• No results found

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 746

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 746"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nr 746

Velp - Pastorieweg gemeente Grave

Inventariserend veldonderzoek (IVO) bureauonderzoek en karterend booronderzoek

Richard Exaltus Joep Orbons

oktober 2007

ArcheoPro

(2)

Colofon

Opdrachtgever: Optifield BV, Graskamp 26, 4175 CZ Haaften Status: concept

Datum: 1 oktober 2007

Projectcode : 07-060-S Pastorieweg, Velp-Grave

Bestandsnaam : ArcheoPro, Pastorieweg, Velp-Grave, 2007 10 01 Opgesteld conform KNA 3.1

Archis CIS-nummer: 24430

Opslagplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant Auteur: Richard Exaltus, Joep Orbons

Projectleider : Richard Exaltus, Joep Orbons Projectmedewerkers: Hon Rik

Onderaannemers: nvt

Autorisatie: Richard Exaltus ISSN : 1569-7363

Uitgegeven door Souterrains, Partner of ArcheoPro

© Copyright 2007 Souterrains, Maastricht

Souterrains, Partner of ArcheoPro

Holdaal 6 Tel : 0(0 31) 43 3672586 BTW: NL.1575.24.541.B01 Kamer van Koophandel Zuid Limburg: 14066883 NL 6228 GH Maastricht Fax: 0(0 31) 43 3672585 e-mail: j.orbons@souterrains.nl Postbank: 8980640

Nederland Mobiel: 0(0-31) 6-15 071 366 www.souterrains.nl IBAN: NL29PSTB0008980640 BIC/ Swift: PSTBN L21

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 746

Velp - Pastorieweg gemeente Grave

Inventariserend veldonderzoek (IVO)

bureauonderzoek en karterend booronderzoek

(3)

Inhoudsopgave:

Samenvatting... 4

1 Inleiding ... 5

1.1 Algemeen ... 5

1.2 Locatiegegevens:... 5

1.3 Onderzoek ... 5

2 Bureauonderzoek ... 7

2.1 Methode ... 7

2.2 Geo(morfo)logie ... 8

2.3 Bodem en referentieprofiel ... 8

2.4 Archeologie... 10

2.5 Historie... 13

2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 14

2.7 Onderzoeksstrategie... 15

3 Veldonderzoek ... 16

3.1 Aanpak ... 16

3.2 Resultaten booronderzoek... 16

4 Conclusies en aanbevelingen ... 19

Literatuur... 20

Bijlage 1: Boorbeschrijving ... 21

(4)

Samenvatting

In week 37 van 2007 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd op een terrein aan de Pastorieweg te Velp.

De aanleiding voor het onderzoek vormt de aanvraag van een bouwvergunning op het terrein.

Het archeologisch onderzoek betrof zowel een bureaustudie als een veldonderzoek.

Door de begroeiing van het plangebied was een oppervlaktekartering niet mogelijk.

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren toch zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied acht boringen gezet met behulp van een megaboor. Het hiermee opgeboorde materiaal is gezeefd.

De humeuze bovengrond varieert in dikte van 40 tot 90 centimeter en kwalificeert zich hierdoor slechts plaatselijk als esdek van een enkeerdgrond.

Onder de humeuze bovengrond is op veel boorpunten een recent vergraven overgangslaag aangetroffen. Slechts op drie boorpunten bleek nog een intact deel van de BC-horizont aanwezig. De oorspronkelijke podzolopbouw is derhalve recent tot grote diepte verstoord.

Met name in de boringen 3 en 7 is een grote hoeveelheid baksteenpuin en mortel

aangetroffen. Het tot onderin de humeuze bovengrond en de recent vergraven overgangslaag voorkomen van relatief moderne insluitsels, wijst er op dat de verstoring het gevolg is van relatief recente bodembewerking en dat deze verstoring tot diep onder de humeuze

bovengrond reikt. Dit betekent dat zelfs als de humeuze bovengrond als een esdek wordt gezien, hieronder nauwelijks archeologische sporen bewaard kunnen zijn gebleven.

Een typerend esdek met onderliggende resten van een podzolbodem, zoals het referentieprofiel toont, is nergens binnen het plangebied aangetroffen.

