• No results found

2 Johannes. Liefde in waarheid. Raymond R. Hausoul

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2 Johannes. Liefde in waarheid. Raymond R. Hausoul"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 Johannes 2 Johannes

Liefde in waarheid

Raymond R. Hausoul

(2)

Liefde in waarheid

(3)

2 Johannes

Liefde in waarheid

Versie: 20.05 (januari 2021).

Dr. Raymond R. Hausoul

© 2021 Raymond R. Hausoul

Vind de nieuwste materialen op https://raymondhausoul.be.

## 30-6788-41021 ##

© 2021 –All rights reserved.

No part of this publication may be reproduced or be shared in any form without permission in writing from the autor.

(4)

Liefde in waarheid

Raymond R. Hausoul

(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding...9

1.1 Lieve uitverkoren vrouw...9

1.2 Canonieke waarde...9

1.2.1 Literaire en geografische verbondenheid...9

1.2.2 Uniekheid in het getuigenis...10

1.3 Schrijver en datering...11

1.4 Indeling...13

2 Groet en oproep tot liefde (1:1-3)...15

3 Kerngedeelte (1:4-11)...19

3.1 Waarheid en gastvrijheid in praktijk (1:4-6)...19

3.2 Waarheid en gastvrijheid beschermd (1:7-11)...20

4 Zegenslot (1:12-13)...27

5 Literatuurlijst...29

(6)

spreekt regelmatig in andere kerken. Als spreker en docent is hij met verschillende organisaties verbonden. Zijn academisch onderzoek richt zich op de thematiek van de nieuwe schepping, het koninkrijk van God en de vernieuwing door Gods Geest. Raymond is gehuwd met Belinda en beiden genieten van hun twee zonen, Adriël en Ilja.

https://raymondhausoul.be

(7)

2 J O H A N N E S 7

Afkortingen van Bijbelboeken Gn Genesis

Ex Exodus

Lv Leviticus Nm Numeri Dt Deuteronomium Jz Jozua

Re Rechters

Rt Rut

1Sm 1 Samuël 2Sm 2 Samuël 1Kn 1 Koningen 2Kn 2 Koningen 1Kr 1 Kronieken 2Kr 2 Kronieken

Ea Ezra

Ne Nehemia

Es Ester

Jb Job

Ps Psalmen Sp Spreuken Pr Prediker Hl Hooglied

Js Jesaja Jr Jeremia Kl Klaagliederen Ez Ezechiël Dn Daniël

Hs Hosea

Jl Joel Am Amos

Ob Obadja

Jn Jona

Mi Micha

Na Nahum

Hk Habakuk

Sf Sefanja

Hg Haggaï

Zc Zacharia Ml Maleachi Mt Matteüs

Mc Marcus

Lc Lucas Jh Johannes Hd Handelingen

Rm Romeinen

1Ko 1 Korintiërs 2Ko 2 Korintiërs Gl Galaten Ef Efeze Fp Filippenzen Ko Kolossenzen 1Ts 1 Tessalonicenzen 2Ts 2 Tessalonicenzen 1Tm 1 Timoteüs 2Tm 2 Timoteüs Tt Titus Fm Filemon

Hb Hebreeën

Jk Jakobus 1Pt 1 Petrus 2Pt 2 Petrus 1Jh 1 Johannes 2Jh 2 Johannes 3Jh 3 Johannes Jd Judas Op Openbaring Andere werken

Tob Tobit Jud Judit

TEs Ester (Grieks) 1Mak 1 Makkabeeën

2Mak 2 Makkabeeën Wijs Wijsheid Sir Sirach Bar Baruch

BJr Brief van Jeremia TDn Daniël (Grieks) Man Manasse

Bijbelvertalingen

BGT Bijbel in Gewone Taal (2014) GNB Groot Nieuws Bijbel (1996) HB Het Boek (1997)

HSV Herziene Statenvertaling (2010) LXX Griekse Septuaginta (250–50vC) NB Herziene Naardense Bijbel (2014)

NBG Nieuwe Vertaling (1951) NBV Nieuwe Bijbelvertaling (2004) SV Statenvertaling (1977) TE Telosvertaling (1982) Vg Latijnse Vulgaat (390–405nC) WV Willibrordvertaling (1995)

Bij de hoofdstuk- en versindeling is gekozen voor de indeling van de NBV, aangezien deze brede ondersteuning vindt in wetenschappelijke uitgaven van de Hebreeuwse (BHS) en Griekse tekst (NA28). Waar geen Bijbelboek genoemd wordt, gaat het steeds om het boek dat eerder in de context is vermeld. Verder wordt de Godsnaam getrouw weergeven met ‘Jahweh’ en niet eigenhandig door HERE of iets dergelijks vervangen.

(8)
(9)

2 J O H A N N E S INLEIDING

9

1 Inleiding

1.1 Lieve uitverkoren vrouw

2 Johannes is het enige bijbelboek in het NT waarin geen andere eigennaam dan Jezus voorkomt. Het is ook de enige brief in de Bijbel die alleen aan een vrouw en haar kinderen is geschreven. In de brief aan Filemon worden daarentegen Filemon en zijn vrouw Apia aangesproken.

De tweede brief van Johannes richt zich op de gezonde relatie in de gemeente. Johannes roept de vrouw en haar kinderen op om niet een te brede weg te bewandelen en de waarheid vast te houden in haar liefdevol omgang met anderen. De dwaalleraars die rondtrekken mag de vrouw met haar kinderen daarom niet liefdevol ontvangen (vs7). Zij moet in waarheid blijven wandelen en mag deze niet opofferen aan een verkeerde liefde.

Waakzaamheid is daarom geboden voor de dwaalleraars die rondtrekken.

Van afscheidingen, zoals in 1 Johannes, is er echter nog sprake.

1.2 Canonieke waarde

2 en 3 Johannes zijn met hun 245 en 219 woorden of 1126 en 1105 letter de kortste boeken van het NT. Als we ze samen nemen is hun lengte zelfs niet iets langer dan de brief aan Filemon (±350 woorden) en nog korter dan de brief van Judas (±450 woorden). Toch zijn ze langer dan andere brieven uit die tijd. Vanouds staan deze twee kleine brieven na 1 Johannes.

1.2.1 Literaire en geografische verbondenheid

Vanouds zijn 1-3 Johannes sterker met elkaar verbonden dan met het evangelie van Johannes. De canon Muratori spreekt over de ‘brieven van Johannes’ en citeert alleen 1 Johannes. Later is er in dit document sprake van de brief van Judas en de ‘twee met het opschrift “van Johannes”’.

