• No results found

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 1026

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 1026"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nr 1026

Vroenhof, Valkenburg

Gemeente Valkenburg a/d Geul

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);

Bureauonderzoek, karterend booronderzoek en elektrische weerstandsmetingen

Tom Deville Sara Houbrechts

Joep Orbons

October 2010

ArcheoPro

(2)

Colofon

Opdrachtgever: Aeres Milieu, Zuidhoven 9m, 6042 PB Roermond Status: versie 12-10-2010

Projectcode : 10-051 Vroenhof, Valkenburg

Bestandsnaam : ArcheoPro, Vroenhof, Valkenburg, 2010 10 12 Opgesteld conform KNA 3.1

Archis onderzoeksmelding (CIS nummer): 40.400 Bevoegd gezag: Gemeente Valkenburg a/d Geul Opslagplaats documentatie: Provincie Limburg Auteur: Tom Deville, Sara Houbrechts, Joep Orbons Projectleider : Tom Deville

Projectmedewerkers: Richard Exaltus, Tom Deville, Joep Orbons, Sara Houbrechts Onderaannemers: nvt

Autorisatie: Drs. R.P. Exaltus; senior-archeoloog ISSN : 1569-7363

Uitgegeven door ArcheoPro

© Copyright 2010 ArcheoPro, Maastricht ArcheoPro

Holdaal 6 Tel : 0(0 31) 43 3672586 Kamer van Koophandel Limburg: 14117581 NL 6228 GH Maastricht Fax: 0(0 31) 43 3672585 e-mail: info@archeopro.nl

Nederland www.archeopro.nl

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 1026

Vroenhof, Valkenburg

Gemeente Valkenburg a/d Geul

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);

Bureauonderzoek, karterend booronderzoek en

elektrische weerstandsmetingen

(3)

Inhoudsopgave:

Samenvatting... 4

1 Inleiding ... 5

1.1 Algemeen ... 5

1.2 Locatiegegevens:... 5

1.3 Onderzoek ... 5

2 Bureauonderzoek ... 7

2.1 Methode en bronnen ... 7

2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem ... 8

2.3 Archeologie... 13

2.4 Informatie amateurarcheologen ... 16

2.5 Historie... 21

2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 24

2.7 Onderzoeksstrategie... 25

3 Veldonderzoek ... 27

3.1 Booronderzoek... 27

3.1.1 Verrichte werkzaamheden ... 27

3.1.2 Resultaten booronderzoek... 27

3.2 Geofysisch onderzoek... 31

3.2.1 Algemeen ... 31

3.2.2 Weerstandsmeting... 31

4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies)... 35

Verklarende woordenlijst... 36

Archeologische tijdschaal ... 36

Bronnen... 36

Literatuur... 37

Bijlage 1: Boorbeschrijving ... 38

(4)

Samenvatting

Op 13 april 2010 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd op een terrein aan de Vroenhof te Valkenburg.

Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met een bureaustudie. Het bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het laat paleolithicum tot en met het mesolithicum en vanaf de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. Voor de Romeinse periode gold een zeer hoge verwachting in verband met de mogelijke aanwezigheid van resten van de Via Belgica. Om de kans op het aantreffen van resten van deze weg (en van overige archeologische indicatoren) zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied 15 boringen gezet met behulp van een megaboor. Deze boringen zijn geplaatst in één boorraai met een tussenafstand van 3 m tussen de boringen. Op die manier kon worden vastgesteld of in de ondergrond resten aanwezig zijn van het grindlichaam van de Via Belgica. Uit het met de megaboor verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied grotendeels intact is, uitgezonderd ter plaatse van de boringen 2 en 3 waar verstoring van de bodem is vastgesteld tot ongeveer drie meter beneden het maaiveld.

Zowel de resultaten van het booronderzoek als die van het geofysisch onderzoek hebben volstrekt geen aanwijzingen opgeleverd dat binnen het plangebied resten van een Romeinse weg aanwezig zijn. Overige archeologische indicatoren zijn evenmin aangetroffen. De resultaten van het onderzoek geven derhalve geen aanleiding om archeologisch

vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

(5)

1 Inleiding 1.1 Algemeen

- Opdrachtgever: Aeres Milieu, Zuidhoven 9m, 6042 PB Roermond - Geplande ingrepen: Bestemmingsplanwijziging.

- Datum uitvoering veldwerk: 13-04-2010

- Archis onderzoeksmelding (CIS nummer): 40.400 - Opgesteld conform KNA 3.1.

- Bevoegd gezag: Gemeente Valkenburg a/d Geul - Bewaarplaats vondsten: Provincie Limburg - Bewaarplaats documentatie: Provincie Limburg 1.2 Locatiegegevens:

- Provincie: Limburg

- Gemeente: Valkenburg a/d Geul - Plaats: Valkenburg

- Toponiem: Vroenhof

- Globale ligging: Het plangebied ligt binnen de historische kern van Houthem - Hoekcoördinaten plangebied:

o 183.383 / 320.532 o 183.394 / 320.530 o 183.379 / 320.481 o 183.369 / 320.484 - Oppervlakte plangebied: 0,06 ha - Eigendom: particulier

- Grondgebruik: Particulier - Hoogteligging: ± 65 m +NAP - Bepaling locaties: meetlinten

- Onderzoeksgebied bureauonderzoek: Cirkel met een straal van één kilometer rond het centrum van het plangebied

1.3 Onderzoek

Op 13 april 2010 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd op een terrein aan de Vroenhof te Valkenburg.

Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met een bureaustudie. Het bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.

ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen en is door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) vergunning verleend tot het verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek.

Het onderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog), drs. T. Deville (KNA-archeoloog), drs. S. Houbrechts (archeoloog) en ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist).

(6)

Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(7)

2 Bureauonderzoek 2.1 Methode en bronnen

Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden.

Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald.

Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd (voor bronvermelding; zie ook literatuurlijst, dit geldt ook voor de kaarten die in de tekst opgenomen zijn):

-Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) -Archeologische MonumentenKaart (AMK)

-ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) -Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

-Gemeente Valkenburg a/d Geul, Archeologische beleidskaart

-De geschiedenis van het Zuidlimburgse cultuurlandschap, J. Renes 1988 -Landschappen van Maas en Peel, J. Renes, 1999

-Bodemkaart 1:50.000

-Geomorfologische kaart 1:50.000 -Geologische kaart 1:50.000 -Tranchotkaart 1805

-Kadastrale minuutplan met aanwijzende tafels, 1830

-Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857 (Deel Zuid) -Historische topografische atlas van Noord-Brabant 1836-1843, 1:25.000

-Grote historische topografische atlas van Nederland, provincie Limburg 1:25.000 1894-1926 -Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965, 1:50.000

-Overig historisch kaartmateriaal

Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het plangebied.

