Vraag nr. 24
van 18 oktober 2001
van mevrouw SONJA BECQ Adoptie – Screening
Inzake adoptie wordt – vanuit de gebruikers – kritiek geleverd op de screening met het oog op de b e g i n s e l t o e s t e m m i n g. Deze gebeurt op dit moment door een beperkt aantal centra voor algemeen wel-zijnswerk.
Mede met het oog op toekomstige besprekingen hieromtrent, volgende vragen.
1. Wordt deze screening gehouden op grond van een eenvormig instrument dat in alle centra wordt gehanteerd ?
2. Is en was er begeleiding en afstemming voor de personeelsleden die deze screening moeten uit-voeren en door wie wordt dit opgenomen ? 3. Bestaan er in de ons omringende landen, d i e
toch ook aan het Verdrag van Den Haag moe-ten voldoen, gelijkaardige screeningsprocedu-res ?
4. Is er overleg op Europees niveau om een ge-meenschappelijk screeningsinstrument te ont-wikkelen ? Zo neen, is het dan niet zinvol om zo'n initiatief te nemen ?
Antwoord
1. De screening met betrekking tot de geschikt-heid om te adopteren wordt gehouden op grond van een eenvormig instrument dat in de ver-schillende centra wordt gehanteerd.
In dit instrument zijn een aantal expliciete aan-dachtspunten opgenomen die dienen te worden nagegaan (bv. motivatie van de kandidaat, p e r-soonskenmerken van de kandidaat, o m g e v i n g s-f a c t o r e n ) . In de handleiding bij dit instrument wordt bij de verschillende aspecten een toelich-ting gegeven op basis van wetenschappelijke in-zichten die er bestaan rond de risicofactoren en de beschermende factoren bij adoptie. Elke wel-zijnswerker die in deze evaluatieteams werkt, kent bovendien deze wetenschappelijke inzich-ten.
Dit instrument dwingt de gebruiker om de di-verse relevante domeinen te onderzoeken en zich zeker niet vast te pinnen op de in een be-paalde situatie meest in het oog springende
z a k e n . Bovendien wordt verwacht van de ge-bruiker van het instrument dat hij telkens op basis van feitelijke gegevens argumenteert waarom iets als een risico- of een beschermende factor wordt gezien. Het is de bedoeling dat men in een multidisciplinair teamverband dan komt tot een beslissing inzake adopteerbaar-h e i d , en dit garandeert uiteindelijk de objectivi-teit zoals dit ook in andere domeinen van de hulpverlening gebeurt. De beslissing is uiteinde-lijk gebaseerd op een weging van risico- en pro-tectieve factoren in multidisciplinair verband. Het screeningsinstrument kan uiteraard geen "kookboek"model zijn op basis waarvan één persoon tot een beslissing komt. Dit zou onwe-tenschappelijk zijn en de illusie wekken dat er absolute criteria bestaan om te zeggen of ie-mand geschikt is om te adopteren.
2. Bij de introductie van het screeningsinstrument was er begeleiding van een door Kind en Gezin aangestelde expert.
Op dit moment wordt deze begeleiding voortge-zet en meer toegespitst op de psychologische as-pecten en de omgang met de kandidaat-adop-tanten zelf. Deze begeleiding gebeurt door een expert die door het Steunpunt Algemeen We l-zijnswerk werd aangesteld.
3. Ook in de ons omringende landen wordt er ge-zocht naar objectieve screeningsmethoden, zoals hier in Vlaanderen.
Wat de omringende landen betreft, is er het meest overeenkomst met Frankrijk en met Ne-d e r l a n Ne-d . In Frankrijk worNe-dt ook een psycholoog b e t r o k k e n . In Nederland worden dezelfde to-pics bevraagd. Ik verwijs in deze context naar het onderzoek dat ik recentelijk liet uitvoeren en naar het rapport "Gezinsevaluatie bij inter-landelijke adoptie" dat ik recentelijk heb be-zorgd aan de leden van de Commissie voor We l-zijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. 4. Op bijeenkomsten rond het Haags Ve r d r a g
wordt inderdaad over deze thematiek nage-dacht en overlegd. Het blijkt ook dat in de di-verse landen de screening veel gemeenschappe-lijkheden heeft.
ecolo-g i s c h , multifactorieel model naar ontwikkelinecolo-g en opvoeding terwijl in Frankrijk het psycho-analytisch denkkader zeer populair is).