Doordat op het slechts 0,16 hectare grote terrein acht boringen zijn gezet, is een boordichtheid van ongeveer 50 boringen per hectare ontstaan. Ondanks deze zeer hoge boordichtheid en het gebruik van een megaboor waarbij het opgeboorde materiaal is gezeefd, zijn in het geheel geen archeologische indicatoren aangetroffen.

De hoge archeologische verwachting die volgens de IKAW voor het plangebied geldt, is in het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel bijgesteld tot een middelmatige verwachting. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek moet echter worden geconcludeerd dat slechts een lage archeologische verwachting van toepassing is.

Al met al geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

(5)

1 Inleiding 1.1 Algemeen

- Opdrachtgever: Optifield BV, Graskamp 26, 4175CZ Haaften - Aanleiding onderzoek: Aanvraag bouwvergunning

- Datum uitvoering veldonderzoek: week 37, 2007 - Archis CIS nummer: 24430

1.2 Locatiegegevens:

- Provincie: Noord-Brabant - Gemeente: Grave

- Plaats: Velp

- Hoekcoördinaten plangebied:

o 177.563 / 419.068 o 177.602 / 419.040 o 177.585 / 419.013 o 177.545 / 419.043

- Onderzoeksgebied: Cirkel met een straal van één kilometer rond centrum plangebied - Eigendom: Particulier

- Oppervlakte onderzoeksgebied: 0.15 hectare - Toponiem: Pastorijeweg

- Globale ligging: ten noorden van Velp en ten westen van Grave - Grondgebruik: Grasland

- Hoogteligging: Rond 9 m +NAP 1.3 Onderzoek

In week 37 van 2007 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd op een terrein aan de Pastorieweg te Velp.

De aanleiding voor het onderzoek vormt de aanvraag van een bouwvergunning op het terrein.

Het archeologisch onderzoek betrof zowel een bureaustudie als veldonderzoek.

Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen.

ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen en is door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK) goedgekeurd als bedrijf dat bodemverstorende werkzaamheden mag verrichten in het kader van inventariserend

veldonderzoek met als doel het opsporen of onderzoeken van archeologische monumenten.

Het veldonderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog), ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist) en H. Rik (veldtechnicus).

(6)

Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft. © Topografische Dienst Kadaster, Emmen, 2007

(7)

2 Bureauonderzoek 2.1 Methode

Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden.

Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald.

Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

-Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) -Archeologische MonumentenKaart (AMK)

-ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) -Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965 -Bodemkaart 1:50.000

-Geomorfologische kaart 1:50.000

-Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857

-Grote historische topografische atlas van Nederland 1:25.000 1894-1926 -Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000

-Overig historisch kaartmateriaal

Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het onderzoeksgebied. Bron:

http://maps.google.nl/.

(8)

2.2 Geo(morfo)logie

Al tijdens het Midden-Pleistoceen (de periode van de ijstijden) maakte het gebied rond Grave deel uit van het stroomgebied van de Maas. De Maas vormde destijds een vlechtende rivier met talrijke stroomgeulen waarin en waarlangs rivierzand en grind (de formatie van Veghel) werd afgezet. Aan het einde van het Pleistoceen raakten deze afzettingen deels afgedekt met dekzand.

Het plangebied ligt op een west - oost georiënteerde terrasrestrug (legenda-eenheid 3K23 op figuur 4) die omringd wordt door een terrasvlakte (legenda-eenheid 2M18b op figuur 4). Op deze rug is aan het einde van de laatste ijstijd (het Weichseliën), dekzand afgezet. Ten zuiden van het plangebied geeft de geomorfologische kaart de ligging van opgehoogde woon- of vluchtplaatsen aan met een hoogteverschil ten opzichte van de directe omgeving van 0,5 tot 1,5 m.

Figuur 5 geeft het hoogteverloop binnen het onderzoeksgebied weer op basis van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN). Op deze figuur is te zien dat het plangebied duidelijk ten zuiden van het relatief hooggelegen deel van de terrasrest-rug ligt op de overgang naar de terrasvlakte ten zuiden hiervan.

Ten zuiden van het plangebied lijken opgehoogde locaties (woon- of vluchtplaatsen)

herkenbaar. Het AHN-beeld wordt hier echter vertroebeld door de aanwezigheid van huizen.