(8)

2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem

Het plangebied ligt in het Zuid-Limburgse Lössgebied, dat wordt gevormd door een terrassenlandschap dat is ontstaan door zowel tektoniek als klimaatsveranderingen. Door tektonische opheffing sneed de Maas zich dieper en dieper in het landschap in. Daarnaast zorgden klimaatsveranderingen voor een opeenvolgende sequentie van insnijding (tijdens interglacialen) en accumulatie (tijdens glacialen). Deze afwisseling zorgde samen met de tektonische opheffing voor het ontstaan van karakteristieke terrassenlandschap. De terrassen bestaan uit tientallen meters dikke grove rivierafzettingen (grind en grof zand) van de Maas die behoren tot de Formatie van Beegden. Het plangebied lag oorspronkelijk op het Terras van St. Geertruid (figuur 4). Dit bestaat uit Maasafzettingen, die zijn gevormd aan het einde van het vroeg-Pleistoceen tijdens het Bavelien (circa 1,1 - 0.85 miljoen jaar geleden). Aan het einde van het Weichseliën, met name in het Laat Pleniglaciaal (circa 29.000 - 15.700 BP) en het Jonge Dryas (circa 12.745 - 11.755 BP) heerste er een poolklimaat in Nederland. Hierdoor ontbrak vegetatie waardoor op grote schaal verstuiving kon optreden. Vanuit het Noordzeebekken en de brede rivierbeddingen van Maas en Rijn werd dekzand en löss(leem) meegevoerd. Löss bestaat overwegend uit silt. Siltdeeltjes zijn dermate klein (< 62 micrometer) dat deze door de wind in suspensie kunnen worden gehouden en over vrijwel onbeperkte afstand kunnen worden verplaatst. De lösslaag in Limburg varieert in dikte van één tot twintig meter. De afzettingen behoren tot het Laagpakket van Schimmert, onderdeel van de Formatie van Boxtel.

Volgens de geomorfologische kaart van Nederland ligt het plangebied op een lösswand (figuur 3, code 11/10A4). Verder naar het noorden komen afbraakwanden voor die al dan niet met löss bedekt zijn (figuur 3, code 17/16A2). Het zuidoosten van het plangebied is niet gekarteerd, dit is de bebouwde kom van St. Gerlach. Ten zuiden van het plangebied ligt een relatief laaggelegen beekdalbodem (figuur 3, 3T2) waarin Daluitspoelingswaaiers bedekt met dekzand of löss voorkomen (figuur 3, code 4G5). Nog verder naar het zuiden ligt een hooggelegen beekdalbodem (figuur 3, code 3T3). Ten oosten, noordoosten en westen van het plangebied komen droogdalen voor die al dan niet bedekt zijn met löss (figuur 3, code 15/14S3 en 17/16S3). Helemaal ten noorden van het plangebied ligt een plateauterras dat is bedekt met löss, voor (figuur 3, code 8E6). Helemaal ten zuiden ligt een groeve (figuur 3, code 13N6). Binnen het onderzoeksgebied komen ook nog enkele holle wegen voor (figuur 3, code Hw).

Op de uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; figuur 6) is te zien dat het plangebied op de overgang ligt tussen de helling van het plateau in het noorden en het beekdal van de geul in het zuiden.

Volgens de bodemkaart van Nederland komen binnen het plangebied ooivaaggronden voor met roest beginnend dieper dan 80cm –mv, die zijn gevormd in siltige leem dat is afgezet als colluvium in de hellingvoet of als uitspoelingswaaier (figuur 5, code Ldh6/C). De ooivaaggronden hebben een vage Ap-horizont met een dikte van 20-30 cm, die in kleur weinig verschilt van de C-horizont. Ze bestaan uit oude secundaire löss, waarin plaatselijk een zwak ontwikkelde B-horizont kan worden aangetroffen. Het colluvium is meestal dikker dan 120 cm. In het beekdal ten zuiden van het plangebied, komen kalkloze poldervaaggronden voor in zware zavel en lichte klei (figuur 5, code Rn95C-V). Deze hebben eveneens een vage humushoudende Ap-horizont, die weinig in kleur verschilt van de onderliggende C-horizont.

In de jonge beekafzettingen heeft nog weinig bodemvorming kunnen plaatsvinden, waardoor alleen een vage bovengrond is ontstaan.

(9)

Verder naar het zuiden, voorbij het beekdal en ten noorden van het plangebied komen löss, terras en kalksteen hellingsgronden voor (figuur 5, code Ahc-/EF en AHI/D). Verder ten noorden en ten noordoosten van het plangebied liggen bergbrikgronden in siltige leem (figuur 5, code Blb6/B en U6162nr101). Bij deze bodems ligt de briklaag (Bt-horizont), die is ontstaan door inspoeling van kleideeltjes, tengevolge van erosie aan de oppervlakte. Naar beneden toe neemt het lutumgehalte geleidelijk aan af en gaat de briklaag meestal geleidelijk over in de C-horizont. Helemaal in het noorden komen radebrikgronden voor (figuur 5, code BLd6/A).

Figuur 3: Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(10)

Figuur 4: Uitsnede uit terrassen kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(11)

Figuur 5: Uitsnede uit de bodemkaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(12)

Figuur 6: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(13)

2.3 Archeologie

Het plangebied maakt deel uit van het provinciale aandachtsgebied van de provincie Limburg

“Via Belgica”. De Via Belgica was de weg van Keulen via Heerlen en Maastricht naar Boulogne. In Limburg is reeds 7 km van het tracé vastgelegd. Op basis van de archeologische gegevens en beschrijvingen kan gesteld worden dat de weg 5 tot 10 meter breed is geweest en het centrale weglichaam verhard was met grind of natuursteen. Mogelijk was de weg geflankeerd door greppels, maar gezien de ligging in een lager gelegen, nat gebied kunnen ook paalzettingen mogelijk zijn. Op circa 400 m ten westen van het plangebied is een deel van het tracé vastgelegd (monumentnummer 15.753). De weg ligt hier in het dal van de Geul onder een 2 meter dik pakket colluvium. Het grindlichaam lag op circa 1,5 meter onder het maaiveld. Indien de richting van deze weg verder doorgetrokken zou worden, zou deze dwars door het plangebied lopen. Op circa 50 m ten zuidwesten van monumentnummer 15.753 is een grindspoor van 17 m breed in twee raaien aangetroffen (waarnemingsnummer 407.658).

