• No results found

thema schrift 2e editie Thema 4 Rampen en plagen ANTWOORDMODEL Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "thema schrift 2e editie Thema 4 Rampen en plagen ANTWOORDMODEL Mens en maatschappij leerjaar 1 / vmbo-kgt"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 e editie

thema

schrift

www.mundo-online.nl Mens en maatschappij

leerjaar 1 / vmbo-kgt

Thema 4 Rampen en plagen

ANTWOORDMODEL

4

(2)

Inhoud

Hoe werk je met Mundo? 4

Start 6

Blok 1 Natuurrampen 8

Menukaart 1 16

A Pakistan 2010

B Rampen deze week

C Onderzoek een ramp

Blok 2 Rampen in Afrika 20

Menukaart 2 28

A Ramp met de Titanic

B Vluchtelingen

C Conflicten in de wereld

Blok 3 Rampen in de middeleeuwen 32

Menukaart 3 40

A Moord op Bonifatius

B Kloosters

C Ridders en kastelen

Blok 4 Is een ramp te voorkomen? 44

Eindsprint 50

Begrippen 52

Illustratieverantwoording 54

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 15.

ISBN 978 9006 48821 0 Tweede druk, eerste oplage

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp

(www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.

auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Mundo 2e editie is mede gebaseerd op Mundo 1e editie. Aan Mundo 1e editie werkten mee:

Kirsten Bos, Liesbeth Coffeng, Jeanine Cronie, Mariska Jansen, Marieke Kleinhuis, Jeannette Kooistra, Juul Lelieveld, Brigitte van Meurs, Eva Noort, Marieke van Osch, Theo Peenstra, Paul Scholte, Ferry Siemensma, Floris Ternede, Barbara Visschedijk, Jaap-Hein Vruggink.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

(3)

2 e editie

Mens en maatschappij

Themaschrift 4 Rampen en plagen | ANTWOORDMODEL leerjaar 1 / vmbo-kgt

Auteurs: Liesbeth Coffeng, Theo Peenstra Eindredactie: Liesbeth Coffeng & Theo Peenstra

(4)

4

8

Blok 1 Landen rond de Middellandse Zee

1c Welke bron in dit blok spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom.

Bron , want

opdracht 2

Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst

‘Warm en zonnig’.

a Gebruik de atlas.

2a Maak de tabel van figuur 2 af.

Gebruik GB 77B (BB-) en 77C (BB 56B).

2b Zoek de temperatuur in Athene en Amsterdam in januari en juli op. Zet die in de tabel van figuur 3.

Gebruik GB 194E2 en E3 (BB 114D).

2c De blauwe staafjes geven de hoeveelheid neerslag aan per maand. Schrijf in figuur 3 op in welke maand de meeste neerslag valt in Athene en in Amsterdam.

2d Welk klimaat hebben de twee steden?

Amsterdam:

Athene:

2e Het verschil in klimaat komt doordat Zuid- Europa dichter bij / verder van de Atlantische Oceaan ligt. In Zuid-Europa komt de wind in de zomer uit het westen / andere windrichtingen.

Daardoor komen er in de zomer weinig / veel wolken van de Atlantische Oceaan naar Zuid- Europa. Verder ligt Zuid-Europa zuidelijker en daardoor staat de zon er in de zomer hoger / lager. Het is er dan warm en droog.

opdracht 1

Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1.

1a Wat is de deelvraag van dit blok?

1b Welk onderwerp hoort bij welk tekstblokje?

Geef in figuur 1 met pijlen aan wat bij elkaar hoort.

Elk jaar brengen veel Nederlanders hun vakantie door in een land aan de Middellandse Zee. In juli en augustus staan er heel lange files op de Franse snelwegen en daar komen veel Nederlandse gezinnen met hun caravan in terecht. Jongeren pakken massaal de bus of het vliegtuig naar de Spaanse stranden. Waarom is dit deel van Europa zo in trek bij vakantiegangers?

DEELvraaG vaN DIt BLok:

Hoe ziet het Middellandse Zeegebied eruit?

Figuur 1

titel onderwerp

Warm en zonnig geschiedenis van het gebied

Het land talen die mensen spreken

Druk en rustig landschap

Het Romeinse rijk wat een toerist nodig heeft in een gebied

Romaanse en andere talen waar mensen wonen

Chinees op school afstand in kilometers en tijd gerekend

Toerisme taalonderwijs in Nederland

Afstand klimaat

Hoe werk je met Mundo?

Voor je ligt het themaschrift van Mundo. Je hebt dit themaschrift samen met het lesboek elke les nodig voor mens en maatschappij. Op deze pagina’s zie je hoe je met het themaschrift gaat werken.

Het themaschrift is op een vaste manier opgebouwd:

• De Start: dit is de themaopening.

• Blokken met opdrachten.

• Na blok 1, 2 en 3 een menukaart met keuzeopdrachten.

• Eindsprint met afsluitende opdrachten.

• Begrippen: uitleg van de belangrijkste begrippen.

opdracht 1

De opdrachten die je gaat maken, kunnen door jou of je leraar of lerares worden aangekruist.

In het themaschrift staan de opdrachten die je gaat maken. Je doet dat vaak met het lesboek. Bij de opdrachten heb je soms nog andere hulpmiddelen nodig. Dat wordt aangegeven met symbolen.

Hieronder kun je lezen wat die betekenen:

a

Bij deze opdracht heb je de atlas nodig.

b

Bij deze opdracht heb je de computer nodig.

c

Bij deze opdracht ga je samenwerken.

d

Bij deze opdracht heb je extra spullen nodig, bijvoorbeeld een schaar of lijm.

Intro

Hier lees je een korte beschrijving van waar dit blok over gaat.

Deelvragen

Ieder blok begint met een deelvraag. Aan het eind van het blok kun je die deelvraag beantwoorden.

figuren

Figuren zijn plaatjes en tabellen waarin jij iets moet doen: kleuren, tekenen of schrijven.

(5)

5

Extra

Vraag aan je docent of je deze extra taak mag maken.

verdieping

Soms mag je deze opdracht maken van je docent, bijvoorbeeld als je tijd over hebt.

Op een rij

In deze opdracht oefen je wat je hebt geleerd in dit blok.

kennen en kunnen

Na ieder blok staat er een overzicht van alles wat je moet kennen en kunnen voor je toets.

www.mundo-online.nl

Bij ieder blok vind je op www.mundo-online.nl ict-opdrachten, films, animaties en oefentoetsen.

Menukaart

Hier mag je kiezen welke van de keuzeopdrachten je wilt doen. Er zit altijd één opdracht bij die je op de computer doet.

Eindsprint

Dit zijn afsluitende opdrachten aan het eind van het thema. Je vult een schema in en herhaalt zo nog een keer de belangrijkste begrippen. Hierdoor ontdek je of je alles goed kent.

Menukaart 3

A Moskee of kerk?

Bb Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Moskee of kerk?’.

C Turks eten in Nederland

Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig?

A Moskee of kerk?

Hoe ziet een moskee er uit? Wat gebeurt er in een christelijke kerk? Loop door een moskee of kerk en speel het spel.