2.3 Bodem en referentieprofiel Op de terrasrestruggen liggen de oude

bewoningskernen en de door plaggenbemesting opgehoogde akkerpercelen; de hoge bruine enkeerdgronden.

Dergelijke enkeerdgronden worden gekenmerkt door een tenminste 50 cm dikke zwarte humeuze bovengrond die is ontstaan ten gevolge van eeuwenlange bemesting met potstalmest.

Veelal gaat het esdek geleidelijk aan over in het niet door plaggenbemesting met humus verrijkte zand. Doordat enkeerdgronden vaak zijn

aangelegd in gebieden waar oorspronkelijk podzolgronden zijn ontstaan, kunnen resten hiervan onder het esdek aanwezig zijn. (Zie figuur 3 uit Ten Cate et al. 1995)

Figuur 3: Voorbeeld van een enkeerdgrond op een podzol profiel. Bron; Ten Cate et al.

1995

(9)

Figuur 4: Uitsnede uit de geomorfologische kaart (blad 45 ´s-Hertogenbosch).

Figuur 5: Het hoogteverloop binnen het onderzoeksgebied op basis van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN).

(10)

2.4 Archeologie

Volgens de Indikatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) ligt in een straal van 1 km rondom het plangebied een groot aantal archeologische vindplaatsen. De volgende

waarnemingsnummers betreffen de oudste vondsten binnen het onderzoeksgebied:

− 14750 (vuurstenen bijl en schrabber);

− 17851 (paalgat/paalkuil, vuurstenen gereedschap en keramiek uit de Hazendonk-cultuur);

− 18029 (vuurstenen spits);

− 35235 (vuurstenen Flint-Ovalbeil en eveneens keramiek en een bronzen Randhielbijl uit de Bronstijd);

− 38858 (keramiek en steen alsmede keramiek afkomstig uit de Bronstijd);

− 38885 (een niet nader beschreven kraal).

Ten westen van het plangebied ligt waarneming 44192; het betreft hier een bronzen fibula/mantelspeld daterend uit de Romeinse Tijd Vroeg tot Midden.

De volgende waarnemingen bevinden zich ten noorden van het plangebied, te weten:

− 14675 (twee koperen munten waarvan één afkomstig uit de Late Romeinse Tijd en de andere munt niet nader bepaald is en een bronzen geëmailleerde heiligenfibula uit de Middeleeuwen);

− 31267 (stenen fundering/keramiek afkomstig van een kerk en bouwmateriaal uit de Late Middeleeuwen en daarnaast enkele resten van een inhumatiegraf gedateerd uit de Nieuwe Tijd);

− 36472. Het betreft hier vondsten uit de Vroege Middeleeuwen, zoals keramiek (bolpot, kogelpot en kom/schaal) en een bronzen fibula/mantelspeld.

De meeste waarnemingen liggen geconcentreerd aan de oostzijde van het plangebied. Zo ook waarneming 38865. Het betreft hier zowel keramiek, hout/houtskool, crematieresten als een onderdeel van een graf van een urnenveld uit de Nederrijnse Grafheuvelcultuur daterend uit de Late Bronstijd tot Vroege IJzertijd.

Waarneming 38855 betreft vondsten uit de Romeinse Tijd, zoals een ijzerslak, een slijpsteen/wetsteen en keramiek (een dolium/voorraadvat, een kruik/kruikamfoor en een bord/schotel). Op deze periode is eveneens waarneming 38856 van toepassing. Behalve keramiek uit de Romeinse Tijd Midden en de Romeinse Tijd tot Vroege Middeleeuwen zijn hier niet nader beschreven sporen uit de IJzertijd en de Bronstijd aangetroffen.

Waarnemingen 38885 dateert uit Neolithicum tot de Bronstijd en betreft steen en aardewerk.

De laatste twee waarnemingen die ten oosten van het plangebied liggen, betreffen keramiek en hout/houtskool afkomstig uit een waterput uit de Romeinse Tijd, keramiek afkomstig uit een crematiegraf en een fibula/mantelspeld uit de Vroege Middeleeuwen(14725) alsmede Badorf keramiek uit de Vroege Middeleeuwen (38746).

