• No results found

Mens en maatschappij leerjaar 2 / vmbo-kgt 2 e editie Thema 10 Europa ANTWOORDMODEL thema schrift

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mens en maatschappij leerjaar 2 / vmbo-kgt 2 e editie Thema 10 Europa ANTWOORDMODEL thema schrift"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 e editie

thema

schrift

10

www.mundo-online.nl Mens en maatschappij

leerjaar 2 / vmbo-kgt

Thema 10 Europa

ANTWOORDMODEL

(2)

Inhoud

Hoe werk je met Mundo? 4

Start 6

Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis 8

Menukaart 1 16

A Persoonlijke verhalen Eerste Wereldoorlog B Den Haag: stad van de vrede

C Afsluitdijk

Blok 2 Tweede Wereldoorlog 20

Menukaart 2 28

A Verzet

B Herdenken

C Wie was Anne Frank?

Blok 3 Nooit meer oorlog 32

Menukaart 3 met keuzemenu Economie 40

A De Berlijnse Muur

B Actueel in de Europese Unie C Welvaart en welzijn in Europa

Blok 4 Jij en Europa 44

Eindsprint 50

Begrippen 52

Illustratieverantwoording 54

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 15.

ISBN 978 9006 48827 2 Tweede druk, eerste oplage

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp

(www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.

auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Mundo 2e editie is mede gebaseerd op Mundo 1e editie. Aan Mundo 1e editie werkten mee:

Kirsten Bos, Liesbeth Coffeng, Jeanine Cronie, Mariska Jansen, Marieke Kleinhuis, Jeannette Kooistra, Juul Lelieveld, Brigitte van Meurs, Eva Noort, Marieke van Osch, Theo Peenstra, Paul Scholte, Ferry Siemensma, Floris Ternede, Barbara Visschedijk, Jaap-Hein Vruggink.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

(3)

2 e editie

Mens en maatschappij

Themaschrift 10 Europa | ANTWOORDMODEL leerjaar 2 / vmbo-kgt

Auteurs: Liesbeth Coffeng, Ilse Ouwens, Theo Peenstra & Paul Scholte Eindredactie: Liesbeth Coffeng & Theo Peenstra

(4)

4

8

Blok 1 Landen rond de Middellandse Zee

1c Welke bron in dit blok spreekt jou het meeste aan? Leg uit waarom.

Bron , want

opdracht 2

Lees op bladzijde 8 van het lesboek de tekst

‘Warm en zonnig’.

a Gebruik de atlas.

2a Maak de tabel van figuur 2 af.

Gebruik GB 77B (BB-) en 77C (BB 56B).

2b Zoek de temperatuur in Athene en Amsterdam in januari en juli op. Zet die in de tabel van figuur 3.

Gebruik GB 194E2 en E3 (BB 114D).

2c De blauwe staafjes geven de hoeveelheid neerslag aan per maand. Schrijf in figuur 3 op in welke maand de meeste neerslag valt in Athene en in Amsterdam.

2d Welk klimaat hebben de twee steden?

Amsterdam:

Athene:

2e Het verschil in klimaat komt doordat Zuid- Europa dichter bij / verder van de Atlantische Oceaan ligt. In Zuid-Europa komt de wind in de zomer uit het westen / andere windrichtingen.

Daardoor komen er in de zomer weinig / veel wolken van de Atlantische Oceaan naar Zuid- Europa. Verder ligt Zuid-Europa zuidelijker en daardoor staat de zon er in de zomer hoger / lager. Het is er dan warm en droog.

opdracht 1

Lees de tekst hierboven en bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 1.

1a Wat is de deelvraag van dit blok?

1b Welk onderwerp hoort bij welk tekstblokje?

Geef in figuur 1 met pijlen aan wat bij elkaar hoort.

Elk jaar brengen veel Nederlanders hun vakantie door in een land aan de Middellandse Zee. In juli en augustus staan er heel lange files op de Franse snelwegen en daar komen veel Nederlandse gezinnen met hun caravan in terecht. Jongeren pakken massaal de bus of het vliegtuig naar de Spaanse stranden. Waarom is dit deel van Europa zo in trek bij vakantiegangers?

DEELvraaG vaN DIt BLok:

Hoe ziet het Middellandse Zeegebied eruit?

Figuur 1

titel onderwerp

Warm en zonnig geschiedenis van het gebied

Het land talen die mensen spreken

Druk en rustig landschap

Het Romeinse rijk wat een toerist nodig heeft in een gebied

Romaanse en andere talen waar mensen wonen

Chinees op school afstand in kilometers en tijd gerekend

Toerisme taalonderwijs in Nederland

Afstand klimaat

Hoe werk je met Mundo?

Voor je ligt het themaschrift van Mundo. Je hebt dit themaschrift samen met het lesboek elke les nodig voor mens en maatschappij. Op deze pagina’s zie je hoe je met het themaschrift gaat werken.

Het themaschrift is op een vaste manier opgebouwd:

• De Start: dit is de themaopening.

• Blokken met opdrachten.

• Na blok 1, 2 en 3 een menukaart met keuzeopdrachten.

• Eindsprint met afsluitende opdrachten.

• Begrippen: uitleg van de belangrijkste begrippen.

opdracht 1

De opdrachten die je gaat maken, kunnen door jou of je leraar of lerares worden aangekruist.

In het themaschrift staan de opdrachten die je gaat maken. Je doet dat vaak met het lesboek. Bij de opdrachten heb je soms nog andere hulpmiddelen nodig. Dat wordt aangegeven met symbolen.

Hieronder kun je lezen wat die betekenen:

a

Bij deze opdracht heb je de atlas nodig.

b

Bij deze opdracht heb je de computer nodig.

c

Bij deze opdracht ga je samenwerken.

d

Bij deze opdracht heb je extra spullen nodig, bijvoorbeeld een schaar of lijm.

Intro

Hier lees je een korte beschrijving van waar dit blok over gaat.

Deelvragen

Ieder blok begint met een deelvraag. Aan het eind van het blok kun je die deelvraag beantwoorden.

figuren

Figuren zijn plaatjes en tabellen waarin jij iets moet doen: kleuren, tekenen of schrijven.

(5)

5

Extra

Vraag aan je docent of je deze extra taak mag maken.

Verdieping

Soms mag je deze opdracht maken van je docent, bijvoorbeeld als je tijd over hebt.

Op een rij

In deze opdracht oefen je wat je hebt geleerd in dit blok.

kennen en kunnen

Na ieder blok staat er een overzicht van alles wat je moet kennen en kunnen voor je toets.

www.mundo-online.nl

Bij ieder blok vind je op www.mundo-online.nl ict-opdrachten, films, animaties en oefentoetsen.

Menukaart

Hier mag je kiezen welke van de keuzeopdrachten je wilt doen. Er zit altijd één opdracht bij die je op de computer doet. En in leerjaar 2 is er per themaschrift ook altijd een keuzemenu Economie.

Eindsprint

Dit zijn afsluitende opdrachten aan het eind van het thema. Je vult een schema in en herhaalt zo nog een keer de belangrijkste begrippen. Hierdoor ontdek je of je alles goed kent.

Keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig?

A Schone kleren Hoe worden de kleren die je bij jouw favoriete

winkelketen koopt, geproduceerd?

B Mondialisering: een goede zaak?

Moeten we blij zijn met de mondialisering? Welke gevolgen zijn er voor de economie en het milieu? Voer een debat.

C Nederland handelsland Onderzoek hoe goed Nederlandse bedrijven kunnen

concurreren met bedrijven uit andere EU-landen.

Schrijf daarover een krantenbericht.

Alleen

Met z’n vieren

Alleen Computer

Papier of computer

41

40 Thema 7 Wereldhandel Menukaart 3 met keuzemenu Economie Schoenen en mobieltjes

A Schone kleren Menukaart 3

B Mondialisering: een goede zaak?

c Deze opdracht doe je met z’n vieren.

Lees op bladzijde 24 van het lesboek de tekst

‘Meningen’.

Bekijk op bladzijde 24 van het lesboek de bronnen 28 en 29.

Je gaat met z’n vieren een debat voeren over mondialisering. Maak twee tweetallen:

één tweetal verdedigt het standpunt van de globalisten;

één tweetal verdedigt het standpunt van de anders-globalisten.

In het debat discussiëren jullie over de volgende twee stellingen.

1 Mondialisering is goed voor de economie van alle landen.

2 Mondialisering is slecht voor het milieu wereldwijd.

b Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Schone kleren’.

Bereid je als tweetal voor op het debat.

Bedenk wat jullie mening is over de twee stellingen.

Zet de argumenten voor jullie mening op een rij.

Bedenk wat het andere tweetal vindt en welke argumenten zij hebben.

Bedenk hoe je kunt aantonen dat het andere tweetal geen gelijk heeft.

Bedenk voorbeelden waarmee je jullie argumenten duidelijk kunt maken.

Voer het debat.

Begin met stelling 1.

Laat eerst het ene tweetal aan het woord.

Daarna krijgt het andere tweetal het woord.

Reageer op elkaars argumenten en voorbeelden.

Wie was het meest overtuigend?

Doe hetzelfde voor stelling 2.

In deze opdracht vergelijk je de concurrentiekracht van Nederland met die van andere landen in de EU. Je zoekt antwoord op de vraag: Wat is de concurrentiekracht van Nederland? Je antwoord verwerk je in een krantenbericht. Omdat de factoren die de concurrentiekracht bepalen op verschillende manieren worden gemeten, ga je de landen punten geven voor hun concurrentiekracht.

opdracht 1 Lees op bladzijde 25 van het lesboek de tekst

‘Nederland handelsland’.

1a Leg in je eigen woorden uit wat concurrentie- kracht is.

1b In de tekst worden een paar factoren genoemd die de concurrentiekracht van een land bepalen.

Er zijn natuurlijk nog veel meer factoren, zoals de ligging van een land. Leg uit waarom de ligging belangrijk is voor de handel.

1c Heeft Nederland een goede ligging voor de handel? Gebruik eventueel de atlas.

opdracht 2 d papier Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 30.

2a Zijn hoge arbeidskosten goed of slecht voor je concurrentiekracht? Leg je antwoord uit.

2b In de tabel staan zeven Europese landen.

De twee landen met de beste arbeidskosten geef je 3 punten, de twee landen met de slechtste arbeidskosten geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten.

Zet die punten op de juiste plek in figuur 1.

opdracht 3 Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 31.

3a Zoek in blok 3 de betekenis op van arbeids- productiviteit.

3b Is een hoge arbeidsproductiviteit goed of slecht voor je concurrentiekracht? Leg je antwoord uit.

3c De twee landen met de beste arbeidsproduc- tiviteit geef je 3 punten, de twee landen met de slechtste arbeidsproductiviteit geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten.

Zet die punten op de juiste plek in figuur 1.

opdracht 4 Bekijk op bladzijde 25 van het lesboek bron 32.

4a Is een hoog opleidingsniveau goed of slecht voor de concurrentiekracht van een land?

Leg je antwoord uit.

4b Geef de twee landen met het beste onderwijs- niveau weer 3 punten, de twee landen met het slechtste opleidingsniveau geef je 1 punt en de landen ertussenin krijgen ieder twee punten.

Zet die punten op de juiste plek in figuur 1.

Land Score concurrentiekracht

Arbeidskosten Arbeidsproductiviteit Opleidingsniveau Totaal Nederland

Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Polen Zweden Portugal

Figuur 1 C Nederland handelsland

06488241_Mundo_KGT_TS7.indd 40-41 01-02-12 10:49

Thema 3 Toerisme Blok 4 Toerisme en recreatie in je eigen omgeving 47

opdracht 11 verdieping

11a Met welke leus maakt Nijmegen reclame?

11b Veel dorpen en steden in Nederland hebben een slagzin waarmee ze reclame maken. Welke reclamezin heeft jouw woonplaats of streek?

Tip: kijk eens op de website van je gemeente.

11c Misschien heb je geen reclamezin gevonden.

En als die zin er wel is, kun je vast een betere verzinnen. Bedenk eerst wat er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder is voor toeristen en recreanten.

Bedenk dan je eigen reclamezin voor jouw streek of plaats.

opdracht 12

12a Bij jou in de buurt is er vast wel een recreatieterrein of zwemplas te vinden. Hoe heet dat recreatieterrein?

12b Bezoek je dat gebied wel eens? Zo ja, op wat voor soort dagen? Ja / nee, ik bezoek het gebied 12c Welke andere plaatsen, die speciaal zijn ingericht

om je vrije tijd door te brengen, bezoek jij?

12d Welke recreatievoorziening zou jij in je buurt of stad graag erbij willen krijgen?

opdracht 13

Bb Ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Drusus en Corbulo’.

opdracht 14 op een rij

De letters van de Romeinse sporen zijn door elkaar geraakt. Zet ze weer in de goede volgorde.

smile:

schewelaag:

hisbaud:

ceshaspwerk:

geenmijn:

opdracht 15 deelvraag

15a Wat is er in jouw woonomgeving echt goed, leuk of bijzonder voor toeristen en recreanten?

15b Zijn er in je eigen omgeving overblijfselen uit de Romeinse tijd te vinden? Zo ja, welke en waar?

15c Wat is er te doen voor toeristen en recreanten in jouw omgeving?

Ga naar:

www.mundo-online.nl Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

• op de kaart aanwijzen waar de grens van het Romeinse rijk in Nederland lag.

• uitleggen hoe de Romeinen hun grens bewaakten.

• voorbeelden noemen van voorwerpen die van de Romeinen in Nederland teruggevonden zijn.

• uitleggen waarom Nijmegen een geschikte plek was voor een Romeins fort.

• een voorbeeld geven van de manier waarop steden met hun geschiedenis mensen proberen te trekken.

• uitleggen waarom gemeenten mensen met evenementen en voorzieningen naar hun stad proberen te trekken.

• voorbeelden noemen van recreatie- voorzieningen in je eigen omgeving.

