• No results found

Vraag nr. 91 van 20 januari 1997 van de heer ROBERT VOORHAMME

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 91 van 20 januari 1997 van de heer ROBERT VOORHAMME"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 91 van 20 januari 1997

van de heer ROBERT VOORHAMME

Subsidies onderzoek en ontwikkeling – We r k g e l e-genheidseffect

Enerzijds stellen we vast dat er op de V l a a m s e begroting aanzienlijk meer middelen worden uitge-trokken voor onderzoek en ontwikkeling (O&O). Anderzijds is het zo dat een aantal bedrijven (zoals P h i l i p s, S i e m e n s, A l c a t e l , enz.) die geregeld een beroep doen op subsidies in het kader van het wetenschaps- en technologiebeleid, hun werkgele-genheid in zekere mate afbouwen.

Graag zou ik vernemen of de diensten van de m i n i s t e r-president regelmatig het verband onder-zoeken – globaal, per sector en per bedrijf – tus-sen de O&O-uitgaven die door de Vlaamse over-heid worden gesubsidieerd en de evolutie van de betrokken werkgelegenheid.

Indien in een aantal gevallen dat verband positief zou zijn, lijkt het mij belangrijk om te weten welke factoren daartoe bijdragen (procesinnovaties die aanleiding geven tot een hogere productiviteit en lagere productiekosten, p r o d u c t i n n o v a t i e s, r a t i o-neel grondstoffen- en energieverbruik, e.d.).

Indien in een aantal gevallen dat verband negatief zou zijn, is het evenzeer belangrijk om de factoren te kennen die daartoe bijdragen. In dat kader kan eventueel worden overwogen om een regeling uit te werken waarbij ofwel een deel van de toegeken-de subsidies door toegeken-de overheid kan wortoegeken-den terugge-vorderd in verhouding tot de afbouw van de werk-g e l e werk-g e n h e i d , ofwel de betrokken onderneminwerk-gen een bijdrage moeten leveren aan een reconversie-c e l , die voor de afgedankte en overblijvende werk-nemers nieuwe activiteiten moet ontwikkelen die gunstig zijn voor hun werkgelegenheid. Die bijdra-ge zou in verhouding kunnen staan tot de toebijdra-ge- toege-kende subsidies van de afgelopen vijf jaar en de afbouw van de werkgelegenheid.

1. Kan de minister-president mij de resultaten meedelen van eventuele onderzoeken naar het verband tussen O&O-uitgaven en werkgelegen-heid ?

2. Heeft de minister-president initiatieven geno-men om dit verband meer diepgaand te onder-zoeken ?

3. Is de mogelijkheid reeds onderzocht om van de bedrijven die substantiële subsidies hebben

ont-vangen van de Vlaamse overheid en toch hun werkgelegenheid fors afbouwen, een duidelijke bijdrage te vragen om de nodige reconversieac-tiviteiten te ontwikkelen ?

Antwoord

1. In Vlaanderen is geen recent systematisch empi-risch onderzoek uitgevoerd naar het verband tussen uitgaven voor wetenschappelijk onder-zoek en technologische ontwikkeling enerzijds, en werkgelegenheid anderzijds.

Vlaanderen is wel betrokken bij de werkzaam-heden van de OESO (Organisatie voor Econo-mische Samenwerking en Ontwikkeling) over de relatie tussen productiviteit, tewerkstellings-creatie en technologie. Vlaanderen neemt in dit verband deel aan de werkgroep "Te c h n o l o g i e en Innovatiebeleid" van het CSTP (Committee for Science and Technology Po l i cy ) . De eerste fase van een grootschalig studieprogramma is in 1996 beëindigd met de uitgave van een rapport over technologie, productiviteit en werkgele-genheid.

