• No results found

Publicatieblad. van de Europese Unie. 64e jaargang Wetgeving 27 januari Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Publicatieblad. van de Europese Unie. 64e jaargang Wetgeving 27 januari Uitgave in de Nederlandse taal. Inhoud. Niet-wetgevingshandelingen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoud

II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/70 van de Commissie van 23 oktober 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 betreffende technische reguleringsnormen inzake afwikkelingsdiscipline, wat de inwerkingtreding ervan betreft (1) . . . 1

Verordening (EU) 2021/71 van de Commissie van 21 januari 2021 tot vaststelling van een sluiting van de visserij op alfonsino’s in de wateren van de Unie en internationale wateren van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 14 voor vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren. . . 3

Verordening (EU) 2021/72 van de Commissie van 22 januari 2021 tot vaststelling van een sluiting van de visserij op golfrog in de wateren van de Unie van 7d en 7e voor vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren. . . 6

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/73 van de Commissie van 26 januari 2021 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). . . 9

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/74 van de Commissie van 26 januari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen. . . 15

BESLUITEN

Besluit (EU) 2021/75 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor bijstand aan Kroatië en Polen in verband met een natuurramp en voor de betaling van voorschotten aan Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Portugal en Spanje naar aanleiding van een volksgezondheidscrisis. . . 18

NL

L 27 Publicatieblad

van de Europese Unie

64e jaargang

Wetgeving

27 januari 2021 Uitgave

in de Nederlandse taal

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.

(1) Voor de EER relevante tekst.

(2)

geharmoniseerde normen voor liften en veiligheidscomponenten voor liften (). . . 20

(1) Voor de EER relevante tekst.

(3)

II

(Niet-wetgevingshandelingen)

VERORDENINGEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/70 VAN DE COMMISSIE van 23 oktober 2020

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 betreffende technische reguleringsnormen inzake afwikkelingsdiscipline, wat de inwerkingtreding ervan betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), en met name artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie (2) worden maatregelen vastgesteld om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken, en om afwikkelingsdiscipline aan te moedigen. Die maatregelen omvatten het monitoren van mislukte afwikkelingsoperaties en het innen en uitkeren van geldboeten voor mislukte afwikkelingsoperaties. In Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 worden ook de operationele details van het buy-inproces gespecificeerd.

(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 moet op 1 februari 2021 in werking treden.

(3) Marktdeelnemers hebben aangegeven dat de COVID-19-pandemie ernstige gevolgen heeft gehad voor de algehele implementatie van de reguleringsprojecten en IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229. In deze ongekende periode zijn financiële instellingen hun inspanningen aan het focussen op de implementatie van doeltreffende noodplannen om de dagelijkse operationele en cyberweerbaarheid te waarborgen, waardoor hun IT-capaciteit om bepaalde complexe projecten uit te voeren, onder meer voor de projecten die nodig zijn voor de naleving van de vereisten inzake afwikkelingsdiscipline van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229, werd beperkt. De toepassing van dergelijke vereisten door CSD’s, hun deelnemers en cliënten in een dergelijke context zou eerder kunnen leiden tot een verhoogd risico op de financiële markt dan tot limitering ervan. Het is daarom passend die belanghebbenden meer tijd te geven om de nodige voorbereidingen voor de toepassing van de vereisten inzake afwikkelingsdiscipline te voltooien. Gezien de ongekende aard van de situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie en de noodzakelijke systeemwijzigingen die CSD’s, hun deelnemers en hun cliënten moeten doorvoeren om de verschillende vereisten inzake afwikkelingsdiscipline na te leven, moet de huidige inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 met nog eens één jaar worden uitgesteld.

(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(1) PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1.

(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 van de Commissie van 25 mei 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake afwikkelingsdiscipline (PB L 230 van 13.9.2018, blz. 1).

(4)

(5) Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(6) De ESMA heeft geen openbare raadplegingen gehouden, aangezien dit volgens haar gelet op het toepassingsgebied en het verwachte effect van het uitstel van de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 sterk buiten verhouding zou staan. De ESMA heeft rekening gehouden met de eerder door de marktdeelnemers verstrekte input met betrekking tot de gereedheid voor de toepassing van die verordening. Bovendien moet er in deze onvoorziene omstandigheden dringend rechtszekerheid worden geboden met betrekking tot een nieuwe datum van inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229, zodat marktdeelnemers zich op de toepassing van die verordening kunnen voorbereiden. De ESMA heeft niettemin de potentiële kosten en baten van een uitstel van de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht. Bij het uitwerken van de ontwerpen van technische reguleringsnormen heeft de ESMA ook samengewerkt met de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 42 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1229 wordt vervangen door:

“Artikel 42 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2022.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 oktober 2020.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(5)

VERORDENING (EU) 2021/71 VAN DE COMMISSIE van 21 januari 2021

tot vaststelling van een sluiting van de visserij op alfonsino’s in de wateren van de Unie en internationale wateren van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 14 voor vaartuigen die de vlag van Frankrijk

voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad (2) zijn quota voor 2020 vastgesteld.