Mogelijk betreft het hier ook een deel van de Via Belgica. Circa 50 m ten zuiden van het monument is een mogelijke zijweg van de Via Belgica aangetroffen (waarnemingsnummer 38.607). Nog ten zuiden van dit monument, op circa 140 m hiervandaan, zijn eveneens de resten van een Romeinse weg aangetroffen naast scherven, dakpannen en een stenen constructie (waarnemingsnummer 38.609).

Het plangebied maakt deel uit van de oude dorpskern van Houthem (monumentnummer 16.326). Deze heeft de structuur van een vroegmiddeleeuws hof, met een domeingedeelte en een aantal horigenhoeven.

Ten oosten van het plangebied ligt de cluster met oude bebouwing van St. Gerlach (monumentnummer 16.327). St. Gerlach vormt nu het centrum van Houthem. St. Gerlach is een zeldzaam voorbeeld van een nederzetting waar de meeste gebouwen in hun huidige vorm uit dezelfde tijd dateren, met name de 2de helft van de 17de eeuw en de eerste helft van de 18de eeuw. Het westelijke deel van dit monument ligt in een zone met beschermde stads- en dorpsgezichten.

Op circa 760 m ten noorden van het plangebied ligt een beschermd monument van zeer hoge archeologische waarde (monumentnummer 1.476). Hier liggen sporen van een villa-complex uit de Romeinse tijd, met onder meer de resten van twee Romeinse gebouwen en een schans uit de middeleeuwen. Dit monument is nog verder naar het noorden uitgebreid (monumentnummer 15.873). Ten oosten van deze monumenten ligt ook nog monumentnummer 8.803, met eveneens (waarschijnlijk) sporen van een villa-complex uit de Romeinse tijd. Binnen deze groep van monumenten liggen verschillende waarnemingen. De waarnemingsnummers 15.773, 38.556 en 52.080 omvatten verschillende vondsten uit de Romeinse periode en de middeleeuwen. Ter plaatse van waarnemingsnummer 408.184 is een Flint-Ovalbijl uit het neolithicum aangetroffen. Over waarnemingsnummer 121.178 zijn geen verdere gegevens bekend in ARCHIS.

Binnen het onderzoeksgebied zijn 9 onderzoeksmeldingen bekend. Over 3 hiervan is geen verdere informatie beschikbaar in ARCHIS (onderzoeksmeldingen 21.040, 33.113 en 38.667).

Over het onderzoek zelf behorende bij onderzoeksmelding 5.280 is geen informatie bekend in ARCHIS. Hierbij zijn echter wel enkele waarnemingen gedaan. Zo is een vuurstenen werktuig of afslag aangetroffen (waarnemingsnummer 105.958) en zijn er verschillende vondsten uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen (waarnemingsnummers 105.972 en 105.974) gedaan. Waarnemingsnummer 105.964 bevat afval uit vuursteen. Ter plaatse van waarnemingsnummer 105.965 zijn enkele dakpannen uit de Romeinse tijd aangetroffen.

(14)

Voor een terrein op circa 600 m ten oosten van het plangebied is een bureauonderzoek uitgevoerd door BAAC naar aanleiding van de kwaliteitsverbetering van de Archeologische Monumentenkaart van de provincie Limburg (onderzoeksmelding 20.680). Het terrein had een monumentstatus door de vermoedelijke aanwezigheid van een vindplaats uit het neolithicum op basis van oppervlaktevondsten (waarnemingsnummer 408.752). Uit het onderzoek blijkt echter dat er geen aanwijzingen zijn voor een vindplaats en dat het terrein van de AMK kan worden afgevoerd.

Ter plaatse van onderzoeksmelding 3.773 is een onderzoek uitgevoerd door de Technische Universiteit Delft in samenwerking met de Archeologische Werkgroep Valkenburg in verband de aanwezigheid van resten uit de late middeleeuwen of de nieuwe tijd ter plaatse van het klooster van St. Gerlach. Hierbij zijn vijf inhumatiegraven uit de 13de of 14de eeuw aangetroffen naast een beerput, funderingsresten en aardewerkresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd (waarnemingsnummer 22.664).

Door de Grontmij is een bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting van het Centraal Plateau (onderzoeksmelding 20.982). Op basis hiervan is een selectie gemaakt van verschillende wegen die in de toekomst aan een oppervlaktekartering of karterend booronderzoek onderworpen dienen te worden. Voor de onderzoeksmeldingen 9.228 en 33.262 is geen verder onderzoek noodzakelijk geacht.

Ter plaatse van waarnemingsnummer 29.861, op circa 610 m ten noordwesten van het plangebied zijn resten aangetroffen van een Romeins villa-complex. Naast een stenen fundering zijn er muurrestanten, aardewerk, kuilen, dakpannen en kalksteen aangetroffen.

Op circa 625 m ten zuiden van het plangebied zijn kuilen en aardewerk uit de vroege of late middeleeuwen gevonden (waarnemingsnummer 35.878).

Op circa 700 m ten noordwesten van het plangebied is een crematiegraf uit de midden ijzertijd aangetroffen (waarnemingsnummer 29.862). Op 700 m ten zuiden van het plangebied zijn sporen van een Romeins grafveld en Romeinse munten aangetroffen (waarnemingsnummers 38.599 en 121.279).

Ter plaatse van waarnemingsnummer 15.439, op circa 730 m ten noordoosten van het plangebied, is ter plaatse van de lösswand een begraving bekend waarbij een volledig menselijk geraamte en botmateriaal van een schaap zijn aangetroffen.

Ten zuiden van het plangebied, op circa 950 m, zijn klingen van vuursteen en bijlen uit het neolithicum aangetroffen (waarnemingsnummer 32.937).

