• No results found

Vraag nr. 304 van 2 augustus 1996 van de heer BART VANDENDRIESSCHE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 304 van 2 augustus 1996 van de heer BART VANDENDRIESSCHE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 304 van 2 augustus 1996

van de heer BART VANDENDRIESSCHE Stedelijk mobiliteitsplan Gent – Parkings in stads-kernen

Het stadsbestuur van Gent heeft een nieuw en ingrijpend mobiliteitsplan ontwikkeld. Een van de elementen van het nieuwe concept is de aanleg van ondergrondse parkings in en rond het stadscen-t r u m . In een sstadscen-treven naar hestadscen-t verkeersarm maken van de binnenstad is een en ander niet evident, aangezien grote parkings een aanzuigeffect hebben op wagens. Bovendien kunnen ondergrondse par-kings het onveiligheidsgevoel stimuleren.

1. Hoe kijkt de minister aan tegen de uitbouw van ondergrondse parkings in stedelijke kernen ? Met welke elementen houdt de minister reke-ning om hiervoor een bouwvergunreke-ning af te leveren ? Wat zijn de criteria ?

2. Parkeerplaatsen hebben een aanzuigeffect op wagens. Hoe kan de minister deze optie in over-eenstemming brengen met het stimuleren van het openbaar vervoer in een stad ?

3. Welke initiatieven heeft de minister recentelijk genomen om het openbaar vervoer in Gent te stimuleren ?

Antwoord

1. De bouw van een ondergrondse parkeergarage maakt niet noodzakelijk deel uit van een globa-le visie van een stadsbestuur op de mobiliteits-problematiek. Uit de inleiding van de vraag kan echter worden afgeleid dat de vraagstelling spe-cifiek betrekking heeft op de door het stadsbe-stuur van Gent geplande ondergrondse parkeer-garages in het kader van het mobiliteitsplan. Deze parkeergarages kunnen inderdaad worden beschouwd als (deel)actieplannen, de pijlers als het ware, waarop het gehele, zoniet dan toch een belangrijk deel van het mobiliteitsplan is geschoeid. Dit plan voorziet immers in essentie in de aanleg van een relatief kleine bestemmingsring rond het centrumgedeelte van de bin -nenstad,waarop deze parkeergarages zijn geënt. Er kan worden gesteld dat dit concept indruist tegen het in stedebouwkundige en verkeerskun-dige kringen algemeen aanvaarde uitgangspunt dat het bestemmingsverkeer zoveel mogelijk aan de rand van de stad moet worden afgeleid

en via openbaar vervoer tot in het hart van de stad moet worden gebracht.

Het initiëren van de tweede (kleine) bestem-m i n g s r i n g, zoals voorgesteld in het bestem- mobiliteits-plan met de bouw van de parkeergarages rond de kuip van Gent, en de bouw van een parkeer-garage in het hart van de historische kern zijn dan ook voor mijn administratie zeer controver -siële elementen van het mobiliteitsplan.

Het is dus zonder meer duidelijk dat bij het onderzoek van de bouwaanvraag veeleer de aanvaardbaarheid vanuit algemeen stedebouw-kundig oogpunt in overweging zal worden geno-men, dan dat de aanvraag enkel aan een forme-le toetsing van het bestemmingsvoorschrift van het gewestplan zal worden onderworpen. A a n-gezien het vervoer eveneens onder mijn bevoegdheden ressorteert, zal ik er tevens over waken dat geen onherroepelijke stappen wor-den gezet waarvan de nefaste invloed op de totale verkeersproblematiek, en inzonderheid op de dienstverlening inzake openbaar vervoer, op voorhand reeds vaststaat. Of uiteindelijk een bouwvergunning zal worden afgeleverd, zal in de eerste plaats dus afhangen van een verdere kritische toetsing van het mobiliteitsplan. Inmiddels heeft het stadsbestuur mij nadere toelichting verstrekt over het bewuste mobili-teitsplan. Het stadsbestuur heeft met name aan de hand van een multimodaal model een rap-port laten maken, waarin de effecten van dit mobiliteitsplan en van de parkeergarages wor-den berekend op de verkeersafwikkeling in het algemeen en het openbaar vervoer in het bij-z o n d e r. Op basis van dit onderbij-zoek argumen-teert het stadsbestuur dat het bovenvermelde verkeerskundige uitgangspunt omtrent de beheersing van de mobiliteit wordt tegenge-sproken door de uitgevoerde berekeningen. Gelet op het het contra-intuïtieve karakter van deze conclusies heb ik beslist, met instemming van het stadsbestuur van Gent, om dit rapport aan een grondig onderzoek te onderwerpen. In afwachting van de definitieve conclusie hier-omtrent acht ik het aangewezen om vooralsnog geen bouwvergunning te verlenen voor de Bel-f o r t p a r k i n g. Ik hoop evenwel in het kader van de onderhandelingen met Gent met betrekking tot het mobiliteitsconvenant, een definitief standpunt te kunnen innemen.