Ten zuiden van het plangebied ligt waarneming 54737; deze betreft de vondst van een onderdeel van een ijzeren wapen, daterend uit de Nieuwe Tijd.

Naast bovengenoemde waarnemingen wordt in Archis ook melding gemaakt van een vondstmelding ten noordoosten van het plangebied (404205). Het betreft hier aardewerk uit de Romeinse Tijd.

(11)

Monumenten en waarnemingen

Nummer Coördinaat Periode Vondsten

14675 177.760/419.140 a) Middeleeuwen Vroeg b) Romeinse Tijd Laat c) Onbekend

a) Bronzen geëmailleerde heiligenfibula

b) Koperen munt (aes) c) Koperen munt 14725 178.540/418.540 a) Romeinse Tijd Midden

b) Middeleeuwen Vroeg

a) Keramiek (aardewerk en bekers en een munt afkomstig uit een crematiegraf), hout/houtskool en koperen munt

b) Bronzen fibula/mantelspeld 14750 177.580/419.360 Neolithicum Vuursteen (bijl en schrabber) 17851 178.200/418.800 Neolithicum Midden Paalgat/paalkuil, vuursteen (werktuig

en afval) en keramiek (aardewerk) uit de Hazendonk-cultuur

18029 178.280/418.970 Neolithicum Midden tot

Bronstijd Midden Vuursteen (spits) 31267 177.670/419.370 c) Middeleeuwen Laat

b) Middeleeuwen Laat tot Nieuwe Tijd

c) Nieuwe Tijd

a) Tufsteen (fundering en bouwmateriaal)

b) Keramiek (fundering afkomstig van kerk)

c) Resten inhumatiegraf 35235 177.650/419.250 a) Neolithicum

b) Bronstijd Midden c) Bronstijd tot IJzertijd

a) Vuursteen (Flint-Oval-beil) b) Bronzen Randhielbijl c) Keramiek (aardewerk) 36472 177.820/419.140 Middeleeuwen Vroeg Keramiek (bolpot, kom/schaal en

kogelpot), bronzen fibula/mantelspeld 38746 178.300/418.720 Middeleeuwen Vroeg Keramiek (Badorf aardewerk) 38855 178.480/418.600 Romeinse Tijd IJzer slak, steen (slijpsteen/wet-steen),

keramiek (aardewerk, kookpot, bord/schotel, kruik/ kruikamfoor en dolium/voor-raadvat)

38856 178.360/418.700 a) Bronstijd b) IJzertijd c) Romeinse Tijd

a) Onbekend b) Onbekend c) Keramiek 38858 178.500/418.620 a) Neolithicum Laat tot

Bronstijd Vroeg

b) Neolithicum tot IJzertijd c) Bronstijd Midden

a) Keramiek (potbeker) b) Steen (maalsteen)

c) Keramiek (aardewerk)

38865 178.300/418.980 Bronstijd Laat tot IJzertijd Vroeg Grafresten, crematieresten, houtskool en keramiek (aardewerk) afkomstig van een urnenveld

38885 178.500/418.500 a) Neolithicum tot Nieuwe Tijd

b) Bronstijd a) Kraal

b) Grondspoor/grondverkleuring 44192 177.000/419.000 Romeinse Tijd Vroeg tot Midden Bronzen fibula/mantelspeld

54737 177.950/418.600 Nieuwe Tijd IJzeren wapen (onderdeel) 404205 178.490/419.200 Romeinse Tijd Keramiek

(12)

Figuur 6: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(13)

2.5 Historie

Oud-Velp is ontstaan in de directe nabijheid van een Capucijnerklooster. De wegenstructuur heeft een historisch karakter en is overwegend lintvormig.

Op de kaart uit 1837 is te zien dat het plangebied op dat moment deel uit maakt van een akkercomplex ten zuiden van het klooster. Op zowel de kaart uit 1837 als op die uit 1905, is duidelijk te zien dat de historische bebouwing van Oud-Velp hoofdzakelijk langs de ten noorden van het plangebied gelegen weg ligt. Op de uit 1837 daterende kaart is pal ten westen van het plangebied nog geen huis zichtbaar. Op de kaart uit 1905 is dit huis er inmiddels wel.

