• No results found

Christus dood. Enkele penschetsen. Raymond R. Hausoul

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Christus dood. Enkele penschetsen. Raymond R. Hausoul"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Christus’ dood Christus’ dood

Enkele penschetsen

Raymond R. Hausoul

(2)

CHRISTUS’ DOOD

Enkele penschetsen

(3)

Christus’ dood Enkele penschetsen Versie: 20.05 (juni 2020).

Dr. Raymond R. Hausoul

© 2020 Raymond R. Hausoul

Vind de nieuwste materialen op https://raymondhausoul.be.

## 40-6389-38965 ##

© 2020 –All rights reserved.

No part of this publication may be reproduced or be shared in any form without permission in writing from the autor.

(4)

Christus’ dood

Enkele penschetsen

Raymond R. Hausoul

(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding...11

2 De verwerping...13

3 De dood aan het kruis...15

3.1 Het lijden van Christus...15

3.2 De kruisiging...15

3.3 Het mogelijk lijden van de Vader...16

4 De raad van God en het lijden van Christus...17

4.1 De kruisiging en Gods plan...17

4.2 De wereld waarin Christus kwam...17

4.3 De actieve keuze van de Zoon...18

5 De datering van de kruisiging en opstanding...21

5.1 Keizer Tiberius...21

5.2 Pontius Pilatus...21

5.3 Andere aanknopingspunten...22

5.3.1 Zesenveertig jaar na het begin van tempelbouw...22

5.3.2 Hij was omstreeks dertig jaar...22

5.3.3 Hij diende drie jaar in het openbaar...22

5.3.4 Het sabbatsjaar in Lc4...23

5.4 De dag van de kruisiging...23

6 Het verlaten zijn door God...25

7 Het teken van het kruis...27

7.1 De zwaarste terechtstelling...27

7.2 Het kruis en de vijandigheid van de wereld...27

8 Het kruis en de levensboom...29

8.1 Inleiding...29

8.2 Joodse apocriefen...29

8.3 Eerste vermeldingen...30

8.4 Middeleeuwse legenden...31

8.5 Kerstboom...31

9 De graflegging...33

(6)

10 De lijkwade van Turijn...35 11 De stigmata in Uzès...37 12 Literatuurlijst...39

(7)

Over de auteur

Dr. Raymond R. Hausoul (1979) is predikant in Ieper en spreekt regelmatig in andere kerken. Als spreker en docent is hij met verschillende organisaties verbonden. Zijn academisch onderzoek richt zich op de thematiek van de nieuwe schepping, het koninkrijk van God en de vernieuwing door Gods Geest. Raymond is gehuwd met Belinda en beiden genieten van hun twee zonen, Adriël en Ilja.

https://raymondhausoul.be

(8)
(9)

C H R I S T U S ’ D O O D 9

Afkortingen van Bijbelboeken Gn Genesis

Ex Exodus

Lv Leviticus Nm Numeri Dt Deuteronomium Jz Jozua

Re Rechters

Rt Rut

1Sm 1 Samuël 2Sm 2 Samuël 1Kn 1 Koningen 2Kn 2 Koningen 1Kr 1 Kronieken 2Kr 2 Kronieken

Ea Ezra

Ne Nehemia

Es Ester

Jb Job

Ps Psalmen Sp Spreuken Pr Prediker Hl Hooglied

Js Jesaja Jr Jeremia Kl Klaagliederen Ez Ezechiël

Dn Daniël

Hs Hosea

Jl Joel

Am Amos

Ob Obadja

Jn Jona

Mi Micha

Na Nahum

Hk Habakuk

Sf Sefanja

Hg Haggaï

Zc Zacharia Ml Maleachi Mt Matteüs

Mc Marcus

Lc Lucas

Jh Johannes Hd Handelingen

Rm Romeinen

1Ko 1 Korintiërs 2Ko 2 Korintiërs Gl Galaten Ef Efeziërs Fp Filippenzen Ko Kolossenzen 1Ts 1 Tessalonicenzen 2Ts 2 Tessalonicenzen 1Tm 1 Timoteüs 2Tm 2 Timoteüs Tt Titus Fm Filemon

Hb Hebreeën

Jk Jakobus 1Pt 1 Petrus 2Pt 2 Petrus 1Jh 1 Johannes 2Jh 2 Johannes 3Jh 3 Johannes Jd Judas Op Openbaring Andere werken

Tob Tobit Jud Judit

TEs Ester (Grieks) 1Mak 1 Makkabeeën

2Mak 2 Makkabeeën Wijs Wijsheid Sir Sirach Bar Baruch

BJr Brief van Jeremia TDn Daniël (Grieks) Man Manasse

Bijbelvertalingen

BGT Bijbel in Gewone Taal (2014) GNB Groot Nieuws Bijbel (1996) HB Het Boek (1997)

HSV Herziene Statenvertaling (2010) LXX Griekse Septuaginta (250–50vC) NB Herziene Naardense Bijbel (2014)

NBG Nieuwe Vertaling (1951) NBV Nieuwe Bijbelvertaling (2004) SV Statenvertaling (1977) TE Telosvertaling (1982) Vg Latijnse Vulgaat (390–405nC) WV Willibrordvertaling (1995)

Bij de hoofdstuk- en versindeling is gekozen voor de indeling van de NBV, omdat deze de wetenschappelijke uitgaven van de Hebreeuwse (BHS) en Griekse tekst (NA28) volgt. Waar geen Bijbelboek genoemd wordt, gaat het steeds om het boek dat eerder in de tekst is vermeld. Verder wordt de Godsnaam getrouw met ‘Jahweh’ weergeven en niet door HERE of iets dergelijks vervangen.