Bedoelt zijn vermoedelijk 2 en 3 Johannes. Ook de kerkvader Ireneüs maakt geen verschil tussen 1 en 2 Johannes. Hij citeert zelfs uit 1 Johannes als uit ‘de brief’ en haalt dan 2 Johannes 1:7-8a aan, alsof dit ook in 1 Johannes stond.1

1 Irenaeus van Lyon, 2001:III.16.5,8.

(10)

1 Johannes richt zich aan een grote anonieme kring, 2 Johannes aan een kleine semi-anonieme kring en 3 Johannes aan Gajus en zijn kring.

Traditioneel wordt verondersteld dat al deze kringen zich in dezelfde regio, rondom Efeze, bevonden.

Naast deze geografische continuïteit is er ook een continuïteit in schrijfstijl waarneembaar tussen de drie brieven van Johannes. 1 Johannes sluit het meest aan bij 2 Johannes doordat deze brief twee hoofdthema’s (Jezus’ liefdesgebod en de afwijzing van gnostische tendenties) uit de eerste brief herhaalt en verbindt zichzelf aan het begin met het evangelie van Johannes. Vervolgens kenmerken 2 en 3 Johannes zich door dezelfde Grieks-Romeinse briefstijl en lengte. 3 Johannes staat daarbij het dichtst bij de klassieke briefvorm. Deze briefstijl ontbreekt volledig in 1 Johannes, zodat er geen consensus is over de literaire vorm van dit werk. Verder noemt de auteur zich alleen in 2 en 3 Johannes. Hoewel hij zichzelf daarbij cryptisch aanwijst als ‘de oudste’. De parallellen tussen 2 en 3 Johannes zorgen dat ze als ‘tweelingsbrieven’ kunnen gelden. 2 Johannes fungeert hierbij als centrale brug tussen de twee andere brieven. Toch bevatten de brieven geen verwijzingen naar elkaar en is het onmogelijk om definitief hun chronologische volgorde te bepalen. In de canon zijn ze vermoedelijk slechts op lengte geplaatst.

Daarnaast kent elke brief zijn eigen accenten. Zo wordt er in 2 Johannes gewaarschuwde voor de dwaalleraars en antichristussen (vs7,9,10), terwijl nergens in 3 Johannes blijkt dat Gajus hiervoor bijzonder gewaarschuwd moest worden. Wel is er in deze laatste brief sprake van Diotrefes en Demetius (vs9,12).

1.2.2 Uniekheid in het getuigenis

Terwijl 2 Johannes een uitverkoren vrouw en haar kinderen oproept tot de nodige alertheid in het verlenen van gastvrijheid, spoort 3 Johannes de man Gajus aan om meer gastvrij te zijn aan de vrienden van de schrijver. Hoewel deze thema’s van belang zijn, wordt er slechts zelden in de christelijke literatuur naar 2 en 3 Johannes verwezen. Dionysius van Alexandrië (†264) roemt alleen 1 Johannes.2 Quintus Tertullianus (±160–

225) en Thascius Cyprianus (±200–258) citeren 1 Johannes op zulk een manier dat ze 2 en 3 Johannes niet lijken te kennen. Adamantius Origenes (±184–253) zegt dat de authenticiteit van 2 en 3 Johannes omstreden is en

2 Eusebius van Caesarea, 2000:7.25.

(11)

2 J O H A N N E S CANONIEKEWAARDE

11

gebruikt de brieven nergens in zijn werken. Een concilie in Carthago citeert in 256nC uit 2 Johannes en typeert deze als ‘brief van Johannes’.

In principe verbaast het niet dat zich dit fenomeen bij deze twee brieven voordeed. Net als bij Paulus’ brief aan Filemon ging het om gelegenheidsbrieven. Hun geringe inhoud zorgde er voor dat ze niet op grote schaal geciteerd, gekopieerd en verspreid werden. Later zou bijvoorbeeld ook Johannes Calvijn (1509–1564) nooit naar beide brieven verwijzen. In de codices van het NT kwamen de brieven namelijk al vanaf het prille begin voor.

Doordat 2 en 3 Johannes ook inhoudelijk weinig aan het getuigenis van het NT toevoegen, is het zelfs vreemd dat deze twee brieven in de canon terechtkwamen.3 In het verleden werd de canoniciteit van 2 en 3 Johannes dan ook wel eens in vraag gesteld.4 Zo typeert James Houlden 2 Johannes als ‘een duister werk zonder eigen gezicht’, dat bij een herziening van de nieuwtestamentische canon mag afvloeien.5 Seakle Greijdanus vermoedt dat de brieven in de canon terecht kwamen, omdat ze door een apostel waren geschreven.6 Hierbij vergeet hij echter dat ook de brief aan Laodicea van een apostel afkomstig was, terwijl deze niet in de canon werd opgenomen (Ko4).

2 en 3 Johannes bieden christenen een groot praktisch inzicht in de omgang met gastvriendelijkheid. Terwijl 2 Johannes waarschuwt tegen het ontvangen van hen die Christus’ leer niet brengen, waarschuwt 3 Johannes voor het niet ontvangen van de vrienden van Johannes. De liefde in waarheid die de gemeente beschermt voor een te brede weg (2Jh) en de waarheid in de liefde die de gemeente beschermt voor een te smalle weg (3Jh) vullen elkaar daardoor in deze beide brieven aan. Ze bieden een concreet praktisch inzicht in wat het betekent om als christen zich te beschermen tegen de afgoden (1Jh5:21). Er is onderscheidingsvermogen nodig om te weten welke personen Gods Woord voor onze tijd spreken en welke ideeën gezond en heilzaam zijn.

1.3 Schrijver en datering

In 1, 2 en 3 Johannes blijft de schrijver grotendeels anoniem. Hij duidt zich alleen aan als ‘de oude’ (2Jh1:1). Die aanduiding toont dat de leeftijd

3 Polhill, 1970:461.

4 Dionysius van Alexandrië, n.d.:VI.25.10; VII.25.10-11.

5 Zonder paginanummer genoemd bij: Lalleman, 2005:9.

6 Greijdanus, 1952:133.

(12)

van de schrijver kenmerkend is. Er zijn niet velen die zich in een bredere kring, waar meerdere ouderen zijn als ‘de oude’ kunnen doen gelden.

Veelal wordt uit de overeenkomst van de taalstijl afgeleid dat alle drie de brieven door dezelfde persoon zijn geschreven.7 Traditioneel zijn ze op naam van de apostel Johannes gezet.8 Hij schreef deze brieven dan tussen 30–120nC. Veelal wordt het einde van de eerste eeuw (85–90nC) als tijdstip gekozen. Johannes is dan nog niet te oud om te reizen (2Jh1:12;

3Jh1:14)9 en er is nog geen sprake van de vervolgingen die 95nC onder keizer Domitianus zullen uitbreken. Zane Hodges kiest voor een vroegere datering van 60nC voor 1-3 Johannes.10

Een alternatief is het om de brieven toe te schrijven aan een zekere

‘presbyter Johannes’ of volledig vertaald: ‘Johannes de oudste’. Een citaat van Papias, dat Eusebius weergeeft, biedt hiervoor een basis:11

‘Als ergens iemand die de presbyters had gevolgd kwam, deed ik navraag naar de woorden van de presbyters: wat Andreas, Paulus, Filippus, Thomas, Jakobus, Johannes, Mattheüs of iemand anders van de discipelen van de Heer zei. En wat Aristion en de presbyter Johannes, de discipelen van de Heer zeggen.’