2. Parkeerplaatsen hebben inderdaad – en geluk-kig maar – een aanzuigeffect voor wagens. B i j

(2)

een goed uitgewerkt en afgestemd mobiliteits-plan is het juist deze eigenschap die maakt dat een vlottere doorstroming kan worden verkre-gen voor de andere vervoerswijzen, en vooral dan het openbaar vervoer in eigen bedding. Het aanzuigeffect op zich van een grote parkeer-plaats (al dan niet ondergronds) is dus niet meteen negatief te noemen. Alles hangt echter af van de oordeelkundige plaatskeuze en de capaciteit die dergelijke parkeergarage biedt. Zoals in het eerste deel van het antwoord werd u i t e e n g e z e t , is momenteel nog geen definitief oordeel te vellen over de vestingsplaats van de parkeergarages.

3. De voornaamste recente ontwikkelingen en nieuwe initiatieven (naast de geplande) inzake het openbaar vervoer in Gent zijn :

– heraanleg van het Koningin Maria-Hendri-kaplein en opening van de tramkoker ; – werken aan de Zwijnaardsesteenweg ten

gevolge van de geplande verlenging van de tramlijn ;

– werken aan de Frère Orbanlaan met eigen bus- en trambeddingen, mede ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen aan Gent-Zuid ;

– de aanbesteding voor de aankoop van nieu-we trams (o.a. voor Gent) ;

– installatie van radiofonie op alle voertuigen van De Lijn Oost-Vlaanderen ;

– opmaak van nieuwe regioboeken voor stad en regio Gent ;

– in het kader van Life en woon-schoolpromo-tie werden diverse promotionele acwoon-schoolpromo-ties gevoerd en reeds 15 bereikbaarheidsgidsen voor scholen in Gent opgesteld ;

– nieuwe tram- en trolleydakrondingen en fol-dermateriaal rond het openbaar vervoer in Gent ;

– de geplande aanschaf van 35 lagevloerbussen (standaard) en 10 gelede lagevloerbussen die in 1997 worden verwacht ;

– de uitrusting van 31 voertuigen met nieuwe elektronische films (waarvan reeds 10 wer-den afgewerkt), die in 1996 reeds in Gent

worden verwacht. In dit kader zullen vol-gend jaar verder elektronische films op de autobussen worden geïnstalleerd, zodat De Lijn Oost-Vlaanderen tegen eind 1997 over ongeveer 120 uitgeruste autobussen zal beschikken ;

– met de werken aan de Dampoort zullen de trolleybussen prioriteiten krijgen in de Dam-poortstraat ;

– ten slotte kan ik vermelden dat, indien met de stad Gent – in overeenstemming met het beleid van de Vlaamse regering – een mobili-teitsconvenant kan worden afgesloten, e r aanzienlijke exploitatiebudgetten bijkomend zullen kunnen worden vrijgemaakt (in de orde van grootte van 40 miljoen frank/jaar) voor de opwaardering van het openbaar ver-v o e r. De onderhandelingen m.b. t . dit af te sluiten convenant zijn reeds opgestart. De in punt 1 en 2 van dit antwoord aangehaalde problematiek maakt uiteraard integraal deel uit van dit overleg.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van scholen die in aanmerking wensen te komen voor extra lestijden voor doelgroepleer- lingen-onderwijsvoorrang wordt immers verwacht dat zij de samenwerking met allochtone

Enkel bij droog weer en een minimumtemperatuur van 10 ° C kan deze antisliplaag worden aangebracht, zodat om bouwkundig-technische redenen de antisliplaag vermoedelijk

Hoeveel en welke SIF+ -gemeenten hadden op 1 oktober laatstleden nog geen goedgekeurd beleidsplan voor 1996 ingediend?. Hoeveel goedgekeurde beleidsplannen voldeden niet

Het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn (afgekort BFMW) is bij decreet hou- dende goedkeuring van het Sociaal Impulsfonds vanaf het begrotingsjaar 1997

Hoewel mijn administratie destijds het inzicht had een dossier voor te bereiden voor eventuele voor- legging aan het overlegcomité federale regering – gewest-

Dit gedeelte moest worden herschilderd omdat bij de aanleg van de rode coating niet het juiste oplosmiddel werd gebruikt1. Technische voorschriften voor het aanbrengen van

De beheersingsmaatregelen van 20 juli 1994 hadden betrekking op het invoeren van een minimumbijdrage voor de personen met een handicap in internaats- en

van de heer BART VANDENDRIESSCHE Sociale huisvesting – Voorrang gemeentebewoners Artikel 5, paragraaf 1, vijfde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994