(2) Uit de door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van alfonsino’s in de wateren van de Unie en internationale wateren van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 14 door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Frankrijk, het voor 2020 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3) Daarom moeten bepaalde visserijactiviteiten met betrekking tot dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het vangstquotum dat voor 2020 is toegewezen aan Frankrijk voor het in de bijlage vermelde bestand van alfonsino’s in de wateren van de Unie en internationale wateren van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 14, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2 Verbodsbepalingen

1. Met ingang van de in de bijlage opgenomen datum is het voor vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Frankrijk, verboden te vissen op het in artikel 1 bedoelde bestand. Het is met name verboden naar vis te zoeken en vistuig te water te laten, uit te zetten of op te halen voor het bevissen van dat bestand.

2. Het blijft toegestaan vis en visserijproducten van vangsten uit dat bestand die vóór die datum door die vaartuigen zijn gevangen, over te laden, aan boord te houden, aan boord te verwerken, over te brengen, te kooien, vet te mesten en aan te landen.

3. Door die vaartuigen verrichte onbedoelde vangsten van soorten uit dat bestand worden overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, geregistreerd, aangeland en in mindering gebracht op de quota.

(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2) Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7).

(3) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(6)

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2021.

Voor de Commissie, namens de voorzitter, Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie

(7)

BIJLAGE

Nr. 31/TQ2025

Lidstaat Frankrijk

Bestand ALF/3X14-

Soort Alfonsino’s (Beryx spp.)

Gebied Wateren van de Unie en internationale wateren van 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 14

Datum van sluiting 27.10.2020

(8)

VERORDENING (EU) 2021/72 VAN DE COMMISSIE van 22 januari 2021

tot vaststelling van een sluiting van de visserij op golfrog in de wateren van de Unie van 7d en 7e voor vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EU) 2020/123 van de Raad (2) zijn quota voor 2020 vastgesteld.

(2) Uit de door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van golfrog in de wateren van de Unie van 7d en 7e door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Frankrijk, het voor 2020 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3) Daarom moeten bepaalde visserijactiviteiten met betrekking tot dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het vangstquotum dat voor 2020 is toegewezen aan Frankrijk voor het in de bijlage vermelde bestand van golfrog in de wateren van de Unie van 7d en 7e, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2 Verbodsbepalingen

1. Met ingang van de in de bijlage opgenomen datum is het voor vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Frankrijk, verboden te vissen op het in artikel 1 bedoelde bestand. Het is met name verboden naar vis te zoeken en vistuig te water te laten, uit te zetten of op te halen voor het bevissen van dat bestand.

2. Het blijft toegestaan vis en visserijproducten van vangsten uit dat bestand die vóór die datum door die vaartuigen zijn gevangen, over te laden, aan boord te houden, aan boord te verwerken, over te brengen, te kooien, vet te mesten en aan te landen.

3. Door die vaartuigen verrichte onbedoelde vangsten van soorten uit dat bestand worden overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, geregistreerd, aangeland en in mindering gebracht op de quota.

(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2) Verordening (EU) 2020/123 van de Raad van 27 januari 2020 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1).

(3) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(9)

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 januari 2021.

Voor de Commissie, namens de voorzitter, Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie

(10)

BIJLAGE

Nr. 32/TQ123

Lidstaat Frankrijk

Bestand RJU/7DE.

Soort Golfrog (Raja undulata)

Gebied Wateren van de Unie van 7d en 7e

Datum van sluiting 16.12.2020

(11)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/73 VAN DE COMMISSIE van 26 januari 2021

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor

plattelandsontwikkeling (Elfpo)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 3, artikel 12 en artikel 75, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgesteld. Bij Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad (3) is Verordening (EU) nr. 1305/2013 gewijzigd, is de looptijd van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (“Elfpo”) worden gesteund, verlengd tot en met 31 december 2022, en hebben de lidstaten de mogelijkheid gekregen om hun verlengde programma’s te financieren uit de overeenkomstige begrotingstoewijzing voor de jaren 2021 en 2022. Voorts zijn bij Verordening (EU) 2020/2220 aanvullende middelen beschikbaar gesteld uit het bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (4) ingestelde herstelinstrument van de Europese Unie (“EURI”) in de verlengde programma’s in de jaren 2021 en 2022 ter financiering van maatregelen in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met als doel de impact van de COVID-19-crisis en de gevolgen daarvan voor de landbouwsector en de plattelandsgebieden van de Unie aan te pakken. Derhalve moeten de respectieve uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden gewijzigd.

