• No results found

2 Tessalonika. Bedachtzaamheid in de hoop. Raymond R. Hausoul

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2 Tessalonika. Bedachtzaamheid in de hoop. Raymond R. Hausoul"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 Tessalonika 2 Tessalonika

Bedachtzaamheid in de hoop

Raymond R. Hausoul

(2)

Bedachtzaamheid in de hoop

(3)

2 Tessalonika

Bedachtzaamheid in de hoop Versie: 20.05 (januari 2021).

Dr. Raymond R. Hausoul

© 2021 Raymond R. Hausoul

Vind de nieuwste materialen op https://raymondhausoul.be.

## 48-13874-86524 ##

© 2021 –All rights reserved.

No part of this publication may be reproduced or be shared in any form without permission in writing from the autor.

(4)

Bedachtzaamheid in de hoop

Raymond R. Hausoul

(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding...9

1.1 Een tweede brief...9

1.2 Schrijver, plaats en datering...9

1.3 Indeling...12

2 Opening (1:1-2)...13

3 Bemoediging in de strijd (1:3-2:17)...17

3.1 Lijden voor het koninkrijk (1:3-12)...17

3.1.1 A Dankzegging in de strijd (1:3-4)...17

3.1.2 X Bemoediging in de strijd (1:5-10)...18

3.1.3 A’ Gebed in de strijd (1:11-12)...21

3.2 Lijden tot de komst van Jezus (2:1-17)...22

3.2.1 Misleidingen over de dag van de Heer (2:1-12)...22

3.2.2 Dankzegging voor de gelovigen (2:13-15)...32

3.2.3 Conclusie: Gebedswens (2:16-17)...33

4 Bevelen (3:1-15)...35

4.1 Gebed voor het apostolische team (3:1-5)...35

4.2 Vermaningen aan wie ongeregeld leeft (3:6-15)...36

4.3 Slot (3:16-18)...40

5 Literatuurlijst...43

(6)

spreekt regelmatig in andere kerken. Als spreker en docent is hij met verschillende organisaties verbonden. Zijn academisch onderzoek richt zich op de thematiek van de nieuwe schepping, het koninkrijk van God en de vernieuwing door Gods Geest. Raymond is gehuwd met Belinda en beiden genieten van hun twee zonen, Adriël en Ilja.

https://raymondhausoul.be

(7)

2 T E S S A L O N I K A 7

Afkortingen van Bijbelboeken Gn Genesis

Ex Exodus Lv Leviticus Nm Numeri Dt Deuteronomium Jz Jozua

Re Rechters

Rt Rut

1Sm 1 Samuël 2Sm 2 Samuël 1Kn 1 Koningen 2Kn 2 Koningen 1Kr 1 Kronieken 2Kr 2 Kronieken

Ea Ezra

Ne Nehemia Es Ester Jb Job Ps Psalmen Sp Spreuken Pr Prediker Hl Hooglied

Js Jesaja Jr Jeremia Kl Klaagliederen Ez Ezechiël Dn Daniël Hs Hosea Jl Joel Am Amos Ob Obadja

Jn Jona

Mi Micha

Na Nahum

Hk Habakuk Sf Sefanja Hg Haggaï Zc Zacharia Ml Maleachi Mt Matteüs Mc Marcus Lc Lucas Jh Johannes Hd Handelingen

Rm Romeinen 1Ko 1 Korintiërs 2Ko 2 Korintiërs Gl Galaten Ef Efeziërs Fp Filippenzen Ko Kolossenzen 1Ts 1 Tessalonicenzen 2Ts 2 Tessalonicenzen 1Tm 1 Timoteüs 2Tm 2 Timoteüs Tt Titus Fm Filemon Hb Hebreeën Jk Jakobus 1Pt 1 Petrus 2Pt 2 Petrus 1Jh 1 Johannes 2Jh 2 Johannes 3Jh 3 Johannes Jd Judas Op Openbaring Andere werken

Tob Tobit Jud Judit

TEs Ester (Grieks) 1Mak 1 Makkabeeën

2Mak 2 Makkabeeën Wijs Wijsheid Sir Sirach Bar Baruch

BJr Brief van Jeremia TDn Daniël (Grieks) Man Manasse

Bijbelvertalingen

BGT Bijbel in Gewone Taal (2014) GNB Groot Nieuws Bijbel (1996) HB Het Boek (1997)

HSV Herziene Statenvertaling (2010) LXX Griekse Septuaginta (250–50vC) NB Herziene Naardense Bijbel (2014)

NBG Nieuwe Vertaling (1951) NBV Nieuwe Bijbelvertaling (2004) SV Statenvertaling (1977) TE Telosvertaling (1982) Vg Latijnse Vulgaat (390–405nC) WV Willibrordvertaling (1995)

Bij de hoofdstuk- en versindeling is gekozen voor de indeling van de NBV, omdat deze de wetenschappelijke uitgaven van de Hebreeuwse (BHS) en Griekse tekst (NA28) volgt. Waar geen Bijbelboek genoemd wordt, gaat het steeds om het boek dat eerder in de tekst is vermeld. Verder wordt de Godsnaam getrouw met ‘Jahweh’ weergeven en niet door HERE of iets dergelijks vervangen.

(8)
(9)

2 T E S S A L O N I K A INLEIDING

9

1 Inleiding

1.1 Een tweede brief

In zijn tweede brief moedigt Paulus hen aan om alert te zijn voor misleidingen die de christenen willen laten ontsporen. Zij willen de christenen bewust maken van de zekerheid dat Jezus terugkomt en de gemeente haar verantwoordelijkheden op aarde niet mag nalaten. De tijden zijn zwaar en zullen nog zwaarder worden voordat Jezus komt.

Paulus schreef al dat de dag van de Heer ‘als een dief in de nacht’ kwam (1Ts5:2). Hij wist uit het onderwijs van Jezus dat sommige christenen dit zouden vergeten.

In de tussentijd presteerden de machten van het kwaad overuren. Zij deden er alles aan om de gelovigen te misleiden. In 1 Tessalonika ervaren we dat dit gebeurde door de christenen te vervolgen en verdrukken. Satan ging er te keer als een brullende leeuw. In de tweede brief aan Tessalonika blijkt dat het kwaad zich deze keer voordoet als een engel van het licht die op een misleidende manier de gelovigen wil lamleggen.

Tussen de eerste en tweede brief aan Tessalonika bestaan er meerdere overeenkomsten. In beide brieven is er een uitvoerige dankzegging en zijn er veel bemoedigingen om als christen tegen het kwaad te strijden. Deze wijzen op de blijdschap van Paulus over de gemeente in Tessalonika.

Alle vervolgingen die de christenen meemaakten waren al genoemd door de profeten en Jezus Christus. Gods zou echter ingrijpen op zijn dag.

Dan zou zijn toorn over alle kwaad komen. De verdrukking die de kerk op aarde meemaakte mocht daar niet in verband worden gebracht.

1.2 Schrijver, plaats en datering

Paulus openbaart zich samen met Silvanus en Timotheüs als schrijver van deze brief (2Ts1:1; 2:5; 3:17). Hij schreef deze brief kort na zijn eerste brief aan Tessalonika. Dat was tijdens zijn tweede zendingsreis, toen hij achttien maanden in de stad Korinthe was en Gallio er stadhouder was (Hd18:11-18). Gallio begon zijn dienst in de lente van 51nC. Silvanus en Timotheüs waren op dat moment nog bij de apostel. Zij zouden er echter

(10)

slechts kort verblijven. De brief is daardoor kort na de eerste brief te dateren (50–51nC).1

In de theologie is er kritiek dat Paulus deze brief schreef.2 De tweede brief grijpt bijvoorbeeld niet terug op het verlangen van Paulus om naar de christenen in Tessalonika te gaan.3 Doordat de apostel beide brieven kort na elkaar schrijft is het echter onnodig om dit verlangen te herhalen.

Een andere reden is dat de toekomstverwachting van de eerste brief anders is dan die van de tweede brief. 1 Tessalonika gaat over de nabijheid van de dag van de Heer (Naherwartung) en 2 Tessalonika gaat over een verre toekomst van die dag (Parusieverzögerung).4 Paulus schreef de eerste brief dan vroeg (40–45nC) en de tweede brief ontstond veel later (100nC).5 Beiden toekomstverwachtingen sluiten elkaar echter niet uit. Paulus kent een nabijheid van de komst van Jezus (Naherwartung) als het steeds verwachten van Jezus (Stetserwartung) en niet als het meteen verwachten van Jezus (Soforterwartung).6

Deze argumenten vanuit de verschillen zijn dus twijfelachtig om te spreken over pseudigraaf. Het ligt meer voor de hand dat een vervalser de inhoud van de eerste brief sterk nabootst.7 Nu stellen anderen dat een pseudepigraaf 2 Tessalonika schreef, vanwege de overeenkomsten met de eerste brief. De schrijver imiteerde de eerste brief.

