel in afstemming met de belangen en strategie van de werkgever

(15)

15

 Zijn de benoemde competenties als analytisch en reflectief niet dubbelop met de waarde over de 10 competenties?

Instrumenten van het vakmanschap

Er is redelijk veel instemming met instrumenten van professionals en werkgevers voor het vakmanschap van de professionals. In de categorie ‘anders’, is een meerderheid ‘ja mits’ en ophelderingsvragen. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 Cao is ook een kwaliteitsinstrument, zeker de beoogde vernieuwde cao met nadruk op ontwikkeling van professionals

Zijn de instrumenten wel geschikt voor borging van de 10 competenties?

 POP, functioneringsgesprek en beoordelingsgesprekzijn achterhaald, leidt vooral tot papieren molens, moet van meerwaarde zijn en geen ‘moetje’

 Modernere variant van POP ed. is 360O feedback, intervisie, intercollegiale toetsing, peer- to-peer beoordeling, praktijkbegeleiding, supervisie, mentoraat.

 POP, functioneringsgesprek en beoordelingsgesprek moeten fuseren tot een ‘resultaat- en ontwikkelgesprek’

 Methodisch werken is hetzelfde als plan-do-check-act

 Methodisch werken is geen instrument, maar een voorwaarde voor kwalitatieve dienstverlening

 Betrek ook feedback van cliënten en stakeholders

 Inzetten (persoonlijk) ontwikkelbudget moet niet te vrijblijvend zijn; in relatie tot de strategie van de organisatie en maatschappelijke vragen

 Inzet scholing mag/moet niet enkel voor specifiek vak maar juist voor algemene ontwikkeling, totale en toekomstige carrière, voor functieverandering binnen of uit de organisatie (uit- of doorstroom)

 Niet individueel scholen maar per team

 Instrument van bij- en nascholing is dubbelop met de instrumenten rond scholingsbudgetten

 Niet enkel of vooral erkende opleidingen. Werkbezoeken, conferentie, peer-to-

peer/crosstraining (binnen en tussen organisaties) is ook/even leerzaam (en goedkoper)

 Een basisopleiding is geen instrument maar een voorwaarde

 Het woord ‘relevant’ in relevante basisopleiding is te brede bewoording

 Een basisopleiding is niet genoeg, veel vakgerichte ervaring en bijscholing nodig.

 HBO is het minimum (vooral benoemd voor MWD)

 Ervaringskennis (al dan niet erkend via EVC) is ook genoeg

 De werkgever moet voorkomen tot de overhand te krijgen in de persoonlijke ontwikkeling van de professional

 Instrument tot bepaling van de mate van vak volwassenheid is relatief onbekend

 Wordt labelen vak volwassenheid niet simpelweg etiketten plakken?

 Is vaststellen van vak volwassenheid wel mogelijk en zinvol? Is het valide en erkend?

 Het instrument EVC staat haaks op uitgangspunt dat professionals minimaal over een basisopleiding beschikken

Borging van het vakmanschap middels registratie

Er worden meer twijfels en voorwaarden geplaatst bij de borging van het vakmanschap middels een beroepscode en beroepsregister. Voor de code is een meerderheid (60%) en voor de registratie net niet (47,9%). Voor beide geldt dat in de categorie ‘anders’, een meerderheid ‘ja mits’ blijkt te zijn. Dit maakt dat ook voor registratie een meerderheid is:

Wel een beroepsregister: 47,9%

Geen beroepsregister: 35,1%

Anders: 16,7%

Ja mits

In de antwoord categorie ‘anders’ geeft een klein groepje respondenten extra onderbouwing voor een ‘nee’ tegen registratie. Een iets grotere groep geeft aan hier geen antwoord op te weten. De grootste groep (zo’n 9%) die ‘anders’ in heeft gevuld formuleert zijn of haar antwoord als “Ja, mits

…”. Men geeft aan voor een beroepsregister te zijn mits het niet te strikt en bureaucratisch is, echt gaat over ontwikkeling (geen simpele afvinklijst) en betaalbaar blijft.

Dit betekent dat indien er een register kan worden ontwikkeld dat aansluit bij de wensen van de respondenten, een meerderheid (ruim 56%) voor een register sociaal werk is.

Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

(16)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

16

 Is een aparte code en register wel handig in deze tijd van integraal werken?

 Opdrachtgevers vragen niet om een code en register

 Als het er komt moet het simpel en goedkoop zijn

 Risico op papieren tijger/bureaucratie

 Register moet geen betekenisloos puntentellen worden maar echt gaan over ontwikkeling

(b) Dienstverlening

Tabel 7 % eens per onderwerp (tussen haakjes achter het onderwerp) KWALITEITSWAARDEN

Waar blijkt kwaliteit uit? INSTRUMENTEN

Hoe toon je dat aan? BORGING Hoe borg je dat?

DIENSTVERLENING  Klanten zijn het uitgangspunt (86,8 %)

 Klanten zijn betrokken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van dienstverlening (85,5 %)

 Met maatwerk wordt meerwaarde gecreëerd voor individu en samenleving (80,2

%)

 Dienstverlening wordt continu onderzocht op effectiviteit, maatschappelijke meerwaarde (78,4 %)

 Methodisch werken:

analyse, planvorming, reflectie en evaluatie (89,1 %)

 Periodieke

klanttevredenheid (85,1 %)

 Periodieke effectmeting (rendement,

klanteffect, beleefde waarde etc.) (83,0 %)

 Planning en control cyclus (73,2

%)

Kwaliteitswaarden van de dienstverlening

Er is veel instemming met de kwaliteitswaarden van de dienstverlening. In de categorie ‘anders’, is een meerderheid ‘ja mits’ en ophelderingsvragen. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 ‘Klanten zijn het uitgangspunt’ is te vaag en algemeen

 Voorkeur voor ‘burger’ of ‘mensen’ i.p.v. klant

 Niet alleen de klant staat centraal, maar diens (hulp)vraag

 De klant kan niet altijd centraal staan, niet bij kinderen, kwetsbare of klanten die een gevaar vormen voor anderen.

 Wie is de klant: de financier of de doelgroep? (veel pleiten voor financier als klant, doelgroep als afnemer van de dienst)

 De betrokkenheid bij ontwikkeling en evaluatie kan niet altijd en is niet altijd wenselijk

 Betrokkenheid kan wel bij vraag gestuurd aanbod maar niet bij missie gestuurd

 Maatwerk is niet altijd noodzakelijk en/of het beste

 Maatwerk leveren is hetzelfde als de klant centraal stellen

 Meerwaarde voor de samenleving kan haaks staan op de meerwaarde voor de klant. Dus en-en kan niet altijd

 Het continu onderzoeken van effectiviteit is teveel (tijd, kosten). Periodiek is beter.

 Onderzoeken van effectiviteit is: te duur, te moeilijk, vaak niet bruikbaar, gaat ten koste van primaire werkproces

 Onderzoeken van effectiviteit is alleen zinvol als het op een hoger wetenschappelijk en aggregatieniveau gebeurt, zodat het betrouwbaar en vergelijkbaar is

 Effectiviteit moeten we beperken tot een simpele, gevalideerde en branchebreed gebruikte set indicatoren

 De mogelijke instrumenten voor effectonderzoek zijn onbekend

Instrumenten van de dienstverlening

Er is redelijk veel instemming met instrumenten voor de dienstverlening. In de categorie ‘anders’, is een meerderheid ‘ja mits’ en ophelderingsvragen. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 Methodisch werken is geen instrument en bovendien te ingewikkeld, beter is via de plan- do-check-act

(17)

17

 Mensen/burgers krijgen teveel klanttevredenheidsonderzoeken via diverse organisaties, resultaat is vaak een gemiddeld (7) en weinig betekenisvol

 Betere variant van klanttevredenheid is een een-op-een dialoog en groepsgesprekken

 Klanttevredenheid mag niet los of in plaats van klanteffect

 Er moet een overzicht komen van instrumenten voor het meten van effectiviteit

 Onderzoeken van effectiviteit moet simpel en goedkoop zijn

 De opdrachtgever/financier moet effectonderzoek organiseren/faciliteren/financieren

 Er is landelijke uniformiteit nodig in het gebruik van effectmethoden zodat betruwbaarheid en vergelijkbaarheid groot is.