In de uitleg van Papias’ woorden is er discussie of er hierin sprake is van één of twee personen die de naam Johannes dragen. Als het om twee personen gaat, is de eerste de apostel Johannes en de tweede Johannes de presbyter. Deze mogelijkheid vindt ondersteuning in de canonlijst Decretum Gelasianum, uit de vijfde eeuw, waar 1 Johannes wordt toegeschreven aan de apostel Johannes en 2 en 3 Johannes aan een oudste of presbyter. Een moeilijkheid hierbij is dat er tussen de drie brieven geen groot taalverschil te vinden is. Het is daarom mogelijk dat de canonlijst een duiding is van de woorden van Papias.

Vermoedelijk spreekt Papias echter over één Johannes die twee keer presbyter wordt genoemd.12 Het gaat dan om de vroegere apostelen die vroeger zaken vertelden, maar waarvan al enkelen gestorven zijn en om de getuigen van Jezus die nog leven en van Jezus kunnen getuigen: Aristion

7 van Houwelingen, 2010:92; Brooke, 1912:xviii–xix.

8 Irenaeus van Lyon, 2001:III.16.8. Vgl.: Clement van Alexandrië, Dionysius van Alexandrië, Cyprianus, Alexander van Alexandrië en Hiëronymus. In lijn met deze traditie staat: Greijdanus, 1952:136; Lalleman, 2005:17.

9 Lalleman, 2005:42.

10 Hodges, 2000:536, 542.

11 Eusebius van Caesarea, 2000:III.39.4.

12 Baum, 1995:21–42.

(13)

2 J O H A N N E S SCHRIJVERENDATERING

13

en Johannes. Johannes hoort bij beide categorieën. Hij is een apostel van het eerste uur die nog in Papias’ dagen in leven is. Johannes heeft de positie van waaruit hij anderen kan betitelen als antichristen, leugenaars en valse profeten (1-2Jh) en op zijn gezag reizen predikers langs de gemeentes (3Jh).

1.4 Indeling

De twee korte brieven van Johannes volgen de gekende opbouw van een klassieke Griekse brief. 2 Johannes laat zich als volgt opbouwen:

1. Opening en dankzegging (1:1-4).

2. Kerngedeelte van de brief (1:5-11).

2.1. Waarheid en gastvrijheid in praktijk (1:5-6).

2.2. Waarheid en gastvrijheid beschermd (1:7-11).

3. Slotwoord en zegen (1:12-13).

(14)

2 Groet en oproep tot liefde (1:1-3)

(1) De oude aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid kennen – (2) op basis van de waarheid die in ons blijft en met ons zal zijn tot in eeuwigheid: (3) genade, barmhartigheid, vrede zal met ons zijn van God de Vader en van de Heer Jezus Christus, de Zoon van de Vader, in waarheid en liefde.

|1|

De oude aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid kennen –

Johannes typeert zich vanuit zijn leeftijd als de oude. Deze brief richt hij aan de uitverkoren vrouw en aan haar kinderen. De identiteit van deze ontvangers blijft verder onbekend. Ook in de kerkgeschiedenis vinden we geen gegevens terug die hun identiteit meer openbaren.

Dat fenomeen is vreemd voor wie beseft dat de brief 3 Johannes zich duidelijk aan de man Gajus richt. Waarom moest de identiteit van deze vrouw en haar kinderen onbekend blijven? Een poging om ‘uitverkoren vrouwe’ (ἐκλεκτῇ κυρίᾳ) op te vatten als aanduidingen van een in de oudheid gebruikelijke eigennaam (Eklekté of Kyria), heeft als nadeel dat de vrouw wordt gegroet door haar ‘zus de uitverkorene’ (ἀδελφῆς ... τῆς ἐκλεκτῆς, 1:13). ‘Uitverkoren’ fungeert daardoor niet als eigennaam in de inleiding.

Uitleggers opperden verder nog de gedachte dat de vrouw en haar kinderen symbolisch naar de kerk verwezen.1 Het zou dan kunnen gaan om een zusterkerk van de kerk waar Johannes actief was.2 Nu wordt het beeld van de vrouw vaak in het OT voor Israël gebruikt, terwijl het NT over de gemeente als een bruid spreekt (Jh3:29; 2Ko11:2; Op21:9; 22:17).

Enkel in Openbaring 19:7 is er sprake van de gemeente als een vrouw. Dat is begrijpelijk in deze context van haar aanstaande huwelijk. Het beeld van de vrouw voor de kerk is daardoor minder gekend in het NT. ‘De uitverkorene’ gebruikt 1 Petrus 5:13 daarentegen wel aan aanduiding voor

1 Painter, 2009:250; Lalleman, 2005:37; Hodges, 2000:535; Bultmann, 1969:104; Greijdanus, 1952:141; Brooke, 1912:169.

2 van Houwelingen, 2010:95.

(15)

16

de kerk en het Griekse woord voor gemeente (ἐκκλησία) is eveneens grammaticaal vrouwelijk.

Een andere uitdaging is de aanduiding ‘kinderen’. Hoewel christenen ook elders die aanduiding krijgen (Gl4:25; Op2:23), maakt Johannes in zijn tweede brief een onderscheid tussen de vrouw en haar kinderen. Als de vrouw de christenen in de kerk zijn, wie zijn dan de kinderen? Wie bij de kinderen aan de kerkleden denkt,3 vergeet immers dat deze ook al de vrouw zijn of moet een hiërarchische scheiding in de kerk aanbrengen. De vrouw wijst dan op de kerkleiders en de kinderen op de kerkleden. Vanuit het NT bekeken is dit een vreemde voorstelling van zaken. Kerkleden zijn geen kinderen van kerkleiders. Vers 4 voegt daar nog aan toe dat niet alle kinderen van de vrouw in de waarheid wandelen. Dat gegeven maakt het niet gemakkelijk om bij de kinderen van de vrouw aan de kerkleden te denken. De vrouw wordt dan uiteindelijk het kerkgebouw en de kinderen de gelovige en ongelovige aanwezigen daarin. Het zou dan de enige keer zijn dat Johannes de gemeente zo merkwaardig aanspreekt, terwijl hij elders ‘gemeente’ hanteert (vgl. 3Jh1:6,9,10). Als Johannes deze brief toch aan een gemeente schrijft, dan duidt de formulering ‘haar kinderen’ er op dat hij deze niet persoonlijk gesticht heeft. In 1 Johannes gebruikt de apostel immers de uitdrukking ‘mijn kinderen’ voor de christenen.

