• No results found

1.1 Lieve uitverkoren vrouw

2 Johannes is het enige bijbelboek in het NT waarin geen andere eigennaam dan Jezus voorkomt. Het is ook de enige brief in de Bijbel die alleen aan een vrouw en haar kinderen is geschreven. In de brief aan Filemon worden daarentegen Filemon en zijn vrouw Apia aangesproken.

De tweede brief van Johannes richt zich op de gezonde relatie in de gemeente. Johannes roept de vrouw en haar kinderen op om niet een te brede weg te bewandelen en de waarheid vast te houden in haar liefdevol omgang met anderen. De dwaalleraars die rondtrekken mag de vrouw met haar kinderen daarom niet liefdevol ontvangen (vs7). Zij moet in waarheid blijven wandelen en mag deze niet opofferen aan een verkeerde liefde.

Waakzaamheid is daarom geboden voor de dwaalleraars die rondtrekken.

Van afscheidingen, zoals in 1 Johannes, is er echter nog sprake.

1.2 Canonieke waarde

2 en 3 Johannes zijn met hun 245 en 219 woorden of 1126 en 1105 letter de kortste boeken van het NT. Als we ze samen nemen is hun lengte zelfs niet iets langer dan de brief aan Filemon (±350 woorden) en nog korter dan de brief van Judas (±450 woorden). Toch zijn ze langer dan andere brieven uit die tijd. Vanouds staan deze twee kleine brieven na 1 Johannes.

1.2.1 Literaire en geografische verbondenheid

Vanouds zijn 1-3 Johannes sterker met elkaar verbonden dan met het evangelie van Johannes. De canon Muratori spreekt over de ‘brieven van Johannes’ en citeert alleen 1 Johannes. Later is er in dit document sprake van de brief van Judas en de ‘twee met het opschrift “van Johannes”’.

Bedoelt zijn vermoedelijk 2 en 3 Johannes. Ook de kerkvader Ireneüs maakt geen verschil tussen 1 en 2 Johannes. Hij citeert zelfs uit 1 Johannes als uit ‘de brief’ en haalt dan 2 Johannes 1:7-8a aan, alsof dit ook in 1 Johannes stond.1

1 Irenaeus van Lyon, 2001:III.16.5,8.

1 Johannes richt zich aan een grote anonieme kring, 2 Johannes aan een kleine semi-anonieme kring en 3 Johannes aan Gajus en zijn kring.

Traditioneel wordt verondersteld dat al deze kringen zich in dezelfde regio, rondom Efeze, bevonden.

Naast deze geografische continuïteit is er ook een continuïteit in schrijfstijl waarneembaar tussen de drie brieven van Johannes. 1 Johannes sluit het meest aan bij 2 Johannes doordat deze brief twee hoofdthema’s (Jezus’ liefdesgebod en de afwijzing van gnostische tendenties) uit de eerste brief herhaalt en verbindt zichzelf aan het begin met het evangelie van Johannes. Vervolgens kenmerken 2 en 3 Johannes zich door dezelfde Grieks-Romeinse briefstijl en lengte. 3 Johannes staat daarbij het dichtst bij de klassieke briefvorm. Deze briefstijl ontbreekt volledig in 1 Johannes, zodat er geen consensus is over de literaire vorm van dit werk. Verder noemt de auteur zich alleen in 2 en 3 Johannes. Hoewel hij zichzelf daarbij cryptisch aanwijst als ‘de oudste’. De parallellen tussen 2 en 3 Johannes zorgen dat ze als ‘tweelingsbrieven’ kunnen gelden. 2 Johannes fungeert hierbij als centrale brug tussen de twee andere brieven. Toch bevatten de brieven geen verwijzingen naar elkaar en is het onmogelijk om definitief hun chronologische volgorde te bepalen. In de canon zijn ze vermoedelijk slechts op lengte geplaatst.