Tabel 1

Monumenten en waarnemingen

Nummer Coördinaat Periode Vondsten

1.476 Romeinse tijd

Middeleeuwen

Villa-complex Schans

8.803 Romeinse tijd Villa-complex

15.753 Romeinse tijd Weg

15.873 Romeinse tijd

Middeleeuwen

Villa-complex Schans

16.326 Vroege middeleeuwen -

nieuwe tijd

Oude dorpskern

16.327 Late middeleeuwen - nieuwe

tijd Cluster oude bebouwing

15.439 184.160/320.580 Vroege middeleeuwen - late Menselijk skelet

(15)

middeleeuwen Inhumatiegraf Botmateriaal van een schaap 15.773 183.930/321.180 Midden Romeinse tijd Steenbouw

22.664 183.900/320.100 Late middeleeuwen Late middeleeuwen - nieuwe tijd

Grafkeldertjes Beerput Keramiek Fundering 29.861 182.920/320940 Romeinse tijd Fundering

Muurrestanten Dakpannen Aardewerk Mergelbokken Kuilen

29.862 182.980/321.100 Midden ijzertijd Crematiegraf 32.937 183.160/319.570 Vroeg neolithicum - laat

neolithicum Neolithicum

Bijlen

Klingen uit vuursteen 35.878 183.000/320.000 Vroege middeleeuwen - late

middeleeuwen

Kuilen Aardewerk 38.556 183.800/321.150 Romeinse tijd

Midden Romeinse tijd Laat Romeinse tijd

Laat Romeinse tijd - late middeleeuwen

Late middeleeuwen

Dakpannen Maalsteen Hypocausttegel Vaatwerk Zegelsteen Fibula Munt Keramiek Bot Fundering Muurschildering Munt

Aardewerk

Restanten van een burgus Wal

Aardewerk 38.599 183.500/319.800 Romeinse tijd

Midden Romeinse tijd

Glas Dakpan Spijker

Crematieresten Aardewerk Grafheuveltjes Munt

38.607 182.840/320.500 Romeinse tijd Zijweg

Stenen constructie 38.609 182.840/320.420 Romeinse tijd

Middeleeuwen

Hoofdweg of Heirbaan Aardewerk

Stenen constructie Dakpannen

Aardewerk 52.080 183.800/321.220 Midden Romeinse tijd Aardewerk

(16)

Romeinse tijd

Vroege middeleeuwen Middeleeuwen

Bot Sieraad Uitbraaksleuf Aardewerk Afvallaag

105.958 183.460/321.270 Onbekend Werktuig op afslag 105.964 183.790/321.110 Onbekend Afval uit vuursteen 105.965 183.800/321.150 Romeinse tijd Dakpannen

105.972 183.900/321.330 IJzertijd Romeinse tijd

Late middeleeuwen Onbekend

Aardewerk Dakpan Aardewerk Aardewerk Natuursteen Afval 105.974 183.930/321.180 Romeinse tijd

Late middeleeuwen Onbekend

Dakpan Aardewerk

Afval uit vuursteen Dakpan

Werktuig op afslag Natuursteen

121.278 183.800/321.150 Onbekend Onbekend

121.279 183.500/319.800 Onbekend Onbekend

407.658 182.750/320.550 Romeinse tijd Grindweg 408.184 183.820/321.205 Midden neolithicum - laat

neolithicum

Flint-Ovalbijl

408.752 184.048/320.496 Onbekend Onbekend

2.4 Informatie amateurarcheologen

ArcheoPro heeft contact opgenomen met de heemkundevereniging Houthem. Dit heeft met betrekking tot het plangebied geen informatie opgeleverd.

(17)

Figuur 7: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(18)

Volgens de archeologische monumenten- en trefkanskaart (figuur 8) ligt het plangebied binnen terrein 32 (monumentnummer 16.326), een gebied met een hoge archeologische waarde. Deze wordt ter plekke van het plangebied doorsneden door een mogelijk tracé van een Romeinse weg (zone met zeer hoge trefkans).

Op de beleidskaart van de Gemeente Valkenburg aan de Geul (figuur 9) ligt het plangebied in een zone met beleidsadvies “categorie 2”. Deze categorie bevat terreinen van zeer hoge waarde. Voor terreinen gelegen in categorie 2 geldt dat deze terreinen onderzocht dienen te worden door middel van proefsleuven.

Volgens de beleidskaart voor ondergrondse archeologie van de gemeente Valkenburg aan de Geul (figuur 10) ligt het plangebied in een zone waarbinnen kans is op het aantreffen van ingangen van groeven.

Figuur 8: Uitsnede uit de archeologische monumenten- en trefkanskaart van de gemeente Valkenburg aan de Geul

(19)

Figuur 9: Uitsneden uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart

(20)

Figuur 10: Uitsneden uit de gemeentelijke groeven beleidskaart

(21)

2.5 Historie

De eerste datering van Houthem stamt uit 1096, toen omschreven als apud Houlten. Deze naam is een samenstelling van de woorden holt (bos) en heem (woonplaats). Deze laatste wijst op een vroegmiddeleeuwse oorsprong. Later wordt het nog vermeld in historische bronnen als Holtheim (1140) en als Houtheijm (1244).

De Tranchotkaart (zie figuur 11) uit 1805 laat zien dat het plangebied in die tijd in gebruik was als bouwland dat zich ten noorden van de weg Vroenhof uitstrekte. Het plangebied ligt vlakbij de historische kern van Houthem. Aan de zuidzijde van de straat Vroenhof lag een grote hoeve, omgeven door boomgaarden die vandaag de dag nog bekend staat als oude Pastorije.

Volgens de kaart van Renes (zie figuur 12) ligt het plangebied binnen de historische kern van Houthem. Deze dorpskern heeft slechts weinig tot matig veranderingen ondergaan sedert 1830.

Ten zuiden van het plangebied loopt de weg Vroenhof, een verbindingsweg tussen Meerssen en Valkenburg aan de Geul die mogelijk uit de late middeleeuwen dateert.

Figuur 11: Uitsnede uit de Tranchotkaart van 1805.

Figuur 12: Uitsnede uit de kaart met historische landschapselementen (naar Renes, 1999).

(22)

De kadasterkaart uit 1832 toont dat het plangebied destijds binnen de percelen 564 en 565 lag.

Uit de aanwijzende tafels blijkt dat deze in eigendom waren bij van der Geheuren en in gebruik waren als bouwland. Ten westen van het plangebied liep een pad dat de verbinding vormde tussen de weg Vroenhof en een parallelweg die ten noorden van Houthem liep.

Figuur 13: Uitsnede uit de kadastrale kaart uit 1832

(23)

Figuur 14 toont achtereenvolgens topografische kaarten van het onderzoeksgebied uit 1845, 1924, 1960 en 2008. Op deze kaarten is te zien dat het plangebied tot aan het einde van de 19de eeuw in gebruik geweest als bouwland. Ten westen en ten zuiden van het plangebied lagen uitgestrekte weilanden en boomgaarden die door houtwallen werden begrensd. Toen in de eerste helft van de 20ste eeuw de spoorlijn werd aangelegd is de loop van de veldweg die ten noorden van het plangebied liep verlegd. Ter plaatse van het pad dat op de kadasterkaart uit 1832 wordt aangegeven is een brug uitgespaard zodat dit verbindingspad behouden kon blijven. De bebouwde kom van Houthem was reeds langs de weg Vroenhof uitgebreid in oostelijke richting tot voorbij het plangebied. Omstreeks het midden van de 20ste eeuw zijn de kernen van Houthem en Sint Gerlach aan elkaar gegroeid door de toename van de bebouwing langs de weg Vroenhof. In de tweede helft van de 20ste eeuw veranderde er nagenoeg niets waardoor het plangebied tot op de huidige dag onbebouwd is gebleven.