 Effect onderzoek kan niet: te veel factoren en andere partijen, effect duurt lang en dan is de klant uit beeld

Borging van de dienstverlening

Over deze borgingswijze is meer overeenstemming dan die van de borging van de dienstverlening.

Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 Hoe verhoudt een planning en control cyclus zich tot de pdca-cyclus en de financiële cyclus?

 P&C-cyclus mits goedkoop en simpel

 P&C is randvoorwaarde

(c) Organisatie en bestuur

Tabel 8 % eens per onderwerp (tussen haakjes achter het onderwerp) KWALITEITSWAARDEN

Waar blijkt kwaliteit uit? INSTRUMENTEN

Hoe toon je dat aan? BORGING Hoe borg je dat?

ORGANISATIE

& BESTUUR  Uitgangspunt is de ontwikkelende, lerende en ondernemende organisatie die zich continu verbetert (91,0 %)

 Organisaties zijn gericht op samenwerking (85,1 %)

 Door flexibiliteit kan worden ingespeeld op de markt en context (86,5 %)

 De bedrijfsvoering is op orde (92,8 %)

 Organisaties zijn transparant over hoe zij kwaliteit

organiseren, borgen en leveren (91,0 %)

 Professionals worden gefaciliteerd in de uitvoering van hun vakmanschap (91,7 %)

 Inzet van een

kwaliteitsmanagementsystee m (63,4 %)

 Deelname aan benchmark (54,7 %)

 Good Governanc e Register (74,9 %)

WAT HOE

Kwaliteitswaarden van organisatie en bestuur

Er is veel instemming met de kwaliteitswaarden van organisatie en bestuur. In de categorie

‘anders’, is een meerderheid ‘ja mits’ en ophelderingsvragen. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 De waarden zijn te vaag/open deur

 Hoe maak je dit zichtbaar?

 Continu verbeteren is geen waarde, continu aandacht voor verbetermogelijkheden wel

 Zijn dit wel kwaliteitswaarden, of gewone waarden?

 Samenwerking is geen waarde of doel op zich maar een middel tot betere dienstverlening voor de cliënt

Flexibiliteit is geen waarde an sich

 Flexibiliteit waarin? Personele inzet? Huisvesting? Type diensten?

 De bedrijfsvoering op orde hebben is geen kwaliteitswaarde maar een randvoorwaarde

 Dit is logisch, ander krijgen ze geen accountancy verklaring…

 Het op orde hebben van je bedrijfsvoering zegt nog niks over je kwaliteit

(18)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

18

 Professionals kunnen niet onbegrensd gefaciliteerd worden in hun ontwikkeling, wel in lijn met de strategie van de organisatie

Instrumenten van organisatie en bestuur

Er worden twijfels en voorwaarden geplaatst bij de instrumenten van organisatie en bestuur. Ook hier is in de categorie ‘anders’, is een meerderheid ‘ja mits’. Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

 Een systeem voor interne processen is dubbelop met P&C-cyclus en PDCA

 Opdrachtgevers vragen niet (meer) naar een systeem voor interne processen

 Een systeem voor interne processen: ja mits het simpel en goedkoop is

 De basisbenchmark is nu niet betekenisvol omdat t appels met peren vergelijkt. Met meer aandacht voor verschil in werksoort, groot en klein ed. mogelijk relevant.

 De basisbenchmark: ja mits het simpel en goedkoop is

Borging van organisatie en bestuur

Er is redelijk veel instemming met de borging van de kwaliteit van organisatie en bestuur (74,9

%). 13,1% antwoordt ‘nee’ op de vraag of dit een goed borgingsinstrument is. In de categorie

‘anders’ (11,6%), blijkt bijna de helft ‘ja mits’ aan te geven en de andere helft kan er niks over zeggen omdat ze het niet kennen. Opgeteld is dus zo’n 85% het eens met het opnemen van de Governancecode als borgingswijze in een nieuw keurmerk.

Belangrijkste (herhaaldelijk gegeven) input uit de categorie ‘anders’ is:

De Good Governancecode is onbekend dus geen mening

Enkel relevant als het betekenisvol is (echt iets zegt over kwaliteit) en simpel en goedkoop

Niet geschikt voor kleine organisaties

Zegt niks, ticking the box, papieren tijger

Is verouderd

Vrijblijvend of niet?