Daarnaast kent elke brief zijn eigen accenten. Zo wordt er in 2 Johannes gewaarschuwde voor de dwaalleraars en antichristussen (vs7,9,10), terwijl nergens in 3 Johannes blijkt dat Gajus hiervoor bijzonder gewaarschuwd moest worden. Wel is er in deze laatste brief sprake van Diotrefes en Demetius (vs9,12).

1.2.2 Uniekheid in het getuigenis

Terwijl 2 Johannes een uitverkoren vrouw en haar kinderen oproept tot de nodige alertheid in het verlenen van gastvrijheid, spoort 3 Johannes de man Gajus aan om meer gastvrij te zijn aan de vrienden van de schrijver. Hoewel deze thema’s van belang zijn, wordt er slechts zelden in de christelijke literatuur naar 2 en 3 Johannes verwezen. Dionysius van Alexandrië (†264) roemt alleen 1 Johannes.2 Quintus Tertullianus (±160–

225) en Thascius Cyprianus (±200–258) citeren 1 Johannes op zulk een manier dat ze 2 en 3 Johannes niet lijken te kennen. Adamantius Origenes (±184–253) zegt dat de authenticiteit van 2 en 3 Johannes omstreden is en

2 Eusebius van Caesarea, 2000:7.25.

2 J O H A N N E S CANONIEKEWAARDE

11

gebruikt de brieven nergens in zijn werken. Een concilie in Carthago citeert in 256nC uit 2 Johannes en typeert deze als ‘brief van Johannes’.

In principe verbaast het niet dat zich dit fenomeen bij deze twee brieven voordeed. Net als bij Paulus’ brief aan Filemon ging het om gelegenheidsbrieven. Hun geringe inhoud zorgde er voor dat ze niet op grote schaal geciteerd, gekopieerd en verspreid werden. Later zou bijvoorbeeld ook Johannes Calvijn (1509–1564) nooit naar beide brieven verwijzen. In de codices van het NT kwamen de brieven namelijk al vanaf het prille begin voor.

Doordat 2 en 3 Johannes ook inhoudelijk weinig aan het getuigenis van het NT toevoegen, is het zelfs vreemd dat deze twee brieven in de canon terechtkwamen.3 In het verleden werd de canoniciteit van 2 en 3 Johannes dan ook wel eens in vraag gesteld.4 Zo typeert James Houlden 2 Johannes als ‘een duister werk zonder eigen gezicht’, dat bij een herziening van de nieuwtestamentische canon mag afvloeien.5 Seakle Greijdanus vermoedt dat de brieven in de canon terecht kwamen, omdat ze door een apostel waren geschreven.6 Hierbij vergeet hij echter dat ook de brief aan Laodicea van een apostel afkomstig was, terwijl deze niet in de canon werd opgenomen (Ko4).

2 en 3 Johannes bieden christenen een groot praktisch inzicht in de omgang met gastvriendelijkheid. Terwijl 2 Johannes waarschuwt tegen het ontvangen van hen die Christus’ leer niet brengen, waarschuwt 3 Johannes voor het niet ontvangen van de vrienden van Johannes. De liefde in waarheid die de gemeente beschermt voor een te brede weg (2Jh) en de waarheid in de liefde die de gemeente beschermt voor een te smalle weg (3Jh) vullen elkaar daardoor in deze beide brieven aan. Ze bieden een concreet praktisch inzicht in wat het betekent om als christen zich te beschermen tegen de afgoden (1Jh5:21). Er is onderscheidingsvermogen nodig om te weten welke personen Gods Woord voor onze tijd spreken en welke ideeën gezond en heilzaam zijn.

1.3 Schrijver en datering

In 1, 2 en 3 Johannes blijft de schrijver grotendeels anoniem. Hij duidt zich alleen aan als ‘de oude’ (2Jh1:1). Die aanduiding toont dat de leeftijd

3 Polhill, 1970:461.

4 Dionysius van Alexandrië, n.d.:VI.25.10; VII.25.10-11.

5 Zonder paginanummer genoemd bij: Lalleman, 2005:9.

6 Greijdanus, 1952:133.

van de schrijver kenmerkend is. Er zijn niet velen die zich in een bredere kring, waar meerdere ouderen zijn als ‘de oude’ kunnen doen gelden.