Er zijn inderdaad geen twee brieven in het NT te vinden met zulk een sterke overeenkomst.8 De tweede brief verwijst ook naar de eerste brief en het onderwijs van Paulus (2Ts2:2,5; 3:17). Dit maakt pseudepigrafie weer twijfelachtig. Mensen schrijven gemakkelijk soortgelijke brieven. Dit feit alleen is onvoldoende om te twijfelen aan het auteurschap van Paulus. De canon van Muratori en de canon van Marcion uit de tweede eeuw noemen Paulus al als schrijver van beide brieven.9

Charles Wanamaker stelde nog voor dat Paulus eerst 2 Tessalonika en vervolgens 1 Tessalonika schreef.10 Paulus verduidelijkt in 1 Tessalonika 5:1-11 wat hij beknopt in 2 Tessalonika 2:1-12 schreef. Ook voor deze gedachte bestaat onvoldoende bewijs.

1 Visser, 2003:79; Constable, 2000a:248; MacDonald, 1997:1061; Donfried, 1990:4, 25; Bruce, 1982:xxxiv.

2 Richard, 2007; Menken, 2002; Verhoef, 1998; Holland, 1988:80–83; Marxsen, 1982; Peterson, 1967:45–47, 70–71;

van Manen, 1865.

3 Marxsen, 1982:36–37.

4 Lietaert Peerbolte, 1995:74, 89; Laub, 1973:148–150.

5 Donfried, 1990:4, 25.

6 Erlemann, 1995:414.

7 Marshall, 1983:28–40; Best, 1977:251.

8 Visser, 2003:56–68.

9 MacDougall, 2016:94–111.

10 Wanamaker, 1990:37–45; Manson, 1953:438–446.

(11)

2 T E S S A L O N I K A SCHRIJVER, PLAATSENDATERING

11

Tessalonika Tessalonika

Tessalonika is het huidige Saloniki in Griekenland en ligt ten westen van het Tessalonika is het huidige Saloniki in Griekenland en ligt ten westen van het schiereiland Chalcidici. Het is strategisch gelegen aan de noordwestkust van de schiereiland Chalcidici. Het is strategisch gelegen aan de noordwestkust van de Egeïsche Zee. In de eerste eeuw was het de hoofdstad van de Romeinse provincie Egeïsche Zee. In de eerste eeuw was het de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië. Tessalonika had een drukke havenplaats aan de Thermaïsche Golf dat Macedonië. Tessalonika had een drukke havenplaats aan de Thermaïsche Golf dat bekendstond als handelskruispunt langs de transportroute van de Egnatische Weg.

bekendstond als handelskruispunt langs de transportroute van de Egnatische Weg.

De Romeinse staatsman Marcus Cicero (106-43vC) klaagt dat het niet eenvoudig is De Romeinse staatsman Marcus Cicero (106-43vC) klaagt dat het niet eenvoudig is naar Tessalonika te gaan omwille van de verkeersdrukte.

naar Tessalonika te gaan omwille van de verkeersdrukte.1111

De plaatsnaam Tessalonika ontstond door de Macedonische staatsman Kassander De plaatsnaam Tessalonika ontstond door de Macedonische staatsman Kassander (355–297vC) die de aanwezig havenplaats Therma herbouwde. De naam ontstond (355–297vC) die de aanwezig havenplaats Therma herbouwde. De naam ontstond doordat er in de omgeving verschillende warme bronnen aanwezig waren. Door de doordat er in de omgeving verschillende warme bronnen aanwezig waren. Door de grote veranderingen en uitbreidingen van de stad hernoemde Kassander de plaats grote veranderingen en uitbreidingen van de stad hernoemde Kassander de plaats Therma in Tessalonike. Dat was de naam van zijn geliefde vrouw.

Therma in Tessalonike. Dat was de naam van zijn geliefde vrouw.1212 Zij was de Zij was de buitenechtelijke dochter van koning Filippus II. De koning verwekte haar bij een buitenechtelijke dochter van koning Filippus II. De koning verwekte haar bij een meisje uit Tessalie, nadat hij dit volk overwon in 352vC.

meisje uit Tessalie, nadat hij dit volk overwon in 352vC.1313 Tessalonike was daarmee Tessalonike was daarmee ook de zus van de latere veldheer Alexander de Grote.

ook de zus van de latere veldheer Alexander de Grote.

In 146vC werd Tessalonika de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië en In 146vC werd Tessalonika de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië en in 42vC kreeg het een zelfstandig democratisch bestuur.

in 42vC kreeg het een zelfstandig democratisch bestuur.1414 Het werd een vrije stad Het werd een vrije stad met zijn klassiek-Griekse volksvergadering, stadsraad en -bestuurders. De stad stond met zijn klassiek-Griekse volksvergadering, stadsraad en -bestuurders. De stad stond hierdoor in positieve relatie met Rome en plaatste een standbeeld ter ere van keizer hierdoor in positieve relatie met Rome en plaatste een standbeeld ter ere van keizer Augustus in het westen. Dit standbeeld ontdekten archeologen in latere tijden. Ook Augustus in het westen. Dit standbeeld ontdekten archeologen in latere tijden. Ook was er in Tessalonika een tempel voor de Romeinse keizer.

was er in Tessalonika een tempel voor de Romeinse keizer.1515 Op munten stond op de Op munten stond op de voorkant Julius Caesar afgebeeld met de titel ‘God’ en op de achterkant stond keizer voorkant Julius Caesar afgebeeld met de titel ‘God’ en op de achterkant stond keizer Augustus afgebeeld met de tekst ‘van de Tessalonicenzen’.

Augustus afgebeeld met de tekst ‘van de Tessalonicenzen’.1616 In haar omgeving In haar omgeving herdacht Tessalonica tegelijk de

herdacht Tessalonica tegelijk de Slag bij PharsalusSlag bij Pharsalus waarin Julius Caesar het waarin Julius Caesar het triomferend tegen Pompejus (48vC) opnam.

triomferend tegen Pompejus (48vC) opnam.

Tijdens het NT telde Tessalonika 200.000 inwoners. De Romeinse generaal Tijdens het NT telde Tessalonika 200.000 inwoners. De Romeinse generaal Pompeius gebruikte de stad tijdens de Romeinse Burgeroorlog als uitvalsbasis.

Pompeius gebruikte de stad tijdens de Romeinse Burgeroorlog als uitvalsbasis.

Hierdoor bleef de plaats in politiek, economisch en militair opzicht voor Rome van Hierdoor bleef de plaats in politiek, economisch en militair opzicht voor Rome van betekenis. Later zou de stad daardoor een Romeinse kolonie worden. In de tijd van betekenis. Later zou de stad daardoor een Romeinse kolonie worden. In de tijd van Paulus had de stad die rechten nog niet. De stad was wel, zoals boven beschreven, Paulus had de stad die rechten nog niet. De stad was wel, zoals boven beschreven, een belangrijk centrum van Romeinse invloed.

een belangrijk centrum van Romeinse invloed.1717 Tegelijk waren er verschillende Tegelijk waren er verschillende

11 Cicero, n.d.:3.14.

12 Strabo, 2002–2009:VII.21-24.

13 van Houwelingen, 2002:9.

14 Hendrix, 1999:524.

15 Ibid.

16 van Houwelingen, 2002:65; Hendrix, 1999:524.

17 Wright, 2019:194.

(12)

tempels in de stad aanwezig voor Griekse goden als Herakles, Apollo en Aphrodite.

tempels in de stad aanwezig voor Griekse goden als Herakles, Apollo en Aphrodite.1818 Het was een smeltkroes van politiek en religie.

Het was een smeltkroes van politiek en religie.

De apostel

De apostel bezocht Tessalonika tijdens zijn tweede en derde zendingsreis (49nC). Hijbezocht Tessalonika tijdens zijn tweede en derde zendingsreis (49nC). Hij bezocht er de synagoge en sprak er over Abraham, de uittocht, David, de bezocht er de synagoge en sprak er over Abraham, de uittocht, David, de ballingschap en de hoop van de Messias en het Godsrijk. Het OT wijst vooruit naar ballingschap en de hoop van de Messias en het Godsrijk. Het OT wijst vooruit naar het lijden en de opstanding van de Messias die zich nu geopenbaard heeft als Jezus het lijden en de opstanding van de Messias die zich nu geopenbaard heeft als Jezus van Nazareth. Na drie sabbatten nam hij de vlucht, omdat zijn leven door de joden in van Nazareth. Na drie sabbatten nam hij de vlucht, omdat zijn leven door de joden in gevaar was (Hd17:1-10). Vanuit Athene zond hij Timotheüs naar Tessalonika om er gevaar was (Hd17:1-10). Vanuit Athene zond hij Timotheüs naar Tessalonika om er onderwijs te geven (1Ts3:1-2). In Korinthe krijgt de apostel verslag van hem (Hd18:5), onderwijs te geven (1Ts3:1-2). In Korinthe krijgt de apostel verslag van hem (Hd18:5), waarna hij zijn eerste brief schrijft (1Ts3:6). Vrij kort daarna schrijft hij zijn tweede waarna hij zijn eerste brief schrijft (1Ts3:6). Vrij kort daarna schrijft hij zijn tweede brief.

brief.

Over de christelijke gemeente van Tessalonika is weinig bekend. We kennen slechts Over de christelijke gemeente van Tessalonika is weinig bekend. We kennen slechts individuen zoals Aristarchus en Secundus. Zij gingen met Paulus op reis. Aristarchus individuen zoals Aristarchus en Secundus. Zij gingen met Paulus op reis. Aristarchus is later nog bij de apostel in Rome (Hd19:29; 20:4; 27:2; Ko4:10) als medewerker is later nog bij de apostel in Rome (Hd19:29; 20:4; 27:2; Ko4:10) als medewerker (Fm1:24).