(10)
(11)

C H R I S T U S ’ D O O D INLEIDING

11

1 Inleiding

Holman Hunt heeft de betekenis van het leven van Christus weten vast te leggen in zijn schilderij dat bekend staat onder de naam The Shadow of the Cross. Daarop staat Jezus als kleine jongen afgebeeld, terwijl Hij aan het werk is in de timmerwerkplaats in Nazareth. Hij staat bij de werkbank en rekt zich uit, zoals iemand dat doet na een zwaar karwei of als je moe bent. De zon schijnt door een raam en aan de muur achter Jezus verschijnt een schaduw van Jezus’ uitgestrekte armen – in de vorm van een kruis. Deze schaduw hing vanaf het begin over zijn hele aardse leven.

Bekijk vier afbeeldingen van Jezus’ kruisiging. Welke aanwijzingen vind je van de manier waarop Jezus voor de schilder belangrijk was.

Lees zondagen 4-6 uit de Heidelbergse Catechismus.

Noteer je indrukken: Wat valt je op? Wat raakt of ontroert je? Wat bevreemdt je of stoot je af?

(12)
(13)

C H R I S T U S ’ D O O D DEVERWERPING

13

2 De verwerping

Opmerkelijk is dat volgens alle evangeliën Jezus twee maal is veroordeeld: één keer door de Hoge Raad en één keer door Pilatus.

(14)
(15)

C H R I S T U S ’ D O O D DEDOODAANHETKRUIS

15

3 De dood aan het kruis

3.1 Het lijden van Christus

Christus werd door de mensen verworpen en ter dood gebracht.

Daaruit wordt zichtbaar wat er in het hart van de mens is: vijandschap tegenover God en zijn Gezalfde. Heidenen zouden Hem bespoten, bespuwen, geselen en doden. ‘De Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die Hem ter dood zullen veroordelen en Hem zullen uitleveren aan de heidenen. Ze zullen de spot met hem drijven en Hem bespuwen en hem geselen en doden, maar na drie dagen zal hij opstaan’ (Mc10:33-34). God heeft in Christus onze plaats ingenomen, opdat wij in zijn heerlijkheid mogen participeren.1 God ‘gaf zijn eigen Zoon als losprijs voor ons, de heilige voor wettelozen, de onschuldige voor de bozen, de rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, de onvergankelijke voor de vergankelijken, de onsterfelijke voor de sterfelijken. O zoete ruil, o onnaspeurlijk werk, o overmoede weldaden’2

3.2 De kruisiging

De dood aan het kruis stond bekend als de wreedste en afschuwelijkste doodstraf. Ze was zo afschuwelijk dat in beschaafde Romeinse kringen zelfs het gebruik ervan werd vermeden.3 Enkel slaven of vreemdelingen die een misdaad hadden begaan werden door de Romeinen gekruisigd. Buiten de brieven van Paulus en de evangeliën wordt er in het Nieuwe Testament zelden over het kruis gesproken. Het is een typisch Paulinisch motief, dat samenhangt met zijn interpretatie van het kruis. We denken dan concreet aan de woorden van Dt21:23c: ‘op een gehangene rust Gods vloek.’

1 A. van de Beek, Jezus Kurios. Christologie als hart van de theologie (Kampen:Kok, 1998), 27.

2 Brief van Diognetus 9.2,5.

3 N. Tom Wright, Paulus van Tarsus: Een kennismaking met zijn theologie, Evangelicale theologie (Zoetermeer:

Boekencentrum, 1998), 47.

(16)

16

Hij is een vloek geworden. De vloek zelf wordt aan het kruis genageld. Ook in de maatschappij werd de kruisiging van Christus als iets vreemds aangezien. We zijn eraan gewend geraakt over het kruis te spreken als teken van heil. We zijn het schandaal dat de prediking van het kruis betekent kwijtgeraakt. Het is lachwekkend om te spreken over een gekruisigde God. Voor alle Grieken is het een dwaasheid. Er werd door de ongelovigen de spot mee bedreven. ‘Alexamenos aanbidt zijn god,’ staat er zo op een muur in Rome gekrast onder een tekening van een ezel aan het kruis (vgl. 1Ko1:20vv.).

3.3 Het mogelijk lijden van de Vader

In de christelijke theologie ontstond in het verleden de idee dat niet alleen de Zoon aan het kruis leed, maar ook de Vader. De Vader was zo verbonden met de Zoon dat Hij meeleed. Deze gedachte, beter bekend als het patripassionisme, stootte vooral op verzet bij christenen die vasthielden aan de idee dat God niet bewogen kon zijn. Paul Tillich verwerpt het patripassionism om die reden met de woorden dat het voor de kerk onmogelijk is om in termen van meelijden over God te spreken.

Waar dit wel gebeurt wordt God teruggebracht tot de gepassioneerde en door emoties bewogen goden van de Griekse mythologie.1

1 Paul Tillich, Systematic Theology 3: Life and the Spirit, History and the Kingdom of God (Chicago: University, 1963), 431.

(17)

C H R I S T U S ’ D O O D DERAADVAN GODENHETLIJDENVAN CHRISTUS

17

4 De raad van God en het lijden

van Christus

4.1 De kruisiging en Gods plan

Heeft God de dood van Christus gepland? Christus werd naar de raad van God overgeleverd: ‘Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden’

(Hd2:23). ‘Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft’ (Rm3:25). Ook de beschrijving van de lijdende knecht in Jesaja duidt in die richting:

Jahweh wilde hem breken, Hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat Jahweh wilde (Js53:10).

Toch pleiten theologen er voor om de kruisdood van de Messias niet als een vooropgezet plan van God uit te leggen.1 De betrokken personen zouden dan slechts uitvoerders en marionetten zijn van wat God wilde. Zo presenteert het gnostische Evangelie van Judas Judas Iskarioth als een man die als enige begreep wat God wilde en aan Gods plan meewerkte.2 Vanuit deze benadering zouden Kajafas, Pilatus en vele anderen hun gruwelijke keuzes kunnen goedpraten.

4.2 De wereld waarin Christus kwam

Wat Petrus in Handelingen 2:23 uitspreekt, is een reflectie na de gebeurtenissen.3 Jezus kwam in een wereld waarin uitbuiting, misbruik en vernedering hoogtij vieren. Het kwaad had zijn diepe sporen getrokken in

1 Gijsbert van den Brink and Cornelis (Kees) van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding (Zoetermeer:

Boekencentrum, 2012), 433.