Begrippen:

limes Tijdwijzer:

Tijd van Grieken en Romeinen ExTrA oEfEnBlAD vAArDiGhEDEn

Vraag aan je docent of je het extra oefenblad ‘Bronnen gebruiken’ moet maken.

Eindsprint

51

50 Thema 3 Toerisme Eindsprint

1b Zet de volgende woorden op de goede plek:

islam – Middellandse – Arabisch – stadstaten – olijfboom – christendom – cipres – reliëf – Latijn – bevolkingsspreiding – Romeinse – romanisering – christendom – islam – Arabische – democratie.

Culturen

Oude Grieken

• niet één groot rijk, maar verschillende ...

• in Athene bijzondere manier van besturen:

...

• landbouw moeilijk, oplossing:

1 h ...

2 k...

Landschap

• vegetatie: planten die tegen w ... en d ...

zomers kunnen, zoals ... en ...

• ... : veel hoogteverschillen

Klimaat

• heet: ...

Zeeklimaat

• zomer: d ... en w ...

• winter: n ... en z ...

in hogere gebieden is het k ... en n ...

Romeinen

• groot rijk:

het ... rijk

• Romeinse cultuur verspreidt zich in het hele rijk. Dat heet:

...

• nieuw geloof in dit rijk:

...

• taal: ...

Turkije

• taal: ...

• geloof: ...

klimaat

• kust: M... Zeeklimaat

• binnenland:

- neerslag - winters Middellandse Zeegebied

aan de kust in het binnenland

Waar de mensen wonen Verdeling van de mensen in het gebied = ...

Meeste mensen wonen:

/

Redenen vroeger:

1 l ...

2 h ...

3 v ...

nu:

1 l ...

2 t ...

3 h ...

Arabieren

• groot rijk:

het ... rijk

• geloof: ...

• taal: ...

koude / zachte veel / weinig

-14.000 -12.000 -10.000 -8000 -6000 -4000 -2000 11000 2000

opdracht 2 Bekijk op bladzijde 28 van het lesboek de

Tijdwijzer.

Bekijk de tijdbalk in figuur 2.

2a Kleur op de tijdbalk:

de tijd van jagers en boeren: geel

de tijd van Grieken en Romeinen: rood 2b Schrijf de volgende letters bij de tijdbalk:

A 500 v.Chr.: bloeitijd van Athene B 1: geboorte van Christus C 100 n.Chr: Romeinse rijk op zijn grootst D 500 n.Chr: val van het Romeinse rijk 2c Wat kom je nu nog tegen van de oude Grieken?

2d Wat kom je nu nog tegen van de Romeinen?

opdracht 3 Bekijk de kaart in figuur 3.

3a Zet de naam van het land of eiland achter de letters.

A D

B E

C F

opdracht 1 Bekijk het schema in figuur 1.

Maak het schema in figuur 1 compleet.

1a Vul de woorden waarvan al een letter is gegeven aan.

G J

H K

I

3b Zet de naam van de stad, zee of rivier achter de cijfers.

1 12

2 13

3 14

4 15

5 16

6 17

7 18

8 19

9 20

10 21

11 22

3c Zet de naam van het gebergte achter de letters.

a c

b d

500 km 250 0

A B

C I

H

G

F

E D 1

16 2 14

15

17 18

19 20

21

a

d

b c

22 3

4

5 6

7 8

9 10

11 12 13

L

J

K FiguuR 1

FiguuR 2

FiguuR 3

(6)

6

START Thema 10: Europa

opdracht 1

Lees op bladzijde 73 van het lesboek de tekst

‘Lemberg, Lwów, Lviv …’.

Bekijk op de bladzijden 72 en 73 de foto.

1a In welke land ligt Lviv nu?

1b Gebruik figuur 1. Kleur elke periode in de kleur van het land waar Lviv toen bij hoorde. Vergeet de legenda niet!

1c In hoeveel landen heeft Lviv gelegen tijdens het leven van Adam Schaff?

1d In 2012 is het EK voetbal in Polen en Oekraïne.

Vind jij het logisch dat Lviv een van de steden is waar gespeeld wordt?

1e Zet de volgende gebeurtenissen op de juiste plaats bij de tijdbalk.

Adam overlijdt

EK voetbal in Lviv

Adam werkt in Polen

Adam Schaff geboren

Adam uit de communistische partij

1f Kijk goed naar de tijdbalk. Had Adam in meer of minder verschillende landen gewoond als hij zijn hele leven in zijn geboortestad was gebleven?

opdracht 2

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

d

vel A3-papier (of groter), kleurpotloden of stiften, tijdschriften, schaar, lijm

2a Jullie maken samen een tekening of collage over het Europa van nu. Laat iets zien van:

mensen die er wonen;

landschappen;

economie.

Gebruik plaatjes uit tijdschriften. Hang jullie collage op in de klas.

2b Ziet iedereen meteen dat het om Europa gaat?

Ja / Nee, want

opdracht 3

Wat weet jij al van Europa?

3a Duitsland verloor de Waar / Niet waar Eerste Wereldoorlog.

3b Nederland was neutraal in de Waar / Niet waar Tweede Wereldoorlog.

3c Alle landen van de Europese Waar / Niet waar Unie hebben de euro.

3d De armste landen van de Waar / Niet waar Europese Unie liggen in Oost-Europa.

3e Het bestuur van de Europese Waar / Niet waar Unie zit in Luxemburg.

3f Iedereen in de Europese Unie Waar / Niet waar moet zich houden aan de Europese wetten.

Figuur 1

Adam Schaff geboren

EK voetbal in Lviv

Adam werkt in Polen Adam Schaff overlijdt

Oostenrijk-Hongarije Rusland

Polen Sovjet-Unie

Duitsland Oekraïne

Adam uit de communistische partij

Oekraïne.

6

Eigen antwoord.

Eén meer, hij heeft nu wel in Frankrijk

gewoond, maar niet in Duitsland en Oekraïne.

Eigen antwoord.

(7)

7

Figuur 3

Thema 10 Europa Start

Blok Titel Vraag Onderwerpen

1

2

3

4

opdracht 4

Wat weet je al van de landen en hoofdsteden in Europa?

4a Schrijf in figuur 2 tien Europese landen.

4b Schrijf achter elk land de hoofdstad.

opdracht 5

Blader het thema door.

5a Schrijf de titels van de blokken in figuur 3.

5b Zet in figuur 3 de volgende vragen bij het goede blok.

Welke gevolgen had de Tweede Wereldoorlog voor Europa?

Hoe werken Europese landen samen na de Tweede Wereldoorlog?

Wat betekent Europa voor mij?

Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Europa?

5c Zet de volgende onderwerpen bij de goede blokken.

open grenzen

Belgische vluchtelingen

euro

identiteit

bestuur EU

Jodenvervolging

Tweede Wereldoorlog

economische crisis 1929

Koude Oorlog

reizen

Land in Europa Hoofdstad

Figuur 2

Eigen antwoorden.

Eerste Wereldoorlog en crisis

Tweede Wereldoorlog

Nooit meer oorlog

Jij en Europa

Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Europa?