(Fm1:24).

1.3 Indeling

De brief kenmerkt zich door een dubbele dankzegging (1:3-4; 2:13- 14). Zij omringen de gedeeltes over de toekomst (1:5-10; 2:1-12). Doordat er in 2:1 geen nieuw gedeelte begint, vormt 1:3-2:17 één geheel. Het slot van dit gedeelte kent parallellen met het slot in 1Ts3:11-13. In beide brieven aan Tessalonika begint er een nieuw briefdeel na dit unieke slot.19

18 Hendrix, 1999:525.

19 van Leeuwen, 1953:161–162.

(13)

2 T E S S A L O N I K A OPENING (1:1-2) 13

2 Opening (1:1- 2)

(1) Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente van de Tessalonikers in God onze Vader en de Heer Jezus Christus: (2) genade zij jullie en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus.

|1|

Paulus, Silvanus en Timotheüs aan de gemeente van de Tessalonikers in God onze Vader en de Heer Jezus Christus:

De inleiding van 2 Tessalonika is bijna dezelfde als in 1 Tessalonika.

Het enige verschil is dat Paulus over ‘onze’ Vader spreekt, terwijl hij het in 1 Tessalonika 1:1 over ‘de’ Vader had.

Op een eigentijdse manier opent deze brief aan de gemeente in Tessalonika. Samen met Silvanus en Timotheüs stelt Paulus zich voor. Het Grieks koppelt hun namen door het herhaaldelijke ‘en’. Er is sprake van een gedeeld auteurschap.

De schrijvers zijn bekend. Alle drie brachten ze de Tessalonikers het evangelie. Nadat Paulus en Silvanus door tegenstand waren weggevlucht bleef Timotheüs achter. Als missionair team correspondeerden ze nu naar de gelovigen in de Macedonische hoofdstad.

Zij zien de gemeente in Tessalonika als geborgen ‘in God de Vader en de Heer Jezus Christus’. De Vader en de Zoon staan naast elkaar. Vanuit die verbondenheid wordt de gelovigen genade en vrede toegewenst.

Sommigen zien grammaticaal ‘Jezus Christus’ identiek aan ‘God’.1 Dit is een technische kwestie gebaseerd op het gebruik van het lidwoord. Het lidwoord staat echter voor ‘Heer’, waardoor de grammatica niet kan gelden als bewijs voor de godheid van Christus. Voor de godheid van Christus kan er via de grammatica enkel worden gewezen naar 2 Petrus 1:1 en Titus 2:13.2

1 Sharp, 1807.

2 Wallace, 1997:228–229.

(14)

Silvanus Silvanus

Silvanus ontmoeten we in het Nieuwe Testament ook met de naam Silas. Hij had net Silvanus ontmoeten we in het Nieuwe Testament ook met de naam Silas. Hij had net als Paulus het Romeinse burgerschap (Hd16:21,37-39). Samen met Barnabas als Paulus het Romeinse burgerschap (Hd16:21,37-39). Samen met Barnabas vertrok hij naar Antiochië om de beslissing van het concilie in Jeruzalem aan hen vertrok hij naar Antiochië om de beslissing van het concilie in Jeruzalem aan hen door te geven (Hd15:22,32). In Antiochië ontmoette hij Paulus, die hij begeleidde door te geven (Hd15:22,32). In Antiochië ontmoette hij Paulus, die hij begeleidde tijdens de tweede zendingsreis (Hd15:40). Samen trokken ze door

tijdens de tweede zendingsreis (Hd15:40). Samen trokken ze door Klein-AziëKlein-Azië en en werden ze gegeseld in de kerker van Filippi (Hd16:22-25). Vandaar vertrokken ze werden ze gegeseld in de kerker van Filippi (Hd16:22-25). Vandaar vertrokken ze naar Tessalonika en Berea. Paulus moest aldaar vluchten en vertrouwde de naar Tessalonika en Berea. Paulus moest aldaar vluchten en vertrouwde de gelovigen aan Silvanus en Timotheüs toe. Na enige tijd ontmoette Silvanus Paulus gelovigen aan Silvanus en Timotheüs toe. Na enige tijd ontmoette Silvanus Paulus opnieuw in Korinthe (Hd17:10,14; 18:5). Daarna horen we alleen nog sporadisch iets opnieuw in Korinthe (Hd17:10,14; 18:5). Daarna horen we alleen nog sporadisch iets van Silvanus (2Ko1:19; 1Pt5:12).

van Silvanus (2Ko1:19; 1Pt5:12).

Volgens de overlevering zou Silvanus de gelovigen in Tessalonika zijn blijven dienen Volgens de overlevering zou Silvanus de gelovigen in Tessalonika zijn blijven dienen en er later een van de oudste zijn geweest.

en er later een van de oudste zijn geweest.

Timotheüs Timotheüs

Paulus en Timotheüs Paulus en Timotheüs

Timotheüs (bet. ‘God vereerder’) was een trouwe medearbeider van Paulus (Fp2:21- Timotheüs (bet. ‘God vereerder’) was een trouwe medearbeider van Paulus (Fp2:21- 22). De apostel ontmoette hem, tijdens een reis, in Lystra (Hd16:1). Timotheüs 22). De apostel ontmoette hem, tijdens een reis, in Lystra (Hd16:1). Timotheüs woonde in deze stad.

woonde in deze stad.33 Hij was voor een stuk multicultureel, want hij woonde in het Hij was voor een stuk multicultureel, want hij woonde in het Romeinse rijk, zijn vader was van Griekse en zijn moeder was van Joodse afkomst Romeinse rijk, zijn vader was van Griekse en zijn moeder was van Joodse afkomst (Hd16:1). Toen Paulus hem ontmoette, liet hij Timotheüs besneden, omdat (Hd16:1). Toen Paulus hem ontmoette, liet hij Timotheüs besneden, omdat Timotheüs qua nationaliteit joods was (16:3). In de tijd van het Nieuwe Testament Timotheüs qua nationaliteit joods was (16:3). In de tijd van het Nieuwe Testament bepaalde de nationaliteit van de moeder namelijk de nationaliteit van het kind.

bepaalde de nationaliteit van de moeder namelijk de nationaliteit van het kind.44 De De naam van zijn vader bleef even onbekend, als het antwoord op de vraag of naam van zijn vader bleef even onbekend, als het antwoord op de vraag of Timotheüs’ vader nog in leven was, toen de apostel Paulus hem in Lystra ontmoette.

Timotheüs’ vader nog in leven was, toen de apostel Paulus hem in Lystra ontmoette.

Wel noemt 2Tm de naam van zijn moeder: Eunice, en van zijn grootmoeder: Lois Wel noemt 2Tm de naam van zijn moeder: Eunice, en van zijn grootmoeder: Lois.. Beiden maakten zij

Beiden maakten zij Timotheüs vertrouwt met het Oude Testament (2Tm1:5; 3:15). OfTimotheüs vertrouwt met het Oude Testament (2Tm1:5; 3:15). Of Eunice en Lois Timotheüs tot Christus brachten is even onbekend als het antwoord Eunice en Lois Timotheüs tot Christus brachten is even onbekend als het antwoord op de vraag of zijn vader een gelovige was. John Scott denkt dat Timotheüs pas via op de vraag of zijn vader een gelovige was. John Scott denkt dat Timotheüs pas via Paulus tot geloof kwam.

Paulus tot geloof kwam.55 Toch ontbreekt hiervoor de onderbouwing. Toch ontbreekt hiervoor de onderbouwing.66 Het enige dat Het enige dat het Nieuwe Testament vermeldt, is dat Paulus zich ziet als de geestelijke vader van het Nieuwe Testament vermeldt, is dat Paulus zich ziet als de geestelijke vader van Timotheüs en hem typeert als mijn ‘oprechte zoon in het geloof’ en mijn ‘geliefde Timotheüs en hem typeert als mijn ‘oprechte zoon in het geloof’ en mijn ‘geliefde zoon’ (1Tm1:2; 2Tm1:2). Daarmee is in elk geval verduidelijkt dat Timotheüs zijn zoon’ (1Tm1:2; 2Tm1:2). Daarmee is in elk geval verduidelijkt dat Timotheüs zijn

3 A. Duane Litfin, “2. Timotheus”, in Das Neue Testament. Erklärt und Ausgelegt, bewerkt door. John F. Walvoord en Roy B. Zuck, vol. 5 (Holzgerlingen: Hänssler, 2000), 301.

4 Strack and Billerbeck 2009, II:741; Gillman 1999, 558.

5 John R.W. Stott, De boodschap van 2 Timoteüs: bewaar het evangelie (Apeldoorn: Novapres, 1996), 24.

6 Henk P. Medema, Afscheidsboodschap van een apostel: De tweede brief aan Timotheüs (Apeldoorn: Medema, 1981), 25.

(15)

2 T E S S A L O N I K A OPENING (1:1-2) 15 geestelijke vorming van Paulus ontving (Gl4:19) en dat Timotheüs de apostel diende, geestelijke vorming van Paulus ontving (Gl4:19) en dat Timotheüs de apostel diende, zoals een kind zijn vader dient (Fp2:22).

zoals een kind zijn vader dient (Fp2:22).