Op de kaarten uit ±1960 en 2007 is te zien dat de bebouwing van Oud-Velp in de twintigste eeuw weliswaar is toegenomen maar dat het gebruik van het gebied niet wezenlijk is

veranderd; de bebouwing vormt nog altijd een lint langs de ten noorden van het plangebied gelegen weg. Het plangebied zelf is altijd onbebouwd gebleven..

Figuur 7: Uitsneden van de topografische kaarten uit achtereenvolgens; 1837, 1911, ± 1960 en 2007.

(14)

2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Verwachte perioden (datering)

Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied moet worden geconcludeerd dat binnen het onderzoeksgebied talrijke vindplaatsen aanwezig zijn uit het Neolithicum, de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen. Deze liggen echter op de hogere delen van de terrasrestrug ten noorden en oosten van het

plangebied en niet, zoals het plangebied, op de overgang naar de terrasvlakte. In het plangebied liggen dan ook geen bekende archeologische vindplaatsen.

Complextypen

De ten opzichte van het noordelijke deel van de terrasrestrug, lage ligging van het

plangebied maakt de kans op de aanwezigheid van nederzettingsresten binnen het plangebied klein.

De geschiktheid van het het plangebied als akker-terrein betekent echter dat hier gemakkelijk overblijfselen van akkercomplexen met perceelsstructuren bewaard zijn gebleven van op de hoger gelegen delen van de terrasrestrug gelegen nederzettingen uit het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd of de Middeleeuwen.

Uiterlijke kenmerken

Nederzettingsresten uit alle perioden zullen binnen het plangebied uit vondststrooiingen bestaan met eventueel in de ondergrond aanwezige (resten van) greppel- en of spoorvullingen.

Eventueel kunnen sporen zichtbaar zijn in recente bodemontsluitingen en geschoonde slootkanten.

Specifieke ligging (locatie)

De meeste van de vindplaatsen in de omgeving van het plangebied zijn aangetroffen op de hogere delen van de terrasrestrug ten noorden en ten zuiden van het plangebied. Dit betekent dat binnen het plangebied een aanmerkelijke kleinere kans bestaat op de aanwezigheid van archeologische resten dan op de terreindelen ten noorden en oosten hiervan.

Mogelijke verstoringen

Archeologische vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied bestaan overwegend uit oppervlaktevondsten. Dit duidt erop dat archeologische resten dicht onder het oppervlak liggen en door allerlei vormen van grondbewerking in de bouwvoor worden (zijn)

opgenomen. Indien ter plaatse van het plangebied een oud bouwlanddek aanwezig is, kunnen archeologische resten hieronder goed bewaard zijn gebleven.

(15)

2.7 Onderzoeksstrategie

Door het gebruik van het plangebied als grasland is een oppervlaktekartering niet mogelijk.

Om de kans op het opsporen van archeologische resten zo groot mogelijk te maken is derhalve intensief booronderzoek noodzakelijk.

De afstanden tussen de boringen bedragen steeds 25 meter en de afstanden tussen de

boorraaien, 20 meter. Doordat de buitenste boorraaien op de randen van het plangebied staan, passen acht boorpunten binnen het plangebied en wordt een boordichtheid bereikt van 50 boringen per hectare. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad

inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), ruimschoots om alle typen vindplaatsen in zand op te sporen.

In eerste instantie wordt geboord met een zandguts. Het gebruik van een guts maakt het mogelijk om de bodemopbouw exact te beschrijven. Vervolgens wordt op alle boorpunten nageboord met een edelmanboor met een diameter van 15 cm. Het hiermee opgeboorde materiaal wordt gezeefd op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter.

(16)

3. Veldonderzoek 3.1 Aanpak

- Positie boringen: regelmatige verdeling over het plangebied, zie figuur 9.

- Gebruikt boormateriaal: guts met diameter van 2 cm / edelmanboor met diameter van 15cm.

- Totaal aantal boringen: 8

- Boordichtheid: Ongeveer 50 boringen per hectare - Geboorde diepte: 1,2 – 2,0m -Mv

- Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas

- Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.1) - Oppervlaktekartering: Het onderzoeksterrein was ten tijde van het onderzoek in

gebruik als grasland. Hierdoor kon geen oppervlaktekartering worden uitgevoerd.