2 Pseudo-Judas, “Evangelie van Judas,” in Het Grote Boek Der Apokriefen : Geheime Vroegchristelijke Teksten , ed.

Jacob Slavenburg (Deventer: Ankh-Hermes, 2009), 84–108. Zie voor een bespreking: Raymond R. Hausoul, “Het Evangelie van Judas,” Ellips, no. 7 (November 2007): 12–14.

3 van den Brink and van der Kooi, Dogmatiek, 433.

(18)

18

de samenleving.1 Dat zorgde er vanaf het begin al voor dat Gods liefde en genade op felle tegenstand botsten. Jezus vertelt in de parabel van de onrechtvaardige pachters dat de pachters de zoon van de landeigenaar eigenzinnig doden (Lc20:9-19).

De evangeliën tonen dat de Messias beseft dat Hij als mens in deze wereld de heerlijkheid alleen via de weg van de strijd tegen het kwaad en het lijden onder het onrecht kon bereiken: ‘Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ (Lc24:26). De verwerping en kruisiging zijn gevolgen van de kwaadaardigheid waarin deze wereld verkeert. Tijdens zijn leven zag Jezus hoe mensen met het getuigenis van de waarheid en het leven omgingen. Hij vernam hoe Johannes de Doper werd onthoofd, omwille van het verzet tegen het onrecht.

4.3 De actieve keuze van de Zoon

God was echter niet uitgeleverd aan het machtsspel van het kwaad. In de evangeliën reageert God op wat de mensen met de Zoon doen. God is ook de Heer als er onrecht gebeurt. Hij vangt het handelingen van mensen in zijn eigen handelen op.2 God kiest voor de weg van het kruis om voor altijd af te rekenen met de machten van dood en verderf. Petrus beseft dit.

De afrekening is ‘Gods bedoeling en voorkennis’ (Hd2:23). Ook Paulus erkent dit in zijn brieven: ‘Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft’ (Rm3:25), ‘God heeft Hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde’

(2Ko5:21a). Zowel de Zoon, de Vader en de Geest kiezen voor de uitlevering aan de Joden en volken voor de kruisiging. Dankzij het kruis komt er een einde aan de invloed van het kwaad in deze schepping (Jh1:29).

De Zoon ondergaat het lijden echter niet als een noodlot dat mensen Hem aandoen. Hij aanvaardt de beker uit de hand van God (Mc14:36;

Lc22:42). Hij heeft het lijden vrijwillig aanvaard. De Messias ‘die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd’, geeft zijn

‘leven als losprijs voor velen’ (Mc10:45). Hij legt zijn leven af om het weer op te nemen. Christus was geen martelaar, maar een Middelaar.3

1 Caspar Olevianus and Zacharias Ursinus, “Heidelbergse Catechismus [1563],” in Belijdenisgeschriften voor de Protestantse Kerk in Nederland, ed. Klaas Zwanepol (Heerenveen: Protestantse Pers, 2009), Zondag 15, antwoord 37.

2 Gerrit C. Berkouwer, Het werk van Christus, Dogmatische Studiën (Kampen: Kok, 1953), 148–149.

3 Jan van Genderen and Willem H. Velema, Beknopte Gereformeerde Dogmatiek (Kampen: Kok, 1992), 441.

(19)

C H R I S T U S ’ D O O D DEACTIEVEKEUZEVANDE ZOON

19

De Vader heeft mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die Ik van Mijn Vader heb gekregen (Jh10:17-18).

Deze keuze van de Zoon komt te weinig aan bod in de evangelisatie.

Zo vergelijkt een verhaal God met een seinwachter van wie de zoon op de spoorlijn speelt als er razendsnel een trein op dat spoor aankomt. De seinwachter kan de trein nog net op een andere spoorlijn brengen, maar dan zou de trein ontsporen en zullen veel inzittenden sterven. Dat brengt de seinwachter er toe om de trein niet van spoor te laten wisselen. De trein dendert verder en verplettert de zoon van de seinwachter. Bij de uitleg van het verhaal wordt vervolgens verduidelijkt dat God zijn eigen Zoon gruwelijk hebben laten folteren aan een kruis om mensen te redden.

De problematiek met dit verhaal is dat de zoon alles passief ondergaat en de seinwachter in een hopeloze poging slechts twee keuzes heeft. Dat laat zich niet met God de Vader vergelijken die talrijke keuzes kon maken en met God de Zoon, die actief kiest om het plan van de Vader uit te voeren. Het verhaal van de seinwachter zorgt daardoor bij veel mensen, waaronder veel kinderen, voor moeilijkheden.1 Het beschrijft een godsbeeld dat geen recht doet aan wat de Bijbel over Gods karakter toont.

Het evangelie is in zulk een verhaal geen goed nieuws, maar slecht nieuws.

Dat de kruisiging door God gebruikt wordt om de machten van het kwaad te verslaan en de mensen met Hemzelf te verzoenen, leidt tot machtige daden. In de evangeliën is er sprake van drie uur van diepe duisternis, het scheuren van het voorhangsel, het beven van de aarde, splijten van de rotsen en opwekking van de gestorven heiligen (Mt27:51- 52). Aan het kruis besteed Jezus geen woord aan de criminele praktijken van de Joden en volken. Hij richt in zijn kruiswoorden alle aandacht op zijn relatie met God.

1 Gijsbert van den Brink and Cornelis (Kees) van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding (Zoetermeer:

Boekencentrum, 2012), 434.

(20)
(21)

C H R I S T U S ’ D O O D DEDATERINGVANDEKRUISIGINGENOPSTANDING

21

5 De datering van de kruisiging en

opstanding

Het Nieuwe Testament verschaft ons diverse aanknopingspunten om de chronologie van het optreden, de kruisiging en de opstanding van Jezus Christus te bepalen. We zullen enkelen daarvan hier bezien.