Figuur 14: Uitsneden uit de topografische kaarten uit achtereenvolgens: 1845, 1924, 1960 en 2008.

(24)

2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Specifieke ligging (locatie)

Geomorfologisch gezien ligt het plangebied op een lösswand aan de noordzijde van het Geuldal. Het plangebied ligt binnen de historische dorpskern van Houthem ten noorden van de verbindingsweg tussen Meerssen en Valkenburg aan de Geul en in het vermoedelijke tracé van de Via Belgica.

Verwachte perioden (datering)

Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden bij vergelijkbare geomorfologische situaties in de omgeving, kunnen binnen het plangebied archeologische resten vanaf het midden-paleolithicum tot en met het mesolithicum en uit de Romeinse periode tot en met de nieuwe tijd worden verwacht.

Archeologische resten uit het neolithicum tot en met de ijzertijd worden niet verwacht. In deze periodes worden voornamelijk de randen van plateaus dan wel de plateaus zelf als nederzettingslocatie gekozen. Voor de bronstijd en ijzertijd bestaan er nog te weinig gegevens om een verwachting te kunnen opstellen.

Complextypen

Eventuele archeologische resten uit het paleolithicum of mesolithicum zullen beperkt blijven tot kleine jachtkampementen die nauwelijks meer zijn dan de neerslag van een enkele (jacht)activiteit of een kortstondig kamp van zeer geringe afmetingen. De omvang hiervan kan beperkt zijn tot enkele (tientallen) vierkante meters. Resten van basiskampen worden niet verwacht. Deze lagen bovenaan op de hellingen of op de randen van plateaus.

Archeologische resten uit de Romeinse tijd kunnen bestaan uit sporen van infrastructurele voorzieningen en de daaraan verbonden nederzettingsresten alsook sporen van begraving.

Resten uit de vroege middeleeuwen zullen vooral nederzettingsresten betreffen van minimaal honderden vierkante meters grootte. De aanwezigheid van sporen van begravingen kan evenmin worden uitgesloten. Door de ligging langs een verbindingsweg tussen Meerssen en Valkenburg aan de Geul kunnen binnen het plangebied laatmiddeleeuwse off-site complexen worden verwacht.

Uiterlijke kenmerken

Nederzettingsresten uit het paleolithicum of mesolithicum zullen binnen het plangebied uit oppervlakkige vondststrooiingen bestaan met eventuele ondiepe sporen in de ondergrond die onder colluvium kunnen zijn afgedekt.

Sporen uit de Romeinse tijd kunnen bestaan uit resten van de Via Belgica. Het betreft een grindlichaam eventueel bedekt met natuursteen dat geflankeerd werd door een greppel.

Hiernaast kunnen nederzettingsresten worden aangetroffen die voorkomen als concentraties van vondstmateriaal en kuilvullingen. Daarnaast kunnen ook sporen van begraving worden aangetroffen in de vorm van grafmonumenten zoals bijvoorbeeld tumuli. Alle resten worden verwacht onder een pakket colluvium. Nederzettingsresten uit de vroege middeleeuwen liggen eveneens onder colluvium en kunnen worden herkent als concentraties van vondstmateriaal en als vullingen van kuilen (afvalkuilen, paalkuilen, waterputten, enz).

Eventuele sporen van begraving kunnen uit inhumatiegraven bestaan die voorkomen in clusters van enkele - tot vele tientallen graven.

Laatmiddeleeuwse off-site resten worden gekenmerkt door perceelsgrenzen en grensstenen, afwateringsgreppeltjes, graften en eventuele toegangswegen.

(25)

Mogelijke verstoringen

Het plangebied is lange tijd in gebruik geweest als bouwland. Daarbij heeft landbewerking de top van de bodem verstoord. Hierdoor kunnen eventueel aanwezige resten oppervlakkig verstoord zijn.

2.7 Onderzoeksstrategie

Tijdens het veldwerk moet allereerst worden vastgesteld hoe de bodem is opgebouwd, in hoeverre deze intact is en of hierin archeologische indicatoren aanwezig (kunnen) zijn.

Om de bodemopbouw zo exact mogelijk te kunnen bestuderen kan het beste gebruik gemaakt worden van een guts.

Indien blijkt dat de huidige grondbewerking tot in de natuurlijke bodem reikt en een goede vondstzichtbaarheid heerst, is een oppervlaktekartering het meest geschikt voor het opsporen van archeologische indicatoren. De meeste van de archeologische vondsten in de omgeving van het plangebied zijn immers gedaan als oppervlaktevondsten.

Volgens de beleidskaart ligt het plangebied in een zone met “categorie 2”. Terreinen geleden in deze zone dienen onderzocht te worden door middel van een proefsleuvenonderzoek. In overleg met het bevoegd gezag is overeengekomen dat hier wegens de gerichte omvang van het bouwblok een booronderzoek volstaat.

Binnen het plangebied zijn 15 boorpunten verdeeld over één boorraai. In overleg met de gemeente Valkenburg aan de Geul is besloten om binnen het plangebied van noord naar zuid één boorraai te plaatsen waarbinnen de boringen met een maximale tussenafstand van 3 m werden geplaatst. De aanleiding hiervoor is het vermoeden dat binnen het plangebied het tracé van de Via Belgica kan worden aangetroffen. Dit tracé loopt, op basis van onderzoeksresultaten aan het Vroenhof, (circa 1 km ten westen van het plangebied) van west naar oost door of nabij het plangebied. Aangezien de wegbreedte tussen 5 en 10 m varieert is een boorraai met een tussenafstand tussen de boringen van 3 m optimaal om het eventueel aanwezige grindlichaam aan te boren. Binnen het slechts 0.06 hectare plangebied wordt op deze manier een boordichtheid bereikt van 250 boringen per hectare. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), ruimschoots als brede zoekoptie om vindplaatsen uit alle perioden, in löss op te sporen.

Zelfs met de door ArcheoPro gehanteerde hoge boordichtheid is op basis van een booronderzoek nooit te garanderen dat alle typen archeologische resten kunnen worden opgespoord. De kans op het aantreffen van grondsporen is bijvoorbeeld aanmerkelijk groter indien een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd. Een dergelijke aanpak zou echter in dit stadium van het onderzoek een te zwaar middel vormen.