Hoe tonen we aan dat we de voorwaarden naleven? Een meerderheid is voor het niet vrijblijvend maken van het aantonen van kwaliteit en professionalisering:

Niet vrijblijvend: 51,3 % Papieren richtlijn: 25,5 %

Anders: 22,8 %

Ja mits

In de antwoord categorie ‘anders’ is een klein groepje respondenten dat aangeeft hier geen antwoord op te weten. Een iets grotere groep geeft aan echt tegen te zijn. Ongeveer de helft (zo’n 12%) die ‘anders’ in heeft gevuld formuleert zijn of haar antwoord als ‘Ja, mits …”. Men geeft aan voor een niet vrijblijvend keurmerk te zijn mits het niet te strikt en bureaucratisch is, aansluit op bestaande systemen, integraal kan worden opgenomen bij het bestaande KMS.

Dit betekent dat indien er een keurmerk kan worden ontwikkelt dat aansluit bij de wensen van de respondenten, een meerderheid (ruim 60%) voor een niet vrijblijvende vorm is.

(19)

19 4. Algemene Ledenvergadering

Op de algemene ledenvergadering (ALV) op 21 mei 2014, vormde kwaliteit en professionalisering het eerste agendapunt en is het voorstel van de commissie gepresenteerd. Doel was een heldere uitspraak/mening van de leden over de vorm en inhoud van het voorstel en de ambitie van de branche als het gaat om de mate van vrijblijvendheid.

Aan de hand van de toelichting op de aanleiding van herijking, het voorstel en de uitkomsten van de enquête zijn de leden in kleine discussiegroepen onderling in gesprek gegaan.

Onderstaande is een inventarisatie van de input die in de discussiegroepen naar voren is gekomen.

Vorm en inhoud van het voorstel

Vorm/structuur:

Veel draagvlak voor het 'schema'

 Er zijn complimenten voor de structuur. Maar de professie wordt generieker, maar ook er is ook oog nodig voor specialismen. Dan komt daarbij dat er organisaties ook poten hebben in andere sectoren. Wees bewust dat beroepsgroepen aan het verschuiven zijn. Probeer in de profilering van dat vakmanschap te voorkomen dat het te specifiek wordt, dus beperk je tot een aantal varianten. Blijf het eenvoudig houden, en algemeen.

 De indeling is prima maar denk ook aan de implementatie, hoe kijkt de uitvoering hiernaar?

 Moet er niet een hiërarchie zitten in de termen Vakmanschap/Dienstverlening /organisatie?

(dienstverlening bovenaan want we redeneren vanuit de klant)

Eens met de vorm en inhoud maar pas op voor bureaucratie!

 Drie kwaliteitsdomeinen in samenhang oppakken en op alles als organisatie scoren: niet shoppen

Systeem moet in etalage gezet kunnen worden

We hebben al een systeem: maar is dat ook een keurmerk van professionaliteit?

Pas op voor een HKZ achtige vertaling

Het moet wel aantrekkelijk blijven en niet heel veel kosten

Slechts een paar minimum eisen op basis waarvan verschil wel mogelijk blijft

We moeten recht doen aan hectiek en dynamiek m.b.t. het vak. Verandert voortdurend

Zorg ervoor dat je geen appel ontwikkelt terwijl je een peer nodig hebt

Inhoud:

Onbekendheid over ‘Sociaal Werker’

Oneens met het samenvoegen van diverse werksoorten onder noemer ‘Sociaal Werker’

 Wie bedoelen we met professionals? Zowel de beheerder van het buurthuis, de

pedagogisch medewerkster van een peuterspeelzaal en de opbouwwerker? En bedoelen we MBO en HBO professionals?

 Cao is ook een kwaliteitsinstrument, zeker de beoogde vernieuwde cao met nadruk op ontwikkeling van professionals

De genoemde instrumenten zijn voor een deel old school (pop) kunnen we vernieuwender instrumenten bedenken?

Zijn de instrumenten wel geschikt voor borging van de 10 competenties?