(2) In artikel 4, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 is bepaald hoeveel wijzigingen van plattelandsont­

wikkelingsprogramma’s de lidstaten maximaal bij de Commissie mogen indienen. Teneinde de lidstaten meer flexibiliteit te bieden om hun begrotingstoewijzing voor de jaren 2021 en 2022 te gebruiken in de verlengde programma’s en de aanvullende middelen uit het EURI te integreren, moet het in dat artikel bedoelde maximumaantal wijzigingen worden verhoogd en moeten de termijnen voor het indienen van verzoeken tot een laatste programmawijziging worden verlengd. Bovendien moet worden verduidelijkt dat het maximumaantal wijzigingen niet van toepassing mag zijn op verzoeken tot wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma’s indien de wijziging vereist is naar aanleiding van de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2020/2220 en dient om de looptijd van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s te verlengen en de aanvullende middelen uit het EURI te integreren.

(1) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsont­

wikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 18).

(3) Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangs­

bepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgaran­

tiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 1).

(4) Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 23).

(12)

(3) In Verordening (EU) 2020/2220 is voor de verlengde plattelandsontwikkelingsprogramma’s bepaald dat de volgens het prestatiekader vastgestelde streefdoelen moeten worden vastgesteld voor het jaar 2025. Derhalve is het nodig te specificeren dat de streefdoelen van de prestatiekaderindicatoren verwijzen naar de tegen 31 december 2025 geplande verwezenlijkingen. Bovendien sluit Verordening (EU) 2020/2220 uit dat het prestatiekader op de aanvullende middelen uit het EURI wordt toegepast. Outputs die uit de aanvullende middelen uit het EURI worden gefinancierd, moeten daarom worden uitgesloten van de streefdoelen van het prestatiekader.

(4) In Verordening (EU) 2020/2220 is bepaald dat de aanvullende middelen uit het EURI afzonderlijk van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling worden geprogrammeerd en gemonitord, waarbij, in beginsel, de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1305/2013 moeten worden toegepast. Wanneer concrete acties worden ondersteund door de aanvullende middelen uit het EURI, zullen derhalve afzonderlijke specificaties in de beschrijving van de desbetreffende maatregelen in de plattelandsontwikkelingsprogramma’s en nationale kaderprogramma’s worden vereist. In financieringsplannen van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s, nationale kaders en nationale netwerken voor het platteland moeten de aanvullende middelen uit het EURI eveneens afzonderlijk worden vermeld.

(5) Voorts moet in het indicatorplan voor de geselecteerde maatregelen het subtotaal van de geplande output en de met de aanvullende middelen uit het EURI gefinancierde geplande totale overheidsuitgaven afzonderlijk worden vermeld.

In de jaarlijkse uitvoeringsverslagen moet in de verslagen inzake de vastgelegde uitgaven per maatregel en aandachtsgebied worden vermeld welke vastleggingen worden gefinancierd met de aanvullende middelen uit het EURI.

(6) In artikel 8, punt h), ii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 is bepaald dat het financieringsplan een tabel moet bevatten met voor elke maatregel, voor elk soort concrete actie met een specifiek Elfpo-bijdragepercentage, voor het soort concrete actie als bedoeld in artikel 37, lid 1, artikel 38, lid 3, artikel 39, lid 1, en artikel 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, indien een lidstaat een minimale verliesdrempel van minder dan 30 % toepast, en voor technische bijstand, de totale geplande bijdrage van de Unie en het geldende Elfpo-bijdragepercentage.

Aangezien dezelfde regels van toepassing zijn op de bijdragen uit de aanvullende middelen uit het EURI moeten in het financieringsplan, indien van toepassing, voor elke zulke maatregel, voor elk soort concrete actie, de geplande EURI-bijdrage en het geplande EURI-bijdragepercentage worden vermeld.

(7) Bij Verordening (EU) 2020/2220 zijn de artikelen 38 en 39 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 gewijzigd met betrekking tot de minimale verliesdrempel die de lidstaten in hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s kunnen vaststellen, op basis waarvan landbouwers voor verliezen kunnen worden gecompenseerd in het kader van de onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden, dier- en plantenziekten, plagen en milieuongevallen en het inkomensstabiliseringsinstrument voor landbouwers uit alle sectoren. Bijgevolg en met het oog op WTO- rapportageverplichtingen, moeten uitgaven voor alle onder artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallende risicobeheersinstrumenten en waarbij de minimale verliesdrempel minder dan 30 % bedraagt, afzonderlijk worden gepland en gerapporteerd. In het indicatorplan moeten deze nieuwe programmerings- en planningsvereisten dienovereenkomstig worden vermeld.