5.1 Keizer Tiberius

In Lc3 worden als regerende vorsten bij het begin van het optreden van Johannes de Doper genoemd: ‘In het vijftiende jaar nu van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder was over Judea en Herodes viervorst over Galilea en zijn broer Filippus viervorst over Iturea en het land Trachonitus en Lysanias viervorst over Abilene, onder hogepriester Annas en Kajafas, kwam het woord van God tot Johannes, de zoon van Zacharia, in de woestijn’ (vs1-2). Bovendien wordt vermeld dat Johannes de Doper zijn dienst begon in het vijftiende regeringsjaar van Tiberius.

5.2 Pontius Pilatus

Het vertrek van Pilatus moet daarom in ieder geval enige tijd voor het Pascha van 37 zijn gebeurd. Volgens Flavius Josephus was Vitellius de opvolger van Pilatus tijdens het Pascha van 37n.Chr. in Jeruzalem. Hij ontving daar het bericht van Tiberius dood.1 Het optreden van Jezus Christus gebeurde dus binnen het tijdsbestek van de jaren 26-36. Het laatst mogelijke Pascha waarop Christus gekruisigd kan zijn, is dus dat van het jaar 36.

1 Flavius Josephus, Joodse Oudheden XVIII.5.3.

(22)

22

5.3 Andere aanknopingspunten

5.3.1 Zesenveertig jaar na het begin van tempelbouw

Een belangrijke chronologische aanduiding voor het begin van het optreden van Jezus Christus vinden we in Jh2 ten tijde van het Pascha.

Hier lezen we: ‘De Joden zeiden dan: In zesenveertig jaar is dit tempelhuis gebouwd, en U zult het in drie dagen oprichten?’ (Jh2:20).

5.3.2 Hij was omstreeks dertig jaar

5.3.3 Hij diende drie jaar in het openbaar

De evangeliën vermelden het aantal jaren dat Christus optrad niet. In Jh wordt echter expliciet melding gemaakt van drie verschillende Pascha’s, terwijl een vierde Pascha impliciet kan worden afgeleid (Jh2:13,20; 6.4;

11:55 en impliciet in 5:1; vgl. 4.35). Dit betekent dat het optreden van Jezus Christus minstens drie jaar heeft geduurd. Valk wijst tevens nog op de profetie van Daniël, waaruit een bediening kan worden afgeleid van 3½ jaar: ‘En na de tweeënzestig jaarweken zal een gezalfde [Hebr. Messias]

worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn:

verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij [RRH: d.i. de Verwoester]

zal het verbond voor velen zwaar maken, een jaarweek lang; in de helft van de jaarweek zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is’ (Dn9:26-27; hierbij wordt ervan uitgegaan dat één jaarweek overeenkomst met zeven jaar).1 Uitgaande van de hier boven genoemde datering betekent dat een optreden vanaf het jaar 26/27n.Chr. tot het jaar 30/31n.Chr. of vanaf het jaar 28/29n.Chr. tot het jaar 32/33n.Chr.

1 C. Valk, ‘De datering van de kruisiging en opstanding van Jezus Christus,’ Bijbel, geschiedenis en archeologie 1 (mrt. 2001): 14, 15.

(23)

C H R I S T U S ’ D O O D ANDEREAANKNOPINGSPUNTEN

23

5.3.4 Het sabbatsjaar in Lc4

We lezen in Lc4:16-21 de volgende gebeurtenis: ‘En Hij kwam in Nazareth waar Hij was opgevoed en ging naar zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge en stond op om te lezen. En het boek van de profeet Jesaja werd Hem gegeven; en toen Hij het boek had ontrold, vond Hij de plaats waar geschreven stond: “De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd om aan armen het evangelie te verkondigen;

Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating, om te prediken het aangename jaar van de Heer.” En nadat Hij het boek had opgerold en aan de dienaar teruggegeven, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. Hij nu begon tot hen te zeggen: “Heden is dit Schriftwoord in uw oren vervuld.”’

5.4 De dag van de kruisiging

Over de vraag naar de dag waarop Jezus werd gekruisigd was er doorheen de geschiedenis verschil van mening. De problematiek hieromtrent werd nog versterkt door de verschillende dateringen in Johannes en de synoptici. Johannes merkt immers na de gevangenname van Jezus op dat de religieuze leiders het Pascha nog moeten eten (18:28).

Nu we de kruisiging hebben vastgesteld op vrijdag 14 Nisan, is het mogelijk dit te vergelijken met de datum waarop 14 Nisan viel in de jaren van het stadhouderschap van Pilatus. Het onderstaande overzicht helpt hierbij:

14 Nisan

Jaar 26nC 27nC 28nC 29nC 30nC 31nC 32nC 33nC 34nC

Dag zo do/vr di ma/di vr/za di zo/ma vr woe

Nu 21 apr 10-11

apr 30 mrt 17-18

apr 6-7 apr 27 mrt 13-14

apr 3 apr 24 mrt

Uit de tabel is af te lezen dat 14 Nisan alleen in de jaren 27, 30 en 33 op een vrijdag kon vallen. Combineren we deze gegevens met de eerdere conclusie over het openbare optreden van de Heer Jezus (§5.3.3), dan resteren alleen de jaren 30 en 33.

(24)

24

De keuze tussen het jaar 30 en 33 hangt samen met de keuze tussen de vroege en late datering van het vijftiende jaar van Tiberius (§5.1). Onze voorkeur ging daarbij uit naar de vroege datering, waardoor we de kruisiging plaatsen in het jaar 30n.Chr.

(25)

C H R I S T U S ’ D O O D HETVERLATENZIJNDOOR GOD

25

6 Het verlaten zijn door God

Jezus zegt aan het kruis dat Hij door God verlaten is. In de theologie is er soms sprake van een verlaten zijn door de Vader: ‘De Zoon wordt verlaten door de Vader’.1 Daarvoor biedt het NT geen onderbouwing.

In de systematische theologie heerst er onduidelijkheid over de vraag in hoeverre God in het sterven van Jezus actief betrokken is.2 Voelt Jezus zich verlaten of is Hij verlaten?