 Twijfel over instrumenten bij de borging. Vooral over de registers. Liever onderling bij elkaar in de keuken kijken, bij professionals en misschien ook bij toezichthouders.

Duidelijke geluiden tegen registers: we moeten al aan allerlei kwaliteitseisen voldoen, heel veel administratieve lasten op allerlei niveaus. "Ben het ook gewoon zat om allemaal extra systemen in te voeren” Suggestie: vol gaan voor dit schema, maar geen register. Het moet wel al in je organisatie zitten. Register moet niet instrument zijn van werkgevers, maar van werknemers. Register wordt door velen als een wurgcontract gezien.

Hoe worden wij door onze klanten beoordeeld?

Gemis is de mening van klanten en van medewerkers.

Wat is de rol van het management nog?

 HKZ verstoorde het ondernemerschap. Daarom mee gestopt. Want was te rigide en teveel afvinken van lijstjes. Dit haalde mensen ook uit hun creativiteit want wordt teveel van buitenaf opgelegd. Wel gebruik van instrumenten van HKZ die wij zinvol en nuttig vinden.

Kwaliteitssysteem helpt wel om als organisatie met kwaliteit bezig te zijn. Het dwingt je om

(20)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

20

hieraan aandacht te besteden. Je kunt HKZ ook gebruiken zonder in een kramp te schieten.

Een organisatie is overgestapt naar ISO-certificering.

 De buitenwereld (vooral gemeente) vindt wel vaak dat HKZ iets zegt over kwaliteit. Hoe ga je hiermee om als organisatie? Kun je niet helemaal je ogen voor sluiten en je moet je realiseren dat die buitenwereld een mening heeft.

 Digitalisering is nergens genoemd. Je kan dit zien als vorm van dienstverlening, maar het kan ook een essentie zijn. De een zegt dat dit er duidelijk in hoort. Maar het ligt op de grens van methodisch werken of als essentiële waarde. Dus anderen menen dat het niet genoemd hoeft maar een uitwerking is.

Over het keurmerk en de mate van vrijblijvendheid

 Oppassen dat het geen doel op zich is, blijft een middel/instrument.

 Een nieuw systeem of keurmerk moet echt iets zeggen over kwaliteit.

 Een keurmerk heeft alleen zin als het naar buiten toe betekenisvol is.

 Voor wie is keurmerk bedoeld? Om naar klanten kwaliteit aan te tonen? Naar financiers?

Beide vragen er nu niet echt naar

 Keurmerk heeft alleen waarde naar je financier

 Wegen kosten van opzetten en handhaven op tegen de baten?

 Veel mitsen en maren bij keurmerk: wat zegt dit? Is oud denken. Je kunt als organisatie een certificaat halen op basis van situatie A. Half jaar later kunnen er dingen in je organisatie zijn die maken dat je het kwaliteitsdomeinen niet meer waarmaakt en een certificaat eigenlijk niet meer telt. Maar je voert dit nog wel naar buiten. Wat zegt het dan nog over je kwaliteit?

 Niet te vrijblijvend. Maar wel voldoende ruimte houden.

 Als het een minimum set van toelatingseisen betreft: dan niet geheel vrijblijvend. Bij teveel eisen en inperking, dan vrijblijvend

 In aansluiting op presentatie van Jantiene Kriens (VNG): voer gesprek over kwaliteit met je financiers en laat zien hoe je hier als organisatie aan werkt. Hiervoor is geen keurmerk nodig.

 Je verbindt je aan de kwaliteitswaarden. En dan bij elkaar bij in de keuken kijken.

Intercollegiale toetsing is misschien wel een hele suggestie, en niet een heel nieuw circus aan certificering, registers, toetsing, etc.

 Probeer het niet vooral niet te ouderwets te doen, maar zoek naar eigentijdse manieren.

Leg de parallel met de essenties voor (de organisatie van) het uitvoerend werk.

 Niet afdwingen, moet een eigen keus blijven omdat het niet altijd past en nodig is.

Bovendien kunnen er juridische problemen ontstaan.

