• No results found

Invloed sportparticipatie op motoriek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed sportparticipatie op motoriek"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed sportparticipatie op motoriek

Naam: Mandy Klesser (500682351) Onderzoeksthema Meten van de motoriek Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Faculteit Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Datum 29 mei 2017

2e gelegenheid

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 6 Resultaten ... 11 Discussie ... 13 Conclusie ... 14

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 14

Aanbevelingen voor beroepspraktijk ... 15

Literatuurlijst ... 16

Bijlagen ... 18

Bijlage 1: Brief ... 18

Bijlage 2: Indeling gymzaal ... 20

Bijlage 3: Niveaus 4 vaardighedentest ... 21

Bijlage 4: Sportparticipatie vragenlijst ... 22

Bijlage 5: Compleet overzicht van de 4-vaardighedenscan ... 23

Bijlage 6: SPSS outputs ... 30

Bijlage 7: Ephorus ... 43

(3)

Voorwoord

In mijn afstudeerfase heb ik onderzoek gedaan naar de motorische ontwikkeling van kinderen op basisscholen in de gemeente Amsterdam. Dit heb ik gedaan namens het MAMBO project. De meet periode was voor mij 6 dagen en tijdens deze 6 dagen heb ik verschillende onderdelen gemeten die vallen binnen het MAMBO project.

In het onderzoek is een nauwe samenwerking geweest met mede student Mitchell van Doorn. Dit komt doordat onze onderzoeksvragen precies tegenover gesteld aan elkaar zijn. De mogelijkheid om samen te werken was hierdoor ontstaan.

Ik heb gekozen voor dit onderwerp, omdat dit mij het meeste aanspreekt. Ik ben benieuwd of de ontwikkeling inderdaad verbeterd door het lid zijn van een sportvereniging, tegen over het niet lid zijn.

Graag wil ik Tim van Kernebeek bedanken voor zijn begeleiding gedurende dit onderzoek en de leerlingen en de scholen voor hun medewerking. Zonder jullie was het niet gelukt.

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of lidmaatschap van een sportclub daadwerkelijk de motorische vaardigheid verbeterd. Het onderzoek is gedaan binnen het MAMBO project bij Amsterdamse basisschoolkinderen van groep 3 tot en met 5.

Het onderzoek bestaat uit twee groepen. Groep A waarbij de kinderen na twee jaar geen lid zijn van een sportclub en groep B waarbij de kinderen wel lid zijn van een sportclub. Bij 196 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 7,66 (1,4) is op twee momenten de 4-Vaardighedenscan afgenomen met een tussenperiode van 2 jaar. De resultaten werden via Excel in SPSS versie 23.0 geïmporteerd. Hierna is een Repeated Measures ANOVA uitgevoerd.

Kinderen in beide groepen lieten een significante vooruitgang zien. In de groepen zelf is wel een significant verschil aanwezig. In groep A was de gemiddelde motorische leeftijd tijdens de voormeting 7,55 (1,56) en tijdens de nameting 9,11 (1,74) (p < 0,01). In groep B was de gemiddelde motorische leeftijd tijdens de voormeting 7,46 (1,41) en tijdens de nameting 9,03 (1,65). Ook hier is significant verschil gevonden (p < 0,001).

Echter is geen interactie effect gevonden in vooruitgang van de motorische leeftijd tussen groep A en groep B (p = 0,981).

Er wordt geconcludeerd dat lid worden van een sportclub binnen 2 jaar niet tot significant betere grof-motorische vaardigheden leidt dan leerlingen die niet lid worden van een sportclub.

(5)

Inleiding

‘Minder mensen lid van sportclub’ luidt de titel van het nieuwsbericht van de redactie van RTL Nieuws (2016). Het aantal leden per sportbond is afgenomen. Volgens Volksgezondheid en zorg (2016) voldeed in 2015 23% van de Nederlandse kinderen (4 tot 12 jaar) aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Dit geld voor zowel jongens als meisjes. De NNGB bestaat uit tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

