• No results found

Vraag nr.6van 8 oktober 1998van de heer BART VANDENDRIESSCHE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr.6van 8 oktober 1998van de heer BART VANDENDRIESSCHE"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 6

van 8 oktober 1998

van de heer BART VANDENDRIESSCHE Kijk- en luistergeld – Vrijstellingsaanvragen

De wet van 13 juli 1987 (artikel 19, 6) voorziet in een vrijstelling van kijk- en luistergeld voor "perso-nen die aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde".

Het ministerieel besluit van 4 augustus 1987 (arti-kel 2, 6) geeft de te volgen procedure voor de auto-radiotoestellen en de televisietoestellen gehouden door gebrekkigen met heel beperkte bewegings-mogelijkheden : door een geneeskundig attest waarin wordt vastgesteld dat deze personen aange-tast zijn door een zwaar gebrek van blijvende aard, waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmo-gelijkheid verkeren hun verblijf zonder hulp van een derde te verlaten. Indien de Dienst Kijk- en Luistergeld twijfelt aan de ernst van de ingeroepen kwaal kan de aanvrager verplicht worden zich te onderwerpen aan een bijkomend onderzoek ver-richt door een van de gerechten, diensten of orga-nismen vermeld in artikel 3."

Deze categorie van personen kan dus op basis van een geneeskundig attest (in principe zonder andere bewijsstukken) deze aanvraag doen. Blijkbaar wor-den deze aanvragen niet meer afgehandeld zoals vermeld in de wetgeving, maar worden voor elke aanvraag bijkomende stukken (bijkomend onder-zoek) gevraagd. Personen van minder dan 75 jaar krijgen nu blijkbaar na hun aanvraag eveneens een aanmaning om bijkomend een formulier 3 en 4 op te sturen. Bijkomend wordt deze vrijstelling blijk-baar soms geweigerd omdat de aanvragers geen bewijs van 80 % zouden kunnen voorleggen. 1. Op basis van welke grond wordt geëist dat

bij-komend de formulieren 3 en 4 worden opge-stuurd, terwijl wettelijk enkel een medisch attest wordt gevraagd ?

2. Op basis van welke grond wordt een onder-scheid gemaakt tussen personen ouder of jonger dan 75 jaar (wettelijk wordt geen enkele leef-tijdsvoorwaarde gesteld om een aanvraag te doen op basis van artikel 19, 6°) ?

3. Op basis van welke grond wordt soms een onge-schiktheid gevraagd van 80 % (wettelijk wordt geen enkele voorwaarde inzake percentage han-dicap gesteld om een aanvraag te doen op basis van artikel 19, 6° ; chronisch zieke personen of

gehandicapten kunnen trouwens beantwoorden aan de gestelde voorwaarde zonder een percen-tage van 80 %) ?

4. Volgens het ministerieel besluit kan de adminis-tratie enkel een bijkomend onderzoek opleggen indien er twijfel is over de ernst van de ingeroe-pen kwaal. Het betreft hier echter een uitzonde-ringssituatie, die niet als regel mag worden gezien. Op basis van welke grond wordt deze uitzonderingssituatie veralgemeend (aanvraag via formulier 3 en 4 met eventueel bijkomend onderzoek) voor al de min-75-jarigen ?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik heb overlegd met minister Taminiaux van het Wa a l s G e w e s t , die eveneens een nota geschreven heeft naar de minister van Sociale Zaken waarin wordt voorgesteld de

Indien blijkt dat sluipverkeer zijn weg zoekt door het centrum van Sint- Amandsberg moeten in overleg met de stad Gent maatregelen worden genomen (onder meer door

Een persoon met een licht mentale handicap die verblijft in een voorziening die een erkenning heeft voor de doelgroep licht men- taal gehandicapte personen,zal dus

Het omrekeningspercentage is alleen van toepas- sing op het kleuteronderwijs en werd tot vóór het decreet "basisonderwijs" van 25 februari 1997 jaar- lijks door de

Vanwege hun rol en functie in de bestaande en de gewenste ruimtelijke structuur in Vlaanderen en door potenties voor het voeren van een ste- delijk beleid, worden enkele goed

Alhoewel in het bestek naar "onderzoek struc- tuurfonds" dat door de dienst Planning en Natuurbehoud van de provincie Oost-Vlaande- ren is opgesteld, niet expliciet

Uit de inleiding van de vraag kan echter worden afgeleid dat de vraagstelling spe- cifiek betrekking heeft op de door het stadsbe- stuur van Gent geplande ondergrondse parkeer-

Enkel bij droog weer en een minimumtemperatuur van 10 ° C kan deze antisliplaag worden aangebracht, zodat om bouwkundig-technische redenen de antisliplaag vermoedelijk