• No results found

opdracht 3

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

3a Er leven steeds minder mensen die zelf de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt.

Bedenk samen zo veel mogelijk redenen om toch de Tweede Wereldoorlog te herdenken.

3b De laatste jaren worden niet alleen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht, maar ook Nederlandse slachtoffers in andere oorlogen en vredesoperaties. Wat vinden jullie daarvan?

3c Maak jullie eigen plan voor een nationale herdenking die jongeren zoals jullie zal aanspreken. Bedenk:

hoe je aan jongeren uitlegt waarom de herdenking belangrijk is?

hoe je jongeren betrekt bij de herdenking;

welke activiteiten er zijn.

Bb

ga naar www.mundo-online.nl voor handige links.

Lees op bladzijde 85 van het lesboek de tekst

‘Anne’ en de bronnen 22, 23 en 24.

Bekijk op bladzijde 85 van het lesboek de bronnen 20 en 21.

Stel je bent een niet-Joodse vriendin van Anne.

Je woont in Amsterdam en het is december 1944. Schrijf Anne een brief:

beschrijf hoe jij en je familie de oorlog doormaken;

reageer op wat Anne schrijft.

Laat je brief aan je docent zien.

Stel je bent een niet-Joodse vriendin van Anne.

Je woont in Amsterdam en het is december Bijvoorbeeld: Het is de laatste grootste oorlog in Nederland. Het is goed om je te realiseren dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Uit eerbied voor de slachtoffers. Om te voorkomen dat zoiets weer gebeurt.

Eigen antwoord. Bijv.: niet goed, want het gaat dan om oorlogen die niet in Nederland hebben plaatsgevonden. Niet de hele Nederlandse bevolking heeft daarmee te maken gehad.

Wel een goed idee: het gaat bij het herdenken om slachtoffers van oorlogsgeweld. Het maakt niet uit waar die slachtoffers vallen.

Nederlandse militairen hebben namens het hele Nederlandse volk meegedaan aan vredesoperaties in andere landen.

Eigen antwoord.

30

Antwoorden van opdracht 18b, pagina 25

18b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

• Verzet: het hebben van een radio was een daad van verzet. Met behulp van de radio kon het verzet op de hoogte blijven van de gebeurtenissen in de oorlog en het kon contact zoeken met andere verzetsgroepen.

• Propaganda: de Duitsers verboden radio’s, omdat ze wilden dat de Nederlandse bevolking alleen berichten van de Duitsers zouden horen. Dat heet propaganda.

• Het begrip onderduikers past niet goed bij deze bron.

Thema 10 Europa Blok 2 Aantekeningen

31

32

Blok 3 Nooit meer oorlog

In de twintigste eeuw waren er twee afschuwelijke wereldoorlogen in Europa.

Die oorlogen kostten miljoenen mensen het leven. Na de Tweede Wereldoorlog gingen West-Europese landen samenwerken om een nieuwe oorlog te voorkomen.

DEELVRAAg VAN DIT BLOk:

Hoe werken Europese landen samen na de Tweede Wereldoorlog?

opdracht 1

Lees op bladzijde 86 van het lesboek de tekst

‘Wederopbouw’.

Bekijk op bladzijde 86 van het lesboek bron 25.

1a Wat was het Marshallplan?

1b Welk land maakt op bron 25 gebruik van het Marshallplan?

1c Leg uit dat het bijzonder was dat dit land ook hulp kreeg bij de wederopbouw na de oorlog.

1d Leg uit waarom het Marshallplan het begin betekende van de Europese samenwerking.

opdracht 2

Lees op bladzijde 86 van het lesboek de tekst

‘Oude tegenstellingen’.

2a Horen de zinnen bij het kapitalisme of bij het communisme?

1 Iedereen verdient evenveel.

Kapitalisme / Communisme 2 De staat zorgt overal voor.

Kapitalisme / Communisme

3 De ondernemers zijn eigenaar van de fabrieken.

Kapitalisme / Communisme

4 Sommige mensen verdienen meer dan anderen.

Kapitalisme / Communisme 5 De Verenigde Staten.

