Vraag nr. 263
van 26 augustus 1997
van de heer BART VANDENDRIESSCHE B i j zondere jeugdbijstand – RSZ-bijdragen op kampvergoedingen
Vooral tijdens de zomermaanden trekken talrijke instellingen voor gehandicapten en bijzondere jeugdzorg met hun kinderen en volwassen "gasten" op vakantiekamp. Dit is dikwijls het hoogtepunt van het werkjaar.
De begeleiders van deze vakantiekampen ontvan-gen een bij CAO geregelde kampvergoeding (± 1.100 fr. / d a g ) . De federale RSZ vordert hierop socialezekerheidsbijdragen omdat deze vergoeding als loon wordt beschouwd.
In zijn antwoord op mijn vragen om uitleg van respectievelijk 21 februari 1995 en 29 februari 1996 verwees de minister naar hoopvolle onderhande-lingen met de RSZ-administratie en met de federa-le minister van Sociafedera-le Zaken ( r e s p. H a n d e l i n g e n n r. 28 van 23 februari 1995, b l z . 1295 en Handelin -gen nr. 29 van 14 maart 1996, blz. 1548 – red.). Inmiddels evolueert de rechtspraak stilaan naar het beschouwen van kampvergoeding (minstens gedeeltelijk) als effectief loon waarop RSZ-bijdra-gen zijn verschuldigd. De met terugwerkende kracht ingestelde vorderingen vertegenwoordigen een miljoenenfactuur voor verschillende door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde voorzienin-gen.
1. Welke vorderingen heeft de minister inmiddels gemaakt met betrekking tot de problematiek van de kampvergoedingen ten opzichte van het RSZ-beheerscomité en ten opzichte van de federale minister van Sociale Zaken ? We l k e concrete afspraken werden gemaakt ?
2. Is in voormeld onderhandelingspakket een regeling met terugwerkende kracht opgenomen, zodat ook de vorderingen uit het verleden wor-den ingetrokken ?
Wat met de voorzieningen die inmiddels "onder druk" RSZ-bijdragen betaalden, kunnen zij dit recupereren ?
Vallen de aangerekende boetes, b i j d r a g e v e r h o-gingen en intresten weg, aangezien het gaat om een "principieel betwiste schuld" ?
3. Vanaf wanneer beschouwt de minister die onderhandelingen als zonder resultaat ? Met andere woorden : welke termijn geeft hij zich-zelf nog en hoelang moeten de voorzieningen nog in onzekerheid leven ?
4. Op hoeveel wordt de totale RSZ-vordering op kampvergoeding in Vlaanderen begroot sinds 1991, onderverdeeld per jaar en per sector ? 5. Overlegt de minister terzake met het Wa a l s
Gewest ? Zo ja, wat is daar de situatie ?
6. Heeft de minister stappen ondernomen om de RSZ-bijdragen op kampvergoeding eventueel in afwachting aan de voorzieningen te vergoe-den ?
Antwoord
Met betrekking tot de onderhandelingen inzake het probleem van de kampvergoedingen met het RSZ-beheerscomité en de federale minister van Sociale Zaken kan ik meedelen dat op mijn aan-dringen de RSZ heeft beslist de kampvergoedin-gen te beschouwen als "principieel betwiste schuld".
Dit houdt in dat:
a) de Rijksdienst, in afwachting van de besprekin-gen dienaangaande, de hanbesprekin-gende procedure op de rol heeft laten plaatsen, indien de werkgever daarom heeft verzocht ;
b) de rechten van de betrokken werkgevers in het kader van de diverse bijdrageverminderingen gevrijwaard blijven ;
c) wanneer de bijdragen zouden verschuldigd blij-v e n , de betrokken instellingen, na betaling blij-van alle vervallen bijdragen, een aanvraag om ont-heffing kunnen indienen, overeenkomstig arti-kel 55 van het KB (koninklijk besluit) van 28 november 1969.
Meerdere stappen werden bij de federale minister van Sociale Zaken, mevrouw De Galan, o n d e r n o-men om in deze kwestie tot een duidelijke en billij-ke oplossing te komen, onder andere :
– een gesprek met de minister van Sociale Zaken op 26 september 1995 ;
– een technisch overleg met het kabinet van mevrouw De Galan op 20 december 1995 ;
– een omstandige nota die op 21 februari 1996 aan het betrokken kabinet is overgezonden ; – een nieuw gesprek met de minister van Sociale
Zaken op 26 november 1996 ;
– een herinneringsschrijven op 15 mei 1997 ; – een overleg met het kabinet van mevrouw De
Galan op 17 september 1997, met een aanslui-tende brief.
Recentelijk werd mij nog een bijkomend aspect van de problematiek gesignaleerd, dat te maken heeft met het vrijwaren van de rechten in het kader van de diverse bijdrageverminderingen en de al te letterlijke interpretatie daarvan door de RSZ-a d m i n i s t r RSZ-a t i e. De bijdrRSZ-agevermindering wordt blijkbaar door de RSZ wel op een theoretische basis berekend, maar opgeschort tot wanneer er duidelijkheid is over de als principiële betwisting gekwalificeerde schuld.
Bij het laatste overleg is eensgezindheid bereikt en door mevrouw De Galan een engagement geno-men om op korte termijn een definitieve regeling uit te werken waardoor de kampvergoedingen uit-gesloten worden van RSZ-onderwerping. In mijn recent schrijven aan mevrouw De Galan heb ik de technische conclusies van dit akkoord nogmaals op een rij gezet.
Ik heb de minister van Sociale Zaken voorgesteld een aanvullend KB te nemen bij de wet van 27 juni 1 9 6 9 , waardoor het begrip loon wordt verduidelijkt en waarbij de kampvergoeding niet als loon wordt o m s c h r e v e n . De aangepaste regeling zou in wer-king kunnen treden op 1 januari 1991. H i e r d o o r vervallen ook de vorderingen uit het verleden en is tevens het probleem van de opschorting van de aanspraken van werkgevers op de bijdragevermin-dering opgelost.
Op de vraag hoeveel de totale RSZ-vordering sinds 1991 bedraagt, kan ik geen exact antwoord g e v e n . Illustratief kan ik wel meedelen dat bereke-ningen uitwijzen dat het bedrag voor de bijzondere jeugdbijstand op 2,5 à 3 miljoen per jaar wordt geraamd.
Ook is de situatie in het Waals Gewest gelijkaardig met deze in de Vlaamse Gemeenschap. Ik heb overlegd met minister Taminiaux van het Wa a l s G e w e s t , die eveneens een nota geschreven heeft naar de minister van Sociale Zaken waarin wordt voorgesteld de kampvergoeding niet als loon te beschouwen.
De oplossing van dit probleem is afhankelijk van de snelle realisatie van de wijziging van het KB van 27 juni 1969 door de minister van Sociale Zaken. I k heb goede hoop dat de oplossing binnen enkele weken in zicht zal zijn.