Johannes lijkt er in elk geval dus bewust voor te kiezen om de namen van alle personen in de brief ongenoemd te laten. Zulke vage aanduidingen zijn kenmerkend voor de apostel. Wie de vrouw, de kinderen en haar zus is, blijft onbekend. Zelfs zijn eigen naam geeft hij weer met ‘de oudste’. Wat wel genoemd wordt, is het belang van de waarheid en liefde. Dat wil de apostel centraal stellen in deze brief die hij in de ‘jullie’-vorm zowel aan de vrouw als haar kinderen richt.

Op welke manier spreekt deze brief over de waarheid?

|2|

op basis van de waarheid die in ons blijft en met ons zal zijn tot in eeuwigheid:

Johannes vervolgt in dit vers zijn spreken over de liefde dat hij in vers 1 tot uiting bracht. Evenals in de NBV is er gekozen om tussen de vorige woorden gedachtestreepjes te plaatsen.

3 Zo: Greijdanus, 1952:141.

(16)

In deze brief wordt zichtbaar dat Gods tegenstander het speciaal op deze vrouw en haar kinderen had gemunt. Op sluwe wijze probeerde hij dit gezin te misleiden. Vanaf het begin zet Johannes daar de waarheid tegenover. Hierbij gaat het om meer dan slechts intellectuele waarheid. De waarheid is een waarheid van het hart en uit zich in de Persoon van Jezus Christus (vgl. Jh14:6). Waar Johannes ‘waarheid’ schrijft, mogen we aan Jezus Christus denken. Het verrast daardoor niet dat de waarheid als handelend wordt voorgesteld.

De waarheid zal in en met de apostel en de geadresseerden blijven tot in alle eeuwigheid. Door te spreken over ‘ons’ benadrukt Johannes de eenheid tussen hemzelf en de gemeente.

|3|

genade, barmhartigheid, vrede zal met ons zijn van God de Vader en van de Heer Jezus Christus, de Zoon van de Vader, in waarheid en liefde.

Naar ‘genade’ en ‘vrede’ smacht de mensheid. Beiden begrippen horen bij elkaar. De genade van God is de fontein van alle vrede en voorspoed op aarde en zijn verlangen naar vrede is de basis van zijn genade. Deze genade wil zich rijkelijk uiten in het leven van de christen. Als zonen van God de Vader mogen wij in zijn nabijheid wandelen en zijn vrede tonen in de zegeningen en harmonie die we op aarde brengen door de kracht van Gods Geest. Dat is de genade en vrede waarvan de Bijbelboeken getuigen en waarnaar veel mensen uitzien en die al doorklinkt in de hogepriesterlijke zegen: ‘Jahweh verheft zijn aangezicht over jou en schenkt je vrede’

(Nm6:26).

Naast deze zegeningen spreekt Johannes ook van barmhartigheid. De barmhartigheid is een gezindheid van medelijden of mededogen. Het komt als zegenwens vooral in persoonlijke brieven voor (1Tm1:2; 2Tm1:1; Tt1:4;

2Jh1:3; Jd1:2). In de andere brieven van Johannes ontbreekt dit woord.

Als deze wensen mogen de vrouw en kinderen, waaraan de schrijver zich richt, toekomen van God de Vader. Op de tweede plaats noemt hij hierbij Jezus Christus, de Zoon van God. Deze formulering komen we nergens anders tegen in een zegenwens van het NT tegen. Zoon en Vader worden hierbij op hetzelfde niveau geplaatst. Voor de ontvangers openbaart dit meteen dat wie over God wil spreken dat niet los kan doen van Jezus Christus. Het is door de Zoon dat de christenen toegang mogen hebben tot de Vader. In de formulering klinkt tegelijk de relatie mee tussen de Vader en de Zoon. Het is die relatie die de dwaalleraars ongenoemd willen laten in de gemeentes (vgl. 1Jh).

(17)

18

‘Heer’ ontbreekt in de gezaghebbende handschriften (A, B). Doordat ‘Heer’ ook nergens anders in de brieven van Johannes voorkomt gaat het om een toevoeging vanuit de paulinische stijl.4

4 Lalleman, 2005:57.

(18)

3 Kerngedeelte (1:4-11)

3.1 Waarheid en gastvrijheid in praktijk (1:4-6)

(4) Ik heb mij zeer verblijd, dat ik sommigen van je kinderen heb gevonden die in de waarheid wandelen, zoals wij een gebod ontvangen hebben van de Vader. (5) En nu vraag ik je, vrouwe – niet alsof ik je een nieuw gebod schreef, maar dat wat wij van het begin af gehad hebben – dat wij elkaar zouden liefhebben. (6) En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, zoals je van het begin af hebt gehoord dat je daarin zou wandelen.

|4|

Ik heb mij zeer verblijd, dat ik sommigen van je kinderen heb gevonden die in de waarheid wandelen, zoals wij een gebod ontvangen hebben van de Vader.

Het deed Johannes goed te horen dat sommigen van de kinderen van deze vrouw in de waarheid wandelden. Hoe de toestand van de vader was, wordt hierbij niet gezegd. De vrouw en haar gelovige kinderen waren voorbeelden in Gods koninkrijk geworden. Johannes besefte hierbij dat zij niet alleen de waarheid verstandelijk kenden en beleden, maar deze ook handen en voeten gaven. De waarheid kwam tot uiting in de relatie die de ontvangers met de Vader en Zoon hadden door de kracht van de Geest.

Waarover verblijden wij ons bij anderen in de gemeente? Waarnaar gaat onze bezorgdheid uit?

|5|

En nu vraag ik je, vrouwe – niet alsof ik je een nieuw gebod schreef, maar dat wat wij van het begin af gehad hebben – dat wij elkaar zouden liefhebben.

Evenals in zijn eerste brief deed, vraagt Johannes ook van deze vrouw dat zij zich herinnert aan het nieuwe gebod dat Jezus hen meegaf. De waarheid en liefde mogen elkaar niet concurreren. Ze versterken elkaar.

Het gebod van de liefde bouwt voort op Leviticus 19, waar God het volk Israël oproept om hun medemensen lief te hebben. Jezus verduidelijkte hierbij dat Hij het optimale voorbeeld was voor deze liefde. Zijn volgelingen dienden anderen op dezelfde manier lief te hebben als Hij hen had liefgehad (Jh13:34). Aan de kracht van dat gebod is niets veranderd (1Jh4:8,16). Het was niet slechts een gebod voor specifieke momenten. Het was een uitdrukking van Jezus’ verlangen om in de liefde tot de anderen te blijven groeien. Het liefhebben mocht zich niet laten beperken. Jij mag je

(19)

20

door Jezus laten uitdagen om je dagelijks af te vragen wat je voor andere mensen mag betekenen.