Timotheüs zette zich al vroeg in in Gods koninkrijk (1Tm1:18; 4:14; 2Tm4:5). Wat Timotheüs zette zich al vroeg in in Gods koninkrijk (1Tm1:18; 4:14; 2Tm4:5). Wat precies zijn bediening was is onbekend (vgl. 1Tm4:14). In elk geval werd hij er door precies zijn bediening was is onbekend (vgl. 1Tm4:14). In elk geval werd hij er door de oudsten in erkend door handoplegging (1Tm1:18; 2Tm1:6). Timotheüs bewees de oudsten in erkend door handoplegging (1Tm1:18; 2Tm1:6). Timotheüs bewees zich voor de gemeente van Christus zeer bruikbaar en werd hij een collega van zich voor de gemeente van Christus zeer bruikbaar en werd hij een collega van Paulus (Hd19:22; Rm16:21; 1Ko4:17; 16:10; 2Ko1:19; Fp2:19-22; 1Ts3:2,6). In zes Paulus (Hd19:22; Rm16:21; 1Ko4:17; 16:10; 2Ko1:19; Fp2:19-22; 1Ts3:2,6). In zes van Paulus’ brieven wordt zijn naam vermeld (2Ko1:1; Fp1:1; Ko1:1; 1Ts1:1; 2Ts1:1;

van Paulus’ brieven wordt zijn naam vermeld (2Ko1:1; Fp1:1; Ko1:1; 1Ts1:1; 2Ts1:1;

Fm1:1).

Fm1:1).

Verder vergezelde Timotheüs de apostel Paulus tijdens de tweede en derde Verder vergezelde Timotheüs de apostel Paulus tijdens de tweede en derde zendingsreis. Hier maakte hij diverse tussenstops in verschillende gemeenten. Aan zendingsreis. Hier maakte hij diverse tussenstops in verschillende gemeenten. Aan het eind van Paulus’ derde zendingsreis bleef Timotheüs in Efeze, terwijl de apostel het eind van Paulus’ derde zendingsreis bleef Timotheüs in Efeze, terwijl de apostel verder naar Jeruzalem reisde. Deze latere reis van Paulus naar Rome maakte verder naar Jeruzalem reisde. Deze latere reis van Paulus naar Rome maakte Timotheüs niet mee. Wel weten we dat hij in Rome Paulus nog eens bezocht (Fp1:1;

Timotheüs niet mee. Wel weten we dat hij in Rome Paulus nog eens bezocht (Fp1:1;

2:19; Ko1:1; Fm1:1). Volgens de Hebreeënbrief was hij tussendoor in gevangenschap 2:19; Ko1:1; Fm1:1). Volgens de Hebreeënbrief was hij tussendoor in gevangenschap geweest en weer vrijgelaten (Hb13:23).

geweest en weer vrijgelaten (Hb13:23).

Schrijver en gemeentewerker Schrijver en gemeentewerker

Door de samenwerking met Paulus, was Timotheüs betrokken bij het schrijven van Door de samenwerking met Paulus, was Timotheüs betrokken bij het schrijven van zes nieuwtestamentische brieven: aan Korinthe (2Ko1:1), Kolosse (Ko1:1), Filippie zes nieuwtestamentische brieven: aan Korinthe (2Ko1:1), Kolosse (Ko1:1), Filippie (Fp1:1), Tessalonika (1Ts1:1; 2Ts1:1), Filemon (Fm1:1). Daarnaast voltooide hij een (Fp1:1), Tessalonika (1Ts1:1; 2Ts1:1), Filemon (Fm1:1). Daarnaast voltooide hij een speciale dienst bij een vijftal gemeentes. In Berea werkte hij samen met Silas, nadat speciale dienst bij een vijftal gemeentes. In Berea werkte hij samen met Silas, nadat Paulus naar Athene vertrok (Hd17:14), in Tessalonika onderzocht hij, namens Paulus naar Athene vertrok (Hd17:14), in Tessalonika onderzocht hij, namens Paulus, hoe het met de gemeente ging (1Ts3:2), in Korinthe preekte hij, nadat Paulus Paulus, hoe het met de gemeente ging (1Ts3:2), in Korinthe preekte hij, nadat Paulus hem daartoe special uitzond (1Ko4:17; 16:10; 2Ko1:19), in Filippi werkte hij, nadat hem daartoe special uitzond (1Ko4:17; 16:10; 2Ko1:19), in Filippi werkte hij, nadat Paulus hem erheen zond (Fp2:19), in Efeze vervulde Timotheüs een ruimere taak in Paulus hem erheen zond (Fp2:19), in Efeze vervulde Timotheüs een ruimere taak in opdracht van de apostel (1Tm1:3; 2Tm1:18). Volgens de kerkvader Eusebius, zou de opdracht van de apostel (1Tm1:3; 2Tm1:18). Volgens de kerkvader Eusebius, zou de jongeman daar later fungeren als voornaamste opzichter van de kerk.

jongeman daar later fungeren als voornaamste opzichter van de kerk.77

|2|

genade zij jullie en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus.

De schrijvers wensen de gelovigen ‘genade en vrede’ toe van God de Vader en de Heer Jezus Christus.’

Naar ‘genade’ en ‘vrede’ smacht de mensheid. Beiden begrippen horen bij elkaar. De genade van God is de fontein van alle vrede en voorspoed op aarde en zijn verlangen naar vrede is de basis van zijn genade. Deze genade wil zich rijkelijk uiten in het leven van de christen. Als zonen van God de Vader mogen wij in zijn nabijheid wandelen en zijn vrede tonen in de zegeningen en harmonie die we op aarde brengen door de kracht van Gods Geest. Dat is de genade en vrede waarvan de Bijbelboeken getuigen en waarnaar veel mensen uitzien en die al doorklinkt in de hogepriesterlijke

7 Eusebius van Caesarea, Eusebius’ Kerkgeschiedenis, vertaald door Christiaan Fahner (Zoetermeer: Boekencentrum, 2000), III.4.

(16)

zegen: ‘Jahweh verheft zijn aangezicht over jou en schenkt je vrede’

(Nm6:26).

(17)

2 T E S S A L O N I K A BEMOEDIGINGINDESTRIJD (1:3-2:17) 17

3 Bemoediging in de strijd (1:3-

2:17)

Dit langere gedeelte met zijn dubbele dankzegging kent een parallel met de structuur van 1 Tessalonika 1:2-3:13. Ook daar vormt de dank een centraal element.1 2 Tessalonika 1:3-12 bestaat uit één lange zin.2 De dank in deze zin omvat 1:3-4 en het gebed omvat 1:11-12.3 In 1:5 begint een nieuw thema dat grammaticaal met de dankzegging verbonden is. Dat maakt 1:3-12 tot een eenheid waarin de dank de bemoediging in de strijd omringt.4

3.1 Lijden voor het koninkrijk (1:3-12)

3.1.1 A Dankzegging in de strijd (1:3-4)

(3) Wij behoren God altijd te danken voor jullie, broeders en zusters, zoals het betaamt, omdat jullie geloof zich zeer vermeerdert en de liefde van ieder van jullie allen tot elkaar toeneemt, (4) zodat wij zelf in jullie roemen in de gemeenten van God over jullie volharding en geloof onder al jullie vervolgingen en verdrukkingen die jullie verdragen.

|3|

Wij behoren God altijd te danken voor jullie, broeders en zusters, zoals het betaamt, omdat jullie geloof zich zeer vermeerdert en de liefde van ieder van jullie allen tot elkaar toeneemt,

Voor de apostel was dankzegging normaal. Het apostolisch team dankte God voor de geloofsgroei in Tessalonika en voor de toename van de liefde tot elkaar. Bij de ‘vermeerdering’ (αυξάνω) van het geloof is er sprake van een overtreffende trap: ‘zeer vermeerdert’ (ὑπεραυξάνω).

Wat in Tessalonika gebeurt, overstijgt de verwachtingen. Het geloof wordt geen dor en statisch gebeuren. Het kenmerkt zich door een

1 Visser, 2003:51.

2 Trilling, 1980:39.

3 Verhoef, 1998:240.

4 de Boor, 1994:218.

(18)

dynamische, frisse groei, ondanks alle vervolgingen en misleidingen die de gelovigen in Tessalonika doorstonden (2Ts1:4; vgl. 2:1-12; 3:6-13; zie ook Hd16:5; 2Ko10:15).5

Bij deze geloofsgroei gaat het om de groei om op Gods beloftes te vertrouwen,6 dieper inzicht in het evangelie en groei in de gemeente.7 Het verschil tussen de groei in inzicht (fides quae creditur) en de groei in vertrouwen (fides qua creditur) is normaal even groot. Wat je denkt en doet zijn beiden een uitdrukking van wat je gelooft.

Dat de liefde in deze gemeente toeneemt, is niet nieuw. In de eerste brief klonk er al roem over de liefde (1Ts3:12). Geloof en liefde staan met elkaar in relatie (Jk2:14-17). Echte liefde uit zich bij wie in Jezus gelooft.

Waar dat ontbreekt, mag je vraagtekens stellen bij het geloof.

