• No results found

Vraag nr. 167 van 20 januari 1997 van de heer MANDUS VERLINDEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 167 van 20 januari 1997 van de heer MANDUS VERLINDEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 167 van 20 januari 1997

van de heer MANDUS VERLINDEN

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Stations-buurt Leuven

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) voorziet in veertien treinstations, waaronder dit van Leuven, die binnen een straal van 1.000 meter bijkomende kantoren, handels- en dienstenactivi-teiten dienen op te vangen.

De centrale werkplaatsen in Kessel-Lo liggen in een straal van minder dan 700 meter van het sta-tion van Leuven.

1. Kunnen de plannen voor de Leuvense stations-buurt wel in voldoende mate bijkomende kan-t o r e n , handels- en dienskan-tenackan-tivikan-teikan-ten opvan-gen ?

2. Zijn de plannen van het Leuvense stadsbestuur voor een woningbouwproject in de centrale werkplaatsen dan niet strijdig met bovenver-melde doelstelling van het RSV ?

3. Welke initiatieven heeft de minister genomen ten aanzien van de stad Leuven met betrekking tot de bestemming van deze twee gebieden ? 4. In welke maatregelen is er voorzien ingeval

gemeenten en provincies beslissingen nemen die strijdig zijn met de doelstellingen van het RSV ?

Antwoord

l. In opdracht van de stad Leuven, de NMBS, De Lijn en de Vlaamse regering is voor de stations-omgeving van Leuven een stedenbouwkundige visie en een globaal stedenbouwkundig ontwerp g e m a a k t . De uitwerking van de stedenbouw-kundige visie gebeurt door de opmaak van meerdere bijzondere plannen van aanleg ( B PA ) . Tot op vandaag zijn in dit kader twee BPA’s aan de administratie ter bespreking voor-g e l e voor-g d . De betrokken BPA’s (BPA Station en B PA Diestsevest-Vuurkruisenlaan voorzien in een voldoende verdichting van de stationsomge-v i n g. Daarbij is onder meer uitgegaan stationsomge-van de ruimtelijke potenties van de locatie.

Over het totale aanbod aan bijkomende kanto-r e n , handels- en dienstenactiviteiten in het spoorweggebied van Leuven kan op basis van

deze gedeeltelijke uitwerking geen definitieve uitspraak worden gedaan.

2. In het ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 24 juli 1996 wordt het station van Leuven geselecteerd als hoofdstation. D e geselecteerde hoofdstations zijn structuurbepa-lend voor Vlaanderen of voor het regionaalste-delijk gebied waarvan zij deel uitmaken. H e t station van Leuven is structuurbepalend voor het regionaalstedelijk gebied van Leuven. Rond de hoofdstations wordt een hogere dichtheid en de lokalisatie van personenvervoergerichte acti-viteiten nagestreefd. Bij de inrichting van de stationsomgevingen staan volgende principes voorop :

– hoge kwaliteitseisen aan de aanlooproutes voor het langzaam verkeer ;

– een gedifferentieerd aanbod aan park and ride-faciliteiten afhankelijk van de locatie ; – aandacht voor de ruimtelijke potenties en

kwaliteiten van de locatie (ruimtelijk pro-fiel) ;

– de functie van het station in het spoornet-werk (bereikbaarheidsprofiel) ;

– de mobiliteitsbehoeften van het stedelijk gebied en van de stationsomgeving zelf ; – de marktvraag op basis van het economisch

profiel van het stedelijk gebied.

Niet alle locaties binnen de straal van l.000 meter rond het station moeten noodzakelijk worden ingericht voor kantoren, handel en d i e n s t e n . Dit zou in tegenspraak zijn met de zorg voor ruimtelijke kwaliteit. Het verdichten van de stationsomgeving moet gebeuren met respect voor de ruimtelijke draagkracht van de p l e k . De ruimtelijke draagkracht kan niet op een algemene manier worden vastgesteld, maar is specifiek voor de locatie.

De uitwerking van de stedenbouwkundige visie op het spoorweggebied in Leuven gebeurt door de opmaak van meerdere BPA’s. Een ontwerp van BPA met betrekking tot de NMBS-werk-plaatsen in Kessel-Lo is nog niet aan de admini-stratie voorgelegd. Naar aanleiding van de opmaak van een dergelijk BPA zal de opportu-niteit van een woningbouwproject aan de inhoudelijke opties van het RSV worden getoetst.

3. Het gewestplan Leuven is herzien door de vast-stelling van een gedeelte van het gewestplan Leuven in Leuven (besluit Vlaamse regering 01.06.1995 / Belgisch Staatsblad 27.07.1995). De

(2)

gronden gevat in het BPA Station zijn door deze gewestplanwijziging bestemd als bedrijfs-gebied met stedelijk karakter (artikel 2 van de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften gewestplan Leuven). De ontwikkeling van deze gebieden is slechts mogelijk nadat voor de ste-denbouwkundige inrichting een bijzonder plan van aanleg is opgemaakt.