Kapitalisme / Communisme 6 De Sovjetunie.

Kapitalisme / Communisme

2b Waar waren de Amerikanen bang voor?

2c Waar waren de Russen bang voor?

opdracht 3

Lees op bladzijde 87 van het lesboek de tekst

‘Een verdeelde wereld’.

3a Welk land verzette zich heftig tegen het Marshallplan?

3b Waarom wilde dat land geen hulp van Amerika?

3c Wat was het gevolg voor de Europese samenwerking?

Een Amerikaans plan om Europa bij de

wederopbouw te helpen met geld.

Duitsland.

Duitsland was de vijand geweest van de VS in de Tweede Wereldoorlog en was de oorlog begonnen. Na de oorlog hielpen de VS Duitsland met de wederopbouw.

Voorwaarde van het aannemen van geld uit het Marshallplan was dat de Europese landen zouden samenwerken om de hulp goed te verdelen.

Dat de Sovjetunie het communisme zou verspreiden.

Dat de Amerikaanse bedrijven overal de baas zouden worden.

De Sovjetunie.

Omdat het bang was dat de het kapitalistische Amerika de baas in de wereld zou worden.

De West-Europese landen gingen met elkaar samenwerken om de Amerikaanse hulp te verdelen.

Thema 10 Europa Blok 3 Nooit meer oorlog

33

opdracht 4

d

kleurpotloden

4a Duitsland werd in 1945 opgedeeld in vier zones die door de geallieerden werden bestuurd.

Kleur in figuur 1:

de zones van Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten in West-Duitsland: groen;

de zone van de Sovjetunie in Oost-Duitsland:

rood;

een zwarte lijn op de plek waar het IJzeren Gordijn was.

4b Waar ligt Berlijn: in Oost- of West-Duitsland?

4c De stad Berlijn werd ook in verschillende zones opgedeeld. Kleur in figuur 1:

de Franse, Britse en Amerikaanse zones: groen;

de Sovjetzone: rood;

de grens tussen beide gebieden: zwart.

4d Noem twee belangrijke verschillen tussen de landen in Oost-Europa en West-Europa.

1

2

opdracht 5 verdieping

5a Bedenk hoe je ondanks het IJzeren Gordijn van West-Duitsland naar West-Berlijn kon reizen.

5b Bedenk: waarom was West-Berlijn een probleem voor de Oost-Duitse regering?

opdracht 6

Bekijk op bladzijde 87 van het lesboek bron 26.

6a Aan welke kant van de muur op de foto ligt Oost-Berlijn? Leg uit hoe je dat ziet.

6b Wie zijn de mannen in uniform links van de muur?

6c Waarom zijn zij erbij?

6d Bedenk: hoe was het voor de mensen in Berlijn dat er een muur dwars door hun stad kwam?

opdracht 7

Lees op bladzijde 87 van het lesboek de tekst

‘Europese samenwerking’.

7a Welke zes landen begonnen de Europese samenwerking?

7b Waarom is het opvallend dat Duitsland vanaf het begin mee mocht doen met de Europese samenwerking?

7c Waarom kozen de zes landen ervoor om eerst hun kolen- en staalproductie samen te voegen?

Figuur 1

In Oost-Duitsland.

De landen in Oost-Europa waren niet democratisch, in West-Europa wel.

De landen in Oost-Europa waren commu-nistisch, West-Europa was kapitalistisch.

Vliegtuig. Of via een afgeschermde autoweg.

Via West-Berlijn konden mensen uit Oost-Europa naar West-Oost-Europa vluchten.

Aan de linkerkant. De muur wordt door de mensen links van de muur gebouwd. Dat is dus Oost-Berlijn.

Soldaten.

Zij bewaken de muur en de mensen die aan de muur bouwen.

Eigen antwoord. Het was voor veel inwoners van Berlijn verschrikkelijk. Families werden door de muur van elkaar gescheiden. De Berlijners konden alleen nog maar in hun deel van de stad komen.