Veelal wordt uit de overeenkomst van de taalstijl afgeleid dat alle drie de brieven door dezelfde persoon zijn geschreven.7 Traditioneel zijn ze op naam van de apostel Johannes gezet.8 Hij schreef deze brieven dan tussen 30–120nC. Veelal wordt het einde van de eerste eeuw (85–90nC) als tijdstip gekozen. Johannes is dan nog niet te oud om te reizen (2Jh1:12;

3Jh1:14)9 en er is nog geen sprake van de vervolgingen die 95nC onder keizer Domitianus zullen uitbreken. Zane Hodges kiest voor een vroegere datering van 60nC voor 1-3 Johannes.10

Een alternatief is het om de brieven toe te schrijven aan een zekere

‘presbyter Johannes’ of volledig vertaald: ‘Johannes de oudste’. Een citaat van Papias, dat Eusebius weergeeft, biedt hiervoor een basis:11

‘Als ergens iemand die de presbyters had gevolgd kwam, deed ik navraag naar de woorden van de presbyters: wat Andreas, Paulus, Filippus, Thomas, Jakobus, Johannes, Mattheüs of iemand anders van de discipelen van de Heer zei. En wat Aristion en de presbyter Johannes, de discipelen van de Heer zeggen.’

In de uitleg van Papias’ woorden is er discussie of er hierin sprake is van één of twee personen die de naam Johannes dragen. Als het om twee personen gaat, is de eerste de apostel Johannes en de tweede Johannes de presbyter. Deze mogelijkheid vindt ondersteuning in de canonlijst Decretum Gelasianum, uit de vijfde eeuw, waar 1 Johannes wordt toegeschreven aan de apostel Johannes en 2 en 3 Johannes aan een oudste of presbyter. Een moeilijkheid hierbij is dat er tussen de drie brieven geen groot taalverschil te vinden is. Het is daarom mogelijk dat de canonlijst een duiding is van de woorden van Papias.

Vermoedelijk spreekt Papias echter over één Johannes die twee keer presbyter wordt genoemd.12 Het gaat dan om de vroegere apostelen die vroeger zaken vertelden, maar waarvan al enkelen gestorven zijn en om de getuigen van Jezus die nog leven en van Jezus kunnen getuigen: Aristion

7 van Houwelingen, 2010:92; Brooke, 1912:xviii–xix.

8 Irenaeus van Lyon, 2001:III.16.8. Vgl.: Clement van Alexandrië, Dionysius van Alexandrië, Cyprianus, Alexander van Alexandrië en Hiëronymus. In lijn met deze traditie staat: Greijdanus, 1952:136; Lalleman, 2005:17.

9 Lalleman, 2005:42.

10 Hodges, 2000:536, 542.

11 Eusebius van Caesarea, 2000:III.39.4.

12 Baum, 1995:21–42.

2 J O H A N N E S SCHRIJVERENDATERING

13

en Johannes. Johannes hoort bij beide categorieën. Hij is een apostel van het eerste uur die nog in Papias’ dagen in leven is. Johannes heeft de positie van waaruit hij anderen kan betitelen als antichristen, leugenaars en valse profeten (1-2Jh) en op zijn gezag reizen predikers langs de gemeentes (3Jh).

1.4 Indeling

De twee korte brieven van Johannes volgen de gekende opbouw van een klassieke Griekse brief. 2 Johannes laat zich als volgt opbouwen:

1. Opening en dankzegging (1:1-4).

2. Kerngedeelte van de brief (1:5-11).

2.1. Waarheid en gastvrijheid in praktijk (1:5-6).

2.2. Waarheid en gastvrijheid beschermd (1:7-11).

3. Slotwoord en zegen (1:12-13).

2 Groet en oproep tot liefde