3.2 Resultaten booronderzoek

Tijdens het booronderzoek zijn acht boringen gezet. Alle boringen zijn doorgezet tot tenminste 30 cm diepte in de schone C-horizont.

De ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in tabel 2.

Bovenin de boringen is een 40 tot 90 cm dikke bouwvoor aangetroffen die bestaat uit donkerbruin, humusrijk zand. De in boringen 4 en 8 slechts 40 cm dikke humeuze bovengrond betekent dat de bodem op dit deel van het plangebied niet kwalificeert als enkeerdgrond.

Behalve in boring 7, gaat de humeuze bovengrond in alle boringen over in een vergraven AC- horizont. In de boringen 3, 6 en 7 is nog een intact deel van de BC-horizont aanwezig. Onder de al dan niet vergraven BC-horizont is in deze boringen de C-horizont aangetroffen.

In alle overige boringen gaat de AC-horizont direct over in de schone C-horizont.

Op alle boorpunten is nageboord met een megaboor waarbij het opgeboorde materiaal is gezeefd. Hierbij is

vastgesteld dat tot onderin de humeuze bovengrond en de AC-horizont, modern puin, glas, plastic, antraciet e.d.

aanwezig is. In de BC-horizont en in de C-horizont zijn dergelijke resten niet aanwezig, evenmin zijn hier

archeologische indicatoren aangetroffen.

(17)

Figuur 9: Boorpunten en verstoringsdiepten. Topografische ondergrond: © Topografische Dienst Kadaster, Emmen, 2007

(18)

Figuur 10: Zeefresidu uit boring 5

Figuur 11: Boorprofiel

(19)

4. Conclusies en aanbevelingen

Door de begroeiing van het plangebied was een oppervlaktekartering niet mogelijk.

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren toch zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied acht boringen gezet met behulp van een megaboor. Het hiermee opgeboorde materiaal is gezeefd.

De humeuze bovengrond varieert in dikte van 40 tot 90 centimeter en kwalificeert hierdoor slechts plaatselijk als esdek van een enkeerdgrond.

Onder de humeuze bovengrond is op veel boorpunten een recent vergraven overgangslaag aangetroffen. Slechts op drie boorpunten bleek nog een intact deel van de BC-horizont aanwezig. De oorspronkelijke podzolopbouw is derhalve recent tot grote diepte verstoord.

Met name in de boringen 3 en 7 is een grote hoeveelheid baksteenpuin en mortel

aangetroffen. Het tot onderin de humeuze bovengrond en de recent vergraven overgangslaag voorkomen van relatief moderne insluitsels, wijst er op dat de verstoring het gevolg is van relatief recente bodembewerking en dat deze verstoring tot diep onder de humeuze

bovengrond reikt. Dit betekent dat zelfs als de humueze bovengrond als een esdek wordt gezien, hieronder nauwelijks archeologische sporen bewaard kunnen zijn gebleven.

Een typerend esdek met onderliggende resten van een podzolbodem, zoals het referentieprofiel toont, is nergens binnen het plangebied aangetroffen.

Doordat op het slechts 0,16 hectare grote terrein acht boringen zijn gezet, is een boordichtheid van ongeveer 50 boringen per hectare ontstaan. Ondanks deze zeer hoge boordichtheid en het gebruik van een megaboor waarbij het opgeboorde materiaal is gezeefd, zijn in het geheel geen archeologische indicatoren aangetroffen.

De hoge archeologische verwachting volgens de IKAW voor het plangebied geldt, is in het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel bijgesteld tot een middelmatige

verwachting. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek moet echter worden geconcludeerd dat slechts een lage archeologische verwachting van toepassing is.

Al met al geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

Indien onverhoopt toch archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, dienen deze gemeld te worden bij de gemeente Grave, conform Monumentenwet 1988, artikel 47.

Drs. R.P. Exaltus Senior-archeoloog

(20)

Archeologische tijdschaal

Periode Datering

Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd) 250.000 - 9000

Mesolithicum (midden steentijd) 9000 - 4500

Neoliticum (nieuwe steentijd) 4500 - 2100

Bronstijd 2000 - 800

IJzertijd 800 - 12 v. chr

Romeinse tijd 12 v chr - 500 n. chr.

