Vraag nr. 247 van 17 juli 1997
van de heer STEFAAN PLATTEAU Fysieke conditie van de jeugd – Maatregelen Over de algemene fysieke conditie en de lichame-lijke geschiktheid van de Vlaamse jongeren wor-den met de regelmaat van een klok onheilspellen-de berichten onheilspellen-de wereld ingestuurd.
Het beperkt aantal uren lichamelijke opvoeding (LO) speelt in deze neerwaartse trend een belang-rijke rol.
Graag vernam ik of de minister reeds maatregelen heeft getroffen om hierin verandering te brengen.
Antwoord
1. De alarmerende berichten over een zwakke fysieke conditie en lage lichamelijke geschikt-heid van de Vlaamse jongeren lokten reacties uit vanuit verschillende invalshoeken. Het zou naïef zijn te veronderstellen dat de oplossing volledig kan worden geleverd door het onder-w i j s, onder-wat niet onder-wegneemt dat de school binnen deze problematiek een belangrijke opdracht heeft.
De Vlaamse volksvertegenwoordiger brengt in zijn vraag de neerwaartse trend in de fysieke conditie van de jongeren uitsluitend in verband met kwantitatieve aspecten (aantal uren licha-melijke opvoeding), maar het spreekt vanzelf dat ook kwalitatieve aspecten in acht moeten worden genomen.
2. In het basisonderwijs worden de wekelijkse les-sen overal gegeven. De inspectie ziet nauwlet-tend toe dat alle lessen bewegingsopvoeding op efficiënte wijze worden gegeven. Het aantal les-tijden per week wordt niet door de overheid opgelegd, maar is een aangelegenheid die tot de autonomie van de schoolbesturen behoort. Bij het vastleggen van de eindtermen werd bij-zonder veel aandacht geschonken aan de licha-melijke opvoeding.
De inspectie zal nagaan of elke school voldoen-de inspanning levert om die eindtermen te bereiken.
3. In het secundair onderwijs is Lichamelijke Opvoeding een vak uit de basisvorming en
komt in de eerste, tweede en derde graad in alle studierichtingen 2 uur per week aan bod. D i t aantal werd de laatste jaren niet uitgebreid, maar er werd wel over gewaakt dat dit mini-mumpakket gewaarborgd bleef.
Van overheidswege werd sinds september 1994 een nieuw elan gegeven aan de schoolsport (sportieve activiteiten die worden georgani-seerd buiten het normale lesrooster en waaraan de leerlingen deelnemen op vrijwillige basis), door onder meer het samenvoegen van netge-bonden organisatievormen (NSVO, ROOS en Gepos) tot één netoverschrijdende schoolsport-f e d e r a t i e, met name de Stichting V l a a m s e Schoolsport.
Verder worden er ook middelen vrijgemaakt om projecten binnen het onderwijs mogelijk te maken. Zo is er het project met betrekking tot "het remediëren van de fysiek zwakke leerling", dat in samenwerking met het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Lichame-lijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtre-creatie (Bloso) werd uitgewerkt. Hierin wordt onder meer aandacht besteed aan de evaluatie en bevordering van de conditie van de leerlin-g e n , zowel op individueel als op klassikaal niveau.
Met het oog op de kwaliteitsbewaking en -ver-betering van het onderwijs werden eindtermen en ontwikkelingsdoelen vastgelegd. Voor het vak Lichamelijke Opvoeding werden die gestructureerd binnen drie doelstellingsgroe-p e n , met name (1) het ontwikkelen van de motorische competentie, (2) het ontwikkelen van een gezonde levensstijl en (3) het ontwikke-len van het zelfconcept en het sociaal functione-r e n . Het vefunctione-rbetefunctione-ren van de fysieke conditie komt in deze 3 groepen aan bod en kan boven-dien verder worden uitgediept via de vakover-schrijdende eindterm "gezondheidseducatie". Via de schooldoorlichtingen wordt gecontro-leerd of onder andere voldoende aandacht wordt besteed aan het nastreven en realiseren van deze eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Verschillende leerkrachten Lichamelijke Opvoeding hebben vanuit hun bekommernis over het niet deelnemen van leerlingen aan de lessen LO wegens "medische redenen" een samenwerking met de schoolarts opgestart, e n in samenwerking met de begeleidingsdiensten LO werd op dit vlak bijvoorbeeld verkregen dat medische attesten op een meer genuanceerde
manier worden geformuleerd, zodat bij bepaal-de kwetsuren toch partiële bepaal-deelname mogelijk blijft.
Al deze maatregelen zijn zeker niet uitsluitend gericht op het "verbeteren van de fysieke conditie van de jeugd", maar de opsomming ervan verwijst alleszins op een verhoogde aandacht voor verschil-lende aspecten van de gezondheidsopvoeding, d i t zowel binnen het globale schoolgebeuren, als van-uit het bewegingsonderwijs in het bijzonder.