B Pamukkale Moeten er wel of niet hotels worden gebouwd in

Pamukkale? Vandaag is er een vergadering over dit onderwerp.

C Turks eten in Nederland Wat staat er op de menukaart? Vertaal de Turkse

gerechten.

Alleen

Samen (met z’n vieren)

Samen Computer

Papier, pen

Internet, Turks taalgidsje

41

40 Thema 3 Toerisme Menukaart 3 Op vakantie naar Turkije

B Pamukkale Lees op bladzijde 24 van het lesboek de tekst

‘Pamukkale’.

Bekijk op bladzijde 24 van het lesboek de bronnen 29 en 30.

c Deze opdracht doe je met z’n vieren.

In Pamukkale wordt al jaren gediscussieerd over het wel of niet bouwen van nieuwe hotels.

Vandaag is er een vergadering over dit onderwerp. De deelnemers zijn:

A de burgemeester van Pamukkale;

B een winkelier uit Pamukkale;

C een lid van de bewonersraad;

D een milieuactivist.

opdracht 1

Beantwoord de vragen op een apart vel papier.

1a Verdeel de rollen. De burgemeester is bij de vergadering de voorzitter. Hij/zij heeft nog geen standpunt ingenomen. Hij/zij zal tijdens de vergadering naar de mening luisteren van de verschillende deelnemers om tot een beslissing te komen. Als je de burgemeester bent, schrijf dan op waar je op gaat letten in de vergadering.

Maak een agenda: een programma van de vergadering met beurten voor de deelnemers om eerst hun standpunten te vertellen en daarna te beargumenteren. Aan het eind van de vergadering neemt de burgemeester een beslissing en legt uit waarom.

Als je een van de andere personen bent, dan schrijf je in één zin op wat je vindt van het plan om hotels te bouwen in Pamukkale.

1b Schrijf nu zoveel mogelijk argumenten op voor je mening.

opdracht 2 2a Schrijf in twee zinnen op welke beslissing

de burgemeester heeft genomen en welke argumenten hij/zij noemde.

2b Is er nog een andere groepje dat deze keuzeopdracht heeft gedaan? Zo ja, dan vertellen de burgermeesters elkaar kort welke beslissing ze hebben genomen en waarom.

Schrijf de beslissing van het andere groepje op.

2c Welke argumenten had het andere groepje voor die beslissing?

Lees op bladzijde 25 van het lesboek de teksten

‘Turkse restaurants’ en ‘Het menu’.

Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 31.

c Je doet deze opdracht met zijn tweeën.

a Gebruik de atlas.

opdracht 1 Gebruik figuur 1 in blok 3.

1a In de tekst staan enkele Turkse plaatsen. Zoek die plaatsen op in de atlas. Teken de genoemde steden met een rode stip in figuur 1 van blok 3.

Teken de ruïnes met een blauwe stip. Kleur de gebieden en wateren groen.

1b Hoe heet het Turkse restaurant in jouw woonplaats? Als dat ook een plaats in Turkije is, zet die dan op de kaart van figuur 1 van blok 3.

opdracht 2

Gebruik figuur 1 op deze bladzijde.

2a De gerechten op deze menukaart staan door elkaar. Trek een lijn van het juiste gerecht naar de juiste Nederlandse vertaling. Een paar tips:

Sommige woorden komen in meer gerechten voor. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende gerechten waar het vlees aan een spies zit.

Sommige Turkse woorden lijken op Nederlandse woorden.

Kijk ook naar de prijs. Voorgerechten, hoofdgerechten en nagerechten staan door elkaar, maar de prijzen staan wel op de juiste plaats achter het Turkse gerecht.

Tip: als je er niet uitkomt kun je gebruikmaken van een vertaalsite op internet, een taalgidsje of een klasgenoot die Turks spreekt.

2b Welke Turkse woorden kun je uit deze opdracht leren?

FiguuR 1

S, is, kebab Yogˆ urtlu Adana kebab Ali Nazik Karıs, ık s, is, Peynirli Sigara Böregˆ i

Kavun ve Peynir Dana S, is, Biber ve Kuru Patlican Dolması Balık Çorbası

Mercimek Çorbasi Baklava

€ 17,50

€ 16,75

€ 18,50

€ 18,50

€ 7,25

€ 5,75

€ 17,50

€ 15,50

€ 6,00

€ 5,00

€ 4,00

Turkse kaas in bladerdeeg met peterselie en verse munt Geitenkaas geserveerd met suikermeloen Stukjes kalfsvlees geserveerd aan de spies Spiesen met kipfilet, kalfsvlees en pittig gekruid lamsgehakt Pittig gekruid lamsgehakt van de spies, geserveerd met speciale tomatensaus en Turkse yoghurt. Traditioneel Turks uit Adana Traditionele Turkse linzensoep Gevulde paprika en gedroogde aubergine met groente en rijst, gegratineerd met Turkse kaas Stukjes lamsvlees geserveerd aan de spies Gebakken kalfsvlees geserveerd op een bedje van fijn gesneden aubergine en Turkse yoghurt met knoflook Gebak van bladerdeeg met honing en walnoten Rijkelijk gevulde vissoep

47

Thema 3 Toerisme Blok 4 Toerisme en recreatie in je eigen omgeving

opdracht 11 verdieping

11a Met welke leus maakt Nijmegen reclame?

11b Veel dorpen en steden in Nederland hebben een slagzin waarmee ze reclame maken. Welke reclamezin heeft jouw woonplaats of streek?

Tip: kijk eens op de website van je gemeente.

11c Misschien heb je geen reclamezin gevonden.

En als die zin er wel is, kun je vast een betere verzinnen. Bedenk eerst wat er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder is voor toeristen en recreanten.

Bedenk dan je eigen reclamezin voor jouw streek of plaats.

opdracht 12

12a Bij jou in de buurt is er vast wel een recreatieterrein of zwemplas te vinden. Hoe heet dat recreatieterrein?

12b Bezoek je dat gebied wel eens? Zo ja, op wat voor soort dagen? Ja / nee, ik bezoek het gebied 12c Welke andere plaatsen, die speciaal zijn ingericht

om je vrije tijd door te brengen, bezoek jij?

12d Welke recreatievoorziening zou jij in je buurt of stad graag erbij willen krijgen?

opdracht 13

Bb Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Drusus en Corbulo’.

opdracht 14 op een rij

De letters van de Romeinse sporen zijn door elkaar geraakt. Zet ze weer in de goede volgorde.

smile:

schewelaag:

hisbaud:

ceshaspwerk:

geenmijn:

opdracht 15 deelvraag

15a Wat is er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder voor toeristen en recreanten?

15b Zijn er in je eigen omgeving overblijfselen uit de Romeinse tijd te vinden? Zo ja, welke en waar?

15c Wat is er te doen voor toeristen en recreanten in jouw omgeving?

Ga naar:

www.mundo-online.nl Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

• op de kaart aanwijzen waar de grens van het Romeinse rijk in Nederland lag.

• uitleggen hoe de Romeinen hun grens bewaakten.

• voorbeelden noemen van voorwerpen die van de Romeinen in Nederland teruggevonden zijn.