Welke gevolgen had de Tweede Wereldoorlog voor Europa?

Hoe werken Europese landen samen na de Tweede Wereldoorlog?

Wat betekent Europa voor mij?

Belgische vluchtelingen, economische crisis 1929

Jodenvervolging, Tweede Wereldoorlog

Open grenzen, euro, bestuur EU, Koude Oorlog

Identiteit, reizen

(8)

8

Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

Tussen 1914 en 1918 was er een grote oorlog in Europa en ook daarbuiten: de Eerste Wereldoorlog. Het was een vernietigende oorlog waarin moderne wapens werden gebruikt, zoals tanks, vliegtuigen en gifgas. Na de oorlog waren de mensen blij dat het vrede was. Maar de spanningen in Europa liepen vanaf 1930 weer op.

DEELVRAAg VAN DIT BLOk:

Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Europa?

opdracht 1

Lees op bladzijde 74 van het lesboek de tekst

‘Trots op je land’.

1a Hoe heet het gevoel van trots op je land?

1b Welke gevolgen had die trots voor:

de manier waarop mensen tegen oorlog aan keken?

het leger?

opdracht 2

Bekijk op bladzijde 74 van het lesboek bron 1.

2a Welke drie grote landen waren er in 1871 in Centraal-Europa?

2b Welk van die landen was nieuw in 1871?

2c Leg uit dat er spanningen in Europa kwamen door het ontstaan van dat nieuwe grote land.

opdracht 3

Lees de tekst in figuur 1.

3a Onderstreep het zinsdeel dat het best de kern van de bron weergeeft.

3b Welk land was voor deze Duitse politicus een groot voorbeeld?

3c Leg uit waarom.

3d Tussen 1870 en 1914 probeerden Europese landen zo veel mogelijk koloniën te krijgen. Weet je nog hoe dit streven heet? Als je het niet meer weet, kijk dan in blok 2 van thema 7.

opdracht 4 verdieping

gebruik de gegevens in figuur 2.

4a Vergelijk de bevolkingsgroei van Duitsland, Engeland en Frankrijk. Welke bevolking is het hardst gegroeid?

4b Welk gegeven uit een andere kolom heeft te maken met die bevolkingsgroei?

4c De Franse regering was bang voor het verschil in bevolkingsgroei. Leg uit dat dit terecht was.

Figuur 1 Een Duitse politicus omstreeks 1900.

Als wij na de overwinning op Frankrijk in 1870-1871 naar de wereldkaart keken, dan zagen wij dat wij als machtigste land van Europa geen koloniën hadden. Zelfs Hollanders, Denen en Noren keken daardoor op ons neer. Als reactie voelden wij onze nationale trots oplaaien.

In Engeland zag ik de winstgevende handel tussen het moederland en de koloniën. Ik stelde vast welk groot verlies Duitsland leed omdat het zijn koffie, thee, rijst, tabak en kruiden van vreemde volken moest kopen.

Nationalisme.

Mensen zagen oorlog als iets goeds, een manier om te laten zien dat hun land het beste was.

Landen gaven veel geld uit aan wapens en het leger.

Duitse rijk, Oostenrijk-Hongarije, Turkse rijk.

Het Duitse rijk.

Duitsland was machtig en had een sterke industrie, maar had geen koloniën. Dat wilde het land wel.

Engeland.

Engeland verdiende veel aan de handel met de koloniën.

Modern imperialisme.

De Duitse bevolking.

Het aantal soldaten.

Een land met een grote bevolking kan ook meer soldaten op de been brengen.

(9)

Thema 10 Europa Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

9

4d In de achttiende eeuw was Engeland het machtigste land ter wereld door de snelle industrialisatie. Hoe is de situatie aan het begin van de twintigste eeuw?

4e Vanaf 1917 vochten de Verenigde Staten mee aan de kant van de Geallieerden. Leg met figuur 2 uit dat de VS een machtige bondgenoot was.

opdracht 5

Lees op bladzijde 74 van het lesboek de tekst

‘Bevriende landen’.

Bekijk op bladzijde 142 van het lesboek de Tijdwijzer.

5a Wat is een bondgenootschap?

5b Schrijf de namen van de bondgenootschappen uit de Eerste Wereldoorlog en de landen die bij die bondgenootschappen hoorden in figuur 3.

5c Leg uit dat het sluiten van bondgenootschappen ertoe kon leiden dat een klein conflict uitliep op een wereldoorlog.

5d Bedenk waarom landen in Afrika en Azië meededen aan een oorlog tussen Europese landen.

opdracht 6

Lees op bladzijde 75 van het lesboek de tekst

‘Oorlog’.

Lees op bladzijde 145 en 146 van het lesboek vaardigheid 3 Verklaren.

6a Wat is een aanleiding?

6b Waarom noemen we de moord op de Servische kroonprins de aanleiding van de Eerste

Wereldoorlog?

6c Noem ten minste twee indirecte oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

1 2 3

Figuur 2

Land Bevolking Bevolking Oppervlakte Industriële Aantal soldaten in 1881 in 1910 van koloniën productie bij algehele x 1.000.00 x 1.000.000 x 1.000 km2 in 1913 mobilisatie

in % in 1914

Engeland 35 45 29.557 14 711.000

Frankrijk 37 39 5.948 6 3.500.000

Duitsland 45 61 2.657 16 8.500.000

VS 50 86 306 38 –

Japan 37 50 256 1 –

Rusland 73 125 16.654 5 4.423.000

Oostenrijk-Hongarije 43 50 0 2 3.000.000

Bondgenootschap Landen

Figuur 3

Engeland is ingehaald door de VS en Duitsland.

De VS had een sterke industrie en een grote bevolking, het land kon veel soldaten leveren.

Afspraak tussen landen om elkaar te helpen als het oorlog wordt.

Als één land werd aangevallen, dan waren haar bondgenoten ook in oorlog met de aanvaller.

Het waren koloniën van Europese landen. Als het moederland in oorlog was, was de kolonie dat ook.

Geallieerden

Centralen

Rusland, Engeland en Frankrijk

Duitsland,

Oostenrijk-Hongarije en het Turkse Rijk

De meest directe oorzaak voor een gebeurtenis.

De moord op de Servische kroonprins was niet heel belangrijk, maar omdat er al zoveel spanningen waren tussen Europese landen, leidde de moord direct tot de oorlog.

Nationalisme.

Duitsland is machtig en wil koloniën.

Landen hebben bondgenootschappen.

(10)

10

opdracht 7

Lees nogmaals op bladzijde 75 van het lesboek de tekst ‘Oorlog’.

Bekijk op bladzijde 75 van het lesboek bron 2.

7a Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waren de meeste mensen erg enthousiast over de oorlog.

Leg uit waarom.

7b Beschrijf wat er waarschijnlijk gebeurde, vlak nadat deze foto is genomen.

7c Leg uit waarom het enthousiasme over de oorlog verdween.

opdracht 8

Lees op bladzijde 75 van het lesboek de tekst

‘Hier en toen: Belgische vluchtelingen in Nederland’.