Duitsland was de Tweede Wereldoorlog begonnen en had verloren. Maar dit keer werd Duitsland daarvoor niet hard gestraft, zoals na de Eerste Wereldoorlog.

Frankrijk, Italië, Duitsland, Luxemburg, België en Nederland.

Om oorlog te voorkomen.

34

opdracht 8

Bekijk op bladzijde 87 van het lesboek bron 27.

Lees op bladzijde 151 van het lesboek vaardigheid 7g Werken met afbeeldingen.

8a Leg uit wat een symbool is.

8b Welke symbolen zie je op deze poster? Noem er drie.

8c Welke tekst staat er op de poster?

8d Bedenk wat de symbolen betekenen. Overleg met je buurman of buurvrouw.

8e Leg de tekst op de poster uit.

opdracht 9

Lees op bladzijde 88 van het lesboek de tekst

‘Economische samenwerking’.

9a Wat is invoerheffing?

9b Het afschaffen van de invoerheffingen is voor-delig voor de klanten in de winkel. Leg dat uit.

9c Het afschaffen van de invoerheffingen is voordelig voor bedrijven die exporteren. Leg dat

9d Heeft een bedrijf in de Verenigde Staten ook voordeel van het afschaffen van

invoerheffingen in Europa? Leg je antwoord uit.

opdracht 10

10a Noem drie verschillen tussen de EEG en de EU.

1 2 3

10b De belangrijkste reden voor de samenwerking in de EEG was het economische voordeel voor

10c Leg uit hoe door de samenwerking in de EEG de welvaart in de deelnemende landen kon toenemen.

Figuur 2

Jaartal van EU-landen toetreding

1957 Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië 1973 Verenigd Koninkrijk, Ierland,

Denemarken

1981 Griekenland 1986 Spanje, Portugal

1995 Finland, Oostenrijk, Zweden 2004 Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië,

Slowakije, Tsjechië 2007 Bulgarije, Roemenië Een symbool is een voorwerp of een dier dat

naar een begrip verwijst.

Duiven, afgebrande boom, nest, vlaggen.

Wij bouwen een nieuw Europa.

Duiven: vrede, afgebrande boom: verwoest Europa, nest: een nieuw begin voor een verenigd Europa, vlaggen: de verschillende Europese landen.

De Europese samenwerking leidt tot een nieuw, vredig Europa.

Een belasting op producten die vanuit het buitenland worden ingevoerd.

Door het wegvallen van de invoerheffingen wordt het goedkoper om producten in de EEG te kopen. Dan kun je meer producten kopen voor dezelfde hoeveelheid geld.

Door het wegvallen van de invoerheffingen wordt het product in het buitenland goedkoper.

Dan wordt er meer van gekocht. Dan verdient het bedrijf meer geld.

Nee, want dat bedrijf moet nog steeds

invoerheffing betalen, namelijk het buitentarief.

Vrij verkeer van diensten Vrij verkeer van arbeid.

Vrij verkeer van kapitaal.

Iets kopen dat in Nederland niet kan worden geproduceerd.

Iets kopen dat in het buitenland goedkoper wordt geproduceerd.

Zie voor het antwoord bladzijde 43.

Thema 10 Europa Blok 3 Nooit meer oorlog

35

opdracht 11

gebruik figuur 2 en 3.

Bekijk op bladzijde 143 van het lesboek de Tijdwijzer.

11a Kleur de kaart en de legenda van figuur 3 in.

11b Noem drie West-Europese landen die geen lid zijn van de EU.

1 2 3

11c Waar liggen de landen die in 2004 lid zijn geworden?

11d Waarom konden die landen pas lid worden na 1989?

opdracht 12

Lees op bladzijde 88 van het lesboek bron 28.

12a Welke twee oorzaken zijn er dat Portugese arbeiders naar Zeeland komen om te werken?

1 2

12b Portugal en Nederland zijn lid van de EU. Leg uit waarom dit gunstig is voor de Portugese arbeiders.

12c Portugal en Nederland zijn lid van de EU. Leg uit dat dit gunstig is voor de werkgever in Zeeland.