• uitleggen waarom Nijmegen een geschikte plek was voor een Romeins fort.

• een voorbeeld geven van de manier waarop steden met hun geschiedenis mensen proberen te trekken.

• uitleggen waarom gemeenten mensen met evenementen en voorzieningen naar hun stad proberen te trekken.

• voorbeelden noemen van recreatie- voorzieningen in je eigen omgeving.

Begrippen:

limes Tijdwijzer:

Tijd van Grieken en Romeinen ExTrA oEfEnBlAD vAArDiGhEDEn

Vraag aan je docent of je het extra oefenblad ‘Bronnen gebruiken’ moet maken.

Eindsprint

51

50 Thema 3 Toerisme Eindsprint

1b Zet de volgende woorden op de goede plek:

islam – Middellandse – Arabisch – stadstaten – olijfboom – christendom – cipres – reliëf – Latijn – bevolkingsspreiding – Romeinse – romanisering – christendom – islam – Arabische – democratie.

Culturen

Oude Grieken

• niet één groot rijk, maar verschillende ...

• in Athene bijzondere manier van besturen:

...

• landbouw moeilijk, oplossing:

1 h ...

2 k...

Landschap

• vegetatie: planten die tegen w ... en d ...

zomers kunnen, zoals ... en ...

• ... : veel hoogteverschillen

Klimaat

• heet: ...

Zeeklimaat

• zomer: d ... en w ...

• winter: n ... en z ...

in hogere gebieden is het k ... en n ...

Romeinen

• groot rijk:

het ... rijk

• Romeinse cultuur verspreidt zich in het hele rijk. Dat heet:

...

• nieuw geloof in dit rijk:

...

• taal: ...

Turkije

• taal: ...

• geloof: ...

klimaat

• kust: M... Zeeklimaat

• binnenland:

- neerslag - winters Middellandse Zeegebied

aan de kust in het binnenland

Waar de mensen wonen Verdeling van de mensen in het gebied = ...

Meeste mensen wonen:

/

Redenen vroeger:

1 l ...

2 h ...

3 v ...

nu:

1 l ...

2 t ...

3 h ...

Arabieren

• groot rijk:

het ... rijk

• geloof: ...

• taal: ...

koude / zachte veel / weinig

-14.000 -12.000 -10.000 -8000 -6000 -4000 -2000 11000 2000

opdracht 2 Bekijk op bladzijde 28 van het lesboek de

Tijdwijzer.

Bekijk de tijdbalk in figuur 2.

2a Kleur op de tijdbalk:

de tijd van jagers en boeren: geel

de tijd van Grieken en Romeinen: rood 2b Schrijf de volgende letters bij de tijdbalk:

A 500 v.Chr.: bloeitijd van Athene B 1: geboorte van Christus C 100 n.Chr: Romeinse rijk op zijn grootst D 500 n.Chr: val van het Romeinse rijk 2c Wat kom je nu nog tegen van de oude Grieken?

2d Wat kom je nu nog tegen van de Romeinen?

opdracht 3 Bekijk de kaart in figuur 3.

3a Zet de naam van het land of eiland achter de letters.

A D

B E

C F

opdracht 1 Bekijk het schema in figuur 1.

Maak het schema in figuur 1 compleet.

1a Vul de woorden waarvan al een letter is gegeven aan.

G J

H K

I

3b Zet de naam van de stad, zee of rivier achter de cijfers.

1 12

2 13

3 14

4 15

5 16

6 17

7 18

8 19

9 20

10 21

11 22

3c Zet de naam van het gebergte achter de letters.

a c

b d

500 km 250 0

A B

C I

H

G

F

E D 1

16 2 14

15

17 18

19 20

21

a

d

b c

22 3

4

5 6

7 8

9 10

11 12 13

L

J

K FiguuR 1

FiguuR 2

FiguuR 3

(6)

6

START Thema 4: Rampen en plagen

opdracht 1

1a Schrijf op welke rampen jij je uit het afgelopen jaar herinnert.

1b Kun je je van een of meer van die rampen nog herinneren wat je aan het doen was, toen je van die ramp hoorde? Schrijf dat kort op.

1c Schrijf de rampen die de hele klas zich herinnert op het bord.

1d Tel hoeveel leerlingen bij iedere ramp nog wisten wat ze op dat moment aan het doen waren.

1e Wat valt je op aan de rampen waarbij veel leerlingen nog weten wat ze aan het doen waren?

opdracht 2

Lees op bladzijde 73 van het lesboek de tekst

‘Hippe woonwijk is pottenkijkers zat’.

2a Wie zijn de pottenkijkers in deze tekst?

2b Waarom zijn de bewoners van de hippe woonwijk de pottenkijkers zat?

2c Waarom komen de pottenkijkers naar deze wijk?

2d Ben jij benieuwd naar de architectuur van Roombeek na het lezen van deze tekst?

opdracht 3

Bekijk op de bladzijden 72 en 73 van het lesboek de foto.

3a De vuurwerkramp begon met ontploffingen in de vuurwerkopslag midden op de dag. Bedenk waarom je dat een geluk bij een ongeluk kunt noemen.

3b Hoe kun je aan de foto zien dat het vuur zich snel verspreidde?

opdracht 4

a

Bekijk op bladzijde 141 van het lesboek de Tijdwijzer en gebruik de atlas.

4a Kleur in de tijdbalk van figuur 1 de tijd van monniken en ridders rood.

4b Hoe lang geleden eindigde de tijd van monniken en ridders?

4c Bij welke groep in de samenleving hoorde een monnik?

4d Bij welke groep in de samenleving hoorde eenridder?

4e Er was nog een derde groep in de samenleving.

Welke?

Figuur 1 De tijd van monniken en ridders.

0 500 1000 1500 2000

Eigen antwoorden.

Eigen antwoorden.

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: het zijn rampen die kort geleden gebeurd waren, het zijn rampen die veel indruk maakten.

Dagjesmensen.

Omdat ze naar binnen gluren en de bewoners zo geen privacy hebben.

Voor de bijzondere architectuur van de wijk.

Eigen antwoord.

Omdat het overdag was, sliepen er weinig mensen die daardoor niet snel zouden kunnen vluchten.

Eigen antwoord. Bijv.: er staan nog auto’s en andere waardevolle dingen die mensen niet meer konden meenemen.

1011 jaar.

Geestelijkheid.

De adel.

De boeren.

(7)

Thema 4 Rampen en plagen Start

7

Figuur 2

Hoofdvraag: Hoe gaan mensen om met rampen?

Blok Deelvraag Onderwerp Mooiste foto

1 Waardoor ontstaan natuurrampen? vulkaan, aarbeving, storm Bron

eigen antw.

2 Waardoor komen in Afrika veel rampen aids, armoede, oorlog Bron

voor en welke gevolgen hebben die? eigen antw.

3 Wat waren de oorzaken en gevolgen van pest, oorlog, storm, honger Bron

rampen in de Middeleeuwen? eigen antw.