Waarin ervaar je moeilijkheden als het om het liefhebben van anderen gaat?

|6|

En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, zoals je van het begin af hebt gehoord dat je daarin zou wandelen.

Nadat Johannes in deze brief de onderlinge liefde aan de orde heeft gesteld, draait hij de volgorde van liefde en gehoorzaamheid om. In vers 5 leidde het houden van Gods gebod tot de liefde. In vers 6 leidde de liefde tot het houden van Gods gebod.1

Wie Jezus’ liefheeft, kenmerkt zich door zijn wandel in zijn geboden.

Het hart van de leerling gaat er naar uit om de verlangens van de Meester te doen (vgl. 1Jh3:23; 5:2-3). Er ontstaat een wisselwerking van ‘zijn gebod van de liefde’ naar ‘onze liefde in het wandelen in zijn geboden’.

In het Grieks is het onduidelijk waarnaar het ‘daarin’ aan het eind van de verwijst. Grammaticaal is het mogelijk dat het naar ‘waarheid’, ‘gebod’

of ‘liefde’ verwijst. Inhoudelijk maakt de keuze hierin weinig uit. Velen kiezen intuïtief voor liefde, James Houlden kiest voor gebod, omdat hij het Grieks van deze brief prutswerk vindt,2 anderen kiezen vanuit de parallel met het ‘wandelen in de waarheid’ (vs4) en het vervolg over de misleiding voor waarheid3.

3.2 Waarheid en gastvrijheid beschermd (1:7-11)

(7) Want er zijn vele verleiders in de wereld verschenen, die niet Jezus Christus als in het vlees gekomen belijden. Dit is de verleider en de antichrist. (8) Let op jezelf, opdat je niet te gronde richt wat wij bewerkt hebben, maar een vol loon ontvangt. (9) Ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon. (10) Als iemand tot je komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en begroet hem niet. (11) Want wie hem begroet, heeft gemeenschap met zijn boze werken.

|7|

Want er zijn vele verleiders in de wereld verschenen, die niet Jezus Christus als in het vlees gekomen belijden. Dit is de verleider en de antichrist.

1 Lalleman, 2005:62.

2 Houlden, 1976.

3 Lalleman, 2005:63.

(20)

Johannes motiveert zijn oproep tot het liefdesgebod door te wijzen op de vele verleiders. Zij vormen een groot gevaar voor de christenen. De ontvangers moeten daarom worden gewaarschuwd. De waarheid, de juiste kijk op Jezus loop gevaar!4 Voor deze verleiders waarschuwt hij ook elders (1Jh2:18; 4:1). Het is mogelijk dat hun aantal groeide van ‘sommige verleiders’ (1Tm4:1) naar ‘velen’ (2Jh1:9). Hun aantal was dan drastisch gestegen. Dat kon betekenen dat de situatie al zeer ernstig was.5

Toch denkt Johannes dat hij nog voldoende tijd heeft om tijdens zijn komende bezoek aan de vrouw en haar kinderen deze zaken nog wat meer uit de doeken te doen (2Jh1:12). Verder blijft het onduidelijk of deze verleiders uit de eigen kring of van buiten voortkwamen. De vertaling

‘uitgegaan in de wereld’ (WV) lijkt onbewust te pleiten voor de eerste opvatting. In de vertaling is daarom gekozen voor ‘verschenen in de wereld’ (vgl. NBV). De wereld is in deze situatie de algemene maatschappij waarin we leven.

De verleiders waarop Johannes doelt, zijn mensen die stellen dat Jezus geen mens was. Ze spraken over een schijnlichaam bij Jezus dat geen voedsel nodig had en geen sporen achterliet. Dat werd niet alleen over zijn eerste komst beweert, maar ook over zijn tweede. Het Griekse ‘komende’

kan worden opgevat als verleden tijd (‘gekomen’, 1Jh4:2), als hedendaagse tijd en als toekomstige tijd. Dit laatste voorstel is het meest waarschijnlijk.6 De misleiders belijden dan dat Jezus niet in het vlees zal terugkomen. Die voorstelling van zaken is even foutief als te beweren dat Jezus niet in het vlees kwam of op dit moment nog in het vlees is.

In de geschiedenis komt vaker de gedachte op dat het fysieke minderwaardig is en ver boven het niet-fysieke staat. Er wordt dan een scheiding gemaakt tussen ziel-geest en lichaam. Voornamelijk door de Griekse filosofie raakte dit denken bekend in de westerse samenleving.

Van daaruit kwam het ook de kerken binnen. Christenen kregen daardoor alleen nog maar aandacht voor het niet-fysieke oftewel het geestelijke. Ze begonnen te spreken over een onsterfelijke ziel/geest en een toekomstig leven met God in de hemel. In de Bijbel vinden we deze gedachtes nergens terug. Er wordt juist gezegd dat alleen God onsterfelijk is (1Tm6:16), dat Hij bij de mens op aarde wil wonen (Op21:3) en dat het lichamelijke deelt in de verheerlijking (1Ko15).

4 Ibid.

5 Smalley, 1984.

6 Lalleman, 2005:67; Loader, 1992; Greijdanus, 1952:138, 146.

(21)

22

Voor Johannes was de ontkenning van het fysieke bij Christus en zijn koninkrijk voldoende reden om zijn gelovigen te waarschuwen. Het ging niet slechts om een verkeerde komma in de geloofsleer! Wat werd aangevallen was de kern van de zaak, waarin het om de Persoon en het verlossingswerk van Jezus Christus ging. Dit was de leer van de verleider die in de harten van de gelovigen wilde binnensluipen. Iemand die zoiets beweerde, sprak dus in deze misleidende geest en was een prototype van de antichrist. Het kenmerk van de antichrist is in de brieven van Johannes namelijk niet macht of geweld, maar het feit dat zij verleiden. Dat dit in de vroege kerk op grote schaal plaatsvond, blijkt uit de strijd die de vroege kerk ertegen streed. Zo schrijft Clement van Alexandrië (±150–215nC) dat als mensen horen over ‘Hem die het universum schiep, zelf fysiek mens werd, verwekt werd uit een maagd, … aan het kruis leed en uit de dood opstond’, zij dat verwerpen als absurde onzin, omwille van hun afkeer van het fysieke.7

Ook in bijna alle Bijbelboeken is deze aandacht voor het fysieke herstel van Gods schepping aanwezig. Doordat dit zijn basis in de fysieke opstanding van Christus vindt, is het begrijpelijk dat de machten van het kwaad er alles aan doen om de komst van Christus in het vlees te loochenen. Zonder lichaam is er immers geen opstanding en zonder opstanding geen hoop (1Ko15:12-19).

Ken je mensen die Jezus’ fysieke terugkomst en fysieke herstel verloochenen?