Maarten Luther koos voor de opvatting dat God de Zoon verliet. Hij spreekt over een ‘God door God verlaten’. Ook Johannes Calvijn, Karl Barth, Wolfhart Pannenberg, Jürgen Moltmann, Bram van de Beek volgen die benadering.

Rooms-katholieke theologen lijkt het een onmogelijke gedachte dat de intense relatie tussen de Vader en de Zoon aan het kruis verbroken is.

De Zoon voelt zich, volgens hen, slechts subjectief door God verlaten.3 Enkele bekende theologen die deze opvatting volgen zijn: Hans Urs von Balthasar, Edward Schillebeeckx, R. Schwager, A. Houtepen.

1 Gijsbert van den Brink and Cornelis (Kees) van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding (Zoetermeer:

Boekencentrum, 2012), 436.

2 J. Denny Weaver, The Nonviolent Atonement, 2nd ed. (Grand Rapids: Eerdmans, 2011).

3 Theodor Schneider, Handbuch der Dogmatik 1: Prolegomena, Gotteslehre, Schopfungslehre, Christologie, Pneumatologie, 5th ed. (Ostfildern: Grunewald, 2013), 418–419; Hendrik Berkhof, Christelijk geloof: Een inleiding tot de geloofsleer, 7th ed. (Nijkerk: Callenbach, 1993), 299.

(26)
(27)

C H R I S T U S ’ D O O D HETTEKENVANHETKRUIS

27

7 Het teken van het kruis

7.1 De zwaarste terechtstelling

Voor de eerste christenen was de dood van Jezus aan een kruis niets waar ze trots op waren. Kruisiging was de zwaarste terechtstelling die er bestond. In de Romeinse wetgeving bestonden er diverse vormen van terechtstelling die nobeler, heldhaftiger en glorierijker waren.1 Kruisiging was een straf voor de ergste criminelen en slaven. Het werd gekenmerkt door schaamte en brutaliteit (vgl. Fp2:8; Hb12:2). De Romeinse senator Cicero schreef:

Het specifieke woord ‘kruis’ dient ver verwijderd te zijn van een Romeinse burger. Het dient niet in zijn denken, zijn gezichts- en gehoorveld op te komen.2

De vernedering van kruisiging komt ook tot uiting in de afbeelding die iemand voor de spot maakt op de heuvel Palatijn te Rome. Op de afbeelding staat er een aanbidder afgebeeld die zijn hand in de richting van het kruis richt. Aan het kruis hangt een man die een ezelshoofd heeft.

Onder de afbeelding staat de tekst: ‘Alexamenos aanbidt zijn God’.

Deze afbeelding is de oudste afbeelding die wij van Jezus’ kruisiging kennen. Het is meteen een afbeelding waarin de tekenaar de spot drijft met de kruisiging van de Messias.

7.2 Het kruis en de vijandigheid van de wereld

De dood aan het kruis liet zien hoe vijandig deze wereld tegenover het goede stond. Het openbaarde alle opgeblazenheid bij de mens die dacht een goed man of vrouw te zijn (vgl. 1Ko2:8-10). Het kruis was een lastig element in het geloofsleven van de eerste christenen. Op een

1 Martin Hengel, The Cross of the Son of God (London: SCM, 1986), 97, 189–220.

2 M. Tullius Cicero, “Pro Rabirio Reo Perduellionis: In Defense of Gaius Rabirius,” in The Speeches: Pro Lege Manilia, Pro Caecina, Pro Cluentio, Pro Rabirio Perduellionis, trans. H. Grose Hodge, Loeb Classical Library (New York: Putnam, 1927), 16.

(28)

28

gekruisigde Messias was je niet trots. Het was een vorm van terechtstelling voor criminele slaven, moordenaars en opstandelingen.1

Toch kozen de christenen er voor de gekruisigde en opgestane Heer te aanbidden. Het kruis als embleem of sieraad gebruikten christenen niet.

1 Jürgen Moltmann, Der gekreuzigte Gott: Das Kreuz Christi als Grund und Kritik christlicher Theologie (München:

Kaiser, 1972), 34–44.

(29)

C H R I S T U S ’ D O O D HETKRUISENDELEVENSBOOM

29

8 Het kruis en de levensboom

8.1 Inleiding

In het Bijbelboek Openbaring valt het op dat de schrijver ervoor kiest om de levensboom aan te duiden met het Griekse ξύλου τῆς ζωῆς/xylou tēs zōēs in plaats van het gebruikelijke δένδρον τῆς ζωῆς/dendrontēs zōēs (2:7;

22:2,14,19). Het Griekse ξύλον/xylon komt hierbij meermaals in de literatuur voor om te verwijzen naar fruitbomen in het algemeen.1 Normaal verwijst ξύλον/xylon in de Bijbel echter naar hout in het algemeen (1Ko3:12; Op18:12) of naar houten voorwerpen, zoals stokken (Mt26:47,55; Mc14:43,48; Lc22:52) en het houten kruis (Hd5:30; 10:39;

13:29; 16:24; Gl3:13; 1Pt2:24). Enige uitzondering hierop zijn de levensboom in Openbaring en het ‘groene hout’ in Lc23:31. Het is goed mogelijk dat de schrijver van Openbaring ervoor kiest om dit te doen, omdat de Septuaginta dat in Gn2-3 doet.

8.2 Joodse apocriefen

Al vroeg brachten de christenen het kruishout van Golgotha in verband met de levensboom in de hof van Eden. Dat gebeurde niet enkel op basis van het bovengenoemde taalgebruik. Ook de joodse apocriefen speelden hierin een grote rol. In deze werken stond het eten van de levensboom in het hiernamaals symbool voor de uiteindelijke verlossing en het eeuwig leven dat God de rechtvaardigen zou schenken.2 Door het kruishout zo te verbinden met de levensboom zorgden de christenen ervoor dat ook het kruis als voorwerp een profetische voorafschaduwing in de boeken van het Oude Testament ontving. Die verbinding ontbrak doordat geen enkele oudtestamentische tekst letterlijk over het houten kruis van de Messias sprak .

