• No results found

Het kruis en de levensboom

8.1 Inleiding

In het Bijbelboek Openbaring valt het op dat de schrijver ervoor kiest om de levensboom aan te duiden met het Griekse ξύλου τῆς ζωῆς/xylou tēs zōēs in plaats van het gebruikelijke δένδρον τῆς ζωῆς/dendrontēs zōēs (2:7;

22:2,14,19). Het Griekse ξύλον/xylon komt hierbij meermaals in de literatuur voor om te verwijzen naar fruitbomen in het algemeen.1 Normaal verwijst ξύλον/xylon in de Bijbel echter naar hout in het algemeen (1Ko3:12; Op18:12) of naar houten voorwerpen, zoals stokken (Mt26:47,55; Mc14:43,48; Lc22:52) en het houten kruis (Hd5:30; 10:39;

13:29; 16:24; Gl3:13; 1Pt2:24). Enige uitzondering hierop zijn de levensboom in Openbaring en het ‘groene hout’ in Lc23:31. Het is goed mogelijk dat de schrijver van Openbaring ervoor kiest om dit te doen, omdat de Septuaginta dat in Gn2-3 doet.

8.2 Joodse apocriefen

Al vroeg brachten de christenen het kruishout van Golgotha in verband met de levensboom in de hof van Eden. Dat gebeurde niet enkel op basis van het bovengenoemde taalgebruik. Ook de joodse apocriefen speelden hierin een grote rol. In deze werken stond het eten van de levensboom in het hiernamaals symbool voor de uiteindelijke verlossing en het eeuwig leven dat God de rechtvaardigen zou schenken.2 Door het kruishout zo te verbinden met de levensboom zorgden de christenen ervoor dat ook het kruis als voorwerp een profetische voorafschaduwing in de boeken van het Oude Testament ontving. Die verbinding ontbrak doordat geen enkele oudtestamentische tekst letterlijk over het houten kruis van de Messias sprak .

1 Henry G. Liddell and Robert Scott, A Greek-English Lexicon (Oxford: Clarendon, 1996), 1192; James H. Moulton and George Milligan, The vocabulary of the Greek Testament: Illustrated from the papyri and other non-literary sources (Grand Rapids: Eerdmans, 1930), 434–435; Johannes Schneider, “Ξύλον,” in Theological Dictionary of the New Testament, ed. Gerhard Kittel and Gerhard Friedrich, vol. 5 (Grand Rapids: Eerdmans, 1967), 37.

2 1 Henoch 25:5; 3 Henoch 23:18; Testament van Levi 18:11; Testament van Jakob 7:24; Openbaring van Mozes 28:4;

Openbaring van Elia 5:6.

30

8.3 Eerste vermeldingen

Een van de oudste korte toespelingen tussen de boom van het leven en het kruis waarop de Heer Jezus stierf, vinden we bij Justinus de Martelaar (100-165) als hij verwijst naar de beelden van het water, het geloof en het hout die in het Oude Testament verwijzen naar het nieuwtestamentische heilsplan.1 Later zou de laatste Griekse kerkvader Johannes Damascenus (676-749) dezelfde verbinding maken:2

De levensboom die Gods plantte in het paradijs was een afbeelding van het kostbare kruis.

Een uitgebreidere versie op de uitspraak van Justinus de Martelaar bood de Latijnse poëet Commodianus (±250):3

Doordat we proefden van de boom van de appel kwam de dood in deze wereld. Door deze boom van de dood worden we wedergeboren voor het komende leven. Van deze boom hangt het leven af dat vrucht draagt. Pluk daarom nu in geloof de vrucht van het leven.

Ondanks dat Commodianus de vrucht van de levensboom een appel noemt, komt in zijn betoog de relatie tussen de levensboom en het kruishout naar voren.

Deze nauwe verbinding tussen de levensboom en het kruishout zorgde er onder andere ook voor dat christenen het kruis in de schilderijen die ze maakten op catacomben gingen afbeelden als een boom.4 Op het ogenblik van zijn waterdoop liet de christen zich als een wilde tak inenten in deze levensboom die naar Christus verwees.5 Zoals de levensboom in de hof van Eden de mens het eeuwige leven kon schenken, schonk ook Christus door het kruishout het eeuwige leven aan de mens. Over dit verliezen van het eeuwige leven door het hout en het terugwinnen van het eeuwige leven door het hout, sprak ook de kerkvader Irenaeus (135-202) in vroege tijden:6

1 Justinus de Martelaar, Gesprek met Trypho 138.

2 Johannes van Damascus, De Fide Orth IV.11.

3 Commodianus, Instructies 35.

4 Josef Wilpert, Die Malereien der Katakomben Roms. (Freiburg im Breisgau: Herdersche Verlagshandlung, 1903), 25, 38; Hendrik Bergema, De boom des levens in schrift en historie, Dissertatie. (Hilversum: Schipper, 1938), 152.

5 Michael J. Marx, “Tree of Life,” Worship 27, no. 4 (1953): 186.

6 Irenaeus, Tegen de Ketters V.16.3.

C H R I S T U S ’ D O O D EERSTEVERMELDINGEN

31

[Christus] verwijderde dat wat door de ongehoorzaamheid van de mens ontstond door de boom aan het begin. ‘Hij werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis’ [Fp2:8b], en herstelde de ongehoorzaamheid die was ontstaan door middel van een boom, door die gehoorzaamheid die [Hij droeg] op een boom. Zoals in het paradijs zich een hout bevond, waaraan de ongehoorzaamheid van Adam werd gedemonstreerd, zo heeft zich aan het hout van het kruis de gehoorzaamheid van het Nieuwe Testament gedemonstreerd.

In het Evangelie van Nicodemus uit het midden van de vierde eeuw, komt deze gedachte terug in een gesprek tussen het dodenrijk, de hades, en de satan, als deze tot hem zegt:1

O prins satan, houder van de sleutels van de onderwereld, alles wat jij verwierf door de boom van de kennis, verloor je door de boom van het kruis; en al je blijdschap verging.

8.4 Middeleeuwse legenden

Latere legenden zorgden ervoor dat gedachten een bredere verspreiding kreeg. Volgens deze legenden haalde Seth, op verzoek van zijn zieke vader Adam, olie te halen vanuit de levensboom in het paradijs.

Deze twijg plantte Seth in de nabijheid van het paradijs. Ze groeide op tot een boom en leverde later de balk voor het kruis van Christus. Behalve van Seth vernemen we ook van Jonitus, een zoon van Noach, dat deze naar het paradijs ging om er een tak van de levensboom te plukken.2

8.5 Kerstboom

Het is goed mogelijk dat dit ervoor zorgde dat christenen in latere tijden er geen moeite mee hadden de kerstboom te kerstenen. Deze boom, die bij de Germanen symbool stond voor het leven, het licht en de zon, liet de christenen terugdenken aan de levensboom in het paradijs die herinnerde aan het kruis van Christus als boom des levens.3

1 Evangelie van Nicodemus 23.

2 Hendrik Bergema, De boom des levens in schrift en historie, Dissertatie. (Hilversum: Schipper, 1938), 506.

3 Wilhelm Mannhardt, Der Baumkultus der Germanen und ihrer Nachbarstämme: Mythologische Untersuchungen (Berlin: Borntraeger, 1904), 242; J.H. Philpot, The Sacred Tree: The Tree in Religion and Myth (London: Macmillan and Co, 1897), 169.

C H R I S T U S ’ D O O D DEGRAFLEGGING

33