(21)

21 5. Conclusies

Zowel de ALV als de enquête hebben veel input opgeleverd. De respons op de enquête is boven verwachting goed: 43% van alle leden heeft gereageerd. Dat is objectief een goede respons op een web enquête en zegt iets over de urgentie van het onderwerp. De respons is ook representatief als het gaat om de regionale spreiding en deelsectoren. Met name grote organisaties en

management/directie hebben gereageerd. Dit betekent dat de uitkomsten daadwerkelijk iets zeggen over wat de branche W&MD vindt van het voorstel voor herijking van kwaliteit en professionalisering.

1. Gedeeld besef van urgentie

We kunnen concluderen de leden positief staan ten aanzien van de noodzaak tot herijking en zich over het algemeen goed kunnen vinden in de inhoud van het voorstel. De hoge respons op de enquête, de uitgebreide toelichtingen die men bij vragen heeft gegeven en sterke discussie op de ALV toont de betrokkenheid van de leden.

2. Draagvlak voor vorm en structuur

Er is draagvlak voor de vorm en structuur van het voorstel. Het omvattende terrein van kwaliteit en professionalisering is ingedeeld naar (a) vakmanschap van de professional, (b) dienstverlening en (c) organisatie en bestuur. Daarbinnen is onderscheid gemaakt tussen de samenhangende pijlers kwaliteitswaarden (hier staan wij voor, hieruit blijkt kwaliteit van de branche W&MD), instrumenten (praktische ondersteuning voor uitvoering van de waarden) en borging (manieren om de waarden te verankeren).

3. Akkoord met inhoud mits betekenisvol, simpel en betaalbaar

Er is over het algemeen veel positieve instemming met de inhoud van het voorstel. De

voorgestelde kwaliteitswaarden voor de drie domeinen leverden naast suggesties verder weinig discussie op (percentage ‘eens’ varieerde van 78,4% – 93,1%). Wat betreft de instrumenten hebben respondenten meer twijfels en opmerkingen geplaatst (percentage ‘eens’ varieerde van 54,7% – 93,1%). De talrijke suggesties voor modernere en andere instrumenten worden meegenomen in een volgende versie. De borgingswijzen kregen minder directe instemming

(percentage ‘eens’ varieerde van 47,9% – 74,9%). Met name de borging van het vakmanschap van de professional levert discussie op. Voor de beroepscode is evident een meerderheid (60%), wat betreft een beroepsregister spreekt 47,9% zich expliciet uit voor een nieuw register. Indien echter een register wordt ontwikkeld dat aansluit bij de wensen van de respondenten (vermeld onder de antwoordcategorie “anders”), is er wel een meerderheid (ruim 56%) voor een register sociaal werk.

4. Eens met een niet vrijblijvend keurmerk mits betekenisvol, simpel en betaalbaar De commissie kwaliteit en professionalisering stelt voor om te komen met een nieuw soort keurmerk dat niet geheel vrijblijvend is. Om te borgen dat organisaties hun kwaliteit en

professionaliteit ook daadwerkelijk ontwikkelen en structureel verbeteren. Om aan te kunnen tonen dat de kwaliteitswaarden aantoonbaar worden nageleefd. Overigens wel op ieders eigen manier, gebruikmakend van de instrumenten die zij geschikt vinden. De aarzeling en voorwaarden die geplaatst worden bij (nieuwe) borgingswijzen zoals het beroepsregister, komen terug bij de vraag of we met elkaar kiezen voor een vrijblijvende richtlijn of een keurmerk. Een veel gehoord punt is de angst voor kosten, bureaucratie en betekenisloos papierwerk. Zowel ten aanzien van de inhoud als het eventuele keurmerk. Tegelijkertijd stemt een meerderheid vóór het niet vrijblijvend maken van het keurmerk, met als opmerkingen erbij dat we serieus moeten investeren als branche en niet voor een ‘dubbeltje op de eerst rang moeten willen zitten’. Uit de enquête blijkt een meerderheid (51,3 %) voor het niet vrijblijvend maken van het aantonen van kwaliteit en professionalisering. In de antwoordcategorie ‘anders’ (22,8 %) is een klein groepje respondenten dat aangeeft hier geen antwoord op te weten. Een iets grotere groep geeft aan echt tegen te zijn. Ongeveer de helft (zo’n 12%) die ‘anders’ in heeft gevuld, formuleert zijn of haar antwoord als “Ja, mits …”. Men geeft aan voor een niet vrijblijvend keurmerk te zijn mits het niet te strikt en bureaucratisch is, aansluit op bestaande systemen, integraal kan worden opgenomen bij het bestaande KMS. Dit betekent dat indien er een keurmerk kan worden ontwikkelt dat aansluit bij de wensen van de respondenten, een meerderheid (ruim 60%) voor een niet vrijblijvende vorm is.