1 Henry G. Liddell and Robert Scott, A Greek-English Lexicon (Oxford: Clarendon, 1996), 1192; James H. Moulton and George Milligan, The vocabulary of the Greek Testament: Illustrated from the papyri and other non-literary sources (Grand Rapids: Eerdmans, 1930), 434–435; Johannes Schneider, “Ξύλον,” in Theological Dictionary of the New Testament, ed. Gerhard Kittel and Gerhard Friedrich, vol. 5 (Grand Rapids: Eerdmans, 1967), 37.

2 1 Henoch 25:5; 3 Henoch 23:18; Testament van Levi 18:11; Testament van Jakob 7:24; Openbaring van Mozes 28:4;

Openbaring van Elia 5:6.

(30)

30

8.3 Eerste vermeldingen

Een van de oudste korte toespelingen tussen de boom van het leven en het kruis waarop de Heer Jezus stierf, vinden we bij Justinus de Martelaar (100-165) als hij verwijst naar de beelden van het water, het geloof en het hout die in het Oude Testament verwijzen naar het nieuwtestamentische heilsplan.1 Later zou de laatste Griekse kerkvader Johannes Damascenus (676-749) dezelfde verbinding maken:2

De levensboom die Gods plantte in het paradijs was een afbeelding van het kostbare kruis.

Een uitgebreidere versie op de uitspraak van Justinus de Martelaar bood de Latijnse poëet Commodianus (±250):3

Doordat we proefden van de boom van de appel kwam de dood in deze wereld. Door deze boom van de dood worden we wedergeboren voor het komende leven. Van deze boom hangt het leven af dat vrucht draagt. Pluk daarom nu in geloof de vrucht van het leven.

Ondanks dat Commodianus de vrucht van de levensboom een appel noemt, komt in zijn betoog de relatie tussen de levensboom en het kruishout naar voren.

Deze nauwe verbinding tussen de levensboom en het kruishout zorgde er onder andere ook voor dat christenen het kruis in de schilderijen die ze maakten op catacomben gingen afbeelden als een boom.4 Op het ogenblik van zijn waterdoop liet de christen zich als een wilde tak inenten in deze levensboom die naar Christus verwees.5 Zoals de levensboom in de hof van Eden de mens het eeuwige leven kon schenken, schonk ook Christus door het kruishout het eeuwige leven aan de mens. Over dit verliezen van het eeuwige leven door het hout en het terugwinnen van het eeuwige leven door het hout, sprak ook de kerkvader Irenaeus (135- 202) in vroege tijden:6

1 Justinus de Martelaar, Gesprek met Trypho 138.

2 Johannes van Damascus, De Fide Orth IV.11.

3 Commodianus, Instructies 35.

4 Josef Wilpert, Die Malereien der Katakomben Roms. (Freiburg im Breisgau: Herdersche Verlagshandlung, 1903), 25, 38; Hendrik Bergema, De boom des levens in schrift en historie, Dissertatie. (Hilversum: Schipper, 1938), 152.

5 Michael J. Marx, “Tree of Life,” Worship 27, no. 4 (1953): 186.

6 Irenaeus, Tegen de Ketters V.16.3.

(31)

C H R I S T U S ’ D O O D EERSTEVERMELDINGEN

31

[Christus] verwijderde dat wat door de ongehoorzaamheid van de mens ontstond door de boom aan het begin. ‘Hij werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis’ [Fp2:8b], en herstelde de ongehoorzaamheid die was ontstaan door middel van een boom, door die gehoorzaamheid die [Hij droeg] op een boom. Zoals in het paradijs zich een hout bevond, waaraan de ongehoorzaamheid van Adam werd gedemonstreerd, zo heeft zich aan het hout van het kruis de gehoorzaamheid van het Nieuwe Testament gedemonstreerd.

In het Evangelie van Nicodemus uit het midden van de vierde eeuw, komt deze gedachte terug in een gesprek tussen het dodenrijk, de hades, en de satan, als deze tot hem zegt:1

O prins satan, houder van de sleutels van de onderwereld, alles wat jij verwierf door de boom van de kennis, verloor je door de boom van het kruis; en al je blijdschap verging.

8.4 Middeleeuwse legenden

Latere legenden zorgden ervoor dat gedachten een bredere verspreiding kreeg. Volgens deze legenden haalde Seth, op verzoek van zijn zieke vader Adam, olie te halen vanuit de levensboom in het paradijs.

Deze twijg plantte Seth in de nabijheid van het paradijs. Ze groeide op tot een boom en leverde later de balk voor het kruis van Christus. Behalve van Seth vernemen we ook van Jonitus, een zoon van Noach, dat deze naar het paradijs ging om er een tak van de levensboom te plukken.2

8.5 Kerstboom

Het is goed mogelijk dat dit ervoor zorgde dat christenen in latere tijden er geen moeite mee hadden de kerstboom te kerstenen. Deze boom, die bij de Germanen symbool stond voor het leven, het licht en de zon, liet de christenen terugdenken aan de levensboom in het paradijs die herinnerde aan het kruis van Christus als boom des levens.3

1 Evangelie van Nicodemus 23.

2 Hendrik Bergema, De boom des levens in schrift en historie, Dissertatie. (Hilversum: Schipper, 1938), 506.

3 Wilhelm Mannhardt, Der Baumkultus der Germanen und ihrer Nachbarstämme: Mythologische Untersuchungen (Berlin: Borntraeger, 1904), 242; J.H. Philpot, The Sacred Tree: The Tree in Religion and Myth (London: Macmillan and Co, 1897), 169.

(32)
(33)

C H R I S T U S ’ D O O D DEGRAFLEGGING

33

9 De graflegging

Wie tot aan de kruisiging en graflegging in de evangeliën heeft doorgelezen maakt zich geen illusies meer over een koninkrijk Gods of een vernieuwde wereld van vrede en recht. Het eindigt met het graf. Niet alleen met het graf van de mens, maar ook met het graf van God. Zo wordt Christus begraven, in een nieuw graf gehouwen uit de rots van de oude aarde.