12d Bedenk voor wie het nadelig kan zijn dat Portugese arbeiders makkelijk in Nederland

opdracht 13

Lees op bladzijde 88 van het lesboek de tekst

‘Europees geld’.

13a Wat betekent de afkorting EMU?

13b Noem twee voordelen van de EMU voor Nederlandse bedrijven.

1

2

13c Bedenk twee voordelen van de EMU voor Nederlandse gezinnen.

1.000 km 500

0

Jaar van toetreding

...

19571973 19811986 19952004 2007

Figuur 3

Zwitserland Noorwegen IJsland

In Oost-Europa.

Omdat toen de Koude Oorlog was afgelopen.

Tijdens de Koude Oorlog hoorde Oost-Europa bij het machtsblok van de Sovjetunie en West-Europa bij dat van de Verenigde Staten.

De twee blokken waren elkaars vijanden en gingen dus niet samenwerken.

Zij mogen in alle landen van de EU werken.

Als zij in Portugal geen werk kunnen vinden, kunnen ze in een ander land werk zoeken.

Hij kan ook werknemers in dienst nemen uit andere landen als hij geen Nederlandse werknemers kan vinden of als die duurder zijn.

Voor Nederlandse arbeiders die bijvoorbeeld voor een hoger loon willen werken dan de Portu-gese arbeiders. Zij komen niet aan het werk of moeten tevreden zijn met een lager loon.

Europese Monetaire Unie.

Het is makkelijker om handel te drijven als je geen geld hoeft te wisselen.

Het is goedkoper om handel te drijven als je geen geld hoeft te wisselen.

Het is makkelijker om prijzen te vergelijken met het buitenland.

Het is goedkoper om in het buitenland op vakantie te gaan als je geen geld hoeft te wisselen.

Portugal heeft een hoge werkloosheid.

Nederlandse arbeiders willen dit niet doen.

36

opdracht 14

Lees op bladzijde 155 van het lesboek vaardigheid 9f Rekenen met wisselkoersen.

gebruik figuur 4.

d

kladpapier

14a Als je op vakantie gaat naar een land waar ze geen euro’s hebben, moet je geld wisselen. Hoe heet de prijs van buitenlands geld?

14b Stel, je gaat naar de Verenigde Staten op vakantie. Je wilt € 100 omwisselen voor dollars.

Je betaalt voor het omwisselen € 5 commissie aan de bank. Hoeveel dollars krijg je?

14c Je ziet in de VS je lievelingsspijkerbroek voor

$ 100. In Nederland kost diezelfde spijkerbroek

€ 80. Om de broek te betalen, moet je extra geld pinnen en dat kost € 3. Is de broek in de VS goedkoper? Maak een berekening.

14d Je vriendin gaat naar Zweden op vakantie en ziet dezelfde broek voor 900 SEK. Is de broek in Zweden duurder of goedkoper dan in Nederland? Om aan Zweedse kronen te komen, betaal je € 3 commissie.

opdracht 15

Lees op bladzijde 89 van het lesboek de tekst

‘Wie is de baas?’.

15a Zet in de eerste rij van figuur 5 welke Europese instellingen Europa besturen.

15b Welke Europese instelling doet wat? Zet kruisjes in figuur 5.

Figuur 4 Wisselkoersen op 25 juli 2011.

1 euro (€) 1,44 dollar VS ($)

1 euro (€) 0,88 pond Groot-Brittannië (£) 1 euro (€) 9,11 kronen Zweden (SEK)

Figuur 5

Europese Europees Raad van

Bedenkt nieuwe wetten Stemt over wetten

Ministers uit de regeringen van de landen Controleert of wetten worden uitgevoerd Gekozen door Europese burgers

Uit elk land één persoon Dat heet de wisselkoers.

Je betaalt € 5 commissie en wisselt dus € 95 om. Dat is 95 × 1,44 = 136,80 dollar.

1 dollar = 1 : 1,44 euro = 0,69 euro. 100 dollar

= 69 euro. Daar tel je € 3 bij op = € 72 euro.

De broek is dus goedkoper in de VS.