Van alle boorpunten wordt de NAP-hoogte bepaald door middel van het AHN en de waterpas.

Om de kans op het aantreffen van resten van de Via Belgica zo groot mogelijk te maken, is door ArcheoPro tevens een geofysisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van elektrische weerstandsmetingen.

(26)

Figuur 15: Plangebied nabij boring 15, gezien in zuidelijke richting

(27)

3 Veldonderzoek 3.1 Booronderzoek

3.1.1 Verrichte werkzaamheden

- Positie boringen: Tijdens het booronderzoek zijn de boringen in één raai geplaatst die van zuid naar noord over het terrein liep. Binnen deze boorraai bedraagt de tussenafstand tussen de boringen 3 m, zie figuur 17

- Gebruikt boormateriaal: edelmanboor met diameter van 12 cm.

- Totaal aantal boringen: 15

- Boordichtheid: 250 boringen per hectare - Geboorde diepte: 1,6 - 4,9 m -Mv

- Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas

- Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.1)

- Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: In verband met de begroeiing van het plangebied was geen oppervlaktekartering mogelijk. Evenmin waren bodemontsluitingen aanwezig die geïnspecteerd konden worden op de aanwezigheid van archeologische indicatoren.

3.1.2 Resultaten booronderzoek

Het plangebied was op het moment van onderzoek in gebruik als weiland waarin kippen liepen. Het niveau stijgt in de eerste drie meter vanaf de straatzijde sterk. Daarna neemt de hellingshoek af tot een matig steile helling. Op een afstand van circa 45 m is een hoogteverschil van 230 cm vastgesteld (= 5.11 %). De ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in bijlage 1. De NAP-waarde van de boringen werd vastgesteld door middel van waterpassing waarvan het 0-punt bepaald werd op basis van het AHN.

De bouwvoor bestaat uit zwak zandige matig humeuze leem met een bruingrijze kleur. Hierin zijn in het merendeel van de boringen boomwortels aangetroffen. De dikte van de bouwvoor bedraagt 15 à 30 cm. Hieronder is meteen de C-horizont aangetroffen. Deze heeft een licht tot matig gevlekte bruingrijze kleur. Het betreft secundaire löss (colluvium) dat duidelijk herkenbaar is aan de uitgesproken gelaagdheid waarin ondermeer enkele spikkels houtskool en baksteen zijn opgenomen. Het sterk gevlekte karakter alsook de aanwezigheid van baksteen en het ontbreken van bodemvorming doet vermoeden dat het hier om jong colluvium gaat dat uit de late middeleeuwen, dan wel uit de nieuwe tijd dateert. De dikte van het pakket colluvium varieert sterk. Aan de zuidzijde ligt de onderzijde van dit pakket colluvium op een diepte van circa 130 cm beneden het maaiveld terwijl het colluvium aan de noordzijde slechts 50 cm dik is. Dit impliceert dat de oorspronkelijke helling van het terrein véél steiler moet zijn geweest. Onder het colluvium is een goed ontwikkelde B-horizont waargenomen. Deze bestaat uit matig zandige klei die lichtelijk een rode schijn bezit. Deze B-horizont is tussen 45 en 70 cm dik. Geleidelijk aan gaat de B-horizont, via de BC-horizont over in de C-horizont.

De vage gelaagdheid geeft aan dat het ook hier colluvium betreft. De duidelijke bodemvorming hierin in de vorm van een B-horizont geeft aan dat het hier om oud colluvium gaat waarin al weer lange tijd bodemvorming heeft kunnen plaatsvinden. Aangezien het grindlichaam, gerelateerd aan de Via Belgica, in de top van de B-horizont zou kunnen worden aangetroffen, is in het merendeel van de boringen niet dieper geboord dan tot in de C-horizont van het oud colluvium. Uit een dieper doorgezette boring (boring 2) blijkt dat op grotere diepte nog slechts de voortzetting van het pakket colluvium aanwezig is. Pas op een diepte

(28)

van 450 cm beneden het maaiveld is primaire löss aangetroffen. Het betreft matig zandige löss die behoort tot het Laagpakket van Schimmert van de Formatie van Boxtel.

Ter plaatse van de boringen 2 en 3 bleek de bodem tot in het oud colluvium (minstens tot onder de BC-horizont, dan wel diep in de C-horizont) verstoord te zijn. De verstoringsdiepte bedraagt respectievelijk 310 en 300 cm beneden het maaiveldniveau. Het gevlekte karakter van de verstoorde lagen doet vermoeden dat het om subrecente dan wel recente verstoring gaat. Boring 1 moest voortijdig worden gestaakt omdat vanaf het oppervlak een grote kei in het boorgat viel.

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn die gerelateerd kunnen worden aan de Via Belgica. Dergelijke resten werden verwacht onder het recent colluvium, in de top van de B-horizont. Ondanks de hoge boordichtheid (250 boringen per hectare) zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen binnen het plangebied. Hieruit kan worden afgeleid dat binnen het plangebied ook geen resten van archeologische nederzettingen en huisplaatsen e.d. aanwezig zullen zijn.

(29)

Figuur 16: Foto van boring 2.

(30)

Figuur 17: Boorprofielen

(31)

3.2 Geofysisch onderzoek 3.2.1 Algemeen

Geofysisch bodemonderzoek is onderzoek waarbij de bodem op volledig non-destructieve wijze de bodemopbouw in kaart gebracht wordt. Dit in tegenstelling tot sonderen, boren of graven. Naast het volledig non-destructieve karakter heeft geofysisch bodemonderzoek als voordeel dat met relatief grote snelheid, vlakdekkende informatie over de bodemsamenstelling kan worden verkregen.

Binnen het archeologisch prospectieonderzoek bestaan vier hoofdvormen van geofysisch bodemonderzoek:

• Elektrische weerstandsmetingen

• Electromagnetisch onderzoek (EM)

• Magnetometer-onderzoek

• Grondradar (GPR)

De verschillende typen geofysische meetinstrumenten detecteren elk specifieke soorten ondergrondse structuren. De keuze van het juiste instrument, alsmede van de juiste meetmethodiek is cruciaal voor een optimaal resultaat.

Een geofysisch onderzoek vindt plaats door in een regelmatig patroon (lijn of vlak) een groot aantal metingen te doen. Deze metingen worden in het meetinstrument opgeslagen en uitgelezen in een computer. Speciale computerprogramma’s bewerken de meetgegevens en visualiseren en combineren deze met de andere onderzoeksresultaten.

In verband met de aard van de verwachte archeologische structuren, is binnen het onderzoeksgebied geofysisch onderzoek door middel van weerstandsmetingen toegepast.