Toch gaan de evangeliën verder en hebben ze niet alleen aandacht voor de dood en graflegging van Christus: de opstanding is de climax van het evangelie. We merken bij de beschrijvingen van de graflegging dat de evangelisten meerdere kanten vandaar al uitgaan. Mt heeft een grote aandacht voor het graf en beschrijft onder andere de wachters bij het graf en de leugen van de grafroof die de ronde doet. Mc concentreert zich hoofdzakelijk op de vraag hoe het evangelie verder zou doorbreken in de hele wereld. Hij noemt eerst het ongeloof en dan het geloof van de discipelen. Lc heeft een grote aandacht voor de vervulling van de Bijbelse profetieën. Hij beschrijft vandaar de ontmoeting van de Heer met de Emmaüsgangers. Jh laat tenslotte de realiteit van de opstanding zien en toont dat de discipelen de Heer kunnen aanraken en dat Christus samen met de discipelen eet.

(34)
(35)

C H R I S T U S ’ D O O D DELIJKWADEVAN TURIJN

35

10 De lijkwade van Turijn

Meerdere keren is er in de geschiedenis discussie ontstaan over de zogenaamde lijkwade van Turijn.

Deze lijkwade bevindt zich in de kathedraal van Turijn te Italië en is eigendom van de hertogen van Savoie. Het is een lang, rechthoekig stuk linnen met daarop een zwakke afdruk van de voorzijde en achterzijde van een man, die kennelijk een wrede behandeling had ondergaan, voordat hij in de doek werd gewikkeld. Bevat dit doek een mogelijke afdruk van Jezus van Nazareth? Talloze werken en onderzoeken werden in tijdschriften aan die vraag gewijd. En tot heden blijft het doek een mysterieuze uitdaging voor de mens.

Op het doek zijn vlekken die duiden op kleine wonden op het hoofd, diepe wonden aan de polsen en voeten, verwondingen op rug en benen en een grote wond in de zij. Doordat deze wonden overeenkomen met de verwondingen die Christus onderging, krijgt het doek een bijzondere waarde van aandacht. Gaat het om een werkelijke afdruk van Christus? Of is dit een van de vele vervalsingen die de geschiedenis gekend heeft?

Aangezien de vraag nog steeds niet opgelost is, geef ik enkel de punten weer waarbinnen het historisch onderzoek aandacht is besteed. De lezer zal zich van hieruit zijn eigen oordeel moeten vormen.

(1) Op het doek zijn in elk geval geen sporen van pigment aanwezig. Het is vandaar geen schilderwerk in de gewone betekenis van het woord. De afbeelding doet denken aan een fotografische negatief. Maar aangezien de lijkwade vanaf de

F

FIGIG. . 11: G: GEDEELTEEDEELTEVANVANDEDELIJKWADELIJKWADEVANVAN

TTURIJNURIJN

(36)

36

dertiende eeuw al vernoemd wordt, kan er geen sprake zijn van een fotografische procedure.

(2) Verschillende details van de afbeelding komen niet overeen met manier waarop in de Middeleeuwen Christus’ wonden werden afgebeeld. Christus werd normaal geschilderd met wonden in zijn handpalmen. Maar de lijkwade heeft wonden in de polsen. Aangezien het anatomisch onmogelijk is iemand aan spijkers door de handpalmen op te hangen – de handen zouden afscheuren, zijn wonden in de polsen begrijpelijker.

(3) De persoon die afgebeeld wordt, draagt duidelijke tekens van een kruisiging en van een doornenkroon op zijn hoofd. In de geschiedenis is geen aanleiding gevonden ervan uit te gaan dat iemand die gekruisigd werd een doornenkroon moest dragen. De enige persoon waarvan we weten dat dit het geval was, was bij Jezus van Nazareth.

(4) De hoofdverwondingen bedekken het hele hoofd van de gekruisigde. Ze werden veroorzaakt door iets dat het hele hoofd bedekte. Het gaat dus niet om een smalle doornenkroon, zoals kunstenaars die afbeeldden. Een doornenkroon die het hele hoofd bedekte past bij de wrede, kwaadaardige folteringen van de Romeinen. Niemand die een afbeelding van Jezus wil vervalsen, zou echter zulk een doornenkroon echter gekozen hebben.

(5) De manier waarop de lijkwade is geweven, is typisch voor de Romeinse tijd, maar bleef eeuwen lang bestaan. In de stof werden er stuifmeeldeeltjes gevonden die afkomstig waren van planten uit Turkije en Israël. Turkije is de traditionele plaats waar kruisvaarders de lijkwade bemachtigden en Israël is de plaats waar Christus gekruisigd werd.

(37)

C H R I S T U S ’ D O O D DESTIGMATAIN UZÈS

37

11 De stigmata in Uzès

In de jaren 828-829n.Chr.

maakte aartsbisschop Bartholomeüs van Narbonne zich bezorgd om tekens die gebeurden in de kerk van Uzès. Kerkbezoekers begonnen afwijkend gedrag te vertonen.

Ze vielen alsof ze een epileptische aanval kregen. En er verschenen op hun lichamen brandmerken (Lat.

stigmata exustionis), alsof er zwavel op die plaatsen had gebrand. De duiding van deze tekenen was uiterst moeilijk.

In zijn verontrusting schreef Bartholomeüs van Narbonne bisschop Agobard van Lyon. Deze antwoordde met een brief ‘Over zekere misleidende tekenen’ (De quorundam inlusione signorum). Hij betoogde dat de tekens afkomstig waren van de duivel. De opstanding en hemelvaart kwamen door het fenomeen te kort. Deze tekst bevat de vroegste vermelding van het begrip stigmata binnen de kerkelijke context.1

Aanvankelijk werd stigma gebruikt voor het brandmerken van dieren en slaven. In de keizertijd was het gebruikt voor de tatoeage met de initialen van de keizer die dienstplichtigen op de hand droegen. In de Bijbel wordt stigmatisatie in het algemeen als goddeloos verworpen, maar brengt God een ‘stigma’ aan bij Kaïn of bij de profeet Ezechiël (Ez9). In het Nieuwe Testament komen we het woord tegen in Gl6:17: ‘ik draag de stigmata van Jezus in mijn lichaam’.