4 Hoe is een ramp te voorkomen? rampenplan, dijken Bron

eigen antw.

opdracht 5

d

Bb

kranten, internet

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

Maak samen een kort krantenartikel van een ramp of ongeluk van kort geleden. Schrijf daarin in ieder geval op:

Wat er gebeurde.

Waar het gebeurde.

Wanneer het gebeurde.

Wie er betrokken waren.

Wat de oorzaak was van de ramp of het ongeluk.

Wat de gevolgen waren van de ramp of het ongeluk.

Welke hulp werd geboden of welke maat- regelen werden genomen, nadat de ramp of het ongeluk was gebeurd.

opdracht 6

Blader in het lesboek thema 4 door. Lees de titels, de tussenkopjes en bekijk de bronnen.

6a De hoofdvraag van dit thema is: Hoe gaan mensen om met rampen? Schrijf die hoofdvraag als titel bij figuur 2.

6b Op welke vraag krijg je antwoord in welk blok?

Schrijf in figuur 2 de deelvragen van dit thema bij het goede blok. Dit zijn de deelvragen:

Waardoor komen in Afrika veel rampen voor en welke gevolgen hebben die?

Waardoor ontstaan natuurrampen?

Hoe is een ramp te voorkomen?

Wat waren de oorzaken en gevolgen van rampen in de middeleeuwen?

6c Zet de volgende onderwerpen bij het goede blok in figuur 2. Je mag een onderwerp ook bij twee blokken zetten.

vulkaan

rampenplan

honger

storm

aids

dijken

aardbeving

oorlog

pest

honger

6d Zoek in elk blok de mooiste foto. Zet die in de laatste kolom van figuur 2.

(8)

8

Blok 1 Natuurrampen

Aardbevingen, vloedgolven, vulkaan- uitbarstingen, modderstromen. Het zijn allemaal voorbeelden van natuurrampen.

De mensen die er slachtoffer van zijn, kunnen er vaak niets tegen doen. Of toch? In dit blok zoek je uit hoe natuurrampen ontstaan en hoe je je ertegen kunt beschermen.

DEELvRAAg vAN DIT BLOk:

Waardoor ontstaan natuurrampen?

opdracht 1

Bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1.

1a Noem drie natuurrampen waarover je wel eens hebt gehoord in het nieuws.

1 2

3

1b Waar hoorde je van deze rampen?

internet Eigen antwoord.

krant radio

sms

televisie

anders:

1c Van sommige rampen hoor je niets. Hoe zou dat komen?

1d Denk je dat een vulkaanuitbarsting altijd gevaarlijk is? Waarom wel of niet?

1e Komen natuurrampen ook in Nederland voor?

Zo ja, welke?

opdracht 2

Lees op bladzijde 74 van het lesboek bron 1.

2a In de tekst worden drie oorzaken genoemd, waardoor de aardbeving in Haïti zoveel schade en slachtoffers veroorzaakte. Schrijf die oorzaken op.

1

2

3

2b In de tekst staat hoeveel doden er waarschijnlijk vielen. Bedenk waarom het niet duidelijk is hoeveel slachtoffers er precies in Haïti gevallen zijn.

opdracht 3

Bekijk op bladzijde 74 van het lesboek bron 2.

3a Hoe kun je op deze foto zien dat er een aardbeving is geweest?

3b Wat zijn de mensen op de foto aan het doen?

3c Op de voorgrond staat een man. Bedenk waar- om soldaten de stad in werden gestuurd na de aardbeving.

3d Stel dat de aardbeving in een rijk land zou zijn geweest. Bedenk wat er dan anders was geweest.

Eigen antwoorden, denk aan

overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en stormen.

Sommige rampen vinden plaats in dunbevolkte gebieden (weinig slachtoffers, weinig informatie).

Eigen antwoord.

(Lichte) aardbevingen, overstromingen.

De aardbeving vond plaats op een geringe diepte.

De aardbeving vond plaats in een dichtbevolkt gebied.

De aardbeving vond plaats in een arm land.

Het is een arm land, waar de registratie van de slachtoffers waarschijnlijk fouten bevat, niet iedereen was ingeschreven bij de burgerlijke stand.

Aan de ingestorte gebouwen.

Ze slepen met stoelen.

Om diefstal en plunderingen te voorkomen, om de orde te bewaken.

Eigen antwoord. Waarschijnlijk zou daar ook zijn geplunderd. Maar omdat de schade aan gebouwen kleiner is, zal het wel minder zijn.

(9)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 1 Natuurrampen

9

opdracht 4

Lees op bladzijde 74 van het lesboek de tekst

‘De aarde onder je voeten’.

Bekijk op bladzijde 74 van het lesboek bron 3.

4a Je kunt de aarde vergelijken met een perzik. Ze bestaan allebei uit verschillende lagen. Zet de volgende woorden op de goede plek in figuur 1:

vruchtvlees – aardmantel – aardkorst – pit – schil – aardkern – magma.

4b Kleur de verschillende lagen van de aarde in figuur 1:

de aardkorst bruin;

de aardmantel rood;

de aardkern blauw.

4c De aardkorst is hard / zacht. De dikte van deze laag kun je vergelijken met de van

een perzik. Wij wonen op de aardkorst.

4d Wat valt je het meest op aan de vergelijking van de aarde met een perzik?

opdracht 5

Lees op bladzijde 75 van het lesboek de tekst

‘De aarde beweegt’.

5a Wat zijn platen?

5b Waardoor verschuiven platen?

5c Wat is waar?

Hoe langer er geen aardbeving is geweest, hoe groter de spanning langs een breuk.

Hoe groter de spanning langs een breuk, hoe zwaarder de aardbeving.

Als platen snel langs elkaar schuiven, zijn er minder aardbevingen.

Hoe vaker een aardbeving langs een breuk plaatsvindt, hoe kleiner de kans op een hele zware.

5d Waarom is de schade van een aardbeving bij het epicentrum het grootst?

Figuur 1 De aarde en een perzik in doorsnee.

Eigen antwoord. Vooral dat de aardkorst erg dun is in verhouding tot de doorsnede van de aarde.

Stukken aardkorst.

Door de bewegingen van het magma waar ze op drijven.

Daar is de beweging van de aardkorst het grootst.

aardmantel aardkern

stromend magma aardkorst

vruchtvlees pit

schil

schil

(10)

10

opdracht 6

a

gebruik gB 182-183 (BB 98 en 101).

Bekijk figuur 2.

6a Schrijf de namen van de volgende landen op de juiste plaats in de kaart van figuur 2.

Verenigde Staten Guatemala

Mexico Honduras

Cuba Nicaragua

Haïti Panama

Dominicaanse Republiek Colombia

Curaçao Venezuela

6b Schrijf achter de cijfers de naam van de stad.

1 2 3 4

5

6 7 8

6c Schrijf achter de letters de naam van de zee.

A B C

D

opdracht 7

Bekijk figuur 3.

7a Hoe heten de platen die bij Haïti langs elkaar schuiven?

1 2

7b Kleur de breuken waar de laatste jaren een aardbeving is geweest rood.