In deze dankzegging ontbreekt echter, na het geloof en de liefde, de hoop. Die hoop was wel een kenmerk van de gemeente toen het team de eerste brief stuurde. In de tweede brief aan Tessalonika vernemen we echter dat de gemeente over de hoop door dwaalleraars in verwarring is gebracht. Het apostolisch team zal daaraan de nodige aandacht besteden in het volgende hoofdstuk.

Wat helpt christenen in de geloofsgroei en wat helpt hen in de groei in liefde?

|4|

zodat wij zelf in jullie roemen in de gemeenten van God over jullie volharding en geloof onder al jullie vervolgingen en verdrukkingen die jullie verdragen.

De Tessalonikers reageerden op een gezonde christelijke manier op de verdrukkingen die over hen heen kwamen. Ze zochten ze niet op, maar lieten er zich ook niet door ontmoedigen. Dat was niet eenvoudig. Er was verdrukking voor de godvrezenden en voorspoed voor de goddelozen. De christenen verdroegen dit lijdzaam, wetend dat de komst van Jezus Christus een verandering op aarde zou teweeg brengen. Het missionaire team bemoedigt hen: ‘Hou vol! Geef niet op! Doorzetten!’

3.1.2 X Bemoediging in de strijd (1:5-10)

(5) Dat is een bewijs van het rechtvaardig oordeel van God, dat jullie het koninkrijk van God waard geacht worden, waarvoor jullie ook lijden; (6) daar het rechtvaardig is bij God, aan hen die jullie verdrukken, verdrukking te vergelden, (7) en aan jullie die verdrukt worden, rust

5 Green, 2002:280.

6 Ibid.; Elias, 1995:254; Wanamaker, 1990:217.

7 Martin, 1995:201.

(19)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENVOORHETKONINKRIJK (1:3-12) 19 met ons bij de openbaring van de Heer Jezus van de hemel met de engelen van zijn kracht, (8) in vlammend vuur, als Hij oordeel brengt over hen die God niet kennen en over hen die het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen. (9) Zij zullen als straf lijden het eeuwig verderf, verwijderd van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte, (10) wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die hebben geloofd; want ons getuigenis aan jullie is geloofd geworden.

Na de dankzegging klinkt er bemoediging om vol te houden.8 Dat doet het missionaire team door te spreken over Gods rechtvaardig oordeel. Dan worden de rollen omgekeerd.

|5|

Dat is een bewijs van het rechtvaardig oordeel van God, dat jullie het koninkrijk van God waard geacht worden, waarvoor jullie ook lijden;

Te midden van alle aanvallen richten de schrijvers het zicht van de christenen op de toekomst van Gods rechtvaardige oordeel. Straks zal God de mensen oordelen. Hij zal de gelovigen in Tessalonika waardig achten voor zijn koninkrijk. Merk op dat de apostel niet de hemel als toekomst noemt.9 Het gaat in het evangelie niet om de hemel. Het gaat om het rijk van de Messias.

Het leed dat de gelovigen doorstaan bewijst dat ze burgers van dat koninkrijk zijn. Als ze nu als soldaten van Christus lijden, zullen ze straks als koningen met Hem heersen (2Tm2:12). Dat is de reden waarom Jezus Christus zijn volgelingen die door verdrukkingen gaan zalig prijst (Mt5:11- 12; Lc6:22-23).10

|6|

daar het rechtvaardig is bij God, aan hen die jullie verdrukken, verdrukking te vergelden,

Straks zal God hen vergelden die de godvrezende verdrukt (Gl6:7).

|7|

en aan jullie die verdrukt worden, rust met ons bij de openbaring van de Heer Jezus van de hemel met de engelen van zijn kracht,

De rust ontvangen de christenen als beloning bij de openbaring van Jezus Christus met zijn engelen. Deze openbaring wijst op de wederkomst van Christus met macht en heerlijkheid.

8 Verhoef, 1998:252.

9 Contra: Constable, 2000b:282.

10 MacDonald, 1997:1063; Bruce, 1982:154.

(20)

|8|

in vlammend vuur, als Hij oordeel brengt over hen die God niet kennen en over hen die het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen.

Bij de wederkomst spreekt Jezus Christus recht en straft Hij de vervolgers. In sommige vertalingen wordt ἐκδίκησις weergegeven met

‘wraak’. Dat is echter niet de betekenis van de term. God ziet niet uit naar dit oordeel. Hij stuurde zijn Zoon om mensen uit het vuur te redden. Wie die redding afwijst en zich vastklampt aan het kwaad komt echter in het oordeel terecht. Zo moest farao erkennen dat God zijn leger in het water liet verdrinken, nadat hij de baby’s van Israël had vermoord, het volk had onderdrukt en in slavernij wilde houden. De Perzische Haman probeerde de Joden uit te roeien en bracht het zwaard van het oordeel over zijn eigen huis. De adviseurs van koning Darius dwongen hem om Daniël in de leeuwenkuil te werpen en kwamen er uiteindelijk zelf in terecht. De hogepriester koos om Christus te kruisigen en moest jaren later aanzien hoe zijn geliefde stad met de grond werd gelijk gemaakt.

God oordeelt het kwaad en roept de mensheid op om zich daarvan af te keren en het leven te omarmen. Christus zal een vonnis vellen over hen die God niet kennen en hen die het evangelie niet gehoorzamen. Sommige uitleggers onderscheiden deze groepen.11 De groep die God niet kent, bestaat dan uit de volken die het evangelie nog niet vernam, terwijl degenen die Jezus niet willen gehoorzamen uit de Joden bestaat. Deze indeling loopt echter niet precies. Er waren ook heidenen die het evangelie hoorden en er niets mee deden en er waren ook joden die het evangelie nog niet kenden.

Tevens is het vraag of ‘kennen’ cognitief moet worden opgevat.

‘Kennen’ wijst dan op een levende Godsrelatie. Het gaat dan om één groep.12 Wie God kent, gehoorzaamt Hem. Wie God gehoorzaamt, kent Hem.

|9|

Zij zullen als straf lijden het eeuwig verderf, verwijderd van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte,

De straf voor hen die God niet kennen en ongehoorzaam zijn aan het evangelie is het eeuwig verderf. Dit is een van de meest scherpe uitspraken die Paulus schrijft over hen die het evangelie ontrouw zijn.13 Hoewel Heleen Keizer uitvoerig aantoonde dat ‘eeuwig’ (αιων/aiōn) in Griekse bronnen ‘tijdperk’ of ‘levenstijd’ betekent, sluit dit de betekenis

11 MacDonald, 1997:1066; Marshall, 1983; Thomas, 1978:313; Frame, 1912:233.

12 Wanamaker, 1990:227.

13 Headland and Swete, 1863:137.

(21)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENVOORHETKONINKRIJK (1:3-12) 21

‘volledigheid’, ‘altijd’ of ‘altijddurend’ niet uit.14 Dat is bijvoorbeeld het geval bij de term ‘eeuwig leven’ (Mt25:46).

Zij die deze straf lijden zullen van Gods aangezicht verwijderd zijn. Ze zullen verstoten zijn van Gods heerlijkheid. Die heerlijkheid wijst op de tegenwoordigheid van God.

Waarom wacht God met de straf over de goddelozen?

|10|

wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die hebben geloofd; want ons getuigenis aan jullie is geloofd geworden.

Jezus keert terug. Naar die dag ziet het missionaire team uit. Op die dag zal de Messias het koninkrijk in bezit nemen (1Ko15). De heiligen die Hem dan omringen dienen dan tot zijn verheerlijking. Christus wordt verheerlijkt ‘in zijn heiligen’, zoals de Septuaginta in Psalm 89:7 al zegt:

‘God wordt verheerlijkt in de raad van de heiligen’. De termen

‘verheerlijken’ en ‘heiligen’ komen samen alleen daar en in 2 Tessalonika 1:10 voor. Het gaat bij deze ‘heiligen’ in het OT om de engelen. Naast deze engelen noemt de apostel hen die geloven. Sommigen vatten de heiligen echter op als gelovigen.15 De verheerlijking van de Zoon door de heiligen past vers 12 namelijk op de gelovigen toe.

Allen die in Hem geloven zullen Jezus Christus dan bewonderen.

Allen zullen erkennen dat het getuigenis van Christus juist is en de gelovigen in Tessalonika de waarheid navolgden. De christenen zijn op dat moment Gods beeldwerk. In hen mag de schepping Gods wijsheid en vaardigheid erkennen.

3.1.3 A’ Gebed in de strijd (1:11-12)

(11) Daarom bidden wij ook altijd voor jullie, dat onze God jullie de roeping waard acht en alle welbehagen van zijn goedheid en het werk van het geloof in kracht vervult, (12) opdat de naam van onze Heer Jezus verheerlijkt wordt in jullie en jullie in Hem, naar de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus.

|11|

Daarom bidden wij ook altijd voor jullie, dat onze God jullie de roeping waard acht en alle welbehagen van zijn goedheid en het werk van het geloof in kracht vervult,

14 Keizer, 2000:53–71; 1999. Vgl. Melamed, 2016; Ramelli and Konstan, 2013; Groenewoud, 1999:9.

15 Bruce, 1982:152.

(22)

|12|

opdat de naam van onze Heer Jezus verheerlijkt wordt in jullie en jullie in Hem, naar de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus.