Bekijk op bladzijde 75 van het lesboek bron 3.

8a Wat betekent het dat Nederland neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog?

8b Met welk gevolg van de oorlog kreeg Nederland te maken?

8c Hoe werden de vluchtelingen opgevangen?

opdracht 9

Lees op bladzijde 76 van het lesboek de tekst

‘Crisis en ontevredenheid’.

Bekijk op bladzijde 76 van het lesboek bron 4.

9a Op wat voor plek staat deze man?

9b Wat staat er op het bord dat hij in zijn hand houdt?

9c Wat doe je nu als je geen werk hebt?

9d Leg uit wat deze foto te maken heeft met de economische crisis van 1929.

9e Waardoor kwam de crisis in Duitsland extra hard aan?

Figuur 4 Aantal zetels van de nazi-partij in het Duitse parlement.

% stemmen op nazi-partij

1928 1930 1932 1933

60 50 40 30 20 10 0

Wist je dat?

De Nederlandse overheid tijdens de crisis van de jaren ’30 werklozen verplichtte te werken aan speciale werkverschaffingsprojecten?

Er werden kanalen gegraven, parken, wegen en dijken aangelegd. Voorbeelden zijn:

het Amsterdamse Bos, het Kralingse Bos (Rotterdam), het Zuiderpark (Den Haag), de Afsluitdijk, het Gelderse Valleikanaal en het Twentekanaal.

Ze hadden het idee dat de oorlog niet lang zou duren, zij waren immers de beste.

De soldaten komen uit hun loopgraaf en worden neergeschoten door de tegenstander die zich verderop heeft verschuild in een loopgraaf.

De oorlog was niet snel afgelopen, er vielen veel doden en er werd nauwelijks gebied veroverd.

Nederland deed niet mee aan de oorlog en er werd niet gevochten op Nederlands grondgebied.

Er kwamen veel Belgische vluchtelingen naar Nederland.

Eerst bij mensen thuis, later in kampen.

Hij staat op straat.

Wie helpt mij aan werk, onverschillig wat.

Ik ben bekend met banket bakken en een beschaafd en goed verkoper.

Naar het UWV, in de krant of op internet naar banen zoeken.

Er waren veel mensen werkloos door de economische crisis. Op de foto zie je een werkloze die op zoek is naar werk.

Duitsland was gestraft voor de Eerste

Wereldoorlog en had enorme herstelbetalingen moeten betalen.

(11)

Thema 10 Europa Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

11

opdracht 10

Lees op bladzijde 76 van het lesboek bron 5.

10a Welke twee dingen beloofde Hitler de Duitse kiezers?

1 2

10b Waren veel mensen het eens met Hitler volgens deze bron?

opdracht 11

11a Maak de staafdiagram van figuur 4 af met de volgende gegevens:

1930: 18% van de stemmen op de nazi-partij 1932: 37% van de stemmen op de nazi-partij 1933: 44% van de stemmen op de nazi-partij 11b Zet in de grafiek van figuur 5 een pijltje bij het

punt waarop Duitsland het grootste aantal werklozen had.

11c In welk jaar was dat?

11d Welk verband zie je tussen de werkloosheid in Duitsland en het percentage stemmen op de nazi-partij?

opdracht 12

Lees op bladzijde 76 van het lesboek de tekst

‘Opkomst van de nazi’s’.

12a Omcirkel de woorden die horen bij de nazi’s.

vrijheid – racisme – veel partijen – democratie – terreur – eenpartijstaat – gelijkheid

12b Kies twee woorden uit die je hebt omcirkeld.

Leg van die woorden uit waarom ze bij de nazi’s horen.

opdracht 13

Bekijk op bladzijde 77 van het lesboek bron 6.

13a Beschrijf hoe de mensen zich op de foto voelen.

13b Leg uit waarom Hitler dit soort massabijeen- komsten hield.

opdracht 14

14a Wat hield de rassenleer van de nazi’s in?

14b Leg uit waarom de rassenleer van de nazi’s een gevaarlijke leer is die nu in Nederland verboden is.

14c Antisemitisme in Europa was helaas niet nieuw.

Waar ben je eerder tegengekomen dat de Joden de schuld kregen van tegenspoed?

8 2 9

1 1929 1930 1931 1932 1933 6

5

4

3

2

1

0

Bron: Deutsches Historisches Museum x miljoen

Figuur 5 Aantal werklozen in Duitsland.

Einde aan de werkloosheid en honger Einde aan Vrede van Versailles

Ja, volgens deze bron waren zelfs alle mensen het met Hitler eens.

Begin 1932.

Hoge werkloosheid gaat samen met veel zetels voor de nazi-partij.

Racisme: de nazi’s behandelden bijvoorbeeld de joden slecht. Terreur: wie het niet met de nazi’s eens was, werd gevangen gezet.Eenpartijstaat: alle andere partijen werden door de nazi’s verboden.

Ze zien er heel enthousiast en gelukkig uit.

Deze bijeenkomsten maakten grote indruk. Als mensen in een menigte enthousiast gemaakt worden, dan is dat een heel sterk gevoel en voelen zij zich onderling sterk verbonden.

De nazi’s zeiden dat het Duitse ras beter was dan andere rassen. Het joodse ras vonden zij minderwaardig.

Je mag geen mensen uitsluiten of vervolgen omdat zij bij een bepaalde groep horen. Kenmerken die aan een groep worden toegeschreven zijn stereotypen en kloppen niet met de werkelijkheid.

De joden werden in de Middeleeuwen beschuldigd van het uitbreken van de pest.

(12)

12

14d Leg uit waarom juist in tijden van tegenspoed racisme een kans krijgt.

14e Zie jij in deze tijd ook gevaar voor racisme?

Leg je antwoord uit.

opdracht 15

Lees op bladzijde 151 van het lesboek vaardigheid 7g Werken met afbeeldingen.

Bekijk op bladzijde 77 van het lesboek bron 7.

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

15a Volg het stappenplan Werken met afbeeldingen.

Schrijf je antwoorden op de vragen uit het stappenplan in de tabel van figuur 6.

15b Wat is de bedoeling van de maker van de afbeelding?

15c Kritiek op Hitler was in nazi-Duitsland verboden.

De mensen kregen wel veel van dit soort afbeeldingen te zien. Bedenk wat daar het gevolg van was.

opdracht 16

Lees op bladzijde 77 van het lesboek de tekst

‘Hitler aan de macht’.

16a Leg uit dat de NSDAP een ondemocratische partij was.

c

Bespreek de volgende vraag met z’n tweeën.

16b De ondemocratische NSDAP kwam via democratische verkiezingen aan de macht.

Wat vind jij: mag een ondemocratische partij deelnemen aan democratische verkiezingen?

Leg je antwoord uit met argumenten.

16c Leg in je eigen woorden uit wat een dictatuur is.

16d Ken jij een land waar nu een dictatuur is?

In tijden van tegenspoed hebben mensen de

behoefte om hun angsten af te reageren en de oorzaak buiten henzelf te zoeken.

Eigen antwoord.