7c Deskundigen hadden voorspeld dat er ongeveer op de plaats van de aardbeving van 2010 een aardbeving van 7,2 op de schaal van Richter zou plaatsvinden. Ze wisten alleen niet precies wanneer. De deskundigen voorspellen voor de komende twintig jaar nog een aardbeving in de buurt van Haïti. Bedenk waar die aardbeving zal plaatsvinden en zet op die plaats een rode cirkel op de kaart.

Tip: kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 5c.

Figuur 2 Caribisch gebied en Golf van Mexico.

A

B

C

D 1

3 2

4

5

6

7

8 ...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

500 km 250 0

...

...

...

...

...

...

1 2 3 4 5 6

A B C D

...

...

...

...

Verenigde Staten

Cuba Dominicaanse Republiek Haïti

Curaçao

Venezuela Colombia

Panama Nicaragua Guatemala Honduras Mexico

Miami New Orleans Houston Mexico-Stad

Grote Oceaan Golf van Mexico Caribische Zee Atlantische Oceaan Havana

Port-au-Prince Miami New Orleans Houston Mexico-Stad Havana Port-au-Prince Bogotá

Caracas

Grote Oceaan Golf van Mexico Caribische Zee Atlantische Oceaan

Noord-Amerikaanse plaat Caribische plaat

(11)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 1 Natuurrampen

11

opdracht 8

Bekijk op bladzijde 75 van het lesboek bron 4.

gebruik figuur 4.

8a Hoe wordt de kracht van een aardbeving aangegeven?

8b Trek in figuur 4 lijnen tussen de kracht van een aardbeving en de gevolgen ervan.

8c Bij welke kracht kunnen mensen een aardbeving voelen?

8d Vergelijk nu figuur 4 met bron 4. Welke kracht had de aardbeving in Roermond in 1992?

opdracht 9

Lees op bladzijde 75 van het lesboek bron 5 en bekijk bron 6.

9a Waardoor is de grote troep (planken, meubelen en andere dingen) veroorzaakt?

9b Hoe kun je op deze foto zien dat veel huizen in Japan goed bestand waren tegen een aardbeving?

Figuur 3 Breuken rond Haïti.

Atlantische Oceaan

Caribische Zee

NOORD-AMERIKAANSE PLAAT

CARIBISCHE PLAAT DOMINICAANSE

REPUBLIEK BAHAMA’S

HAÏTI CUBA

1943 1946-1948

1787

1751 1918 1842

2010

2 cm/jaar 2 cm/jaar

PUERTO RICO

gevaarlijk geachte breuklijn

jaar waarin aardbeving heeft plaatsgevonden bewegingsrichting van de plaat

1842 200 km

100 0

Met de kracht op de schaal van Richter.

Bij kracht 3.

5,5 op de schaal van Richter.

Door de tsunami, de vloedgolf nam alles mee.

Het gebouw op de voorgrond lijkt niet zwaar beschadigd.

Figuur 4 De schaal van Richter.

kracht Wat merk je ervan?

0, 1, 2 Vernielend; paniek, grote schade aan gebouw en

3 Matig tot sterk; deuren rammelen, schilderijen slingeren 4 Zeer sterk; schade aan gebouwen, schoorstenen breken

5 Niets

5,5 Sterk; voorwerpen (zoals vazen) vallen om, bomen bewegen 6 Zeer catastrofaal; hele steden verwoest, rotsen scheuren 7 Lichte trilling; alsof er een vrachtauto door de straat rijdt 8 Catastrofaal; meeste gebouwen verwoest, rails buigen

8,5 Verwoestend; gebouwen zwaar beschadigd, gasleidingen breken waardoor branden ontstaan, viaducten storten in, Haïti 2010

(12)

12

9c Bedenk waardoor huizen bij een aardbeving gemakkelijk in brand kunnen vliegen.

9d Noem twee redenen waarom de aardbeving in Japan minder slachtoffers kende dan die in Haïti.

1

2

opdracht 10

Lees op bladzijde 76 van het lesboek de tekst

‘De aarde verandert’.

10a Zet het nummer van de beweging (zie lesboek) voor de juiste tekening van de plaatbewegingen in figuur 5.

10b In de tekeningen van figuur 5 staan steeds twee lijnen. Maak van die lijnen pijlen om aan te geven in welke richting de platen bewegen.

10c Kleur in de juiste tekening van figuur 5 de trog blauw.

10d Kleur in de juiste tekening van figuur 5 de mid-oceanische rug geel.

10e Kleur in de juiste tekeningen van figuur 5 de vlakken waar aardbevingen ontstaan rood.

10f Leg uit waarom bij mid-oceanische ruggen niet veel zware aardbevingen plaats zullen vinden.

opdracht 11

a

gebruik gB 192D (BB 113C).

11a In Amerika komen aardbevingen vooral voor in het noorden / zuiden / oosten / westen.

11b In Europa komen aardbevingen vooral voor in het noorden / zuiden / oosten / westen.

11c In Azië komen aardbevingen vooral voor in het noorden / zuiden / oosten / westen.

11d In welke twee werelddelen komen weinig aardbevingen voor?

1 2

opdracht 12

a

gebruik gB 192D (BB 113C).

12a Gebruik weer de nummers van de bewegingen die in het lesboek staan. Van welk type

aardbeving was de aardbeving in Japan een voorbeeld?

12b Van welk type aardbeving was de aardbeving in Haïti een voorbeeld?

12c Waarom komen er in Nederland nauwelijks aardbevingen voor?

Figuur 5

....

....

....

....

2

4

1

3

Door kortsluiting en gaslekken, door de ravage kan de brandweer bovendien niet snel ter plaatse zijn om te blussen.

Aardbeving vond plaats in zee: dichtstbijzijnde stad lag meer dan 70 km van het epicentrum.

In Japan stortten door de aardbeving veel minder gebouwen in dan in Haïti.

Er schuiven geen platen langs elkaar.

Van type 2.

Van type 3.

Nederland ligt midden op een plaat.

Australië Afrika

(13)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 1 Natuurrampen

13

opdracht 13 verdieping

a

gebruik gB 45 (BB –).

13a In Nederland komen ook aardbevingen voor, zoals in 1992 in Roermond. Leg met de kaart in de atlas uit, waarom de kans op een aardbeving in Roermond groter is dan in Venlo of Maastricht.

13b Bekijk figuur 6. De witte pijlen geven aan in welke richting de aardkorst beweegt in dit gebied. Teken met een andere kleur pijl de richting waarin het middelste stuk aardkorst beweegt.

13c Bekijk de legenda van de kaart in de atlas goed.

De hoge en lage delen bij de breuk hebben een naam. Schrijf de juiste naam op de juiste lijn in figuur 6.

13d Teken een huis in figuur 6 op de plaats waar Roermond ligt.

opdracht 14

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

14a Regelmatig zijn er zware aardbevingen in het nieuws. Overleg met z’n tweeën welke (zware) aardbevingen jullie je nog kunnen herinneren.

In welke landen waren de aardbevingen?

Wanneer waren die aardbeving ongeveer?

Wij kunnen ons de volgende aardbevingen herinneren:

1 (land) (jaar)

2 (land) (jaar)

3 (land) (jaar)

14b Bespreek samen welke aardbeving op jullie de meeste indruk maakte en waarom juist deze aardbeving.