900 / 9,11 = € 98,79. Daar tel je € 3 bij op.

De broek kost in Zweden € 101,79.

Dat is dus duurder dan in Nederland.

commissie X

X

X

Parlement

X

X

de Europese Unie

X X

X

Thema 10 Europa Blok 3 Nooit meer oorlog

37

opdracht 16

Bekijk op bladzijde 88 van het lesboek bron 29.

Vul in figuur 6 de ontbrekende woorden in.

opdracht 17

Bekijk nog eens op bladzijde 88 van het lesboek bron 29.

Lees figuur 7.

17a Onderstreep wat de Nederlandse minister zei over het verplichten van de dodehoekspiegel.

17b Waarom was het niet genoeg om alleen een wet te maken voor Nederland?

17c Het aannemen van de nieuwe wet ging in Nederland sneller dan in Europa. Bedenk hoe dat komt.

17d Hoeveel tijd zit er tussen het moment dat de wet werd aangenomen en het moment dat de wet inging?

17e Bedenk waarom daar zo veel tijd tussen zat.

Stap 1

Een ... bedenkt een nieuwe regel.

Stap 2

Het ...

stemt over het voorstel.

... moet voorstel aanpassen

... ...

... ...

Stap 3

De ... stemt over het voorstel.

Stap 4

De nieuwe regel wordt ingevoerd in alle ...

Figuur 6

Figuur 7

Dodehoekspiegel

In januari 2001 verongelukte in Haarlem de tienjarige Wouter door een vrachtwagen. De chauffeur had niet gezien dat Wouter naast hem reed. Wouter fietste in de ‘dode hoek’. Dit is het gedeelte rechts van de vrachtwagen waar de chauffeur geen zicht op heeft.

Wouters klasgenootjes waren heel verdrietig. En boos. Ze wilden vrachtwagens veiliger maken.

Dus kwamen ze in actie. Eerst gingen ze naar de Nederlandse minister van Verkeer*. Die was het met hen eens: de minister voerde in Nederland nog in 2001 een dodehoekspiegel in. Maar de minister zei erbij: ‘Een verplichting kan alleen in Europees verband’. Dus besloten de scholieren naar Brussel te gaan. Ze brachten een bezoek aan eurocommissaris Erkki Liikanen, uit Finland.

Hij beloofde zijn best te doen. En de commissaris hield woord. In november 2003 werd een wet aangenomen die bepaalt dat vanaf januari 2007 alle nieuwe vrachtwagens een dodehoekspiegel moeten hebben. En vanaf 2011 ook alle oude vrachtwagens.

*Sinds 2010 is dit het ministerie van Infrastructuur en milieu.

eurocommissaris

Europees Parlement

Voor Tegen

Raad vd Europese Unie

Voor Tegen

EU-landen.

Vrachtwagens rijden door heel Europa.

Als alleen Nederlandse vrachtwagens een dodehoekspiegel hebben, dan kunnen buitenlandse vrachtwagens hier nog steeds voor gevaar zorgen.

Eerst moesten alle ministers samen overleggen en er daarna in hun eigen land over praten. In Nederland ging het maar om 1 minister.

4 jaar.

Om alle vervoersbedrijven de kans te geven om de dodehoekspiegel te plaatsen.

38

opdracht 18 verdieping

gebruik de figuren 2 en 8.

Om een wetsvoorstel aan te nemen, moeten er meer dan 255 stemmen en ten minste 14 landen vóór zijn.

18a Hebben de zes grootste landen samen genoeg stemmen om een wetsvoorstel aan te nemen?

Ja / Nee, want

18b Kunnen de twaalf landen die het laatst bij de Europese Unie zijn gekomen, samen een wetsvoorstel aannemen?

Ja / Nee, want

18c Voor sommige belangrijke besluiten is het nodig dat twee derde van de landen voor het besluit is. Hoeveel landen moeten er bij zo’n belangrijk besluit ten minste vóór zijn?

18d Bedenk: waarom is dit zo ingewikkeld geregeld?

opdracht 19

Lees op bladzijde 89 de tekst ‘Daar en nu:

Verenigde Naties’.

