• No results found

Vraag nr. 235 van 3 juli 1997 van de heer STEFAAN PLATTEAU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 235 van 3 juli 1997 van de heer STEFAAN PLATTEAU"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 235 van 3 juli 1997

van de heer STEFAAN PLATTEAU

Ambtenarenevaluatie – Beroep en verdediging De Vlaamse Gemeenschap heeft in het kader van de nieuwe evaluatieprocedure voor ambtenaren van het ministerie voor de tweede keer het nieuwe systeem toegepast.

Het resulteerde in 38 ambtenaren die een onvol-doende kregen als beoordeling. Een aantal negatief geëvalueerde ambtenaren ging in beroep. Het col-lege van secretarissen-generaal negeerde op twee na de adviezen van de raad van beroep.

Welke maatregelen heeft de minister getroffen om de rechten van de verdediging te vrijwaren en om de adviezen van het beroepsorgaan geloofwaardi-ger te laten overkomen ?

Antwoord

Uit de tekst van het Vlaams Personeelsstatuut van 24 november 1993 (VPS) en het huishoudelijk reglement van de raad van beroep blijkt duidelijk dat de rechten van de verdediging in de huidige procedure nu reeds voldoende worden gewaar-borgd.

Op niveau van de raad van beroep :

– de ambtenaar die niet akkoord gaat met de eva-luatie "onvoldoende" kan hiertegen in beroep gaan bij de tweede kamer van de raad van beroep binnen 15 kalenderdagen na het bezor-gen van het beschrijvend evaluatieverslag (arti-kel VIII 29 VPS) ;

– de raad van beroep wordt voorgezeten door een onafhankelijk magistraat en is paritair samenge-steld uit vertegenwoordigers van de overheid en van de representatieve vakorganisaties (artikel II 10 VPS) ;

– de ambtenaar heeft de mogelijkheid om zonder opgave van reden tot uiterlijk 2 werkdagen vóór de datum van de zitting assessoren te wraken (artikel II 17 V P S, artikel 6, § 2 huishoudelijk reglement) ;

– de ambtenaar en zijn raadgever kunnen ter grif-fie inzage nemen van alle stukken van het dos-sier en van het huishoudelijk reglement (artikel 7 huishoudelijk reglement) ;

– de raad van beroep hoort de ambtenaar alvo-rens een gemotiveerd advies te formuleren (artikel II 18 VPS) ;

– de ambtenaar mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een raadgever of bij gewet-tigde verhindering zich door die raadgever laten vertegenwoordigen (artikel II 18 VPS) ;

– de ambtenaar of zijn raadgever krijgt tijdens de zitting van de raad van beroep steeds het laatste woord (artikel 9 huishoudelijk reglement) ; – de raad van beroep brengt een met redenen

omkleed advies uit binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven (artikel VIII, § 3 VPS). Op niveau van het college van secretarissen-gene-raal :

– indien een van de secretarissen-generaal in de zaak betrokken is als (eerste of tweede) evalu-ator van de betrokken ambtenaar, neemt hij niet deel aan de beraadslaging van het college van secretarissen-generaal (artikel VIII 29, § 4 VPS) ;

– het college van secretarissen-generaal beslist binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep ; zo niet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is (artikel VIII 29, § 4 VPS).

Daarenboven wordt de beslissing van het college van secretarissen-generaal steeds omstandig gemo-tiveerd ; eventueel wordt uitdrukkelijk vermeld waarom wordt afgeweken van het advies van de raad van beroep.

Maatregelen genomen om de werking van de raad van beroep te optimaliseren

Na afloop van de zittingen van de raad van beroep van vorig jaar gaf het college van secretarissen-generaal aan een werkgroep ad hoc de opdracht om de beroepsprocedure en de werkingsmodalitei-ten van de tweede kamer van de raad van beroep te evalueren en voorstellen te formuleren voor een stroomlijning en vereenvoudiging van de procedu-re.

In uitvoering van de door de werkgroep ad hoc geformuleerde voorstellen werd :

(2)

– de federale minister van A m b t e n a r e n z a k e n gevraagd het koninklijk besluit van 26 s e p t e m-ber 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de gemeen-schaps- en gewestregeringen en van de colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie van de Franse Gemeenschapscom-m i s s i e, alsook op de publiekrechtelijke rechts-personen die ervan afhangen (APKB) in die zin aan te passen dat binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de tweede kamer van de raad van beroep stemrecht kan worden verleend ;