De aardbeving in in het jaar

maakte op ons de meeste indruk, omdat

14c De schade die een aardbeving veroorzaakt, heeft te maken met de kracht van de aardbeving, maar ook met het gebied. Welke kenmerken heeft het gebied van de aardbeving die jullie noemen bij opdracht 14b, waardoor de schade zo groot was?

opdracht 15

Lees op bladzijde 76 van het lesboek de tekst

‘De aarde brandt!’.

15a Zet de volgende begrippen op de juiste plaats in figuur 7: krater – lavastroom – magma – gaswolk – aardkorst – vulkanische bommen – asregen.

15b Gloeiende lava is erg gevaarlijk. Bedenk wat er gebeurt als de lava een bos bereikt.

15c Lava stroomt snel op een steile helling, maar langzamer op een flauwere helling. Bedenk waarom as en gassen uit een vulkaan minstens zo gevaarlijk zijn als de lava.

Figuur 6 Doorsnede van de aardkorst in Limburg, bij Roermond.

Horst Horst

Slenk

Figuur 7 Een vulkaan barst uit.

...

...

...

...

...

...

...

gaswolk asregen vulkanische bommen krater lavastroom magma aardkorst

Roermond ligt dicht bij een breuk, dichter dan Venlo of Maastricht.

Eigen antwoorden.

Eigen antwoorden, vaak zijn het aardbevingen waarover veel op televisie is geweest.

Afhankelijk van het antwoord op 14b.

Het bos vliegt in brand.

De gassen zijn heet en giftig, en ze zijn sneller dan de lava. Ze verrassen je dus ook sneller.

(14)

14

opdracht 16

Bekijk op bladzijde 76 van het lesboek bron 7.

16a Leg uit waarom het gevaarlijk is om door de aswolk van een vulkaan te vliegen.

16b Bedenk wat er gebeurt als gloeiende lava een besneeuwd gebied of een gletsjer bereikt.

16c Bedenk voor wie het vervelend is als er een week lang geen vliegtuigen meer kunnen vliegen. Leg ook uit waarom het voor die mensen vervelend is.

opdracht 17

c

Opdracht 17f doe je met z’n tweeën.

Lees op bladzijde 77 van het lesboek de tekst

‘Toen en daar: Pompeii, stad onder de as’.

17a In welk jaar barstte de vulkaan Vesuvius uit?

17b Bij welk tijdvak hoort dat jaar? Gebruik zonodig de Tijdwijzer.

17c Hoe kwam het dat de bodem in de buurt van de vulkaan rommelde en trilde?

17d Wat dachten de mensen in die tijd wat de oorzaak was van het rommelen en trillen van de aarde?

17e Bedenk waarom de mensen dat dachten.

17f Bedenk samen met je buurman of buurvrouw nog iets dat mensen vroeger geloofden en dat eigenlijk niet klopt.

opdracht 18

c

Opdracht 18f en g doe je met z’n tweeën.

Lees op bladzijde 77 van het lesboek bron 8.

Bekijk op bladzijde 77 van het lesboek bron 9.

18a Voordat de oom van Plinius naar Pompeii vertrok, keek hij naar de Vesuvius. Wat viel hem op?

18b Wat viel er op de schepen toen ze dichter bij Pompeii kwamen?

18c Waarom bonden de mensen die uit de huizen kwamen kussens op hun hoofd?

18d Waaraan is de oom van Plinius waarschijnlijk gestorven?

18e In Pompeii zijn veel mensen verrast en gestorven tijdens de uitbarsting. Denk je dat er nu ook nog veel mensen sterven aan de gevolgen van een vulkaanuitbarsting? Leg je antwoord uit.

18f Bespreek met je buurman of buurvrouw.

Zouden jullie vlak bij een vulkaan willen wonen?

Waarom wel of niet?

18g Waarom wonen veel mensen toch in de buurt van een vulkaan?

opdracht 19

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘De aarde beeft’.

opdracht 20

BB b

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘De aarde brandt’.

De as kan voor storingen in de motor zorgen.

Door de hitte smelt het ijs en de sneeuw en kan er een modderstroom ontstaan.

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: mensen die op vliegvelden al zitten te wachten op hun vlucht, mensen op een vakantie of zakenadres.

79 na Chr.

De tijd van Grieken en Romeinen.

De platen waren in beweging en magma zocht zich een weg omhoog in de aarde.

Dat god Vulcanus in de aarde aan het werk was in zijn werkplaats.

De mensen wisten in die tijd nog weinig over hoe krachten in de aarde werkten.

Bijvoorbeeld: dat onweer en donder werden veroorzaakt door goden die met een ossenkar over de wolken reden.

Een wolk die opsteeg uit de vulkaan.

Warme as.

Om zich te beschermen tegen de vallende stenen.

Waarschijnlijk is hij gestikt in de rook.

Nee, men weet nu door de voortekenen zoals het rommelen/trillen van de aarde en de rook dat de vulkaan waarschijnlijk gaat uitbarsten. Ze kunnen nu op tijd vluchten.

Verschillende antwoorden mogelijk.

Zie bladzijde 18 voor deze antwoorden.

Verschillende antwoorden mogelijk.

Zie bladzijde 18 voor deze antwoorden.

(15)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 1 Natuurrampen

15

ga naar:

www.mundo-online.nl

opdracht 21 op een rij

21a Maak de puzzel in figuur 8.

1 Vuurspuwende berg.

2 Diepe gleuf in de zeebodem.

3 Losse stukken aardkorst.

4 Grote golf, veroorzaakt door zeebeving.

5 Stad verdwenen onder aslaag in 79 n.Chr.

6 Buitenste laag van de aarde.

21b Welk woord staat er in de grijze kolom?

21c Leg uit wat dit woord betekent en wat hier soms uitkomt.

opdracht 22 deelvraag

22a Waardoor worden aardbevingen veroorzaakt?

22b Waardoor worden vulkaanuitbarstingen veroorzaakt?

22c Waarom komen er in Nederland geen zware aardbevingen voor?

22d Wat kun je doen tegen aardbevingsgevaar?

Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

vertellen hoe de aarde is opgebouwd;

uitleggen hoe aardbevingen ontstaan;

vertellen welke vier soorten bewegingen van platen er zijn;

uitleggen wat er gebeurt als platen botsen;

uitleggen wat er gebeurt als platen uit elkaar drijven;

de verschillen noemen tussen aardbevingen in Japan, Haïti en Nederland;

op een kaart met platen en bewegingen die die platen maken, aanwijzen waar aardbevingen kunnen ontstaan;

uitleggen wat er bij een vulkaanuitbarsting gebeurt;

uitleggen op welke manieren een vulkaanuitbarsting gevaarlijk kan zijn;

uitleggen waarom mensen toch graag in de buurt van een vulkaan wonen;

op een kaart met platen en bewegingen die die platen maken, aanwijzen waar vulkanen kunnen ontstaan.

Begrippen

aardbeving lava

aardkern magma

aardkorst mid-oceanische rug

aardmantel platen

epicentrum trog

krater vulkaan

Tijdwijzer

Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.Chr.-500 n.Chr.) Krater.