(22)

Wat wil W&MD met kwaliteit en professionalisering? Uitkomsten van de enquête en de Algemene Ledenvergadering.

22

Vervolgtraject

Uit de ALV en enquête komt naar voren dat we op de goede weg als het gaat om de urgentie en inhoud van het voorstel. Tegelijkertijd klinkt duidelijk het geluid dat er nog werk aan de winkel is wat betreft het aanscherpen en actualiseren van de inhoud, en dat de consequenties van de vorm (keurmerk o.i.d.) en de mate van vrijblijvendheid heel helder moeten zijn (kosten, tijd etc.). Er is dus draagvlak voor het vervolgen van de ingezette koers mits leden (a) goed betrokken blijven, (b) er duidelijkheid komt over wat het uiteindelijke voorstel precies inhoudt en voor consequenties heeft, (c) het niet betekenisloos papierwerk wordt maar professionals en de organisatie helpt zich te verbeteren en te profileren. Leden zijn betrokken op het onderwerp en willen meegenomen worden in het vervolg.

De komende maanden zal de commissie kwaliteit het voorstel herzien en samen met zowel leden als specialisten verkennen in welke vorm en met welke voorwaarden en consequenties het uitgewerkt kan worden. Eind 2014 wordt het definitieve voorstel op de ALV ter stemming voorgelegd aan de leden.

(23)

23 BIJLAGE 1

Leden commissie kwaliteit en professionalisering

Naam Organisatie

1. Arie de Vries Directeur NIM

2. Gert Jonker Directeur Tinten Welzijnsgroep 3. Martin van Iperen Directeur Timpaan Welzijn

4. Albert Rechterschot Directeur-bestuurder Pluspunt Zandvoort 5. Annabell Engles Directeur-bestuurder Scoop Welzijn 6. Caroline Kolenbrander Regiodirecteur Rotterdam, Stichting DOCK

7. Anja Geritz Clustermanager Maatschappelijk Werk & Sociaal Raadsliedenwerk Rijnstad

8. Hans de Bruijn Manager Lumensgroep

9. Petra Maas Hoofd afdeling onderzoek en innovatie Trajekt 10. Mirjam Breed Directeur-bestuurder de Wering

11. Anja Aaldering Directeur-bestuurder MJD Groningen (bestuurslid MOgroep)

12. Rik Bovenberg Directeur-bestuurder Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland (en

bestuurslid MOgroep)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

MOgroep vindt een kunstmatige knip tussen kwaliteitseisen en meetinstrumenten voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen ongewenst.. Zeker omdat vele welzijnsvoorzieningen

staatssecretaris deelt niet de vrees van de RvS dat door het ontbreken van regels (in artikel 2.1.3) omtrent de door de gemeente te verstrekken algemene voorzieningen de burger

De sociale partners in de branches Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang kunnen, met de toekenning van het Sectorplan WJK door de overheid,

De sociale partners in de branche Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening kunnen, met de toekenning van het Sectorplan door de overheid, de komende jaren extra investeren in

Het bedrag dat structureel beschikbaar wordt gesteld voor de ondersteuning en waardering van de mantelzorgers wordt hierdoor € 100 miljoen.. De MOgroep is partner van het Kabinet

De Sociaal Pedagogisch Werker 1 ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd.. De Sociaal Pedagogisch Werker 1

arbeidsverhoudingen. Deze nieuwe Cao lag er niet zomaar. Cao partijen hebben in het Cao akkoord van december 2012 afgesproken om in 2013 tot een fundamentele heroverweging van de

vakmanschap en inzetbaarheid en de 10 competenties van de sociaal werker zijn richtinggevend voor.