Volgens onderzoek van Mombarg, Sluis, Zanten en Meijer (2014) zorgt verminderde sport- en beweegparticipatie voor een toenemende motorische achterstand. Gevolgen van fysieke inactiviteit volgens Lievens en Waege (2011) betreft een aantal welvaartsziekten (diabetes type 2, verhoogde kans op hart- en vaatziekten, verhoging van de bloeddruk, obesitas en zelfs sommige kankers), mechanische aandoeningen (belastingsproblemen ter hoogte van knieën, rug en heup) en tenslotte een hele groep van problemen die we binnen het mentale welbevinden kunnen plaatsen (zoals depressieve gevoelens, schaamte en laag lichaamsbeeld). Volgens Feldman (2012) vindt de grootste ontwikkeling op motorisch gebied plaats in de preoperationele- en concreet operationele fase (2-12 jaar). Dit is grotendeels de basisschoolperiode. Ook Mesker, te vinden in het artikel van Van der Vrede (2010), stelt dat de grootste ontwikkeling op motorisch gebied plaatsvind in de basisschoolperiode. Mesker stelt dat er vier neuro motorische fases zijn. De vier fases zijn; de antagonistische fase (tot 4 jaar), de symmetrische fase (4 tot 6 jaar), de lateralisatiefase (7 jaar) en de dominantiefase (7-8 jaar). De dominantiefase is de fase waarin het kind verschillende lichaamsdelen kan laten samenwerken en is er geen sprake meer van automatische symmetrie. Mesker stelt dat oefening loont. Ook stelt hij dat kinderen vanaf ongeveer 8 jaar de motorische basis beheersen, dit is afhankelijk van de hoeveelheid oefening.

In eerder gedaan onderzoek van Stamenkovic, Stankovic, Nurkic, Nikolic en Petkovic (2016) zijn significante verschillen gevonden tussen judoka’s en niet-sporters op snelheid en explosieve kracht. Ook in onderzoek gedaan door Simonovic, Bubanj, Projovic, Kozomara & Bubanj (2011) zijn significante verschillen gevonden op snelheid, explosieve kracht en uithoudingsvermogen tussen kinderen (10-14 jaar) die aan karate doen en kinderen die niet aan karate doen. In eerder gedaan onderzoek van Murphy, Rowe & Woods (2016) werd onderzocht of lidmaatschap van een sportclub invloed heeft op langere fysieke activiteit in het leven. Uit de resultaten bleek een significant verschil te zijn gevonden op de fysieke activiteit

(6)

van kinderen (10-18 jaar) die op een sportclub zaten en kinderen die niet op een sportclub zaten. Sport lijkt dus een positieve bijdrage te leveren aan de fysieke activiteit. Meer fysieke activiteit betekend meer oefening, meer oefening betekend een betere motoriek.

In bovengenoemde studieszijn echter oudere kinderen en volwassenen onderzocht. Wel heeft de extra oefening die zij hebben gehad geholpen. Bovenstaande studies lijken er dan ook op te wijzen dat lidmaatschap van een sportclub een positief effect heeft op de motorische vaardigheid. Door de sportclub wordt er meer bewogen en gaan de motorische vaardigheden vooruit. Er is nog weinig bekent of dit effect bij kinderen in de onderbouw van de basisschool ook plaatsvindt. Volgens Mesker ontwikkelen de grof-motorische vaardigheden zich vooral in de basisschoolperiode.

Een advies dat vaak gegeven wordt aan kinderen die weinig bewegen is om lid te worden van een sportclub, zodat ze motorisch goed ontwikkelen. Maar leidt deze oefening ook daadwerkelijk tot een verbetering van de motorische vaardigheden? In figuur 1 is deze vraag in een model weergegeven.

Figuur 1: lidmaatschap sportclub invloed op motorische vaardigheden

Daarom is de onderzoeksvraag:

Is er een verschil in de motorische ontwikkeling tussen basisschoolleerlingen (6 tot 9 jaar) die lid zijn geworden van een sportclub en leerlingen die niet lid zijn geworden van een sportclub?

De verwachting is dat de groep kinderen die wel op een sportclub is gegaan beter scoren op de motorische vaardigheden dan de groep kinderen die niet op een sportvereniging is gegaan. In de eerder gedane onderzoeken van Stamenkovic, Stankovic, Nurkic, Nikolic & Petkovic (2011) en van Simonovic, Bubanj, Projovic, Kozomara & Bubanj (2016) hebben de groepen sporters uiteindelijk een hogere motorische scoren dan de groepen die niet sporten. Ook stelt Mesker in het artikel van Van der Vrede (2010) dat oefening loont.

Motorische vaardigheden Lidmaatschap

sportclub

+

?