(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9) Gezien de urgentie in verband met de COVID-19-crisis moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(10) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt punt e) geschrapt;

b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) de eerste alinea wordt vervangen door:

“Programmawijzigingen van de in artikel 11, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soort mogen in de loop van de programmeringsperiode niet meer dan vier keer worden voorgesteld.”;

(13)

ii) de tweede alinea wordt vervangen door:

“Voor alle andere soorten wijzigingen samen:

a) mag per kalenderjaar en per programma een verzamelwijzigingsvoorstel worden ingediend, met uitzondering van het jaar 2025, waarin meerdere wijzigingsvoorstellen mogen worden ingediend voor wijzigingen die uitsluitend betrekking hebben op de aanpassing van het financiële plan, met inbegrip van eventuele wijzigingen van het indicatorplan die daaruit voortvloeien;

b) mogen per programma in de loop van de programmeringsperiode nog eens vier wijzigingsvoorstellen worden ingediend.”;

iii) in de derde alinea wordt punt b) vervangen door:

“b) indien naar aanleiding van een wijziging van het rechtskader van de Unie een wijziging vereist is, met inbegrip van een wijziging met betrekking tot de verlenging van de looptijd van plattelandsontwikkelings­

programma’s of een wijziging met betrekking tot de beschikbaarheid van de aanvullende middelen voor het herstel van de landbouwsector en de plattelandsgebieden van de Unie uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad (*)

_____________

(*) Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsont­

wikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 1).”;

c) lid 3 wordt vervangen door:

“3. De lidstaten dienen hun laatste programmawijziging van de in artikel 11, onder a), iii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soort uiterlijk op 30 september 2022 bij de Commissie in.

Andere soorten programmawijzigingen worden uiterlijk op 30 september 2025 bij de Commissie ingediend.”.

2) Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

3) Bijlage VII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2021.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(14)

BIJLAGE I

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1) Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt 7, b), wordt punt i) vervangen door:

“i) streefdoelen voor 2025. Streefdoelen houden geen rekening met aanvullende nationale financiering als bedoeld in punt 12, staatssteun in de vorm van aanvullende financiering als bedoeld in punt 13, en de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013;”;

b) in punt 8, 2), wordt punt c) vervangen door:

“c) toepassingsgebied, steunniveau, in aanmerking komende begunstigden en, in voorkomend geval, de methodologie voor de berekening van het steunbedrag of -percentage, waar nodig uitgesplitst per submaatregel en/of soort concrete actie. Voor elke soort concrete actie, een specificatie van de subsidiabele kosten, de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de toepasselijke steunbedragen en -percentages en beginselen inzake de vaststelling van selectiecriteria. Indien steun wordt verleend aan een financieringsinstrument dat wordt uitgevoerd op grond van artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013:

beschrijving van het soort financieringsinstrument, algemene categorieën eindontvangers, algemene categorieën subsidiabele kosten en het maximumniveau van de steun. Voor maatregelen of delen van maatregelen die uit de in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aanvullende middelen worden gefinancierd, wordt een afzonderlijke beschrijving verstrekt;”;

c) punt 10 wordt als volgt gewijzigd:

i) de titel wordt vervangen door:

“Financieringsplan, bestaande uit afzonderlijke gestructureerde tabellen voor de punten a) tot en met d), waarin voor het herstelinstrument van de Europese Unie de in punt e) bedoelde informatie afzonderlijk wordt vermeld:”;

ii) in punt c) wordt punt v) vervangen door:

“v) voor de overeenkomstig de artikelen 38 en 39 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 uitgevoerde concrete acties waarvoor de lidstaat besluit de minimale verliesdrempel tussen 20 en 30 % vast te stellen en voor concrete acties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 37, lid 1, en artikel 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, de geldende Elfpo-bijdrage en het indicatieve bijdragepercentage.”;

iii) het volgende punt e) wordt toegevoegd:

“e) Voor de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013:

i) de jaarlijkse bijdrage;

ii) het bijdragepercentage dat van toepassing is op de ondersteunde maatregelen;

iii) de uitsplitsing per maatregel en aandachtsgebied;

iv) de bijdrage voor technische bijstand;

v) wanneer een maatregel of een soort concrete actie wordt uitgevoerd met de bijdrage van financieringsin­

strumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt in de tabel afzonderlijk melding gemaakt van de bijdragepercentages voor financieringsinstrumenten en van een indicatief steunbedrag uit het herstelinstrument van de Europese Unie dat overeenkomt met de geplande bijdrage aan het financieringsinstrument;

vi) voor de overeenkomstig de artikelen 38 en 39 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 uitgevoerde concrete acties waarvoor de lidstaat besluit de minimale verliesdrempel tussen 20 en 30 % vast te stellen en voor concrete acties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 37, lid 1, en artikel 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, de geldende bijdrage uit het herstelinstrument van de Europese Unie en het indicatieve bijdragepercentage.”;

(15)

d) punt 11 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt a) wordt vervangen door:

“a) per aandachtsgebied, de kwantitatieve doelstellingen vergezeld van de geplande outputs en de geplande totale overheidsuitgaven van de voor het aandachtsgebied geselecteerde maatregelen, met inbegrip van de subtotalen van deze geplande outputs en de geplande totale uitgaven die uit de in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aanvullende middelen worden gefinancierd;”;

ii) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

“d) de geplande totale overheidsuitgaven met betrekking tot steun op grond van artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, waar de minimale verliesdrempel minder dan 30 % bedraagt.”.

2) Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt 4 wordt vervangen door:

“4. Tabel waarin voor de hele programmeringsperiode, per regio en per jaar, de totale Elfpo-bijdrage aan de betrokken lidstaat wordt weergegeven, exclusief de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met afzonderlijke vermelding van die aanvullende middelen voor de lidstaat voor de jaren 2021 en 2022”;

b) in punt 5, 2), wordt punt c) vervangen door:

“c) Toepassingsgebied, steunniveau, in aanmerking komende begunstigden en, in voorkomend geval, de methodologie voor de berekening van het steunbedrag of -percentage, waar nodig uitgesplitst per submaatregel en/of soort concrete actie. Voor elke soort concrete actie, een specificatie van de subsidiabele kosten, de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de toepasselijke steunbedragen en -percentages en beginselen inzake de vaststelling van selectiecriteria. Indien steun wordt verleend aan een financieringsinstrument dat wordt uitgevoerd op grond van artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013:

beschrijving van het soort financieringsinstrument, algemene categorieën eindontvangers, algemene categorieën subsidiabele kosten en het maximumniveau van de steun. Voor maatregelen of delen van maatregelen die uit de in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aanvullende middelen worden gefinancierd, wordt een afzonderlijke beschrijving verstrekt;”.

3) In deel 3 wordt punt 5 vervangen door:

“5. Financieringsplan, waarin het volgende wordt vermeld:

“a) de jaarlijkse Elfpo-bijdrage, exclusief de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

b) de totale bijdrage van de Unie en het Elfpo-bijdragepercentage;

c) voor de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013:

i) de jaarlijkse bijdrage;

ii) de totale bijdrage en het bijdragepercentage.”.

(16)

BIJLAGE II

Bijlage VII, punt 1, b), bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1) De eerste alinea wordt vervangen door:

“Informatie over de uitvoering van het POP zoals gemeten door gemeenschappelijke en specifieke indicatoren, met inbegrip van de geboekte vooruitgang met betrekking tot de voor elk aandachtsgebied gestelde doelstellingen en met betrekking tot de gerealiseerde output ten opzichte van de geplande output zoals vastgesteld in het indicatorplan. Te beginnen bij het in 2017 in te dienen jaarlijkse evaluatieverslag, de verwezenlijkingen in de richting van de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen en streefdoelen (tabel F). Aanvullende informatie over de fase van de uitvoering van het POP wordt verstrekt aan de hand van gegevens over financiële verbintenissen per maatregel en aandachtsgebied en de daarmee verband houdende verwachte vooruitgang in de richting van de doelstellingen.”.

2) In de tweede alinea wordt het eerste streepje vervangen door:

“— Tabel A: Vastgelegde uitgaven per maatregel en aandachtsgebied, met afzonderlijke vermelding van deze informatie voor de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013”.

(17)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/74 VAN DE COMMISSIE van 26 januari 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te

voorkomen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 30,

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoeder­

wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/

EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (2), en met name artikel 22, lid 3, en artikel 52,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 van de Commissie (3) is op 15 augustus 2020 in werking getreden. Sinds die datum hebben bepaalde lidstaten en professionele marktdeelnemers het begrip “opgeslagen” in artikel 7, lid 2, van die verordening op uiteenlopende wijze uitgelegd en toegepast.

(2) Om praktische redenen en omdat de zaden van Solanum lycopersicum L. en Capsicum spp. (“de gespecificeerde zaden”) die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, niet kunnen voldoen aan de eis dat de moederplanten daarvan zijn geproduceerd op een productielocatie waarvan op basis van op het juiste moment om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen uitgevoerde officiële inspecties bekend is dat het gespecificeerde plaagorganisme er niet voorkomt (artikel 7, lid 1, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191), moeten dergelijke zaden van die eis worden vrijgesteld.

(3) Artikel 7, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat de gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, vóór de eerste verplaatsing daarvan binnen de Unie door de bevoegde autoriteit of onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit door professionele marktdeelnemers moeten zijn bemonsterd en op de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme moeten zijn getest. Een dergelijke afwijking van artikel 7, lid 2, van die verordening moet zaden met een plantenpaspoort voor het verkeer op het grondgebied van de Unie toelaten zonder dat deze verder worden getest.

(4) De gespecificeerde zaden die vanaf 1 april 2021 voor het eerst binnen de Unie zijn verplaatst en die vóór 30 september 2020 met de Elisa-methode zijn getest, moeten opnieuw met een andere testmethode dan Elisa, als bedoeld in punt 3 van de bijlage, worden getest.

(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 van de Commissie van 11 augustus 2020 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615 (PB L 262 van 12.8.2020, blz. 6).