Bovenkant/uitgang van een vulkaan waar bij een uitbarsting de vulkanische producten uitkomen zoals: lava, as, vulkanische bommen en gassen.

Het langs elkaar schuiven van aardplaten.

Het botsen van aardplaten of het uit elkaar schuiven van aardplaten.

Nederland ligt niet op de rand van een grote plaat.

Stevige huizen bouwen, zorgen voor een goed geïnformeerde bevolking.

Eigen onderwerp.

Eigen onderwerp.

Figuur 8

4 1

3 2

6 5

V U L K A A N T R O G P L A T E N

T S U N A M I P O M P E I I

A A R D K O R S T

(16)

16

Menukaart 1

A Overstromingen in Pakistan

opdracht 1

a

gebruik de atlas.

Bekijk op bladzijde 78 van het lesboek de bronnen 10 en 11.

1a Zoek Pakistan op in de atlas. Welke rivier stroomt door Pakistan?

1b In welk gebergte ontstaat die rivier?

1c De overstromingen waren niet steeds in hetzelfde deel van Pakistan, maar verplaatsten zich. In welke richting verplaatsten de

overstromingen zich?

1d Leg uit waarom de overstromingen zich zo verplaatsten.

opdracht 2

2a Waarom durfden enkele hulporganisaties niet in Pakistan te helpen?

2b Wat weet je al van Pakistan? Maak steeds een keuze.

arm / rijk

islam / hindoeïsme

sterke regering / zwakke regering,

aardbevingsgebied / geen aardbevingsgebied 2c Bij de overstromingen vielen veel minder doden

dan bij de aardbeving in Haïti, die een half jaar voor deze overstromingen plaatsvond. Bedenk waardoor het aantal dodelijke slachtoffers bij overstromingen vaak minder is dan bij een grote aardbeving.

2d Het duurde een tijd voor de hulp op gang kwam. In Nederland was er op 26 augustus een televisieactie. Hoe lang stonden sommige gebieden in Pakistan toen al onder water?

2e Bedenk wat jij deed in de zomer van 2010.

2f Bedenk twee redenen waarom de hulp aan Pakistan zo moeilijk op gang kwam.

1

2

A Overstromingen in Pakistan

De hulpverlening aan Pakistan kwam moeizaam op gang. Zoek uit waardoor dat kwam en organiseer hulp!

B Rampen deze week

Zoek uit door welke rampen de aarde deze week getroffen is.

C Onderzoek een ramp

Wat is er gebeurd met het dorp van Omayra Sanchez?

In een groepje van twee of drie

Samen of alleen

In een groepje van drie of vier

Atlas, computer met internet, beamer of digibord

Computer

Kopieerapparaat,

groot vel papier (A2), stiften/

kleurpotloden, schaar

keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig?

De Indus.

De Himalaya.

Van noord naar zuid.

Het water stroomde langzaam naar beneden met de rivier mee, de overstromingen kwamen zo steeds zuidelijker.

Omdat de regering de veiligheid van de hulpverleners niet kon garanderen.

De ramp komt langzamer, je hebt meer tijd om te vluchten.

Zes weken (44 dagen).

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: vakantie vieren.

Men was bang voor een lage opbrengst door te weinig kijkers (mensen waren op vakantie).

Pakistan is een onbekend land, niet veel mensen weten er iets van of kennen de inwoners.

(17)

Thema 4 Rampen en plagen Menukaart 1 Natuurrampen

17

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Rampen deze week’.

B Rampen deze week

C Onderzoek een ramp

opdracht 3

c

Deze opdracht doe je in een groepje van twee of drie.

Bb

gebruik een computer met internet.

Bij een grote geldinzamelingsactie voor hulp bij een ramp, worden ook televisiespotjes gemaakt.

Jullie gaan zo’n spotje met een bekende Nederlander bedenken. Het spotje laten jullie zien in de klas.

Bekijk op www.youtube.com drie tot vijf filmpjes over de overstromingen in Pakistan en zoek op internet foto’s van de overstroming.

Tip: gebruik als zoekwoorden:

Pakistan flood 2010.

Bedenk voor welke zender en welke groep kijkers jullie het spotje willen maken.

Bedenk welke bekende Nederlander geschikt zou zijn om in jullie spotje geld te vragen voor de noodhulp. Eigen antwoorden.

Schrijf een korte tekst, die de bekende Nederlander in het spotje vertelt.

Een van jullie speelt de bekende Nederlander en leert de tekst uit het hoofd.

Kies uit de gekozen filmpjes en afbeeldingen één minuut film of maximaal vijf foto’s die je in het spotje wilt laten zien.

Om het filmpje snel te kunnen laten zien, kopieer je de link naar het filmpje op Youtube in een document, dat je snel kunt openen (test de link voor je het voor de klas doet!).

Als je kiest voor foto’s, dan kun je ze in een powerpointpresentatie zetten.

Presenteer je spotje voor de klas.

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en print de kaartjes die bij deze opdracht horen.

c

Deze opdracht doe je met z’n drieën of vieren.

d

computer en printer, groot vel papier, stiften/kleurpotloden en een schaar

Lees op bladzijde 79 van het lesboek de tekst

‘Onderzoek een ramp’.

Bekijk op bladzijde 79 van het lesboek bron 12.

Knip de informatiekaartjes uit.

Lees alle kaartjes goed door.

Leg alle kaartjes met de oorzaken van de ramp bij elkaar.

Leg alle kaartjes met de gevolgen van de ramp bij elkaar.

Bedenk wat er met Omayra is gebeurd.

Leg de kaartjes op een groot vel papier. Tussen kaartjes die iets met elkaar te maken hebben, trek je lijnen. Jullie moeten van iedere lijn uit kunnen leggen wat het verband is tussen de kaartjes.

Plak de kaartjes vast.

Presenteer de uitkomsten van jullie onderzoek met de poster voor de klas. Leg aan de rest van de klas uit wat er volgens jullie is gebeurd in Armero. Vertel ook wat er met Omayra is gebeurd.

(18)

18

Antwoord opdracht 18f:

Bijvoorbeeld: Nee, want wanneer de vulkaan uitbarst kan het gevaarlijk zijn en kun je sterven aan de gevolgen.

Of: Ja, want tegenwoordig worden de meeste mensen op tijd gewaarschuwd en kun je vluchten als de vulkaan gaat uitbarsten.

Antwoord opdracht 18g:

Bijvoorbeeld: Vaak is het lang geleden dat de vulkaan is uitgebarsten en dreigt er lang geen gevaar.

Of: Tegenwoordig kunnen de mensen op tijd gewaarschuwd worden voordat de vulkaan uitbarst.

Of: De grond rondom een vulkaan is vaak vruchtbaar door de (afgekoelde) vulkanische as.

(19)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 1 Aantekeningen

19

(20)

20

Blok 2 Rampen in Afrika

Afrika is een continent waar veel rampen plaatsvinden. Soms is de natuur de oorzaak, maar vaak ook de mens. Oorlogen komen helaas veel voor in Afrika. En ook ziekten die door mensen worden verspreid, zoals aids.