(7)

Methode

Algemene informatie

Dit onderzoek viel onder MAMBO (Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs), een grootschalig project in Amsterdam, waarbij de motorische vaardigheden van basisschoolleerlingen in kaart gebracht worden. Dit gaat in nauwe samenwerking met de Gemeente Amsterdam en JGZ (jeugdgezondheidszorg)/GGD (gemeentelijke

gezondheidsdienst). MAMBO is een cohort van circa 4500 Amsterdamse

basisschoolleerlingen die sinds begin 2014 gevolgd wordt op onder andere de motoriek en sportparticipatie. Alle deelnemers in het huidige onderzoek zijn twee jaar lang gevolgd. Proefpersonen

Voor dit onderzoek waren 1200 leerlingen uitgenodigd. Uiteindelijk zijn hiervan 820 leerlingen getest. De geteste kinderen zijn vervolgens in vier groepen verdeeld, namelijk Groep A: leerlingen die niet lid zijn geworden van een sportclub; Groep B: leerlingen die lid zijn geworden van een sportclub; Groep C: leerlingen die lid zijn gebleven van een sportclub; Groep D: leerlingen die niet meer lid zijn van een sportclub. Deze analyse is gedaan op de groepen A en B met in totaal 196 leerlingen. Deze leerlingen waren allemaal geen lid van een sportclub. De groepen C en D worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Alle leerlingen kwamen uit groep 3 tot en met 5 en hadden een leeftijd van 5 tot en met 11 jaar (gem 7,66, sd 1,43). De groepen die uiteindelijk gemaakt zijn zijn gebaseerd op het lid zijn geworden van een sportclub, met groep A waarin de leerlingen niet lid zijn geworden van een sportclub en groep B waarbij de leerlingen wel lid zijn geworden. In groep A zaten in totaal 107 leerlingen, waarvan 36,45% jongens en 63,55% meisjes met een gemiddelde leeftijd van 8,24 (1,37) jaar. In groep B zaten in totaal 89 leerlingen, waarvan 43,82% jongens en 56,18% meisjes met een gemiddelde leeftijd van 7,99 (1,27). Deze informatie kunt u overzichtelijk terug vinden in tabel 1.

Er is toestemming voor de metingen verkregen van ouders en directie van de school door middel van een brief. Deze brief is te vinden in bijlage 1.

(8)

Tabel 1: informatie over de groepen A en B

Procedure

Dit was een longitudinaal observationeel onderzoek. Ieder kind is tweemaal gemeten over een tijdspanne van twee jaar. Zie onderstaand schema 1 ter verduidelijking.

Schema 1: weergave longitudinaal onderzoek

Voordat de testafnemers konden beginnen met meten, werd er een meettrainingsdag georganiseerd met als doel de metingen zo betrouwbaar mogelijk te maken. Tijdens deze trainingsdag is door de onderzoeksbegeleiders uitgelegd en voor gedaan hoe een meetdag er uitziet. Op een meetdag werd de gymzaal van de school verdeeld in vijf delen. Elk deel werd bezet door een testonderdeel. Voor de indeling, zie bijlage 2.

N = 196

B: N = 89

2014 2016

Voormeting Nameting A: N = 107

Groep A niet lid geworden

Groep B lid geworden

N 107 89

% jongens 36,45 43,82

% meisjes 63,55 56,18

Leeftijd (sd) 8,24 (1,37) 7,99 (1,27)

(9)

Bij alle kinderen werd een vragenlijst, gericht op de sportparticipatie afgenomen. Voor de 4-Vaardighedencan (van Gelder, 2015) werden de participanten verdeeld over vijf groepen. Bij elk onderdeel stond een testafnemer. De volgende onderdelen kwamen aan bod; springen-kracht, springen-coördinatie, stuiten, stiltaan en de sportparticipatie vragenlijst. Elke participant draaide kloksgewijs door. De kinderen werd verteld wat zij bij elke oefening moeten doen. Bij springen-kracht is verteld om in zo min mogelijk hinkelsprongen naar de overkant te gaan en vervolgens op je andere been terug komt. Bij springen-coördinatie is gevraagd om de testafnemer na te doen en door te gaan tot de testafnemer stop zegt. Bij stuiten is er per niveau gezegd wat de kinderen moeten doen. Dit kan zijn 15 keer stuiten met je voorkeurshand of 15 keer stuiten met je niet-voorkeurshand. Dit kan ook zijn zo snel mogelijk in een achtje stuiten tot de tijd om is. Bij stilstaan is er gezegd dat zij op één been moeten gaan staan met of zonder ogen dicht. Dit ligt aan het niveau van de leerlingen. De 4-Vaardighedenscan met bijbehorende niveaus en de sportparticipatievragenlijst kun je terug vinden in bijlage 3 en 4.