(18)

(5) Om in de Unie binnengebracht te kunnen worden, moeten de uit derde landen afkomstige gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, worden vrijgesteld van de eis dat de moederplanten van de betrokken gespecificeerde zaden zijn geproduceerd op een productielocatie waarvan op basis van op het juiste moment om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen uitgevoerde officiële inspecties bekend is dat het gespecificeerde plaagorganisme er niet voorkomt (artikel 9, lid 1, punt a), i)), aangezien zij daar niet aan kunnen voldoen.

(6) De Commissie heeft van de zaaigoedsector en de lidstaten vernomen dat de verplichting om de naam van de geregistreerde productielocatie overeenkomstig artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 in het fytosanitaire certificaat op te nemen, vertraging en praktische problemen voor de exporteurs tot gevolg heeft, aangezien het voor hen moeilijk is de concrete productielocatie vast te stellen. Om de vaststelling van de geregistreerde productielocatie door de bevoegde autoriteiten en professionele marktdeelnemers in derde landen te vergemakkelijken, moet die verplichting worden vervangen door een verplichting tot het indienen van informatie over de traceerbaarheid van de productielocatie van de moederplanten.

(7) De uit derde landen afkomstige gespecificeerde zaden moeten worden getest aan de hand van de bemonsterings- en testmethoden als bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191. Om rekening te houden met het feit dat sommige gespecificeerde zaden mogelijk maanden voordat zij daadwerkelijk voor uitvoer worden gecertificeerd, zijn getest, is het evenredig om vanaf 1 april 2021 de verrichting van verplichte moleculaire tests te vereisen en derde landen de tijd te geven om zich aan deze verplichting aan te passen.

(8) Om voor de gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, onnodige handelsbeperkingen te vermijden, moet deze verordening zo spoedig mogelijk van toepassing worden. Daarom moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

”Gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, worden vrijgesteld van het in punt a) bedoelde vereiste.”;

b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. In afwijking van punt a) en van lid 1, punt b), eerste alinea, worden gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, vóór de eerste verplaatsing daarvan binnen de Unie door de bevoegde autoriteit of onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit door professionele marktdeelnemers bemonsterd, op de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme getest en vrij van dat plaagorganisme bevonden.

De gespecificeerde zaden die vanaf 1 april 2021 voor het eerst binnen de Unie worden verplaatst en die vóór 30 september 2020 met de Elisa-methode zijn getest, worden opnieuw met een andere testmethode dan Elisa, als bedoeld in punt 3 van de bijlage, getest.”.

2) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1, punt a), wordt de tekst van punt ii) vervangen door:

“de betrokken gespecificeerde zaden of de moederplanten daarvan zijn onderworpen aan officiële bemonstering en tests op het gespecificeerde plaagorganisme zoals omschreven in de bijlage waaruit is gebleken dat zij vrij zijn van het gespecificeerde plaagorganisme;”;

(19)

b) in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“informatie om de traceerbaarheid van de productielocatie van de moederplanten te waarborgen.”;

c) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. In afwijking van lid 1, punt a), i), wordt in de “aanvullende verklaring” voor de gespecificeerde zaden die vóór 15 augustus 2020 zijn geoogst, alleen vermeld dat aan het vereiste in lid 1, punt a), ii), is voldaan en bevat die verklaring de volgende vermelding: “De zaden zijn vóór 15 augustus 2020 geoogst.”;

d) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. In fytosanitaire certificaten die na 31 maart 2021 worden afgegeven, wordt in de aanvullende verklaring bevestigd dat uit derde landen afkomstige gespecificeerde zaden zijn getest met een andere testmethode dan Elisa, als bedoeld in punt 3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191.”

Artikel 2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2021.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(20)

BESLUITEN

BESLUIT (EU) 2021/75 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2020

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor bijstand aan Kroatië en Polen in verband met een natuurramp en voor de betaling van voorschotten aan Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Portugal en Spanje naar

aanleiding van een volksgezondheidscrisis

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (1), en met name artikel 4, lid 3,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 11,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna “het fonds” genoemd) heeft tot doel de Unie in staat te stellen snel, efficiënt en soepel op noodsituaties te reageren in solidariteit met de bevolking van regio’s die getroffen zijn door grote of regionale natuurrampen of een grote volksgezondheidscrisis.

(2) Zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad mag het Fonds het jaarlijkse maximumbedrag van 500 000 000 EUR (in prijzen van 2011) niet overschrijden (3).

(3) Op 10 juni 2020 heeft Kroatië een aanvraag tot beschikbaarstelling van middelen uit het fonds ingediend naar aanleiding van de aardbeving in maart 2020 die de stad Zagreb en de provincies Zagreb en Krapina-Zagorje getroffen heeft.

(4) Op 24 augustus 2020 heeft Polen een aanvraag tot beschikbaarstelling van middelen uit het fonds ingediend naar aanleiding van de overstromingen in juni 2020 in het woiwodschap Subkarpaten.

(5) Op 24 juni 2020 dienden Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Portugal en Spanje een aanvraag in tot terbeschikkingstelling van middelen uit het fonds in verband met de grote volksgezondheidscrisis als gevolg van de COVID-19-pandemie begin 2020. In hun aanvragen verzochten alle zeven lidstaten om betaling van een voorschot op de verwachte bijdrage uit het fonds.