3.2.2 Weerstandsmetingen

Weerstandsmetingen vinden plaats met een weerstandsmeter die door middel van electroden aan het bodemoppervlak een stroom de grond in stuurt en meet wat de elektrische weerstand van het bodemmateriaal is. Grachtvullingen hebben gewoonlijk een lagere weerstandswaarde dan de omgevende bodem terwijl funderingsresten juist een hogere weerstandswaarde zullen hebben. Vooral muren, kuilen, grachten en greppels worden als scherp begrensde structuren zichtbaar in de meetresultaten.

De binnen het plangebied verwachtte Romeinse weg zou meetbaar kunnen zijn door de aanwezigheid van verhardingsmateriaal zoals grind, zand en houten constructiematerialen die mogelijk een hogere weerstand dan de omgeving veroorzaken. Greppels langs de kant van de weg zouden geleidelijk aan dichtgeslibd zijn en daardoor de bodemvochtsituatie ter plaatse anders is dan de omgeving. Dit resulteert dan in een lagere weerstand dan de omgeving. De Romeinse weg zou derhalve in de meetresultaten zichtbaar kunnen zijn als een baan van hoge weerstandswaarden die geflankeerd wordt door één of twee banen van lage weerstandswaarden.

Om een optimaal resultaat te bereiken, is gekozen voor de uitvoering van multiplexed weerstandsmetingen waarbij op meerdere dieptes metingen worden vericht. Binnen het plangebied is daarbij gemeten op 50 cm –mv, 75 cm –mv, 100 cm –mv, 125 cm –mv en 150 cm –mv. Uit deze multilayer informatie zijn de weerstandsverschillen binnen elk meetvlak gevisualiseerd en is een (pseudo)profiel van de metingen gemaakt.

(32)

De verrichte metingen hebben geen anomalieën opgeleverd die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van resten van de Via Belgica binnen het plangebied. Wel is duidelijk in de meetresultaten waarneembaar dat er op een diepte van 130 (zuiden) à 50 cm (noorden) een verhoogde weerstand is vastgesteld. Deze komt mooi overeen met de diepteligging van de stugge, kleiige B-horizont. Daarmee worden de gegevens van het booronderzoek bevestigd.

(33)

Figuur 18: Boorpunten met verstoringsdiepten.

(34)

Figuur 19: Weergave van de resultaten van de weerstandsmetingen.

(35)

4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies)

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het laat paleolithicum tot en met het mesolithicum en vanaf de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. Voor de Romeinse periode gold een zeer hoge verwachting in verband met de mogelijke aanwezigheid van resten van de Via Belgica. Om de kans op het aantreffen van resten van deze weg (en van overige archeologische indicatoren) zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied 15 boringen gezet met behulp van een megaboor. Deze boringen zijn geplaatst in één boorraai met een tussenafstand van 3 m tussen de boringen. Op die manier kon worden vastgesteld of in de ondergrond resten aanwezig zijn van het grindlichaam van de Via Belgica. Uit het met de megaboor verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied grotendeels intact is, uitgezonderd ter plaatse van de boringen 2 en 3 waar verstoring van de bodem is vastgesteld tot ongeveer drie meter beneden het maaiveld.

Zowel de resultaten van het booronderzoek als die van het geofysisch onderzoek hebben volstrekt geen aanwijzingen opgeleverd dat binnen het plangebied resten van een Romeinse weg aanwezig zijn. Overige archeologische indicatoren zijn evenmin aangetroffen. De resultaten van het onderzoek geven derhalve geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

In verband met het volledig ontbreken van archeologische indicatoren binnen het plangebied, zijn de KNA-onderdelen Waardestelling en Beleidsadvies, in dit rapport niet nader uitgewerkt.

In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de Minister (in de praktijk bij de RCE of de gemeente Valkenburg aan de Geul), conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.

(36)

Verklarende woordenlijst:

BP: Before Present (present = 1950) GPS: Global Positioning System IVO: Inventariserend VeldOnderzoek NAP: Normaal Amsterdams Peil.

RCE: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer Archeologische tijdschaal

Periode Datering

Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd) 250.000 - 9000 Mesolithicum (midden steentijd) 9000 - 4500 Neolithicum (nieuwe steentijd) 4500 - 2100

Bronstijd 2000 - 800

IJzertijd 800 - 12 v. chr.

Romeinse tijd 12 v chr. - 500 n. chr.

Vroege middeleeuwen 500 - 1000

Volle middeleeuwen 1000 - 1250

Late middeleeuwen 1250 - 1500

Nieuwe tijd 1500 - heden

Bronnen

Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000.

Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990

Grote historische topografische Provincie Atlas Limburg; 1894-1926 1:25.000. Nieuwland Tilburg 2006

Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997

Kadastrale minuut 1830 met aanwijzende tafels, (www.watwaswaar.nl)

Kadaster Topografische Dienst, Top25Raster, Top10Vector, GBKN kaarten, Emmen 2008 Luchtfoto, http://maps.google.nl

Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden), Amersfoort.

Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, AMK (Archeologische monumentenkaart), Amersfoort.

Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, ARCHIS II (Archeologisch Informatie Systeem), http://archis2.archis.nl/

Rijkswaterstaat, Servicedesk Data, AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), Delft.

Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968.

(37)

Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Staring Centrum, Wageningen, 1989

Stichting voor Bodemkartering, Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968.

Tranchot en v. Muffling, Kartenaufnahme der Rheinlande 1803-1820

Twaalf provinciën 2007. Atlas van topografische kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij twaalf provinciën. Landsmeer.

Literatuur

Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Assen.

Berkel, G. van & K. Samplonius, 2006. Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie, Utrecht.

Cate, J. A. M. ten. A. F. van Holst, H. Kleijer en J. Stolp, 1995. Handleiding bodemgeografisch onderzoek; richtlijnen en voorschriften. Deel A: Bodem. Wageningen, DLO-Staring Centrum. Technisch Document 19A.

Demey, D. , 2003. De Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen, provincie Limburg, een archeologisch onderzoek, RAAP rapport 924, Weesp.

Demey, D. en Roymans, J.A.M., 2004. De Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen, Provincie Limburg. Een archeologisch ondezoek. In: Historische en Heemkundige studies in en rond het Geuldal jaarboek 2004, Valkenburg aan de Geul.

Es. Van W.A., Sarfatij, H. & P.J. Woltering (red.) 1988. Archeologie in Nederland; De rijkdom van het bodemarchief. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.

Amersfoort.

Kuiper, M. 2006/2007. Atlas van topografische kaarten Nederland, 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

Philippens, H.J.J., 1983, Houthems verleden, Eygelshoven.