DEELvRAAg vAN DIT BLOk:

Waardoor komen er in Afrika veel rampen voor en welke gevolgen hebben die?

opdracht 1

Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 2.

1a Welk soort natuurrampen komt veel voor in Afrika?

1b Welke ziekte is een groot probleem in Afrika?

1c In welk gebied in Afrika was in 2006 een oorlog?

opdracht 2

a

gebruik gB 164-165 en 195C (BB 91 en 114C).

gebruik figuur 1.

2a Schrijf achter de hoofdletters de juiste landennamen.

A B C D E F G H I J

K L

M

N O P

2b Schrijf achter de cijfers de juiste namen van de steden.

1 2 3 4 5 6 7 8 9

2c Schrijf achter de letters de juiste namen van de rivieren en zeeën.

a b c d e f g h

2d Kleur in figuur 1 de gebieden met meer dan 1000 mm neerslag per jaar blauw.

2e Kleur in figuur 1 de gebieden met minder dan 250 mm neerslag per jaar geel.

2f Schrijf de volgende namen op de juiste plaats in de kaart: Sahara, Sahel, Kalahari en Kongobekken.

Droogte Aids Darfur

Marokko Algerije Egypte Sudan Ethiopië Somalia Kenia Uganda Tanzania Mozambique

Zuid-Afrika Zimbabwe

Democratische Republiek Kongo Nigeria

Ghana Ivoorkust

Casablanca Cairo Khartoum Nairobi Pretoria Johannesburg Kaapstad Kinshasa Lagos

Nijl Zambezi Kongo Niger

Middellandse Zee Rode Zee

Indische Oceaan Atlantische Oceaan

(21)

Thema 4 Rampen en plagen Blok 2 Rampen in Afrika

21

opdracht 3

Lees op bladzijde 80 van het lesboek de tekst

‘Natuurrampen bestaan niet’.

3a Er zijn verschillende oorzaken voor de rampen met veel schade en slachtoffers in Afrika. Schrijf de volgende oorzaken van rampen in Afrika in de juiste kolom in figuur 2: uitstoot van

broeikasgassen – snelle bevolkingsgroei – storten van giftig industrieafval in Afrika – armoede

3b Veel mensen denken bij Afrika aan bedreigde diersoorten. Aan welke dieren denk jij bij Afrika?

3c Noem twee redenen waarom veel van deze diersoorten worden bedreigd.

1

2

Figuur 1 Afrika.

N A

1

2

3

4

5 6

7 8 9

B

C a

a e

f

h g

b b

c d

d

c c

D

E

F

H G

I

J

K

L M

P O

1000 km 500

0 Jaarlijkse neerslag

minder dan 250 mm meer dan 250 mm

Sahara

Sahel

Kongo Bekken

Kalahari

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: olifanten, leeuwen, giraffen, zebra’s.

Het leefgebied van de dieren wordt steeds kleiner.

Er wordt op de dieren gejaagd.

Figuur 2

Oorzaken van rampen in Afrika zelf Oorzaken van rampen in Afrika buiten Afrika

snelle bevolkingsgroei uitstoot van broeikasgassen

armoede storten van giftig industrieafval

(22)

22

opdracht 4

Bekijk op bladzijde 80 van het lesboek bron 13.

Lees op bladzijde 146 van het lesboek vaardigheid 3 verklaren.

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

4a De overstromingen in Mozambique werden veroorzaakt door heftige regen in Zimbabwe.

Wat heeft de bevolkingsgroei in Zimbabwe te maken met de overstromingen in Mozambique?

Teken in figuur 3 pijlen tussen de oorzaken en gevolgen. De grijze vakken in figuur 3 zijn alleen oorzaak, daar gaan dus geen pijlen naartoe. De vetomrande vakken in figuur 3 zijn het gevolg van twee oorzaken, daar gaan dus twee pijlen naartoe. Je kunt acht pijlen trekken.

4b Leg met de foto uit waarom het voor de

bevolking van Mozambique lastig is om voor de overstroming te vluchten.

4c Het bouwen van dijken is (te) duur voor de mensen in dit gebied. Bedenk een goedkopere manier om toch veiliger te kunnen wonen in een gebied met een grote overstromingskans.

4d Geef met een pijl op figuur 1 aan waar het overstroomde gebied ligt.

opdracht 5

Lees op bladzijde 80 van het lesboek bron 14.

5a Hoe lang duurt de droogte in Somalia al?

5b Waardoor wordt de bevolking van Somalia nog extra getroffen?

5c In Nederland klagen boeren ook wel eens over een droge tijd. Bedenk hoe lang een droge tijd in Nederland duurt.

5d Bedenk nog een reden waarom de droogte voor een Somalische boer veel ernstiger is dan voor een Nederlandse boer.

Figuur 3

Wist je dat?

De Sahara de grootste woestijn ter wereld is?

De Sahara zich de laatste jaren heeft uitgebreid door de droogte?

Een groot deel van Afrika voor 1800 onbekend was bij Europeanen?

Het land is vlak en daardoor overstroomd, er zijn geen vluchtheuvels, de huizen zijn laag.

Het bouwen van terpen.

Zes jaar.

Er is ook oorlog.

Hooguit twee maanden.

Een Somalische boer heeft geen geld om aan irrigatie te doen, en als hij dat al wel zou hebben, zou het technisch niet mogelijk zijn, omdat het water er gewoon niet is.

In Zimbabwe is veel licht tropisch woud Er zijn heftige buien

in ZImbabwe Er worden bossen gekapt

De bevolking van

Zimbabwe groeit Er worden nieuwe

akkers aangelegd

De rivier in Mozambique

overstroomt Na een regenbui stroomt

het water snel naar de rivier In de vlakte van Mozambique

stroomt het water in de rivier langzamer

Na een regenbui druppelt water langzaam van de bladeren en

trekt in de bodem Het water komt gelijkmatig

in de rivier Er zijn weinig

overstromingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De inspectie wil met haar toezicht zicht krijgen op de kwaliteit van het testen en het BCO dat door de GGD’en wordt uitgevoerd.. Hiermee wil de inspectie bijdragen aan

Om de lees- en schrijfvaardigheid van vmbo-leerlingen te vergroten is het belangrijk om te weten in welke instructiepraktijken vmbo’ers in taal- en zaakvakken in het regu-

5 Hoe denk je dat het verder zal gaan met Ebald en Balduin nu ze Deventer uitgevlucht zijn.. De markt

13b Bedenk twee gevolgen van de groeiende vraag naar ijzer en steenkool voor het milieu.. Er lag vroeger veen en na afgraving bleven de

De deelvraag van dit blok is: Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Europa.. 20a Kopieer de kaartjes van figuur 8 en knip ze

Omdat het ’s winters te koud is voor de dieren, staan ze in de stal.. • Voor veel planten is het te koud in de herfst

• Boeren zijn afhankelijk van de soort grond en het klimaat, behalve in de kassen.. Daar kun je met de techniek het

Ik knoei niet op mijn oudste, maar op mijn n broek.. De pieten zijn niet stil, maar ze