De gnostiek De gnostiek

Verlichting Verlichting

In het NT en de vroege kerk keren de apostelen en gemeenteleiders zich vaak tegen In het NT en de vroege kerk keren de apostelen en gemeenteleiders zich vaak tegen de gnostiek.

de gnostiek. In deze gnostiek waren er verschillende hoofdstromingen en zijIn deze gnostiek waren er verschillende hoofdstromingen en zijtakkentakken..88 In het algemeen

In het algemeen beriep zich op een hogere kennis of diep inzicht over de schepping,beriep zich op een hogere kennis of diep inzicht over de schepping, het kwaad en God dat alleen via

het kwaad en God dat alleen via goddelijke goddelijke verlichting te verkrijgen was.verlichting te verkrijgen was.99 Het was Het was deze sfeer die dominant was in de eerste eeuwen en die iedereen inademde.

deze sfeer die dominant was in de eerste eeuwen en die iedereen inademde.

7 Clement van Alexandrië, 200AD:VI.15.

8 Irenaeus van Lyon, 2001:I.7.2; I.21.2; I.25.1; I.26.1; III.16.8; Robinson and Smith, 1988:329–338.

9 Oort, 2006:20.

(22)

De kern van de gnosticisme De kern van de gnosticisme

De apostelen streden vooral tegen een gnostiek die uit Grieks-hellenistische, De apostelen streden vooral tegen een gnostiek die uit Grieks-hellenistische, Perzische, Mesopotamische, Egyptische, en joods-christelijke elementen bestond.

Perzische, Mesopotamische, Egyptische, en joods-christelijke elementen bestond.

Haar hoofdleer was dat alle materie slecht was. Seks, eten, het lichamelijke en al het Haar hoofdleer was dat alle materie slecht was. Seks, eten, het lichamelijke en al het andere van de zichtbare schepping moest worden veracht. Alles wat zichtbaar was, andere van de zichtbare schepping moest worden veracht. Alles wat zichtbaar was, was verwerpelijk en alles wat onzichtbaar was, was goddelijk. Boven alles stond de was verwerpelijk en alles wat onzichtbaar was, was goddelijk. Boven alles stond de hoogste god. Onderaan stond de lage schepper-god, de Jahweh van het OT, die de hoogste god. Onderaan stond de lage schepper-god, de Jahweh van het OT, die de bijnamen ‘Jaldabaoth’ (‘krachtschepper’) en Sakla (‘dwaas’) kreeg. Alleen een sukkel bijnamen ‘Jaldabaoth’ (‘krachtschepper’) en Sakla (‘dwaas’) kreeg. Alleen een sukkel als Jahweh kon een ellendige wereld als deze maken. Tot meer was die godheid niet als Jahweh kon een ellendige wereld als deze maken. Tot meer was die godheid niet in staat. Christenen die zich de gnostiek volgden, maakten zo een scheiding tussen in staat. Christenen die zich de gnostiek volgden, maakten zo een scheiding tussen de lage schepper-god Jahweh en de hoge verlosser-god Christus. Op Jezus daalde de lage schepper-god Jahweh en de hoge verlosser-god Christus. Op Jezus daalde deze Christus-god neer om de mensheid te verlossen uit de valstrikken van Jahweh.

deze Christus-god neer om de mensheid te verlossen uit de valstrikken van Jahweh.

Ziel en lichaam Ziel en lichaam

Doordat de gnostiek het geestelijke van het stoffelijke scheidde, moest een mens Doordat de gnostiek het geestelijke van het stoffelijke scheidde, moest een mens verlangen naar inzicht en zich niet bezighouden met het lichaam.

verlangen naar inzicht en zich niet bezighouden met het lichaam.1010 Men moest zich Men moest zich onthechten aan het stoffelijke door onthouding en zich innerlijk verenigen met god.

onthechten aan het stoffelijke door onthouding en zich innerlijk verenigen met god.

Ook Jezus Christus had de materie verloochend en zich gericht op het innerlijk.

Ook Jezus Christus had de materie verloochend en zich gericht op het innerlijk.

Daarom had Hij een schijnlichaam en verwierp Hij elk idee van Jahweh.

Daarom had Hij een schijnlichaam en verwierp Hij elk idee van Jahweh.

Dit denken komt bijvoorbeeld voor in de gnostische

Dit denken komt bijvoorbeeld voor in de gnostische Openbaring van PetrusOpenbaring van Petrus: ‘“Wie is: ‘“Wie is dat blij en lachend boven het kruis? ...” De Verlosser zei tegen mij: “Degene die je blij dat blij en lachend boven het kruis? ...” De Verlosser zei tegen mij: “Degene die je blij en lachend boven het kruis ziet, is de levende Jezus. Degene in wiens handen en en lachend boven het kruis ziet, is de levende Jezus. Degene in wiens handen en voeten zij spijkers slaan, is zijn vleselijke omhulsel”’ (7:3). Eenzelfde opvatting staat in voeten zij spijkers slaan, is zijn vleselijke omhulsel”’ (7:3). Eenzelfde opvatting staat in de Koran: ‘Zij [de Joden] zeiden: “Wij hebben gedood de messias, Jezus, de zoon de Koran: ‘Zij [de Joden] zeiden: “Wij hebben gedood de messias, Jezus, de zoon van Mirjam, boodschapper van God”. Maar niet hebben zij hem gedood, en niet van Mirjam, boodschapper van God”. Maar niet hebben zij hem gedood, en niet hebben zij hem gekruisigd. Maar zo leek het voor hen. ... Zij hebben hem vast en hebben zij hem gekruisigd. Maar zo leek het voor hen. ... Zij hebben hem vast en zeker niet gedood. Nee, God heeft hem tot zich verhoogd’ (Soera 4:157-158). Verder zeker niet gedood. Nee, God heeft hem tot zich verhoogd’ (Soera 4:157-158). Verder lezen we in de

lezen we in de Handelingen van JohannesHandelingen van Johannes, uit de tweede eeuw, uit de tweede eeuw: ‘Laten we Hem niet: ‘Laten we Hem niet met onze vingers, monden, tong of een ander lichaamsdeel aanbidden, maar alleen met onze vingers, monden, tong of een ander lichaamsdeel aanbidden, maar alleen met de neiging van de ziel’ (§113). Deze

met de neiging van de ziel’ (§113). Deze Handelingen van JohannesHandelingen van Johannes zijn een zijn een mogelijke reactie van Johannes’ tegenstanders op zijn werken. Het benadrukt enkel mogelijke reactie van Johannes’ tegenstanders op zijn werken. Het benadrukt enkel de verhoogde Christus en vermeldt nergens zijn geboorte, lijden, dood en opstanding.

de verhoogde Christus en vermeldt nergens zijn geboorte, lijden, dood en opstanding.

Elk fysieke herstel wordt erin vermeden en geïnterpreteerd als geestelijk herstel.