Om de metingen zo betrouwbaar mogelijk te laten verlopen, hebben alle testafnemers deelgenomen aan een verplichte trainingsdag. Daarnaast is er aan het begin van iedere test dag kort overleg geweest over de metingen. Bij twijfel gevallen was er op de dag zelf altijd een hoofd testafnemer aanwezig. Bij hen was het mogelijk om twijfel gevallen te bespreken. Meetinstrumenten

4-vaardighedenscan : grof-motorische vaardigheid

De 4-vaardighedenscan van van Gelder (2015) is ingezet om de motorische vaardigheid te bepalen. Deze test bestaat uit de volgende onderdelen: springen kracht, springen coördinatie, stilstaan en stuiten. Deze test is handig uit te voeren in de gymzaal.

Springenkracht: bij springen kracht wordt er een veld uitgezet van 9 meter. De deelnemer probeert in zo min mogelijk aantal hinkelsprongen deze 9 meter af te leggen met één been. Er mag niet worden verwisseld van been gedurende de negen meter. Daarnaast moet ook de afzet gemaakt worden vanaf één been. De testafnemers telt het aantal sprongen die binnen deze negen meter gemaakt worden. De leerlingen heeft twee pogingen waarbij de beste poging telt. Springencoördinatie: dit onderdeel wordt uitgevoerd rond om een kast of een ander groot voorwerp. Hierbij doet de testafnemer de oefeningen voor en de deelnemer doet dit na. Wanneer er tweemaal achter elkaar een nee gescoord wordt achter elkaar, is de test afgelopen.

(10)

Stilstaan: bij het onderdeel stilstaan is het belangrijk dat de leerlingen zo min mogelijk ruis hebben van de ruimte om hen heen. Het is dan ook belangrijk dat de testafnemer voorafgaand aan het onderzoek expliciet vermeld dat de kinderen die aan het wachten zijn bij het onderdeel stilstaan zo min mogelijk ruis moeten veroorzaken. Wanneer het mogelijk is probeert de testafnemers twee leerlingen tegelijkertijd te testen. Hierdoor bespaar je tijd. de leerlingen moeten zich focussen op een dood punt in de ruimte. In de bijlage staat de oefening compleet uitgewerkt. De leerlingen moeten zich focussen op een stilstaand punt in de ruimte. In de bijlage staat de oefening compleet uitgewerkt.

Stuiten: voor het onderdeelstuiten is een basketbal en twee pylonen nodig. De twee pylonen staan van midden pylon tot midden pylon precies drie meter uit elkaar. De opdrachten worden uitgelegd maar niet voor gedaan door de test afnemer.

In bijlage 5 staat een compleet overzicht van de uitgewerkte onderdelen. Ook staan hierin extra aandachtspunten voor de testafnemers.

De 4-vaardighedenscan is onderzocht op test-hertest betrouwbaarheid en inter-beoordeelaars betrouwbaarheid en deze zijn goed bevonden met correlatiecoëfficiënten van >.90. de motorische leeftijd kan met een nauwkeurigheid van 0.67 jaar bepaald worden. Over de validiteit lijkt op dit moment nog weinig bekend. Wel bleek er een significant correlatie te bestaan tussen de 4-vaardighedenscan de MABC-2 van (0.61). De 4-vaardighedenscan kan daarmee als valide worden beschouwd (van Kernebeek & Toussaint, 2017).

Vragenlijst: sportparticipatie

Een vragenlijst is ingezet om te achterhalen of de kinderen op sportclubs zitten en zo ja op welke. Deze vragen hadden betrekking op deelname aan sport door de leerlingen. Op basis hiervan zijn de leerlingen in twee groepen verdeeld:

Groep A: leerlingen die na twee jaar nog steeds niet lid zijn van een sportclub Groep B: leerlingen die wel lid zijn geworden van een sportclub

In bijlage 4 staat een overzicht van de vragen die gesteld zijn aan de leerlingen. Informatie over lidmaatschap van een sportclub is uit de sportparticipatievragenlijst gehaald, waarbij kinderen training krijgen van een trainer bij een sportclub is gedefinieerd als lidmaatschap sportclub. Ook deze data is ingevuld op de iPad en zijn daarna geëxporteerd in Excel zoals hieronder aangegeven in het kopje dataverzameling.

(11)

De sportparticipatievragenlijst is gemaakt door de gemeente Amsterdam. Er wordt rechtstreeks gevraagd aan kinderen van 5 tot en met 11 jaar. Er is geen totale zekerheid dat deze kinderen weten of zij op een sportclub zitten of dat het naschoolse activiteiten zijn.