Paulus bemoedigt de Tessalonikers om door hun leven de naam van Jezus groot te maken. In de Bijbel verwijst ‘de naam’ naar het karakter van de persoon.

Het slot van 2 Tessalonika 1:12 wordt wel eens aangehaald om God en Jezus Christus op hetzelfde niveau te plaatsen. De vertaling luidt dan:

‘onze God en Heer Jezus Christus’. Doordat ‘onze’ na ‘God’ staat, moet de vertaling luiden: ‘van God onze Heer’, waarbij ‘Jezus Christus’ los van God staat.16 De kerkvaders namen dit vers daarom niet mee in de bewering van de Godheid van Christus. Daar golden betere teksten voor (Tt2:13;

2Pt1:1).17

3.2 Lijden tot de komst van Jezus (2:1-17)

3.2.1 Misleidingen over de dag van de Heer (2:1-12)

(1) Wij vragen jullie echter, broeders en zusters, in verband met de komst van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenvergadering tot Hem, (2) dat jullie niet zo snel in jullie denken geschokt of verschrikt worden, noch door geest, noch door woord, noch door brief als van ons, alsof de dag van de Heer al aangebroken zou zijn. (3) Laat niemand jullie op enigerlei wijze bedriegen, want die komt niet als niet eerst dé afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid geopenbaard is, de zoon van het verderf, (4) die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij in de tempel van God gaat zitten en zichzelf vertoont dat hij God is. (5) Herinneren jullie je niet dat ik jullie dit gezegd heb, toen ik nog bij jullie was? (6) – En nu weten jullie wat tegenhoudt, opdat hij geopenbaard wordt in zijn tijd. (7) Want de verborgenheid van de wetteloosheid werkt al. Alleen hij die nu tegenhoudt, blijft totdat hij uit het midden wordt [weggedaan] – (8) En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; (9) hem, wiens komst naar de werking van de satan is met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen. (10) En met allerlei bedrog van de ongerechtigheid voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. (11) En daarom zendt God hun een werking van de dwaling om de leugen te geloven, (12) opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.

16 Ouweneel, 2007a:266; Wallace, 1997:276.

17 Wallace, 1997:276n55.

(23)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENTOTDEKOMSTVAN JEZUS (2:1-17) 23 Door δέ in 2:1 begint er mogelijk een nieuw briefgedeelte.18 Tegelijk is 2:1-17 door de dankzegging nauw met 1:3-12 verbonden. In 2:1-17 richt de apostel de aandacht op het heden in eschatologisch perspectief.19 Net als in 1 Tessalonika is er een verdieping van het vorige gedeelte (vgl. 1Ts1:2- 2:16; 2:17-3:13). 2 Tessalonika 2:1-12 en 2:13-17 vormen een chiastische eenheid:20

A Waarschuwing (vs1-3a).

B De afval (vs3b).

C Openbaring van de ‘man van de wetteloosheid’ (3c-5).

D De tegenhouder (vs5-7).

C’ Openbaring en ‘vernietiging’ van de wetteloze (vs8-9).

B’ Het dwaalspoor van de ongelovigen (vs10-12).

A’ Dankzegging voor de gelovigen en vermaning (vs13-15).

|1|

Wij vragen jullie echter, broeders en zusters, in verband met de komst van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenvergadering tot Hem,

In 2 Tessalonika 1:7-12 schreef de apostel al over de komst. Dat thema speelde ook een rol in de eerste brief aan Tessalonika (4:17; 5:10). Het vers is daardoor een schaniervers tussen de dankzeggingen in 1:3-4 en 2:13-14 en de tekstgedeeltes over de toekomst (1:5-10; 2:1-12).

Uitleggers die de opname van de gemeente temporeel van de wederkomst scheiden, denken bij ‘de komst … onze bijeenvergadering’

aan de opname.21 De gemeente ziet uit naar het samenzijn met Jezus (vgl.

2:14).

Wat weet je over de toekomst?

|2|

dat jullie niet zo snel in jullie denken geschokt of verschrikt worden, noch door geest, noch door woord, noch door brief als van ons, alsof de dag van de Heer al aangebroken zou zijn.

De uitleg van 2:2 bepaalt de Bijbeluitleg van 2:1-12. Bijbelverklaarders trekken verschillende conclusies uit deze zin. De verklaringen die aan een negatief effect denken, laten zich als volgt opsommen:

18 Verhoef, 1998:252.

19 Visser, 2003:100.

20 Menken, 1990:376.

21 Ouweneel, 2000:179; Constable, 2000b:285; MacDonald, 1997:1068; Powell, 1997:324; Kramer, 1992:54; Morris, 1984:214; Frame, 1912:244.

(24)

1. Zwakke christenen laten zich over de dag van de Heer misleiden.22 – Maar de apostel duidt geen aparte groep aan. Hij richt zich tot het geheel.23

2. Er ontstond onrust door een verkeerde toekomstverwachting.24 – De dag van de Heer brengt normaal blijdschap. Er komt een einde aan het kwaad en de vervolgingen.

3. Er was onduidelijkheid over de eerste brief. – Maar de apostel verwijst niet naar zijn eerste brief. De oproep tot waakzaamheid en navolging van brieven en openbaring klinkt veeleer.

4. Er ontstond verwarring omdat de gemeente niet is opgenomen.25 – Maar Paulus spreekt in 2:3-12 nergens over een ‘opname’. Het gaat over ‘de dag van de Heer’. Die dag staat in relatie met de komst van de Heer (2:1) en brengt blijdschap.26

5. Sommigen vrezen de dag van de Heer, terwijl anderen er positief naar uitzien.27 – Die vrees en vreugde vermeldt de Bijbeltekst niet.

Doordat de apostel intens voor de Tessalonikers dankt (2:13), hen in 2:1-2 geen verwijten maakt, hen bemoedigt (2:17) en beknopt is in 2:1-12, gaat het eerder om een positief effect.28 Het gebrek aan verwijten in 2:1-17 en de beknoptheid aan uitleg zou vreemd zijn als er in de korte tijd tussen het schrijven van de eerste en tweede brief aan Tessalonika een grove misleiding de gemeente binnenkwam.

Paulus uit zijn woorden veeleer om zijn vrienden te bemoedigen. Er komt nog een tijd waarin hun strijd zal toenemen. Dan mogen ze zich niet laten misleiden vanuit een valse vrede. Dat was wat Jezus zijn volgelingen al had onderwezen (vgl. Mt24:4-5; 1Ts5).29

Misleidingen over de toekomst konden de christenen in verwarring brengen. Paulus bemoedigt de Tessalonikers om waakzaam te zijn voor misleidingen ‘door geest’, ‘door woord’ of ‘door een valse brief in naam van hemzelf, Timotheüs of Silvanus’. De apostel herinnert de Tessalonikers dat vervolgingen nog even zouden voortduren (2:13-17). Zij wisten uit zijn onderwijs wat deze wereld te wachten stond.

22 Frame, 1912:224.

23 Visser, 2003:39.

24 Menken, 2002:69–78; Holmes, 1999:270; de Boor, 1994:128–129; Marxsen, 1982:41–55; Trilling, 1980:45;

Ellingworth and Nida, 1975:160; Bjerkelund, 1967:137–139. Vermoedelijk ontstond die verkeerde uitleg door de ongeregelden in 2Ts3:11: Giblin, 1967:152. – maar de apostel legt die verbinding niet.

25 Fijnvandraat en Medema, 1992.

26 Vgl. Ibid., 158.

27 von Dobschütz, 1909:265.

28 Visser, 2003:40–41, 54, 64, 101–102; Bjerkelund, 1967:101.

29 Holmes, 1999:255.

(25)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENTOTDEKOMSTVAN JEZUS (2:1-17) 25 De dag van de Heer is er nog niet. Hij is ook niet ‘aanstaande’ (NBV, SV). Dat is gebaseerd op theologische vooronderstellingen.30 Het Griekse enistémi wijst op het heden (Rm8:38; 1Ko3:22; vgl. 1Ko7:26; Gl1:4; Hb9:9).

De ‘dag van de Heer’ verwijst naar de tijd dat God ingrijpt en het kwaad een halt toeroept.31 Sommigen denken specifiek aan de komst van Jezus in 2:1, waarmee deze dag zijn hoogtepunt bereikt.32 Anderen denken vanuit

‘onze bijeenvergadering met Hem’ in 2:1 aan de opname voor de dag van de Heer (pre- en midtribulationisten). Een moeilijkheid is dat christenen zich niet kunnen laten misleiden dat de opname al plaatsvond. Zij zouden dan zelf opgenomen zijn.

Naast ‘dag van de Heer’ (ημερα του κυριου, א, A, B, D*, F, G, L, P, Ψ) lezen andere handschriften ‘dag van Christus’ (ημερα του Χριστου, D2, MT). ‘Dag van Christus’

wijst in het NT vooral op de komst en het oordeel van Christus (1Ko1:8; 5:5;

2Ko1:14; Fp1:6,10; 2:16). ‘Dag van de Heer’ wordt ondersteund door de vroegste tekstgetuigen.

|3|

Laat niemand jullie op enigerlei wijze bedriegen, want die komt niet als niet eerst dé afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid geopenbaard is, de zoon van het verderf,

De tijden van beproeving zullen toenemen op de dag van Jahweh. Die dag breekt pas aan als andere zaken zijn gebeurd. De apostel noemt enkele gebeurtenissen (vgl. 1Ko1:8; 2Ko1:14; Fp1:6; 2:16). Hij spreekt over dé afval of rebellie tegen God (vgl. LXX:Jz22:22) en over de openbaring van de zoon van het verderf.

