• No results found

Vraag nr. 81 van 18 november 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 81 van 18 november 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 81

van 18 november 1997

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Relatie gemeentebestuur-OCMW – Ve r n i e u w i n g s-beleid

In de lokale bestuurspraktijk zijn er soms ernstige knelpunten inzake het functioneren van gemeen-ten en OCMW’s en hun onderlinge verhoudingen. Bij nogal wat gemeentebestuurders is er onvrede over het feit dat een apart bestuur verregaande engagementen kan opnemen, zonder uiteindelijke financiële verantwoordelijkheid.

Bij OCMW-verantwoordelijken is er vaak onvrede over de te geringe aandacht voor welzijns- en armoedesituaties bij een aantal gemeentelijke ver-antwoordelijken.

Kan de minister meedelen of er op Vlaams niveau reeds initiatieven zijn rond volgende problemen terzake :

1. de noodzaak dat het lokaal sociaal beleid meer dan nu het voorwerp moet zijn van publiek debat en herkenbare politieke verantwoorde-lijkheid, met andere woorden : de noodzaak de vergaderingen van de OCMW-raad openbaar te maken ;

2. de integratie van de OCMW-voorzitter in het college van burgemeester en schepenen, om de politieke verantwoordelijkheid voor het sociaal beleid meer gemeenschappelijk te maken en ook te spreiden ;

3. de zin van het naast elkaar bestaan van twee parallelle structuren met identieke organisatie-functies (bv. p e r s o n e e l s d i e n s t , financiële dienst en technische dienst) in alle situaties en gemeenten ;

4. een OCMW-organisatie op intercommunaal niveau, omwille van de draagkracht van sommi-ge sommi-gemeentebesturen ?

N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Leo Peeters, Vlaams minister van Bin-nenlandse A a n g e l e g e n h e d e n , S t e d e l i j k Beleid en Huisvesting.

Gecoördineerd antwoord

Hoewel ik mij ervan bewust ben dat de onderlinge samenwerking tussen gemeentebestuur en OCMW niet altijd en overal even rimpelloos verloopt, is het mijn stellige overtuiging dat de door de V l a a m s e volksvertegenwoordiger bedoelde problematiek niet mag worden overschat. Mijn ervaring leert dat de gemeenten en de OCMW’ s meestal een vol-doende creativiteit aan de dag leggen om bij gebeurlijke wrijvingen een voor beide besturen aanvaardbare oplossing te vinden. Dit is wellicht mede te danken aan het feit dat in de organieke O C M W-wet een aantal instrumenten werden inge-bouwd om de gemeenten nauwer bij het OCMW-beleid te betrekken. Ik denk hierbij onder meer aan het verplichte overleg tussen gemeente en OCMW over een aantal aangelegenheden die een invloed (kunnen) hebben op de gemeentefinan-c i ë n , en aan de pringemeentefinan-cipiële verpligemeentefinan-chting van de voorzitter van het OCMW om de algemene beleidsnota bij de begroting van het OCMW te komen toelichten op de gemeenteraad.

Dit neemt niet weg dat het nuttig blijft om zich te bezinnen over mogelijkheden om de bestuurlijke organisatie van het lokale bestuursniveau, en meer bepaald de relatie tussen gemeente en OCMW, verder te verbeteren. Het advies dat de Commissie Bestuurlijke Organisatie op 15 april jongstleden uitbracht aan mijn collega van Binnenlandse A a n-g e l e n-g e n h e d e n , Stedelijk Beleid en Huisvestinn-g, levert in dit verband enkele interessante aan-d a c h t s p u n t e n , aan-die aan-de aanzet kunnen vormen tot een gedachtenwisseling rond de gestelde proble-m a t i e k . Het lijkt proble-mij echter volstrekt voorbarig oproble-m nu reeds concrete initiatieven te ontwikkelen in de door de Vlaamse volksvertegenwoordiger aangege-ven zin.

Aangaande punt 2 van de vraagstelling kan ik nog het volgende meedelen.

De participatie van de OCMW-voorzitter in het college van burgemeester en schepenen wordt wenselijk geacht teneinde de politieke verantwoor-delijkheid voor het sociaal beleid meer gemeen-schappelijk te maken en ook te spreiden.

In die optiek kan nuttig worden verwezen naar de regeling inzake het Sociaal Impulsfonds (SIF) : – het beleidsplan moet gezamenlijk worden

(2)

gemeente-raad. Het plan is slechts ontvankelijk indien het door de twee raden werd goedgekeurd ;

– bij de voorbereiding van het beleidsplan wordt voorzien in een verplichte stuurgroep, b e s t a a n-de uit politieke mandatarissen OCMW/gemeen-t e, ambOCMW/gemeen-tenaren OCMW/gemeenOCMW/gemeen-te en lokale actoren ;

– vermits er slechts één trekkingsrecht is, moeten OCMW en gemeente het eens worden over de verdeelsleutel ;

– er wordt voorzien in een verplicht interdeparte-mentaal overleg (ambtenaren OCMW/gemeen-te) op geregelde tijdstippen met betrekking tot de implementatie van het beleidsplan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van de heer Etienne Van

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH OCMW-lasten – Verplegingskosten psychiatrie De wet van 2 april 1965 regelt de bevoegdheid van de OCMW's inzake het ten laste nemen

Deze gegevens moeten evenwel met de nodige omzichtigheid worden behandeld, aangezien voor vele OCMW's 1995 inzake registratie een over- gangsjaar was : er werd

De OCMW's ontvangen van de Vlaamse over- heid geen specifieke vergoeding voor hun opdracht als bemiddelaar bij dreigende huisuit- zetting wegens wanbetaling van huurders

Wanneer de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tegemoetkomingen voor medische kosten verlenen aan cliënten van het OCMW, zullen zij ook met deze maatregel rekening

Bij gebrek aan wachtuitkering (werkloosheidsver- goeding) vanuit de Rijksdienst voor A r b e i d s v o o r- ziening (RVA) en een arbeidsbegeleiding vanuit de Vlaamse Dienst voor

De Vlaamse regering heeft, vooraleer over te gaan tot de principiële goedkeuring van het decreet tot regeling van het recht op een mini- male levering van elektriciteit, gas

Is het niet zo dat de Vlaamse gemeenten over onvoldoende draagvlak beschikken om op een volwaardige manier invulling te geven aan het grote aantal planningstaken dat