Vroege middeleeuwen 500 - 1000

Late middeleeuwen 1000 - 1500

Nieuwe tijd 1500 - heden

Tijdschaal volgens Es. Van W.A., Sarfatij, H. & P.J. Woltering (red.) 1988

Literatuur

Es. Van W.A., Sarfatij, H. & P.J. Woltering (red.) 1988. Archeologie in Nederland; De rijkdom van het bodemarchief. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.

Amersfoort.

Rijksdienst voor het oudheidkundig Bodemonderzoek, ARCHIS II (Archeologisch Informatie Systeem), http://wwwarchis.archis.nl:70/archis/

Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 2000, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden), Amersfoort.

Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000.

Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990

Grote historische topografische Provincie Atlas Noord-Brabant; 1905 1:25.000. Nieuwland Tilburg 2006

Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997

Stichting voor Bodemkartering, 1976. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Blad 45, ´S- Hertogenbosch,. Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 45 ´S- Hertogenbosch, Staring Centrum, Wageningen, 1978

(21)

Bijlage 1: Boorbeschrijving

Boorbeschrijving volgens ASB 5.1

Lithologie Kleur Overige kenmerken Boor

Nr LDO

GD BK BS BZ BG BH HK TK IK VLK CO PLH VS SST BHN BI LG AIS 1 50 Z 3 BR DO BOV 112 Z 1 BR GE BHAC VRG 140 Z GE LI BHC 2 60 Z 3 BR DO BOV 90 Z 1 BR GE BHAC VRG 120 Z GE LI BHC 3 55 Z 3 BR DO BOV 80 Z 1 BR GE BHAC VRG 115 Z BR GE BHBC 200 Z GE LI BHC 4 40 Z 3 BR DO BOV 80 Z 1 BR GE BHAC VRG 120 Z GE LI BHC 5 75 Z 3 BR DO BOV 105 Z 1 BR GE BHAC VRG 200 Z GE LI BHC 6 55 Z 3 BR DO BOV 85 Z 1 BR GE BHAC VRG 140 Z BR GE BHBC 200 Z GE LI BHC 7 93 Z 3 BR DO BOV 140 Z BR GE BHBC 170 Z GE LI BHC 8 40 Z 3 BR DO BOV 100 Z 1 BR GE BHAC VRG 130 Z GE LI BHC Betekenis van de afkortingen:

LDO – Onderzijde boortraject Lithologie:

GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand

Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BG= bijmengsel grind, BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst.

Kleur:

HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje, PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart.

TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven).

IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker

VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel Overige kenmerken:

CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel)

VS = veensoorten

SST = Sedimentaire structuren

BHN = Bodemhorizont; BHC = C-horizont, BHBC= BC-horizont BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , VRG = vergraven GI = Geologische interpretaties

AIS = Archeologische indicatoren Algemene kopgegevens

Soort boring BAR

Projectnummer 07-060-S Projectnaam Velp-Grave Deelgebied Nvt Organisatie ArcheoPro CIS-code 24430 coördinaatsysteem RD2000 Coördinaatsysteemdatum ETRS89 Locatiebepaling GPS en meetlint Referentievlak NAP Bepaling maaiveldhoogte AHN – Waterpas Boormethode Guts en edelman Boordiameter 2 cm en 15cm

Opdrachtgever Optifield BV

Posities van de boringen (boorlocaties)

Boornummer XCO YCO MA M´s tov NAP 1 177582.8 419053.8 8.60 2 177602.9 419040.2 8.60 3 177564.5 419048.9 8.53 4 177584.5 419034.8 8.48 5 177586.0 419015.6 8.55 6 177567.5 419029.4 8.51 7 177546.7 419043.7 8.68 8 177563.9 419068.2 8.62

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit

3.5 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel en onderzoeksstrategie Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied moet worden geconcludeerd

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het noordelijke deel van het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van

Resten uit de Romeinse tijd tot en met de Middeleeuwen zoals volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel aanwezig zouden kunnen zijn, zijn binnen het plangebied dan

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor resten die dateren uit het laat-paleolithicum,

vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.. In het

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn die gerelateerd kunnen worden aan de Via Belgica.. Dergelijke resten