Renes, J., 1988. De geschiedenis van het Zuidlimburgse cultuurlandschap, Maastricht.

(38)

Bijlage 1: Boorbeschrijving

Posities van de boringen (boorlocaties)

"Boornummer" "X_RD" "Y_RD" "NAP"

1 183376.9 320482.9 63.83 2 183377.9 320485.8 64.42 3 183378.8 320488.7 64.58 4 183379.7 320491.5 64.71 5 183380.7 320494.5 64.78 6 183381.5 320497.3 64.83 7 183382.5 320500.2 64.94

8 183383.4 320503.1 65.02 9 183384.3 320505.9 65.14 10 183385.2 320508.7 65.26 11 183386.2 320511.5 65.42 12 183387.1 320514.4 65.59 13 183388.1 320517.2 65.74 14 183389.1 320520.0 65.94 15 183389.9 320522.9 66.08 Algemene kopgegevens

Soort boring BAR

Projectnummer 10-051

Projectnaam Vroenhof, Valkenburg Deelgebied Nvt

Organisatie ArcheoPro CIS-code 40.400 coördinaatsysteem RD2000 Coördinaatsysteemdatum ETRS89 Locatiebepaling meetlint Referentievlak NAP Bepaling maaiveldhoogte AHN – Waterpas Boormethode Edelman Boordiameter 12 cm Opdrachtgever Aeres Milieu

(39)

Boorbeschrijving volgens ASB 5.1

Lithologie Kleur Overige kenmerken Boor

Nr LDO

GD B K

BS BZ B G

BH HK TK IK VL K

CO PLH VS SST BHN BI GI AIS

1 25 L 3 1 2 BR GR BHA BOV 35 L 3 1 BR GR V

G R1

XP

135 L 1 1 GR LI V BR 1

BHC COL

170 K 4 BR GR LI BHB 180 L 1 GR BR LI BHB

C 181 GESTAAKT DOOR INSTORTING BOORGAT

2 20 L 1 2 BR GR D

O BHA BOV 90 L 1 1 BR GR VRG 120 L 1 1 GR VRG 180 L 1 GR BR LI VRG HK1 200 L 3 2 GR BR LI VRG 310 L 1 BR GR LI VRG 450 L 3 BR GE LI BHC COL 490 L 3 BR GE LI BHC COL 3 20 L 1 2 BR GR D

O

BHA BOV 100 L 1 1 BR GR VRG 180 L 1 1 GR D

O G R1

VRG

220 K 3 BR GR VRG 300 L 1 BR GR LI VRG 330 L 3 BR GE LI BHC COL 4 15 L 3 2 BR GR BHA BOV 110 L 3 BR GR LI BHC ROG COL 130 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

200 K 2 BR GR LI BHB 260 K 4 GR BR LI BHB

C

280 L 1 GR BR LI BHC COL 5 15 L 3 2 BR GR BHA BOV 105 L 3 BR GR LI BHC ROG COL 140 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

190 K 2 BR GR LI BHB 250 K 4 GR BR LI BHB

C

265 L 1 GR BR LI BHC COL 6 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 100 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

120 K 2 BR GR LI BHB 180 K 4 GR BR LI BHB

C

220 L 1 GR BR LI BHC COL 7 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 90 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

140 K 2 BR GR LI BHB 185 K 4 GR BR LI BHB

C

220 L 1 GR BR LI BHC COL 8 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 75 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

(40)

150 K 2 BR GR LI BHB 180 K 4 GR BR LI BHB

C

205 L 1 GR BR LI BHC 9 15 L 3 2 BR GR BHA BOV 60 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

115 K 2 BR GR LI BHB 160 K 4 GR BR LI BHB

C

185 L 1 GR BR LI BHC COL 8 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 75 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

150 K 2 BR GR LI BHB 150 K 4 GR BR LI BHB

C

205 L 1 GR BR LI BHC COL 9 15 L 3 2 BR GR BHA BOV HKF1,

BST1 60 L 1 GR LI V

BR 1

R O V1

BHC COL

115 K 2 BR GR LI BHB 160 K 4 GR BR LI BHB

C

185 L 1 GR BR LI BHC COL 10 30 L 3 2 BR GR BHA BOV 55 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

95 K 2 BR GR LI BHB 145 K 4 GR BR LI BHB

C

170 L 1 GR BR LI BHC COL 11 15 L 3 2 BR GR BHA BOV 60 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

105 K 2 BR GR LI BHB 150 K 4 GR BR LI BHB

C

180 L 1 GR BR LI BHC COL 12 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 60 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

100 K 2 BR GR LI BHB 150 K 4 GR BR LI BHB

C

180 L 1 GR BR LI BHC COL 13 30 L 3 2 BR GR BHA BOV 55 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

70 K 2 BR GR LI BHB 150 K 4 GR BR LI BHB

C

180 L 1 GR BR LI BHC 14 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 50 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

70 K 2 BR GR LI BHB 140 K 4 GR BR LI BHB

C

165 L 1 GR BR LI BHC 15 20 L 3 2 BR GR BHA BOV 50 L 1 GR LI V

BR 1

BHC COL

(41)

90 K 2 BR GR LI BHB 130 K 4 GR BR LI BHB

C

160 L 1 GR BR LI BHC COL

Betekenis van de afkortingen:

LDO – Onderzijde boortraject Lithologie:

GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand

Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BG= bijmengsel grind, BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst.

Kleur:

HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje, PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart.

TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven).

IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker

VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel Overige kenmerken:

CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel)

VS = veensoorten

SST = Sedimentaire structuren

BHN = Bodemhorizont; BHA = A-horizont, BHB = Bt-horizont, BHBC = BC-horizont, BHC = C- horizont

BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , ROG = rommelig, VRG = vergraven GI = Geologische interpretaties; COL = colluvium

AIS = Archeologische indicatoren; BST = baksteenfragmenten, HKF = houtskoolfragmenten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Resten uit de Romeinse tijd tot en met de Middeleeuwen zoals volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel aanwezig zouden kunnen zijn, zijn binnen het plangebied dan

Op grond van de historische gegevens en de resultaten van het booronderzoek kunnen in het bovenste pakket archeologische resten aanwezig zijn gerelateerd aan bewoning van het

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het noordelijke deel van het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van

Gezien de (middel)hoge verwachting binnen het plangebied op het aantreffen van archeologische resten vanaf de steentijd is een archeologisch booronderzoek

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren toch zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied acht boringen gezet met behulp van een megaboor.. Het hiermee

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor resten die dateren uit het laat-paleolithicum,

vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.. In het