De mensen te laten zien dat Hitler een groot leider is en dat hij Duitsland sterk kan maken.

De mensen gingen geloven dat Hitler geweldig was.

Toen de nazi’s aan de macht waren, verboden zij andere politieke partijen. Wie het niet met Hitler eens was, werd gevangengenomen.

Eigen antwoord, zie voorbeeld op pagina 18.

Een land waar het parlement niets meer te zeggen heeft. Eén persoon heeft alle macht.

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Syrië, Iran, Wit-Rusland.

Figuur 6

Stap 1 Beschrijven Stap 2 Verklaren

Ruimte

Midden op de afbeelding

Licht/donker

Groot/klein

Karakter personen

Handelingen van de personen Voorwerpen / dieren

Tekst

Buiten. Komt groots over.

Hitler. Hitler is belangrijk.

Licht valt op Hitler. Hitlers als bijzonder weergeven.

Hitler en vlag zijn groot afgebeeld. Hitler is belangrijk, de menigte niet.

Hitler ziet er streng, vastberaden uit. Hitler is een sterk leider.

Hitler (met vlag) gaat de menigte voor. Hitler leidt het volk.

Vlag, vogel in de lucht. Vlag is symbool van de nazi-partij en de grootheid van Duitsland.

Vogel is een adelaar, deze staat symbool voor een sterk Duitsland.

Es lebe Deutschland Hitler maakt een trots Duitsland

(13)

Thema 10 Europa Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

13

opdracht 17

Lees de tekst in figuur 7.

d

kleurpotloden

Onderstreep de wet die:

over antisemitisme gaat blauw;

het eind van de democratie betekende groen;

het eind van de rechtsstaat betekende rood.

opdracht 18

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Loopgravenoorlog’.

opdracht 19 op een rij

Bekijk op bladzijde 74 van het lesboek de tijdbalk.

Bekijk op bladzijde 142 van het lesboek de Tijdwijzer.

d

A3-papier

Teken op het midden van het papier een tijdbalk die begint in 1900 en eindigt in 1935.

Zet zo veel mogelijk gebeurtenissen uit de periode op de tijdbalk.

Maak over de belangrijkste gebeurtenissen tekstblokjes boven of onder de tijdbalk. Zoek bij die tekstblokjes afbeeldingen.

Laat je tijdbalk zien aan de docent.

opdracht 20 deelvraag

Lees op bladzijde 145 van het lesboek vaardigheid 3 Verklaren.

gebruik figuur 8.

d

A3-papier

De deelvraag van dit blok is: Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Europa?

20a Kopieer de kaartjes van figuur 8 en knip ze uit. Leg ze zo neer dat ze samen een logisch verhaal vertellen over de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor Europa.

20b Omcirkel een gevolg op de korte termijn van de Eerste Wereldoorlog met rood.

20c Omcirkel een gevolg op de lange termijn van de Eerste Wereldoorlog met blauw.

Figuur 7

24 maart 1933

De nationale wetten die door de Rijksregering worden uitgevaardigd, mogen afwijken van de grondwet.

14 juli 1933

De Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij (de nazi-partij) is de enige politieke partij in Duitsland.

Neurenbergwetten 1935

Huwelijken tussen Joden en burgers van Duits bloed zijn verboden.

Het is de Joden niet toegelaten vrouwelijke burgers van Duits bloed in dienst te hebben.

Figuur 8

Hitler belooft van Duitsland een sterk

land te maken.

Verdrag van Versailles.

Duitsland moet alle

oorlogsschade betalen. Duitsland mag geen leger hebben.

Duitsland verliest

de oorlog. Er ontstaan opnieuw spanningen in Europa.

Veel Duitsers voelen

zich vernederd. Hitler komt aan de macht.

Duitsers willen een sterke leider.

Economische crisis 1929 komt extra hard aan in

Duitsland.

Hitler belooft werkloosheid aan te pakken.

Hitler houdt zich niet aan het Verdrag van Versailles.

(14)

14

opdracht 21

Deze opdracht gaat over het Europa van nu.

a

gebruik de atlas.

gebruik figuur 9.

21a Zet achter de letters de naam van het juiste land.

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

m

n

o

p

q

r

s

t

u

v

w

x

y

z

A

B

Figuur 9

IJsland Noorwegen Denemarken Zweden Finland

Verenigd Koninkrijk Ierland

Nederland België Luxemburg Duitsland Frankrijk

Spanje Portugal Zwitserland Italië Polen Tsjechië Oostenrijk Slowakije Hongarije Slovenië Kroatië

Bosnië en Herzegovina Servië

Montenegro Albanië Macedonië

(15)

15

Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

verklaren waarom nationalisme een oorzaak was voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

verklaren waarom koloniën een oorzaak waren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

verklaren waarom bondgenootschappen een oorzaak waren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

beschrijven wat voor soort oorlog de Eerste Wereldoorlog was.

beschrijven hoe de Eerste Wereldoorlog eindigde.

beschrijven hoe Nederland te maken kreeg met de Eerste Wereldoorlog.

verklaren welke gevolgen de economische crisis van 1929 had voor Duitsland.

verklaren waardoor Hitler aan de macht kon komen.

beschrijven welke ideeën Hitler had.

beschrijven wat er in Duitsland veranderde nadat Hitler aan de macht was gekomen.

Begrippen antisemitisme bondgenootschap dictatuur

loopgraven nationalisme nazirassenleer

Vaardigheden 3 Verklaren

7g Werken met afbeeldingen Tijdwijzer

Tijd van wereldoorlogen (1900-1950) Thema 10 Europa Blok 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

ga naar:

www.mundo-online.nl

C

D

E F

G

H

I

J

K

L

21b Zet achter de nummers de naam van de juiste stad.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

Griekenland Bulgarije Roemenië Moldavië Oekraïne Rusland Wit-Rusland Litouwen Letland Estland

Oslo Stockholm Kopenhagen Helsinki Riga Minsk Moskou Kiev Istanbul Sofia Boekarest Athene Belgrado Sarajevo Zagreb Boedapest Warschau Wenen Praag Berlijn Bonn Bern Genève Rome Parijs Straatsburg Madrid Lissabon Londen Dublin Brussel

Eigen onderwerp.

Eigen onderwerp.

(16)

16

Menukaart 1

A Persoonlijke verhalen Eerste Wereldoorlog

B Den Haag: stad van de vrede

opdracht 1

Lees op bladzijde 78 van het lesboek de tekst

‘Vredesbeweging’.

Bekijk op bladzijde 78 van het lesboek bron 8.

1a Leg uit waarom juist in de negentiende eeuw de vredesbeweging veel aanhangers kreeg.

1b Rond 1900 was het nationalisme in de Europese landen sterk. Waren nationalisten aanhangers van de vredesbeweging, of juist niet? Leg je antwoord uit.

1c Over welke drie zaken maakten landen afspraken op de eerste vredesconferentie?

1 2 3

A Persoonlijke verhalen Eerste Wereldoorlog

Maak een boekje met persoonlijke verhalen van mensen die betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog.