Dit rapport toont een positieve relatie aan tus-sen innovatie en werkgelegenheid, maar het verband is niet eenduidig en mechanisch. Z o wordt onder meer vastgesteld dat, o n d a n k s hoge O&O-uitgaven en ruimere innovatieinves-teringen, sedert 1974 de totale factorproductivi-teit in alle OESO-landen een dalende trend ver-t o o n ver-t , de zogenaamde "Solow-paradox". D i ver-t zou onder meer te maken hebben met de lage absorptiecapaciteit van innovaties door bedrij-v e n , consumenten en door de maatschappij in het algemeen.

In het Groenboek voor Innovatie van de Euro-pese Commissie (20 december 1995, B u l l e t i n van de Europese Unie) worden ook een aantal gegevens vermeld over de vastgestelde relatie tussen onderzoeksuitgaven en werkgelegen-heidsontwikkeling.

2. De Vlaamse regering heeft haar goedkeuring gegeven aan de oprichting van een V l a a m s Technologie-observatorium (VTO) binnen het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT). De algemene opdracht van het VTO bestaat erin om technologie- en inno-vatie-indictoren te verzamelen en te interprete-ren, zodat onder meer het verband tussen

(2)

tech-nologie en werkgelegenheid kan worden geana-lyseerd.

Het VTO zal het innovatieprofiel van bedrijven en sectoren in kaart brengen vanuit het oogpunt jobcreatie en jobverlies, intreden en uittreden van ondernemingen, enzovoort.

Het V TO is echter pas sinds kort van start gegaan, zodat op korte termijn nog geen bruik-bare resultaten zullen kunnen worden voorge-legd.

3. Het eerste criterium dat van belang is bij de toe-kenning van steun, is de kwaliteit van het voor-gestelde wetenschappelijk onderzoek en de fac-toren die daarvoor bepalend zijn. Dit moet ook het basiscriterium blijven bij de toewijzing van s t e u n . Complementair daaraan moet ook reke-ning worden gehouden met de mogelijkheden voor industriële valorisatie en sociaal-economi-sche baten, zoals inzake werkgelegenheid. De mogelijkheid die de Vlaamse volksvertegen-woordiger suggereert, werd nog niet onderz o c h t . Ik meen dat de onderzogenaamde "Ve s o c -richtlijn voor ondernemingen in moeilijkheden" (Vlaams Economisch-Sociaal Overlegcomité) voldoende elementen bevat voor een aanpak inzake reconversie bij een forse afbouw van werkgelegenheid. De richtlijn werd op 4 febru-ari 1987 aangepast om beter rekening te houden met de gevolgen van een bedrijfssluiting voor de streek. Ik meen dat deze benadering niet moet worden vermengd met het beleid inzake O&O.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Telkens 5 % van de middelen zijn voorbehouden voor Wallonië en het federale mi- nisterie van Middenstand en Landbouw ; in de mate dat deze laatste niet alle middelen

Een MPI van het gemeenschapsonderwijs (MPIGO) dat niet erkend is door de administratie Gezin en Maatschappelijk We l z i j n , kan daarente- gen geen aanspraak maken op

De sanering van de historisch verontreinigde gron- d e n , waartoe de industriële sites behoren, w o r d t geregeld door het decreet van 22 februari 1995 betreffende

Het Vlaams Gewest werd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet gecontacteerd over het storten van slib uit het Zeekanaal Brussel- Rupel op Vlaams grondgebied2. De NV

Daarin werd de Vlaamse regering opgeroepen de procedure in te zetten voorzien in het artikel 5 van de wet van 21 juli 1971, met het doel de protocol- akkoorden van juni 1970 en

Op 11 december 1996 hechtte de Vlaamse regering haar goedkeuring aan een aantal projecten die in Zuid-Afrika zullen worden ontwikkeld in het kader van de samenwerking met

In de huidige situatie zijn de lokale raden voor het gemeenschapsonderwijs (lorgo) niet aangesloten bij de RKW (Rijksdienst voor Kinderbijslag van We r k n e m e r s ) , maar staan

Wat zijn de verwachtingen en toekomstperspec- tieven om het grond- en pandenbeleid verder uit te bouwen, onder voorbehoud van goedkeu- ring van het decreet betreffende de