Elk fysieke herstel wordt erin vermeden en geïnterpreteerd als geestelijk herstel.1111

|8|

Let op jezelf, opdat je niet te gronde richt wat wij bewerkt hebben, maar een vol loon ontvangt.

Een ontkenning of onderwaardering van het fysieke, zoals dat gebeurt in de Griekse filosofie, brengt grote gevaren met zich mee. Het gaat hier niet om het verschil van mening over een bijbeltekst die van secundaire betekenis is. Het gaat om een dwaalleer die het evangelie in zijn fundamenten raakt. Wie dit weglaat, laat het evangelie los. Je kunt door dit te geloven alles ten gronde richten wat de apostelen hebben bewerkt.

10 Nash, 1984:222.

11 Lalleman, 2005:28–29, 31.

(23)

24

Het ontkennen van het fysieke betekent namelijk: ontkennen dat Jezus een lichaam had, ontkennen dat Jezus lichamelijk uit de dood opstond, ontkennen dat lichamelijk terugkeert, ontkennen dat er een opstanding van het menselijke lichaam is, ontkennen dat er een opstanding van het fysieke op aarde is. Ook de apostel Paulus doorziet het gevaar die zulk een ontkenning van het fysieke inhoud. Wie de verlossing beperkt tot het niet-fysieke en bovengenoemde ontkent, krijgt te horen dat de mens dan nog in zijn zonden is en verloren gaat. We zijn dan het meest te beklagen van alle mensen op aarde (vs18-19). Het evangelie blijkt dan één grote mythe te zijn.

Evenals alle andere apostelen waarschuwt ook Johannes er voor dat je door nonchalant om te gaan met de waarheid en door het ruimte bieden aan verleiders het gevaar loopt alles wat God in je leven opbouwde ten gronde te richten. De vrucht van de apostelen dreigt dan verloren te gaan.12

Wie deze listige dwaling verwerpt, ontvangt echter het volle loon.

Dat loon krijg je door je trouw aan de waarheid in deze strijd (vgl. Mt5:12;

10:22; Mc9:41; 13:13; 1Ko3:8,14; Op11:18; 22:12).13 Meermaals roept Jezus ertoe op om je levenswandel zo in te richten dat je dit loon verzamelt (4:36; 6:27-29; vgl. Op3:11-12). Wie de verleiders niet op een afstand houdt, krijgt dit loon niet. ‘Houdt vast wat je hebt!’ (Op2:25; 3:11).

Welke plaats heeft Gods verlossing van het fysieke in jouw geloofswandel? Kun je de strengheid van de apostelen volgen op dit vlak?

|9|

Ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon.

In het kader van de bovengenoemde ernstige dwaalleer waarschuwt Johannes dat de christenen dicht bij de waarheid moeten blijven. Voor die waarheid verwijst hij naar het onderwijs van Jezus Christus. Wie dat los laat, laat God los. Je kunt daar niet wat in naar links of rechts afwijken.

Het bestaan van de gemeente staat op het spel als ze zich door de dwaalleer laat meeslepen.

12 In plaats van: ‘opdat je niet te gronde richt wat wij bewerkt hebben’ (B), lezen andere handschriften: ‘opdat wij niet te gronde richten wat wij bewerkt hebben’ of ‘opdat je niet te gronde richt wat jij bewerkt hebt’ (א, A, Ψ). Het is onwaarschijnlijk dat Johannes de ernstige waarschuwing om niets te verliezen ook op zichzelf zou betrekken.

13 Smalley, 1984:330.

(24)

Gemakkelijk laat zich dit vers (en de andere verzen in deze context) ook misbruiken om elke alternatieve uitleg die je hoort te verwerpen.

Johannes heeft het in deze context echter niet over vragen als mag een vrouw oudste zijn, is de opname hetzelfde als de wederkomst of mogen baby’s worden gedoopt. Dat zijn bijkomstige discussies waar christenen verschillende meningen in hebben. Johannes gaat het, net als de andere apostelen, over de basis van het evangelie. Dat evangelie belijdt dat God de Zoon in Jezus Christus waarachtig mens werd en dat Hij de perfecte openbaring van God is.

|10|

Als iemand tot je komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en begroet hem niet.

In de vroege kerk was het normaal dat predikers in Gods gemeente rondtrokken en onderdak kregen in het huis van een geloofsgenoot (Hd16:15; Hb13:2; 1Pt4:9). Gastvrijheid hoorde daardoor bij de deugden die men kende. Vreemdelingen hadden in de oudheid namelijk vaak geen rechten en genoten ook geen wettelijke bescherming. Ze werden vaak gezien als een bedreiging voor de gemeenschap als niemand het voor hen opnam. De gastvrijheid veranderde de vreemdeling in een gast.

Johannes wijst er echter op dat dwaalleraren niet mogen worden ontvangen. Ze zijn levensgevaarlijk voor de christenen. Wie de bovengenoemde leer van Jezus Christus niet brengt, moet niet door het gezin in huis als gastheer of -vrouw worden ontvangen. Ze verdienen de ondersteuning en gastvrijheid niet waartoe het NT oproept (vgl. Mt25:35- 43; Rm12:13; 16:23; Hb13:2; 1Pt4:9). Er is geen relatie tussen hen en jou.

Het cruciale van het evangelie ontbreekt immers. Een dergelijke inperking van de gastvrijheid vinden we ook in de brieven van Ignatius.14

Mensen die de genoemde dwaalleer brengen moeten buitenshuis blijven en mogen niet worden begroet. Deze instructies staat in lijn met Jezus’ gebod om anderen lief te hebben (vs6). Dat liefhebben impliceert namelijk niet dat je misleiders ondersteunt in hun misleidingen. Het impliceert dat je hen de waarheid van Jezus Christus laat zien. Daarom is het geen liefdadigheid om hen te ondersteunen en in je huis toe te laten.

Ook moet je hen niet met zegen en voorspoed begroeten, zoals men dat in die tijd deed.

Kwam je al eens in de situatie van 2 Johannes 1:10- 11 terecht? Hoe moeilijk was dat voor jou?

14 Ignatius van Antiochië, 1885a:9:1; 1885b:4:1; 7:2; Hausoul, 2014:11:1-2.

(25)

26

|11|

Want wie hem begroet, heeft gemeenschap met zijn boze werken.

Johannes benadrukt opnieuw dat elke verbinding tussen de christen en de dwaalleraar taboe is. Wie een leraar, prediker of profeet ontvangt, geeft zowel principieel als praktisch steun aan de boodschap die deze persoon brengt. Je dient hier ernstig mee om te gaan, want als je de instructies van Johannes naast je neerlegt dan bevorder je het kwade werk dat de misleider doet. Dat is niet wat jijzelf wilt.

(26)

4 Zegenslot (1:12-13)

(12) Hoewel ik je veel te schrijven heb, wilde ik het niet doen met papyrus en inkt, maar ik hoop tot je te komen en van mond tot mond te spreken, opdat onze blijdschap volkomen zal zijn. (13) De kinderen van je uitverkoren zuster groeten je.