B Den Haag: stad van de vrede

In Den Haag zijn verschillende internationale organisaties voor vrede. Waarom zijn die in Den Haag? Voer een discussie over manieren om oorlogen te voorkomen.

C Afsluitdijk

Het is 1932 en je bent journalist. Je bent aanwezig bij de opening van de Afsluitdijk. Maak een radio-item of schrijf een artikel over deze belangrijke gebeurtenis.

Computer, papier

Papier

Papier

keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig?

Met z’n vieren

Met z’n vieren

Alleen of met z’n tweeën

c

Deze opdracht doe je met z’n vieren.

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Persoonlijke verhalen Eerste Wereldoorlog’.

opdracht 2

Lees de tekst in figuur 1.

c

Bespreek de volgende vragen met z’n tweeën.

2a Het Internationaal Strafhof heeft een arrestatiebevel opgesteld tegen de Libische dictator Kadaffi. Waarom doet het Strafhof in Libië dat niet?

2b Waarvan wordt Kadaffi beschuldigd?

2c Bedenk welke gevolgen het arrestatiebevel zal hebben voor Kadaffi.

Wapens werden steeds vernietigender, gevolgen oorlog steeds groter. Mensen waren beter op de hoogte van het wereldnieuws door kranten.

Niet, nationalisten wilden laten zien dat hun land het sterkst was. Met een oorlog kun je dit laten zien.

beperken van wapens

regels waaraan landen in oorlog zich houden oplossen conflicten door internationaal hof

In Libië is Kadaffi de baas. Er is geen

democratie in Libië, dus het Libische Strafhof zal niet tegen de Kadaffi in kunnen gaan.

Misdaden tegen de menselijkheid.

Hij kan niet meer naar het buitenland, want dan zal hij opgepakt worden.

Er zullen nog maar weinig landen zijn die met hem willen samenwerken.

(17)

Thema 10 Europa Menukaart 1 Eerste Wereldoorlog en crisis

17

opdracht 3

c

Deze opdracht doe je met z’n vieren.

Discussieer met elkaar over de volgende stellingen en vragen.

1 Leiders die tijdens een oorlog erge misdaden hebben begaan, kunnen het best berecht worden in hun eigen land.

2 Legers kunnen het best afgeschaft worden.

3a Schrijf zo veel mogelijk argumenten voor en tegen op.

3b Beslis daarna of je het eens of oneens bent met de stelling.

3c Hoe kun je oorlog voorkomen? Bedenk zo veel mogelijk manieren.

Lees op bladzijde 79 van het lesboek de tekst

‘Het Plan’. Bekijk op bladzijde 79 van het lesboek de bronnen 9 en 10.

In 1920 werd begonnen met de aanleg van de Afsluitdijk. In 1932 was de dijk klaar. Onderzoek waarom de Afsluitdijk werd gebouwd en welke gevolgen de dijk had.

Kies welke opdracht je wilt doen:

A Radiojournaal B Krantenartikel

A Radiojournaal

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

Maak een item voor het radiojournaal op de dag van de opening. Zorg ervoor dat je item antwoord geeft op de volgende vragen:

Waarom is de Afsluitdijk aangelegd?

Welke gevolgen heeft de aanleg van de Afsluitdijk?

Neem in je item ten minste twee interviews op. Bijvoorbeeld met ingenieur Lely, die de Afsluitdijk heeft ontworpen, de minister van Infrastructuur en Milieu, een visser uit een van de dorpen langs het IJsselmeer of een andere bewoner van dat dorp.

C Afsluitdijk

Speel het item voor de klas, of neem het op en laat het aan de klas horen.

B krantenartikel

Het is 1932, je bent journalist en schrijft een artikel over de opening van de Afsluitdijk. Zorg ervoor dat je artikel antwoord geeft op de volgende vragen:

Waarom is de Afsluitdijk aangelegd?

Welke gevolgen heeft de aanleg van de Afsluitdijk?

Neem in je artikel uitspraken op van ten minste twee mensen die je hebt geïnterviewd.

Bijvoorbeeld ingenieur Lely, die de

Afsluitdijk heeft ontworpen, de minister van Infrastructuur en Milieu, een visser uit een van de dorpen langs het IJsselmeer of een andere bewoner van dat dorp.

Kies een goede foto bij je artikel. Tip: zoek via Google afbeeldingen.

Laat je artikel aan je docent zien.

Bb

ga naar www.mundo-online.nl voor filmpjes over de Afsluitdijk en een bekend lied over de Zuiderzee.

INTERNATIONAAL ARRESTATIEBEVEL TEGEN KADDAFI

AMSTERDAM – Het Internationaal Strafhof (ICC) vaardigt een arrestatiebevel uit tegen de Libische leider Muammar Kaddafi. Het Strafhof spreekt van ‘systematische en wijdverspreide aanvallen’ van het Libische regime om ‘betogers en dissidenten* het zwijgen op te leggen’ en ziet voldoende redenen om aan te nemen dat kolonel Kaddafi (69) zich schuldig heeft gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid**.

* mensen met een andere mening dan de regering.

** vervolging van een bevolkingsgroep met als doel die groep uit te moorden.

Bron: www.nu.nl, 27-06-11 Figuur 1

Eigen antwoord, zie uitgebreide voorbeelden op de volgende bladzijde.

Eigen antwoord.

Eigen antw. Bijv.: Ruzie tussen landen laten oplossen door een internationale rechtbank. Armoede bestrijden.

Ervoor zorgen dat grondstoffen en land eerlijk verdeeld worden tussen bevolkingsgroepen en landen.

(18)

18

Antwoord op opdracht 16b, pagina 12

Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, partijen die de democratische beginselen niet onderstrepen mogen niet deelnemen aan verkiezingen. Zij vormen een bedreiging voor de democratie. Als zij aan de macht komen, zullen ze de democratie afschaffen en hebben minderheden geen stem meer. Respect voor minderheden is ook een van de uitgangspunten van de democratie. Ja, je kunt de stem van de meerderheid van het volk niet uitschakelen, dat is ook ondemocratisch.

Antwoord op opdracht 3a, Menukaart 1, pagina 17 Stelling 1

• Voor:

– Dan kunnen slachtoffers bij het proces aanwezig zijn: de betrokkenheid in het land is dan groter.

– Het is goed voor de toekomst van het land als het lukt om de daders een eerlijk proces te geven.

– Iedereen weet dan dat ook daders hun straf krijgen na een eerlijk proces.

• Tegen:

– Het is moeilijk om de daders een eerlijk proces te geven.

– Het Internationaal Strafhof is onafhankelijk.

Stelling 2

• Voor:

– Als er geen legers zijn dan wordt er ook geen oorlog gevoerd.

– Het scheelt heel veel geld als er geen legers zijn. Dat geld kan voor andere belangrijke dingen gebruikt worden, zoals onderwijs of gezondheidszorg.

• Tegen:

– Dan kan het land zich niet verdedigen als het aangevallen wordt.

– Het kan alleen als alle landen hetzelfde doen en dat zal niet gebeuren.