19a Wat is het doel van de Verenigde Naties?

19b Wat kunnen de VN doen om dat doel te bereiken?

19c Het is lastig om in de Veiligheidsraad een beslissing te nemen. Leg dat uit.

19d Brazilië, Duitsland, India en Japan willen ook graag een vaste zetel in de Veiligheidsraad.

opdracht 20

a

gebruik de atlas.

Bekijk op bladzijde 89 van het lesboek bron 30.

20a Welke twee vormen van grensoverschrijdende milieuverontreiniging zie je op de foto?

20c Hebben de buurlanden van Nederland er ook last van als wij deze rivieren verontreinigen?

Leg je antwoord uit.

20d Leg uit dat het milieu een belangrijk onderwerp is voor de EU.

Hoe groter de bevolking van een land,

hoe meer stemmen het land heeft in de Raad van de Europese Unie.

Duitsland, Frankrijk, Italië 29 en het Verenigd Koninkrijk

Spanje en Polen 27

Roemenië 14

Nederland 13

België, Tsjechië, Griekenland, Hongarije 12 en Portugal

Oostenrijk, Bulgarije en Zweden 10 Denemarken, Ierland, Litouwen, 7 Slowakije en Finland

Cyprus, Estland, Letland, Luxemburg 4 en Slovenië

Malta 3

Totaal 345

Figuur 8

er moeten 14 landen voor zijn. En de zes grootste landen hebben maar 170 stemmen.

er moeten 14 landen voor zijn.

Bovendien hebben die landen maar 108 stemmen.

2/3x27= 18. Of: 27:3=9 (=1/3). Dus 2/3 is 2x9=18.

Er moet een machtsevenwicht zijn: geen enkel land kan zomaar de eigen zin doordrijven.

Ieder land moet overleggen.

De vrede en veiligheid in de wereld handhaven.

De VN kunnen straffen uitdelen en militair ingrijpen.

Als één van de vaste vijf leden tegen een beslissing stemt, dan gaat het niet door.

Eigen antwoord. Bijv.: grote bevolking, belang-rijke economie, gelegen in een gebied dat nog niet sterk is vertegenwoordigd in de raad.

Maas, Rijn, Schelde. De IJssel en de Waal zijn aftakkingen van de Rijn.

Ja en nee. Nee: rivieren stromen niet door een ander land, maar gaan naar zee. Ja, als wij de rivieren vervuilen, komt die vervuiling in de Noordzee en daar hebben andere landen wel last van.

Alleen gezamenlijk kunnen milieuproblemen worden opgelost.

vervuiling van de rivier (fabriek) luchtvervuiling (fabrieken en auto’s)

Thema 10 Europa Blok 3 Nooit meer oorlog

39

opdracht 21 op een rij

Zet de volgende gebeurtenissen uit dit blok in de goede volgorde.

Marshallplan

Europese Economische Gemeenschap Europese Gemeenschap voor Kolen

en Staal

begin Koude Oorlog bouw Berlijnse Muur

toetreding Oost-Europese landen tot de EU

val van de Muur Europese Unie

opdracht 22 deelvraag

De deelvraag van dit blok was: Hoe werken Europese landen samen na de Tweede Wereldoorlog?

22a Leg uit wat vrij verkeer van goederen en diensten betekent.

22b Leg uit wie voordeel hebben van de euro.

22c Vul de volgende zinnen in.

1 Een

4 De nieuwe regel wordt ingevoerd in alle .

Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

uitleggen hoe de Verenigde Staten bijdroegen aan de wederopbouw van Europa.

drie verschillen noemen tussen het kapitalisme en het communisme.

uitleggen welk gevolg de Koude Oorlog had voor de Europese samenwerking.

uitleggen hoe Europese samenwerking een nieuwe oorlog moest voorkomen.

uitleggen hoe de landen van de Europese Unie economisch samenwerken.

uitleggen welk economisch voordeel de euro heeft voor bedrijven en gezinnen.

uitleggen welk economisch voordeel de euro heeft voor bedrijven en gezinnen.