Het slot van 2 en 3 Johannes lijkt sterk op elkaar in de Nederlandse vertaling. In het oorspronkelijke Grieks zijn de parallellen minder sterk aanwezig, doordat er allerlei kleine verschillen tussen beide eindes zijn, die in het Nederlands niet zijn weer te geven.

2Jh1:12: Πολλὰ ἔχων ὑμῖν γράφειν οὐκ ἐβουλήθην διὰ χάρτου καὶ μέλανος, ἀλλὰ ἐλπίζω γενέσθαι πρὸς ὑμᾶς καὶ στόμα πρὸς στόμα λαλῆσαι, ἵνα ἡ χαρὰ ἡμῶν πεπληρωμένη ᾖ.

3Jh1:13-14: Πολλὰ εἶχον γράψαι σοι ἀλλʼ οὐ θέλω διὰ μέλανος καὶ καλάμου 1σοι γράφειν· ἐλπίζω δὲ εὐθέως σε ἰδεῖν, καὶ στόμα πρὸς στόμα λἁλήσομεν.

|12|

Hoewel ik je veel te schrijven heb, wilde ik het niet doen met papyrus en inkt, maar ik hoop tot je te komen en van mond tot mond te spreken, opdat onze blijdschap volkomen zal zijn.

Johannes houdt het kort en houdt het bij de weinige woorden die hij met een riet en zwarte inkt op het papyrus heeft neergezet. Hij hoopt de vrouw spoedig te zien.

|13|

De kinderen van je uitverkoren zuster groeten je.

Aan het slot ontvangt de uitverkoren vrouw nog de groeten van de kinderen van haar zus. Wie deze zus was en of zij nog leefde, vernemen we niet. In elk geval kon de zus aan haar geen groeten overbrengen. De apostel ontmoette enkel haar kinderen.

(27)

2 J O H A N N E S LITERATUURLIJST

29

5 Literatuurlijst

Baum, Armin D. ‘Papias Und Der Presbyter Johannes.’ Jahrbuch für Evangelikale Theologie 9 (1995): 21–42.

Brooke, Alan England. A Critical and Exegetical Commentary on the Johannine Epistles. International Critical Commentary. New York: Scribner, 1912.

Bultmann, Rudolf Karl. Die drei Johannesbriefe. Kritisch-exegetischer Kommentar über das, Neu Testament 14. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1969.

Clement van Alexandrië. Στρώματα, Strōmata (Diversen). Alexandrië, 200AD.

Dionysius van Alexandrië. Kerkgeschiedenis. n.d.

Eusebius van Caesarea. Eusebius’ Kerkgeschiedenis. Vert. Christiaan Fahner.

Zoetermeer: Boekencentrum, 2000.

Greijdanus, Seakle. I, II, III Johannes. Korte Verklaring. Kampen: Kok, 1952.

Hausoul, Raymond R., tran. Didachè Apostolorum: Vertaling van Een Vroegchristelijk Geschrift. Play.Google.com: E-books, 2014.

Hodges, Zane C. ‘2. Johannes.’ In Das Neue Testament. Erklärt Und Ausgelegt, eds.

John F. Walvoord and Roy B. Zuck, 5:535–540. Holzgerlingen: Hänssler, 2000.

Houlden, James L. A Commentary on the Johannine Epistles. Black’s New Testament Commentaries. London: Black, 1976.

van Houwelingen, P.H. Rob. ‘Deel 1: Het apostolische evangelie uit Jeruzalem.’ In Apostelen: Dragers van een spraakmakend evangelie, ed. P.H. Rob van Houwelingen, 20–167. Commentaar Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 2010.

Ignatius van Antiochië. ‘Epistle to the Ephesians.’ In The Apostolic Fathers with Justin Martyr and Irenæus, trans. Alexander Roberts and James Donaldson, 1:49–58.

Ante-Nicene Fathers. Buffalo: Christian Literature Company, 1885a.

———. ‘Epistle to the Smyrnaeans.’ In The Apostolic Fathers with Justin Martyr and Irenæus, trans. Alexander Roberts and James Donaldson, 1:86–92. Ante- Nicene Fathers. Buffalo: Christian Literature Company, 1885b.

Irenaeus van Lyon. Adversus Haereses. Tran. Norbert Brox. 5 vols. Fontes Christiani 8.

Freiburg: Herder, 2001.

Lalleman, Pieter. 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige. Commentaar op het Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 2005.

Loader, William R.G. The Johannine Epistles. Epworth Commentaries. London:

Epworth, 1992.

Nash, Ronald H. Christianity and the Hellenistic World. Grand Rapids: Zondervan, 1984.

Oort, Jan van. Het Evangelie van Judas: Inleiding, Vertaling, Toelichting. Kampen: Ten Have, 2006.

Painter, John. ‘The Johannine Epistles as Catholic Epistles.’ In The Catholic Epistles and Apostolic Tradition: A New Perspective on James to Jude, eds. Karl-

(28)

Wilhelm Niebuhr and Robert W. Wall, 239–308. Waco: Baylor University, 2009.

Polhill, John B. ‘An Analysis of II and III John.’ Review & Expositor 67.4 (1970): 461–

Robinson, James M. and Richard Smith. The Nag Hammadi Library in English. San471.

Francisco: Harper & Row, 1988.

Smalley, Stephen S. 1, 2, 3 John. Word Biblical Commentary 51. Waco: Word Books, 1984.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik parafraseer enkele vragen die Procter-Smitli in haar werk stelt: Zijn al die mooie dingen die in de liturgie gezegd en gedaan worden, ‘waar ’ voor feministische

Ouders kunnen alleen op hun verantwoordelijkheid gewezen worden wanneer dit niet door professionals van hen weggenomen wordt, vanuit het idee dat ouders niet in staat zijn zelf

Er was oorspronkelijk niets in onze godsdienst wat het Evangelie onder de benaming van genade, goedertierenheid en liefde Gods verstaat, waaruit onze gunstige betrekking voortkomt

Raakt de verandering veel medewerkers en zijn er vervelende consequenties. aan verbonden zoals ontslag,

698 respondenten werkzaam bij Nederlandse gemeenten en 82 respondenten werkzaam bij regionale uitvoeringsorganisaties die gemeentelijke taken uitvoeren, zijn aan de hand van

Hoe jong ze ook zijn, ze beseffen vaak heel goed dat ze zullen overlijden, zegt Yves Benoit, professor emeritus in de

Terwijl zij naar nieuwe vormen van spiritualiteit zoeken of een psychologische stroming voor zelfverbetering volgen, ontgaat hen wat ook Pilatus ontging, en wat er

Een relationele filosofie impliceert immers dat hij het ook heeft over zijn maatschappelijke context, zijn plaats binnen het geheel van machtsrelaties, de