Voordat de dag van de Heer zou aanbreken, komt eerst de ‘afval’

(ἀποστασία) waarbij mensen zich van de waarheid afkeren. In de context gaat het hierbij niet specifiek om de afval van Joden of christenen van het geloof.33 Het gaat om een rebelse houding van de hele mensheid tegenover God.34 Door die houding wordt de wereld rijp gemaakt voor de invloed van de slang, zoals dat in Genesis 3 gebeurde. Zij verbinden zich met het kwaad (vgl. Js28:15; Dn9:27).35 Hierin laten zij zich leiden door de mens van de wetteloosheid. Zoals de slang de mens in Genesis 3 misleidde om tegen Gods instructies in te gaan, misleidt de mens van de wetteloosheid de mens in de eindtijd om tegen Gods instructies in te gaan. Paulus werkt

30 Archer, 1996:125–126; Morris, 1984:216; Alford, 1980:289; Oepke, 1964:543–544; Moffatt, 1961:47; Frame, 1912:248.

31 Rosenthal, 1990:196, 249.

32 Chafer, 1947:VII:110.

33 Afval van christenen: Kramer, 1992:74. Afval van Joden: Wanamaker, 1990:244.

34 de Boor, 1994:134.

35 Morris, 1984:126; Thomas, 1978:322. Zie verder de apocriefe werken: Pseudo-Henoch, 1994:91:13-17; 93:9; Pseudo- Mozes, 2001:23:14-21; Pseudo-Ezra, 2009:5; Pseudo-Baruch, 120 v.Chr.:41–42.

(26)

dit nader uit in 2 Tessalonika 2:9-12 en roept herinneringen op aan de woorden van Jezus Christus en de gebeurtenissen van de Makkabeeën.

De mensen keren zich dan van God af en aanbidden het beest uit de zee dat zich in de tempel van Jeruzalem als God laat aanbidden (2Ts2:4;

vgl. Dn9:27; Mt24:15; Op13:12). Kenneth Wuest stelt voor om ἀποστασία met ‘vertrek’ te vertalen en dit en zag dit als een verwijzing naar de opname van de gemeente te zien.36 De term ἀποστασία heeft echter een negatieve betekenis en staat in relatie met rebellie (Hd21:21).

Dit is het tweede aspect waarop Paulus doelt: de wetteloze of zoon van het verderf. Hoewel de apostel soms met ‘mens’ naar een collectief verwijst (2Tm3:17), doelt de context eerder op één concrete persoon (vgl.

vs4).37 Die wordt volledig door zonde en boosheid gekenmerkt en bewerkt het tegendeel van de verlossing: een eeuwige kwelling voor de mensen.

De afval en de man van het verderf zijn te lezen als opeenvolgend of als gelijktijdig.38 Het valt op dat de gedachte van een opname in de context van deze verzen ontbreekt. In bepaalde kringen is de opname namelijk hét teken dat de dag van de Heer inluidt.

In de kerkgeschiedenis gebruikte paus Urbanus II deze gegevens als oproep tot de kruistocht. Jeruzalem moest tegen de moslims worden beschermd die op de tempelberg een eigen tempel wilden bouwen.39

In plaats van ‘mens van de wetteloosheid’ (ανθρωπος της ανομιας, א, B, 81, 88, 1739) lezen anderen ‘mens van de zonde’ (ανθρωπος της αμαρτιας, A, D, F, G, Ψ, MT). De tweede lezing volgen de meeste handschriften, maar ‘wetteloosheid’ past beter bij 2Ts2:7: ‘verborgenheid van de wetteloosheid’. Ze vindt ondersteuning in oudere Alexandrijnse handschriften.

Wat moet er volgens Paulus gebeuren voordat de ‘dag van de Heer’ begint?

|4|

die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij in de tempel van God gaat zitten en zichzelf vertoont dat hij God is.

De zoon van het verderf duldt geen andere godsdienst dan zijn eigen (Op13:5-8). De Talmoed verbiedt het om zich in het tempelvoorhof neer te zetten. Alleen de toekomstige Davidische koning mag dat doen. Paulus laat weten dat de mens van het verderf zich in de tempel zal neerzetten.

36 Wuest, 1957:67.

37 Contra: Verwoerd, 2012:68; Dordtse synode, 1977.

38 Opvolgend: Thomas, 1978:323. Gelijktijdig: Morris, 1984:219; Frame, 1912:252.

39 Lettinck, 1983:143–144.

(27)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENTOTDEKOMSTVAN JEZUS (2:1-17) 27 Bij deze tempel gaat het om de tempel in Jeruzalem. Die moet dan worden herbouwd (vgl. Op11:1).40 De zoon van het verderf doet alsof hij de Messias is en wint het vertrouwen van de mensen. Openbaring typeert deze persoon als het beest uit de zee (Op13:1-10; vgl. 17:3,8,16; 19:19-20;

20:10). Johannes typeert dit soort personen als ‘antichrist’ (1Jh2:18).

Een paar jaar voordat Paulus 2 Tessalonika schreef, wilde keizer Gaius Caligula (37-41nC) een beeld van hemzelf in de tempel van Jeruzalem plaatsen. De gouverneur van Syrië, Publius Petronius, aarzelde en stelde dit uit. Kort daarna werd Caligula vermoord.

|5|

Herinneren jullie je niet dat ik jullie dit gezegd heb, toen ik nog bij jullie was?

Er klinkt een oproep tot herinnering. Na gelang de uitleg van 2:2 is dit een positief oproep of een negatief verwijt. Wie stelt dat dwaalleraars in Tessalonika vat kregen, kiest voor de positieve oproep. Paulus legt dan beknopt uit wat er in de toekomst gebeurt om de christenen te corrigeren.

In 2:5 uit hij dan een licht verwijt.41

Doordat we 2:2 als een positieve bemoediging zien, is er in 2:5 geen verwijt. De apostel stelt een vraag. Hij herinnert hen aan zijn uitleg. Het thema van de toekomst vond hij belangrijk voor jong gelovigen. Het bood hen een kader in de interpretatie van de vervolgingen die ze meemaakten.

Tijdens de korte periode dat hij bij hen was wees hij daar al op (2:5; 1Ts2:9;

3:4). De apostel herinnert de christenen nu aan de uitleg die hij toen gaf.

Wat de christenen meemaakten en nog zouden meemaken, hadden de rechtvaardigen al moeten meemaken in de tijd van Makkabeeën. Toen verdrukte Antiochus Epifanes het volk. Hij dwong hen om varkensvlees te eten, de wijngod Dionysus te eren met ivoren kronen in optochten, zich niet meer te besnijden, de sabbat niet meer te houden en de Thora te verbranden. Hij plunderde de tempel en wijdde die aan de Griekse afgod Zeus in december 167vC.42

|6|

– En nu weten jullie wat tegenhoudt, opdat hij geopenbaard wordt in zijn tijd.

Paulus last nog een korte tussenzin in. Daarin legt hij uit wat de mens van de wetteloosheid ‘tegenhoudt’, ‘vertraagt’ of ‘neerhoudt’.43

40 Bruce, 1982:169; McCall, 1972:75–80; 1971:341–351; Walvoord, 1968:99–106. Contra: Verwoerd, 2012:72.

41 Kramer, 1992:78; Rigaux, 1956:662; von Dobschütz, 1909:293.

42 Bakker, 2006:61.

43 Bartelink, 2000:164 biedt de volgende alternatieven: ‘vertraagt’, ‘hindert’, ‘vasthoudt’, ‘temt’, ‘beteugelt’, ‘beheerst’,

‘bezet’, ‘verovert’, ‘bedekt’, ‘vervult’, ‘in zijn macht heeft’, ‘verdraagt’. Voor ‘neerhoudt’ kiest: Berkhof, 1993:120.

(28)

De apostel verdiept niet wat hij hiermee bedoelt. De briefontvangers weten wat het is. Voor buitenstaanders is onduidelijk waarop Paulus doelt.

De apostel typeert dit raadselachtig als ‘het’ (vs6) en ‘hij’ (vs7). Profetische uitspraken in de Bijbel bieden evenmin een directe aanwijzing hierin, hoewel er meerdere keren sprake is van de ‘mens van de wetteloosheid’

(Dn7:8-26; 8:23-26; 9:27; 11:36-45; Mt24:15; Mc13:14; Op13:1-18; 14:9-10;

16:10-14; 17:1-19:21), de afvalligheid (Mt24:10-12; 1Tm4:1-3; 2Pt3:3-7) en Christus’ terugkomst (Zc14; Mt24-25; Mc13; Op17-19). Dit leidde tot talrijke voorstellen van datgene dat tegenhoudt:

(1) Een staatsvorm of staatsman – Vooral kerkvaders dachten graag aan de discipline van het Romeinse Rijk.44 ‘Als Rome valt, valt de wereld’, schreef Augustinus. De Nederlandse Geloofsbelijdenis neemt dit over en ziet de taak van de overheid ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de antichrist te gronde te werpen’ (§36) – Maar de tegenhouder moet een realiteit zijn die direct met Gods handelen samenhangt. Dat kan moeilijk gezegd worden van het Romeinse Rijk of bepaalde vertegenwoordigers van dat rijk. Veel keizers lieten zichzelf als een god vereren en bevorderden meer het kwaad dan het goede.

