Vraag nr. 34
van 7 november 1997
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH O C M W-lasten – Adviescommissies minimale ener-gielevering
Recentelijk heeft de Vlaamse regering het besluit goedgekeurd over de samenstelling en de werking van een lokale adviescommissie omtrent de mini-male levering van gas, water en elektriciteit. D e z e commissie moet vragen tot afsluitingen en heraan-sluitingen behandelen.
Voorzover het OCMW beschikt over een erkende schuldbemiddelingsdienst zal het in deze commis-sie drie functies opnemen : het voorzitterschap, h e t secretariaat en in voorkomend geval ook de s c h u l d b e m i d d e l a a r. Hiervoor is niet in extra finan-ciering voorzien, tenzij men hiervoor het oorspron-kelijke fonds van de elektriciteitssector inschakelt. Dit zou dan wel een afwending van middelen zijn, want dit geld was oorspronkelijk bedoeld voor budgetbegeleiding en zeker niet voor de onder-steuning van een commissie.
Waarom is er niet in een financiering voorzien van het OCMW voor de geleverde prestaties ?
Hoe worden aan het OCMW voor de nieuwe taken die haar worden opgelegd nieuwe middelen ter beschikking gesteld ?
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.
Gecoördineerd antwoord
1. De Vlaamse regering heeft, vooraleer over te gaan tot de principiële goedkeuring van het decreet tot regeling van het recht op een mini-male levering van elektriciteit, gas en water, als voorwaarde gesteld dat de uitvoering van het decreet in geen geval een meeruitgave mocht betekenen voor de Vlaamse begroting. In extra financiering is dus niet voorzien.
2. Het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de lokale adviescommissie voorziet in een ruime vertegenwoordiging van het OCMW in deze c o m m i s s i e. De bedoeling daarvan is om de drempel tot de commissie zo laag mogelijk te houden voor de groep van kansarmen. Dit kan enkel door ervoor te zorgen dat er in de
com-missie genoeg mensen uit de praktijk zitten, die liefst zo dicht mogelijk bij de kansarme abonnee staan.
Ik wil er toch op wijzen dat de lokale advies-commissie moet worden gezien als een filter, waar het grootste aandeel van de betwistingen tussen distributiesector en abonnee, aan de hand van een rustig gesprek met alle betrokke-nen en met gezond verstand zal worden opge-lost. De vraag rijst dan ook of er hierbij sprake is van "nieuwe taken" die worden opgelegd aan het OCMW. De bemiddelingsrol tussen klant en distributiesector is niet nieuw voor het OCMW. Ook nu al is het de praktijk dat het OCMW met de verschillende partijen rond de tafel gaat zit-ten en een oplossing tracht te vinden voor de p r o b l e m e n . Eigenlijk wordt met deze lokale adviescommissie enkel een reeds bestaande praktijk geformaliseerd, waardoor het overleg tussen de verschillende partijen efficiënter w o r d t . De vraag dient dan ook te worden gesteld of de werking van de commissie zoveel extra kosten met zich zal brengen.
Indien na een evaluatie van de nieuwe regeling zou blijken dat dit laatste inderdaad het geval is, zal logischerwijze een overleg met de distribu-tiesector moeten plaatsvinden over de werking van het hulpfonds. Het uitgangspunt van de Vlaamse regering is in deze altijd geweest dat de distributiesector zelf de eventuele lasten voortvloeiend uit de uitvoering van het decreet zou opvangen.