(6) De aanvragen van Kroatië en Polen in verband met natuurrampen voldoen aan de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage uit het fonds, zoals vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2012/2002.

(1) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.

(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(21)

(7) Er moeten derhalve middelen uit het fonds beschikbaar worden gesteld voor een financiële bijdrage aan Kroatië en Polen.

(8) Om ervoor te zorgen dat in de algemene begroting van de Unie voor 2020 voldoende begrotingsmiddelen beschikbaar zijn, moet het fonds beschikbaar worden gesteld voor de betaling van voorschotten aan Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Portugal en Spanje in verband met de grote volksgezondheidscrisis.

(9) Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het fonds ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 worden uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie de volgende vastleggings- en betalingskredieten in verband met natuurrampen ter beschikking gesteld:

a) een bedrag van 683 740 523 EUR voor Kroatië;

b) een bedrag van 7 071 280 EUR voor Polen.

Artikel 2

In het kader van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 worden uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie de volgende vastleggings- en betalingskredieten voor de betaling van voorschotten in verband met een grote volksgezondheidscrisis ter beschikking gesteld:

a) een bedrag van 8 462 280 EUR voor Kroatië;

b) een bedrag van 15 499 409 EUR voor Duitsland;

c) een bedrag van 4 535 700 EUR voor Griekenland;

d) een bedrag van 26 587 069 EUR voor Hongarije;

e) een bedrag van 23 279 441 EUR voor Ierland;

f) een bedrag van 37 528 511 EUR voor Portugal;

g) een bedrag van 16 844 420 EUR voor Spanje.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 25 november 2020.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor het Europees Parlement De voorzitter D. M. SASSOLI

Voor de Raad De voorzitter M. ROTH

(22)

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/76 VAN DE COMMISSIE van 26 januari 2021

betreffende ter ondersteuning van Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor liften en veiligheidscomponenten voor liften

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) worden liften en veiligheidscomponenten voor liften die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de in bijlage I bij die richtlijn beschreven essentiële veiligheids- en gezondheidseisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.

(2) Bij Uitvoeringsbesluit C(2016) 5884 (3) heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) verzocht geharmoniseerde normen ter ondersteuning van Richtlijn 2014/33/EU op te stellen en te herzien, om te waarborgen dat deze de algemeen erkende stand van de techniek blijven weerspiegelen teneinde te voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2014/33/EU en, in voorkomend geval, aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), overeenkomstig bijlage I, punt 1.1, bij Richtlijn 2014/33/EU.

(3) Op basis van het in Uitvoeringsbesluit C(2016) 5884 geformuleerde verzoek heeft het CEN de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014, waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt bij Mededeling 2016/C 293/05 van de Commissie (5), herzien om die normen aan te passen aan het rechtskader van Richtlijn 2014/33/EU en de rechtszekerheid en juridische duidelijkheid omtrent die normen te vergroten, onder meer door een nauwkeurigere bijlage ZA op te stellen en normatieve referenties met data in te voeren. Dit heeft geleid tot de vaststelling van geharmoniseerde norm EN 81-20:2020 inzake algemene veiligheidseisen voor de vervaardiging en de installatie van liften voor het vervoer van personen en goederen, en geharmoniseerde norm EN 81-50:2020 inzake ontwerpregels, berekeningen, onderzoeken en beproevingen van liften en liftonderdelen. Bij de herziening van de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014 zijn geen substantiële technische wijzigingen aangebracht.

(4) Samen met het CEN is de Commissie nagegaan of de geharmoniseerde normen EN 81-20:2020 en EN 81-50:2020 voldoen aan het in Uitvoeringsbesluit C(2016) 5884 omschreven verzoek.

(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2) Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 251).

(3) Uitvoeringsbesluit C(2016) 5884 van de Commissie van 21 september 2016 betreffende een normalisatieverzoek aan het Europees Comité voor Normalisatie met betrekking tot liften en veiligheidscomponenten voor liften ter ondersteuning van Richtlijn 2014/33/

EU van het Europees Parlement en de Raad.

(4) Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/

16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).

(5) Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (PB C 293 van 12.8.2016, blz. 64).

(23)

(5) De geharmoniseerde normen EN 81-20:2020 en EN 81-50:2020 voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen die zij beogen te bestrijken en die zijn vastgesteld in Richtlijn 2014/33/EU. Derhalve moeten de referentienummers van die normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(6) De geharmoniseerde normen EN 81-20:2020 en EN 81-50:2020 vervangen de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014. De referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014 moeten derhalve uit het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt.

(7) Om de fabrikanten voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de toepassing van de geharmoniseerde normen EN 81-20:2020 en EN 81-50:2020, moet de schrapping van de referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014 worden uitgesteld.