Voor de centrale werkplaatsen van de NMBS in Kessel-Lo zijn recent geen nieuwe initiatieven genomen m.b.t. de bestemming. Bij de vaststel-ling van het gewestplan Leuven (koninklijk besluit 07.04.1977) zijn de NMBS-werkplaatsen in Kessel-Lo bestemd als woongebied (grond-kleur rood) met de bestemming renovatiege-bied (ZR) in overdruk.

4. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen beslissingen die gemeenten en provincies nemen in het kader van de structuurplanning, en beslissingen die strikt genomen niet binnen het kader van structuurplanning worden geno-men.

Wat de structuurplannen op te maken door pro-vincies en gemeenten betreft, wordt het juri-disch kader geboden door het decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning. Volgende elementen zijn van belang.

Er is duidelijk hiërarchie ingebouwd tussen de verschillende planniveaus. Het provinciaal structuurplan richt zich naar het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (art. 1 2 ) . H e t gemeentelijk ruimtelijk structuurplan richt zich naar het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n en naar het provinciaal structuurplan van de provincie waarbinnen de gemeente ligt (art. 19). De provincie kan van het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen slechts afwijken omwille van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelij-ke activiteiten, of omwille van dringende socia-le, economische of budgettaire redenen (art. 7 § 3). De gemeente kan van het provinciaal ruim-telijk structuurplan slechts afwijken onder de bovengenoemde voorwaarden (art. 7 § 3). Va n het bindende gedeelte van het Ruimtelijk Struc-tuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimte-lijk structuurplan kan niet worden afgeweken. Voor de provinciale structuurplannen beschikt de Vlaamse regering over een goedkeuringstoe-zicht (bijzonder administratief toegoedkeuringstoe-zicht). Vo o r

de gemeentelijke structuurplannen geldt dit toe-zicht zolang er geen provinciale structuurplan-nen zijn goedgekeurd. Wanneer er een provinci-aal structuurplan is goedgekeurd, oefent de bestendige deputatie het goedkeuringstoezicht uit.

Voor beslissingen door gemeenten genomen buiten het kader van structuurplanning zullen de opties van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen doorwerken op onderstaande ma-nier.

Overeenkomstig de beslissing van de V l a a m s e regering terzake (beslissing van 05.04.1995, b i j-gesteld bij beslissing van 31.01.1996 en beves-tigd op 02.04.1996) geldt het huidige ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als toetskader voor de gewestplanwijzigingen en voor de beoordeling van gemeentelijke plannen m . b. t . materies die worden geraakt door de principes uit het RSV.

Voor gemeentelijke aanlegplannen (algemene en bijzondere plannen van aanleg) beschikt de Vlaamse regering over een bijzonder adminis-tratief toezicht in de vorm van het goedkeu-ringstoezicht.

Na de vaststelling van een ruimtelijk structuur-plan neemt de overheid die het structuurstructuur-plan heeft vastgesteld de nodige maatregelen om de plannen van aanleg in overeenstemming te brengen met het ruimtelijk structuurplan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 27 maart 1996 tekende het college van burge- meester en schepenen van Lubbeek beroep aan tegen de beslissing van 7 maart 1996 van de besten- dige deputatie van de

De waterloop De Laak en omgeving in A a r s c h o t zijn dringend aan sanering toe, niet alleen om het water te zuiveren, maar tevens om gezondheidsre- denen en omwille van de sluis

Een open verbinding met de Demer zou volgens sommigen het debiet kun- nen vergroten en aldus een zuiverend effect heb- ben?. Wat is het beleid van de minister in

Door de Regie der Gebouwen werd het bescherm- de gebouw "Ezeldijkmolen", gelegen in de Schaffenstraat in Diest,

De minister antwoordde nu dat er problemen waren met het ijken van de apparatuur voor het onderzoek, maar dat het onderzoek toch zou doorgaan en dat hij uiterlijk in de loop van

Wat vooral opvalt is dat deze organisatie de emble- men gebruikt van de Verenigde Naties en van de Europese Unie, wat bij de lezer het vermoeden zou kunnen doen rijzen dat

Bestaat er terzake reeds een eenvormige regle- mentering waarbij duidelijk wordt bepaald wat kan (bijvoorbeeld barbecue, k a m p v u u r, bepaalde fol- kloreactiviteiten

Worden er in Vlaanderen nog bouwvergunnin- gen afgeleverd voor de bouw van handelszaken, al dan niet gecombineerd met een woning, aan de stadsranden?. Hoeveel dergelijke