– Er zullen altijd mensen de macht proberen te grijpen die slechte bedoelingen hebben, zoals Hitler. Zulke mensen moet je

bestrijden.

(19)

Thema 10 Europa Blok 1 Aantekeningen

19

(20)

20

Blok 2 Tweede Wereldoorlog

Ruim twintig jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog brak er opnieuw een oorlog uit: de Tweede Wereldoorlog. Het werd een verschrikkelijke oorlog met erg veel slachtoffers en schade. Nederland bleef niet neutraal in deze oorlog en leed ook grote verliezen. In 1945 was het eindelijk vrede. Nog elk jaar vieren we op 5 mei dat Nederland bevrijd werd en dat we nu vrij zijn.

DEELVRAAg VAN DIT BLOk:

Welke gevolgen had de Tweede Wereldoorlog voor Europa?

opdracht 1

d

groot vel papier (A3)

c

Deze opdracht doe je met z’n vieren.

1a Je weet vast al het een en ander van de Tweede Wereldoorlog. Dat ga je nu in kaart brengen.

Teken in het midden van het papier een cirkel en zet daarin: Tweede Wereldoorlog.

Schrijf nu om de beurt een woord op waaraan jij denkt bij de Tweede Wereldoorlog.

Schrijf alle vier nog een keer om de beurt drie woorden op die bij de Tweede Wereldoorlog horen.

Maak groepjes van woorden die bij elkaar horen. Trek daar een gekleurde lijn omheen.

1b Over welk onderwerp dat te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog zou je meer willen weten?

opdracht 2

Lees op bladzijde 80 van het lesboek de tekst

‘Duitsland wint snel’.

2a Toen Hitler delen van Tsjechoslowakije bezette, sloten Engeland en Frankrijk een verdrag met Hitler. Daarin stond dat Hitler die gebieden mocht houden, maar dat hij geen nieuwe gebieden zou veroveren. Waarom denk je dat de Engelsen en Fransen dit verdrag sloten?

2b Later is er veel kritiek op dit verdrag geweest.

Leg uit waarom.

2c In 1940 verklaarden Engeland en Frankrijk wel de oorlog aan Duitsland. Welk van die landen was in 1942 nog vrij?

2d Hitler had een heel sterk leger. Bedenk waarom het hem toch niet lukte dat land te veroveren.

2e Hitler viel ook de Sovjetunie aan. Leg uit waarom hij daar snelle overwinningen boekte.

opdracht 3

Bekijk op bladzijde 80 van het lesboek bron 11.

3a Hoe gingen de Amerikaanse soldaten aan land op D-Day?

3b Tijdens D-Day landden er ook parachutisten meer landinwaarts. Bedenk waarom dit nodig was.

3c Waarom was D-Day belangrijk?

Eigen antwoord.

De Fransen en Engelsen wilden na de Eerste Wereldoorlog geen nieuwe oorlog.

Hitler was niet van plan te stoppen met zijn veroveringen. Het was voor hem alleen maar gunstig dat Frankrijk en Engeland niet hard tegen hem optraden.

Engeland.

Engeland was een eiland. Het was lastig om dat te veroveren met een landleger.

Hitler en Stalin hadden een verdrag gesloten dat zij elkaar niet zouden aanvallen. Het leger van de Sovjetunie was daardoor niet voorbereid op een aanval van Duitsland.

Vanaf een schip moesten ze door de zee waden naar de kust.

De troepen die via de zee landden waren erg kwetsbaar. Via de lucht konden soldaten meer landinwaarts landen en de Duitsers aanvallen.

D-day zorgde ervoor dat Hitler zijn troepen over het oost- en westfront moest verdelen. Hij kon niet langer standhouden en verloor van de geallieerden.

(21)

Thema 10 Europa Blok 2 Tweede Wereldoorlog

21

opdracht 4

Bekijk op bladzijde 142 van het lesboek de Tijdwijzer.

gebruik figuur 1.

Kleur de situatie in Europa in 1942 in de kaart van figuur 1. Kleur ook de legenda.

opdracht 5

Lees op bladzijde 80 van het lesboek de tekst

‘Duitsland verliest’.

gebruik opnieuw figuur 1.

5a Teken met pijlen de routes van de geallieerde legers in 1944.

De geallieerden waren vanuit Groot-

Brittannië in Normandië geland en rukten van daaruit naar het noordoosten op.

Vanuit Noord-Afrika vielen de geallieerden Italië binnen en trokken naar het noorden.

De Russen vielen Duitsland vanuit het oosten 5b Leg uit dat Hitler in 1945 moest opgeven.aan.

opdracht 6

Lees nog een keer op bladzijde 80 van het lesboek de tekst ‘Duitsland verliest’.

6a De slag om Stalingrad wordt wel een keerpunt genoemd in de Tweede Wereldoorlog. Leg dit uit.

6b Japan viel een Amerikaanse marinebasis aan in de Grote Oceaan. Welk gevolg had dat voor de Tweede Wereldoorlog?

opdracht 7

Lees op bladzijde 81 van het lesboek de tekst

‘Daar en toen: Tweede Wereldoorlog in Azië’.

Bekijk op bladzijde 81 van het lesboek bron 12.

d

A3-papier, lijm

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

Kopieer de kaartjes uit figuur 2 op de volgende bladzijde. Leg de kaartjes zo neer op het vel papier dat ze samen het verhaal vertellen van de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië. Geef met pijlen tussen de kaartjes aan wat het verband is tussen de gebeurtenissen. Schrijf eventueel tekst bij de pijlen om het verband duidelijk te maken.

Stalingrad

Duits gebied en bondgenoten geallieerden

neutrale landen

Normandië

Figuur 1

Duitsland werd van drie kanten aangevallen.

Hitler moest zijn troepen verdelen over het westfront en oostfront en kon de geallieerden niet tegenhouden.

De Duitsers verloren de slag. Na die slag rukte het Russische leger op naar Duitsland.

De VS gingen deelnemen aan de oorlog.

Duitsland kreeg het hierdoor zwaarder.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5 Hoe denk je dat het verder zal gaan met Ebald en Balduin nu ze Deventer uitgevlucht zijn.. De markt

Lees en bekijk op bladzijde 84 van het lesboek de teksten en bronnen van opdracht A.. Kies welke opdracht je

13b Bedenk twee gevolgen van de groeiende vraag naar ijzer en steenkool voor het milieu.. Er lag vroeger veen en na afgraving bleven de

a Breda en Roosendaal b Eindhoven en Helmond c Oss en ‘s-Hertogenbosch d Venlo en Roermond.. 4 Venlo is een leuke winkelstad aan

Het waren negen kleine landen en één

d Marokko, Democratische Republiek Kongo, Ethiopië 2 Welke landen zijn buurlanden van Turkije.. a

Hij wist niet dat Max ook verliefd is op Belle en vindt dat hij haar uit zijn hoofd moet zetten!. Belle is

Max en Flo willen tijdens de uitvaartdienst graag iets voor oma doen, maar komen niet op de goede woorden, zelfs niet met hulp van hun vrienden.. Uiteindelijk besluiten ze samen