Het NT verwacht zelfs het beest uit de zee juist als staatshoofd van het ‘herstelde Romeinse Rijk’ (vgl. Op13 en 17 in het licht van Dn2 en 7). Ook van andere staatsvormen kan niet worden gezegd dat zij de zonde in toom houden. Tenslotte moet nog erop gewezen worden dat de ‘tegenhouder’ wordt weggenomen (2Ts2:7); in de eindtijd zal er echter nog steeds een stadsvorm bestaan.45

(2) De Thora – Zahn denkt aan de macht van de Thora. De komst van de wetteloze wordt tegengehouden door de wet van God.46 Maar kan van de Thora gezegd worden dat zij weggenomen wordt? Dat lijkt moeilijk te begrijpen.

(3) Een engelmacht – Van Houwelingen denkt aan een engelmacht.47 Men ziet parallellen met Dn waarin engelen (‘vorsten’) strijden voor Gods heilswerk (Dn10:13,21). Concreet kan er vanuit Dn12:1 gedacht worden aan de aartsengel Michael die een speciale relatie

44 Verwoerd, 2012:71; Wanamaker, 1990:256; Bruce, 1982:188; Guthrie, 1981:808; Hogg and Vine, 1977:259–260;

Reese, 1975:246; Barclay, 1972:247.

45 Best, 1977:298–301; Walvoord, 1954:115.

46 Dijk, 1952:164; van der Meulen, 1952:48–56.

47 van Houwelingen, 2002:200.

(29)

2 T E S S A L O N I K A LIJDENTOTDEKOMSTVAN JEZUS (2:1-17) 29 met Israël heeft (Op12:6,13-14; vgl. Jd1:9). Deze engel houdt nu de kwade machten tegen, maar zal eens van God de taak krijgen om dat niet meer te doen. Dat betekent dan niet dat hij Israël niet meer zal beschermen.48 Hij zal het steeds voor volk blijven doorvechten (Dn12:1; Op12:6,13-14). Die gedachte wordt ondersteund door de literatuur uit de eerste en tweede eeuw en laat vs7 een uitleg zijn van vs6.49

(4) De wereldzending – Oscar Cullmann ziet in de terughouder de prediking van het evangelie.50 Eerst moest de wereldzending voltooid zijn voordat de antichrist kon komen (vgl. Op11:7). We vinden deze gedachte terug bij Theodorus van Mopsuestia, Theodoretus en Calvijn.51 De gedachte om hier te denken aan de verkondigers van het evangelie lijkt ons een goede aanzet. Maar men kan zich wel afvragen of de prediking van het evangelie ooit op deze aarde zal ophouden.52

(5) God en zijn plan – Ook God is voorgesteld als terughouder.53 Met het ‘verdwijnen’ van God wordt dan bedoeld dat de Heer zich terugtrekt (vgl. Ez11:23). Wanneer de tijd ervoor rijp is, gaat God uit de weg om ruimte te maken voor de mens van de wetteloosheid. Nadeel van deze oplossing is dat onduidelijk blijft waarom er gesproken wordt over ‘het’ (2Ts2:6) en ‘hij’ (vs7). Jan Hoek denkt vandaar nog aan het plan van God. Het past in Gods verborgen beleidsplan dat de duivelse activiteiten in de wereld tijdelijk worden beteugeld.54

(6) De Geest of de gemeente – Anderen denken specifiek aan Gods Geest. Als de Geest van de waarheid is weggenomen, kan zich de geest van dwaling openbaren.55 Maar omdat de Geest een ‘hij’ is en geen ‘het’, denken anderen bij ‘het’ aan de gemeente waarin de Geest woont.

48 Contra: Showers, 2001; McLean, 1991:395–396.

49 van Houwelingen, 2002:199; Menken, 2002:113; Rosenthal, 1990:256; Marshall, 1983:199–200; Neil, 1957:172–173;

Hepp, 1929:100–110.

50 Cullmann, 1956:418–420; 1962:151–153; 1965.

51 Munck, 1977:36–42; Gundry, 1973:125–128.

52 Berkhof, 1958:122.

53 Malherbe, 2007:423; Visser, 2003:150; Ladd, 1990:95; Velema, 1981:112–116; Aus, 1977:548–552.

54 Hoek, 2004:170–171.

55 van Gabala, n.d.; Mopsuestia, n.d.; Theodoretus, n.d. Vgl. Walvoord, 2010:275, 284, 297, 300, 315; Ouweneel, 2007b:371–373; 2000:179; 1999:45; Ryrie, 2001:113; Constable, 2000b:288; Powell, 1997:329–332; Pentecost, 1993:226; Stanton, 1991:92–107; Alford, 1980:57; Thomas, 1978:324–325; Pache, 1978:125; Darby, 1970:431–433; de Haan, 1967:132; Walvoord, 1954:151, 230; Chafer, 1947:II:35, 85-88; Voorhoeve, 1946:68; Kelly, 1883:246–250.

(30)

(7) De duivel of een kwade macht – Anderen denken aan een kwade macht, omdat degene die verbonden worden met het werkwoord katechein (‘tegenhouden’) vaak negatief is in het Nieuwe Testament (vgl. Rm1:18).56 Maar als een kwade macht de

‘tegenhouder’ is, komen er twee kwade machten tegenover elkaar te staan.57 Verder is moeilijk vanuit de context te begrijpen dat de satan weggenomen wordt.58

(8) De grote afval en zoon van de wetteloosheid – De apostel geeft in dit vers dan een conclusie waarin hij de voorafgaande elementen die de dag van Jahweh en openbaring van Christus tegenhouden herhaalt met de term ‘wat’.59 – De moeilijkheid is dat het

‘openbaar’ worden in zijn tijd dan naar Christus verwijst, terwijl het in de voorafgaande verzen over Gods tegenstander ging (2:4- 5).

(9) De dag van Jahweh – De apostel doelt met ‘het’ op de dag van Jahweh, waarop de Messias geopenbaard wordt. Het vers gaat dus niet over het kwaad, maar over het goede. De openbaring van de mens van het verderf (vs8) en de ongerechtigheid (vs2) staat dan tegenover de openbaring van Christus (vs6). – De ‘hij’ duidt echter in de context veeleer naar de wetteloze in vers 4. Over de Messias spreekt Paulus niet expliciet in vers 3-7. Pas in vers 8 noemt de apostel de Messias expliciet.

In plaats van ‘van zichzelf’ (εαυτου, B, D, F, G, Ψ, MT) lezen anderen ‘van hem’

(αυτου, א*, A, I, K, P, 33, 81).

|7|

Want de verborgenheid van de wetteloosheid werkt al. Alleen hij die nu tegenhoudt, blijft totdat hij uit het midden wordt [weggedaan] –

Dit vers hoort bij de tussenzin die de apostel in vers 6 begint. ‘Het’ dat tegenhoudt is nu een ‘hij’ die tegenhoudt. Bij de verborgenheid van de wetteloosheid is er gedacht aan de zoon van het verderf.60

Het slot van dit vers is vaag. Letterlijk klinkt het: hij die tegenhoudt, blijft, ‘totdat hij uit het midden wordt’. Het Griekse γίνομαι (‘worden’) vervangen velen graag met ‘weggenomen worden’. Dit staat dan in contrast met ‘blijven’. Die afwijkende vertaling van γίνομαι is echter niet

56 Dixon, 1990:445–449; Krodel, 1990:445–446; Best, 1977:301; Giblin, 1967:206–210; Frame, 1912:261.

57 Marshall, 1983:199.

58 Pentecost, 1993:EN:261.

59 Doeve, 2017:290–295.

60 Ibid., 292.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het eerste doel van dit proefschrift is daarom de relatie tussen enerzijds positieve en negatieve bejegening van jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragspro-

De heilige Jozefmaria heeft ons geleerd alle wegen op aarde te doordrenken met de barmhartigheid die Jezus Christus op aarde is komen brengen en hij

Bij aanvang van het diner worden alle gerechten (naar wens) uitgeserveerd en zorgen de gastheren en -dames ervoor dat het vuile serviesgoed wordt opgehaald. Na het diner wordt

En om het allemaal wat dichter bij onszelf te brengen, zeggen ze dan dat niet wij de eigenaars van de aarde zijn, maar dat we de aarde geleend hebben van onze kleinkinderen?.

Niet alleen mensen met een beperkt inkomen, maar ook kwetsbare groepen zoals mensen die uit de maatschappelijke opvang komen, die nog maar net in Nederland zijn of die door

Totaal gaat dit over veel meer dan het totale bedrag dat in het departement onderwijs moet worden bespaard, want alleen al de Nederlanders kosten ons 134 miljoen € per jaar.. En

Een rechte en een cirkel kunnen geen, één of twee punten gemeen hebben. Beweeg met de schuifknop om dit

je oefenen in leven met de woorden uit Gods mond, zoeken naar Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid:. juist in deze veertig dagen kunnen we dáár mee