(8) Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet een volledige lijst van de referentienummers van de geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2014/33/EU zijn opgesteld en aan de essentiële eisen voldoen die zij beogen te bestrijken, in één handeling worden bekendgemaakt. De andere referentienummers van de geharmoniseerde normen die in Mededeling 2016/C 293/05 zijn bekendgemaakt, moeten derhalve eveneens in dit besluit worden opgenomen. Die mededeling moet derhalve met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden ingetrokken. Zij moet echter van toepassing blijven voor de referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 81-20:2014 en EN 81-50:2014, aangezien de schrapping van die referentienummers moet worden uitgesteld.

(9) Door naleving van een geharmoniseerde norm wordt vanaf de datum van bekendmaking van het referentienummer van deze norm in het Publicatieblad van de Europese Unie een vermoeden van conformiteit gevestigd met de overeenkomstige essentiële eisen die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentienummers van de in bijlage I bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor liften en veiligheidscom­

ponenten voor liften die zijn opgesteld ter ondersteuning van Richtlijn 2014/33/EU, worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

Mededeling 2016/C 293/64 wordt ingetrokken. Zij blijft tot en met 27 juli 2022 van toepassing voor de referentienummers van de in bijlage II bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2021.

Voor de Commissie De voorzitter Ursula VON DER LEYEN

(24)

BIJLAGE I

Nr. Referentienummer van de norm

1. EN 81-20:2020

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 20: Personenliften en personen-goederenliften

2. EN 81-21:2009+A1:2012

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 21: Nieuwe personenliften en personen-goederenliften in bestaande gebouwen

3. EN 81-22:2014

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 22: Elektrische liften met hellende baan

4. EN 81-28:2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 28: Afstandsalarm voor personen- en personen-goederenliften

5. EN 81-50:2020

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Onderzoeken en beproevingen — Deel 50:

Ontwerpregels, berekeningen, onderzoeken en beproevingen van liftonderdelen 6. EN 81-58:2003

Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Onderzoek en beproevingen — Deel 58: Beproeving van brandwerendheid van schachtdeuren

7. EN 81-70:2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 70: Toegankelijkheid van liften voor personen inclusief personen met een handicap

EN 81-70:2003/A1:2004 8. EN 81-71:2005+A1:2006

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en aanbrengen van liften — Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 71: Liften bestand tegen vandalisme

9. EN 81-72:2015

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 72: Brandweerliften

10. EN 81-73:2016

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Speciale toepassingen voor personen- en personen-goederenliften — Deel 73: Gedrag van liften in geval van brand

11. EN 81-77:2013

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Speciale toepassingen voor personen- en personen-goederenliften — Deel 77: Liften blootgesteld aan seismische omstandigheden

12. EN 12016:2013

Elektromagnetische compatibiliteit — Productgroepnorm voor liften, roltrappen en rolpaden — Immuniteit

(25)

13. EN 12385-3:2004+A1:2008

Staalkabels — Veiligheid — Deel 3: Informatie voor gebruik en onderhoud 14. EN 12385-5:2002

Staalkabels — Veiligheid — Deel 5: Strengenkabels voor liften EN 12385-5:2002/AC:2005

15. EN 13015:2001+A1:2008

Onderhoud van liften en roltrappen — Regels voor onderhoudsinstructies 16. EN 13411-7:2006+A1:2008

Eindverbindingen voor staalkabels — Veiligheid — Deel 7: Symmetrische wigklemmen

(26)

BIJLAGE II

Nr. Referentienummer van de norm

1. EN 81-20:2014

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 20: Personenliften en personen-goederenliften

2. EN 81-50:2014

Veiligheidsregels voor de vervaardiging en de installatie van liften — Onderzoeken en beproevingen — Deel 50:

Ontwerpregels, berekeningen, onderzoeken en beproevingen van liftonderdelen

(27)
(28)

NL

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2) Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 dienen beperkingen op de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en

Beginnend an der Gemarkungsgrenze Falkenhagen nördlich der Bundesautobahn A 24 südöstlich der Anschlussstelle Meyenburg, im Verlauf der Gemarkungsgrenze Falkenhagen in

“Indien de epidemiologische situatie snel verslechtert en met name indien er een hoge incidentie van zorgwekkende varianten van het virus wordt aangetroffen, kunnen

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden). Laatste

Dank u voor uw brief van 18 december 2017 waarin u verzoekt de correctiefactor die van toepassing is op de financiële bijdrage van de Republiek Turkije in het kader van

“donkerrood” ingekleurd gebied reizen, aan de testvoorschriften moeten voldoen en in quarantaine/zelfisolatie moeten gaan, mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor

4. Wanneer een werkzame stof die niet in lopende klinische proeven in de Unie wordt gebruikt, door de toelating van een nieuwe klinische proef of een substantiële wijziging van

In afwijking van artikel 193, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kunnen subsidies worden toegekend voor acties die reeds vóór 15 april 2020 waren voltooid,