kaan: wie staat er in het doel?
rik: ik!
kaan: en wie heeft de bal?
daan: ik!
kaan: geef die bal een trap, daan.
daan: aa …
raak!
rik: raak?
kaan: nee, het was veel te hoog.
ik zie de bal niet eens meer.
daan: daar.
rik: in een den.
kaan: dat is geen den.
maar wie haalt de bal uit die boom?
rik: daan.
kaan: wat klim jij snel, daan.
daan: ik rek ...
kaan: nee, zet je voet daar niet neer.
die tak is veel te dun!
rik en daan: aa ...
kaan: daan ligt op het gras.
met de bal.
daan: en ...
kaan: en met een hoop fruit uit de boom!
rik: in een den?
raar …
kaan: het is geen den.
het is een kers.
daan: raak!
kaan: de bal was dus wel raak.
daan mikt graag op fruit.
rik: raak, daan!
daan: mmm.
daan rik kaan
raak? (thema 2)
Lijn 3 | Theaterlezen bij thema 2 – De boom | © Malmberg, 's-Hertogenbosch