– door de administratie Personeelsontwikkeling op 25 en 26 februari 1997 een werkvergadering georganiseerd voor de vertegenwoordigers van de overheid en de vakbondsafgevaardigden die als assessor zouden zetelen in de tweede kamer van de raad van beroep. Deze werkvergadering had tot doel de kwaliteit van de zittingen te o p t i m a l i s e r e n , onder meer door toelichting te geven bij de procedure en door een duidelijke rolverklaring. Uit de zittingen en de uitgebrach-te adviezen van de raad van beroep met betrek-king tot het afgelopen evaluatiejaar blijkt dui-delijk dat er in vergelijking met het vorige jaar minder nadruk werd gelegd op de formele aspecten en meer op het inhoudelijke (het al dan niet ondermaats functioneren van de geëva-lueerde) ;

– voor de nieuwe voorzitters een infovergadering gehouden waarbij door de griffiers een uiteen-zetting werd gegeven over de werking van de raad van beroep en de taak van de voorzitter. Hierbij werd hun gewezen op de vorig jaar in de werkgroep ad hoc gemaakte aanbevelingen met betrekking tot de rol van de voorzitter.

Uit de afhandeling van de beroepen tegen de evaluaties "onvoldoende" van 1996 blijkt duide-lijk dat beide voorzitters de debatten meer stuurden en bijkomende vragen stelden wan-neer er onduidelijkheden waren of tegenstrijdi-ge verklarintegenstrijdi-gen werden aftegenstrijdi-gelegd. Zij namen tevens actiever deel aan de beraadslaging in de raad van beroep, en bij de afsluiting van de beraadslaging formuleerden ze zelf een gemoti-veerd voorstel, waarover nadien door de asses-soren geheim werd gestemd.

Uit het voorgaande moge duidelijk blijken dat de rechten van verdediging in de huidige procedure

nu reeds voldoende worden gewaarborgd en dat tevens de nodige maatregelen werden genomen om de werking van de raad van beroep te optimali-seren.

Cijfergegevens

Ten slotte wens ik erop te wijzen dat in het afgelo-pen evaluatiejaar slechts 38 ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de evalu-atie "onvoldoende" hebben gekregen, wat vrij wei-nig is op een totaal van 9.196 vastbenoemde perso-neelsleden.

Tegen de evaluatie "onvoldoende" kan beroep worden aangetekend bij de tweede kamer van de raad van beroep. De tweede kamer van de raad van beroep is een adviserend orgaan. De definitie-ve beslissing wordt genomen door het college van secretarissen-generaal.

Van de 38 ambtenaren die de evaluatie "onvol-doende" kregen, dienden er 15 beroep in bij de tweede kamer van de raad van beroep, waarvan 4 tegen een tweede opeenvolgende evaluatie "onvol-d o e n "onvol-d e " . De raa"onvol-d van beroep a"onvol-dviseer"onvol-de slechts in vier gevallen aan het college van secretarissen-generaal de "onvoldoende" niet gegrond te verkla-ren en in drie andere gevallen was er een staking van stemmen. Op het niveau van het college van secretarissen-generaal werd in één enkel geval de "onvoldoende" verworpen.

Wat de 4 ambtenaren die in beroep gingen tegen een tweede opeenvolgende evaluatie "onvoldoen-de" betreft, adviseerde de raad van beroep in alle 4 gevallen de evaluatie "onvoldoende" gegrond te v e r k l a r e n , wat door het college van secretarissen-generaal ook werd beslist.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik heb de werking van de VZW's SOVO en de besteding van de sociale toelagen op de voet laten volgen door mijn commissarissen.. In enkele gevallen heb ik tegen misbruiken

Wat de verlenging van de evaluatietermijn en de individuele gevallen b e t r e f t , blijkt uit de opeenvol- g e n d e, jaarlijkse verslagen van de inspectie over de toestand van

Graag vernam ik per departement hoeveel ambte- naren respectievelijk een loopbaanversnelling en anderzijds hoeveel personeelsleden een onvol- doende

Het kan immers niet de bedoeling zijn bepaalde personen of (buiten- landse) instanties te misleiden omtrent het statuut van de instelling en het niveau van het diploma. I n

Ondanks de steeds grotere nadruk die de V l a a m s e regering wenst te leggen op de Vlaamse aanwezig- heid in Brussel lijkt het mij dat meer en meer Vlaamse gewestelijke

Voor bio-ingenieur zou een gelijkaardige vaststel- ling mogelijk zijn, ware het niet dat de neerwaartse trend niet constant is en dat de stijging in 97-98 slechts iets minder dan 11

De Vlaamse regering heeft, vooraleer over te gaan tot de principiële goedkeuring van het decreet tot regeling van het recht op een mini- male levering van elektriciteit, gas

De Europese middelen voor het Interreg II- programma voor de grensregio We s t - Vlaanderen/Nord-Pas-de-Calais werden door de Europese Commissie op 8 november 1996 goedge-