1 M.F.G. Parmentier, ‘Stigmata en stuipen in negende-eeuws Gallië: tekenen van God of van de duivel?’ Profetie en godsspraak in de geschiedenis van het christendom. Studies over de historische ontwikkeling van een opvallend verschijnsel, red. F.G.M. Broeyer en E.M.V.M. Honée (Zoetermeer:Boekencentrum, 1997).

FFIGIG. . 22: V: VOORBEELDOORBEELDVANVANEENEENSTIGMATASTIGMATA

(38)
(39)

C H R I S T U S ’ D O O D LITERATUURLIJST

39

12 Literatuurlijst

Bergema, Hendrik. De boom des levens in schrift en historie. Dissertatie. Hilversum:

Schipper, 1938.

Berkhof, Hendrik. Christelijk geloof: Een inleiding tot de geloofsleer. 7th ed. Nijkerk:

Callenbach, 1993.

Berkouwer, Gerrit C. Het werk van Christus. Dogmatische Studiën. Kampen: Kok, 1953.

van den Brink, Gijsbert, and Cornelis (Kees) van der Kooi. Christelijke dogmatiek: Een inleiding. Zoetermeer: Boekencentrum, 2012.

Cicero, M. Tullius. “Pro Rabirio Reo Perduellionis: In Defense of Gaius Rabirius.” In The Speeches: Pro Lege Manilia, Pro Caecina, Pro Cluentio, Pro Rabirio Perduellionis, translated by H. Grose Hodge. Loeb Classical Library. New York: Putnam, 1927.

van Genderen, Jan, and Willem H. Velema. Beknopte Gereformeerde Dogmatiek.

Kampen: Kok, 1992.

Hausoul, Raymond R. “Het Evangelie van Judas.” Ellips, no. 7 (November 2007): 12–14.

Hengel, Martin. The Cross of the Son of God. London: SCM, 1986.

Liddell, Henry G., and Robert Scott. A Greek-English Lexicon. Oxford: Clarendon, 1996.

Mannhardt, Wilhelm. Der Baumkultus der Germanen und ihrer Nachbarstämme:

Mythologische Untersuchungen. Berlin: Borntraeger, 1904.

Marx, Michael J. “Tree of Life.” Worship 27, no. 4 (1953): 185–186.

Moltmann, Jürgen. Der gekreuzigte Gott: Das Kreuz Christi als Grund und Kritik christlicher Theologie. München: Kaiser, 1972.

Moulton, James H., and George Milligan. The vocabulary of the Greek Testament:

Illustrated from the papyri and other non-literary sources. Grand Rapids:

Eerdmans, 1930.

Olevianus, Caspar, and Zacharias Ursinus. “Heidelbergse Catechismus [1563].” In Belijdenisgeschriften voor de Protestantse Kerk in Nederland, edited by Klaas Zwanepol, 81–108. Heerenveen: Protestantse Pers, 2009.

Philpot, J.H. The Sacred Tree: The Tree in Religion and Myth. London: Macmillan and Co, 1897.

Pseudo-Judas. “Evangelie van Judas.” In Het Grote Boek Der Apokriefen: Geheime Vroegchristelijke Teksten, edited by Jacob Slavenburg, 84–108. Deventer:

Ankh-Hermes, 2009.

Schneider, Johannes. “Ξύλον.” In Theological Dictionary of the New Testament, edited by Gerhard Kittel and Gerhard Friedrich, 5:37–41. Grand Rapids: Eerdmans, 1967.

Schneider, Theodor. Handbuch der Dogmatik 1: Prolegomena, Gotteslehre, Schopfungslehre, Christologie, Pneumatologie. 5th ed. Ostfildern:

Grunewald, 2013.

(40)

40

Tillich, Paul. Systematic Theology 3: Life and the Spirit, History and the Kingdom of God. Chicago: University, 1963.

Weaver, J. Denny. The Nonviolent Atonement. 2nd ed. Grand Rapids: Eerdmans, 2011.

Wilpert, Josef. Die Malereien der Katakomben Roms. Freiburg im Breisgau: Herdersche Verlagshandlung, 1903.

Wright, N. Tom. Paulus van Tarsus: Een kennismaking met zijn theologie. Evangelicale theologie. Zoetermeer: Boekencentrum, 1998.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Deze eeuwige en onverdiende genade van onze verkiezing wijst en prijst ons de Heilige Schrift daarmede allermeest aan, wanneer zij wijders getuigt dat niet alle

Jo 6:9-11 — Jezus gaf door een wonder duizenden mensen te eten (nwtsty aantekening bij Jo 6:10) Jo 6:14, 24 — De mensen trokken de conclusie dat Jezus de Messias was en gingen

Als iemand zich wil laten cremeren, omdat hij of zij niet wil dat mensen aan zijn graf komen wenen, dan is de vraag natuurlijk waarom deze persoon daar moeite mee heeft. Wat zit

Soms wordt er vanuit de verleden tijd in het slot van Jn3:3 (‘Toen stond Jona op en ging naar Nineve, overeenkomstig het woord van Jahweh. Nineve was een

(1) Wij vragen jullie echter, broeders en zusters, in verband met de komst van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenvergadering tot Hem, (2) dat jullie niet zo snel in jullie denken

Dit blijkt uit de verwijten die Johannes geeft: Diotrefes speelt de baas, ontvangt de oudste Johannes niet, belastert de oudste, is niet gastvrij, belemmert

(1) De oude aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid kennen – (2) op basis van de waarheid die

‘Met deze woorden wordt de beschrijving van de rechtvaardiging van de goddelozen aangeduid: dat zij een overbrenging is van de staat waarin de mens