Dataverzameling en statische analyse

Tijdens de meetdagen zijn de uitslagen van de leerlingen direct verwerkt in een Ipad. Alle resultaten zijn ingevoerd en vervolgens geëxporteerd naar Excel. De data-analyse is gedaan met IMB SPSS 23.0.

De data is gecontroleerd op uitschieters en normaliteit door middel van een normale verdeling aan de hand van een Boxplot en een histogram met een normaalcurve.

Vervolgens is door middel van een Repeated Measures ANOVA gekeken of er tussen deze groepen een verschil is ontstaan in motorische vaardigheden. De uitkomstmaat is de motorische leeftijd van de 4-vaardighedenscan. De motorische leeftijd is als volgt berekend:

.

Voor alle analyses is een significantieniveau gebruikt van p<0,05. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

Motorische leeftijd = (Leeftijd Springenkracht + Leeftijd Stilstaan + Leeftijd Stuiten + Leeftijd Coördinatie) / 4

(12)

Resultaten

Zoals te zien is op de histogram en boxplot in bijlage 6 is de data normaal verdeeld en er wordt aan de voorwaarde voldaan om de Repeated Measures ANOVA te mogen uitvoeren. In groep A (n=107) is bij 89,72% (n=96) de metingen correct en volledig verricht. In groep B (n=89) respectievelijk 75,28% (n=67). Er zijn dus 11 missende waarden bij groep A en 22 missende waarden bij groep B. Op basis van die gegevens is de gemiddelde prestatie en de gemiddelde kwaliteit van de motorische leeftijd van groep A en groep B bepaald. Missende waarden zijn leerlingen, waarbij de sportparticipatievragenlijst en/of de 4-vaardighedenscan niet volledig zijn ingevuld in de voormeting en/of nameting.

Zowel groep A als groep B laten een vooruitgang zien in grof-motorische vaardigheden. Tussen de voor- en nameting is bij beide groepen een significant verschil gevonden (p < 0,001). In groep A tijdens de voormeting van de motorische leeftijd was het gemiddelde 7,55 (1,65) en tijdens de nameting 9,11 (1,74). In groep B tijdens de voormeting van de motorische leeftijd was het gemiddelde 7,46 (1,41) en tijdens de nameting 9,03 (1,65). Er is echter geen significant verschil gevonden in vooruitgang van motorische vaardigheden tussen groep A en groep B (p = 0,981). In figuur 2 is dit in een grafiek weergegeven. Tabel 2 geeft een overzicht van de analyse.

Figuur 2: een grafiek van de gemiddelde motorische leeftijd groep A en groep B Groep A: geen lid van sportclub

Groep B: wel lid van sportclub

7,2 7,4 7,6 7,8 8 8,2 8,4 8,6 8,8 9 Voormeting Nameting Gem id del de m ot or is ch e l eef tij d Groep A Groep B 11

(13)

Tabel 2: Uitkomsten Repeated Measures ANOVA; verschillen tussen groep A en groep B Voormeting Motorische leeftijd Nameting Motorische leeftijd Verschil RM ANOVA waarde Groep A: gemiddelde (sd) 7,55 (1,56) 9,11 (1,74) 1,56 0,98 Groep B: gemiddelde (sd) 7,46 (1,41) 9,03 (1,65) 1,57 12

(14)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of lidmaatschap van een sportclub leidt tot verbetering van de motorische ontwikkeling. Uit de resultaten blijkt dat beide groepen vooruitgang hebben geboekt, maar dat er geen significant verschil is gevonden tussen de twee groepen. Blijkbaar maakt het lid worden van een sportclub binnen twee jaar geen verschillen in de motorische leeftijd. Huidige studie heeft andere resultaten dan vorige studies.

In verschillende onderzoeken van Simonovic, Bubanj, Projovic, Kozomara & Bubanj (2011), Constantin & Marinela (2016), Fransen et al. (2011) en Stamenkovic, Stankovic, Nurkic, Nikolic en Petkovic (2016) is wel een significant verschil gevonden tussen kinderen die niet lid waren van een sportclub en kinderen die wel lid waren van een sportclub. De doelgroep in huidig onderzoek waren basisschoolkinderen met een leeftijd van 5 tot 11 jaar. Deze verschilt grotendeels met de verschillende onderzoeken van hierboven. Alleen de doelgroepen uit onderzoek van Constantin & Marinela (2016) en Fransen et al. (2011) komen overeen met de doelgroep uit huidig onderzoek. Verder is in alle onderzoeken een andere test gebruikt dan de 4 vaardighedenscan van van Gelder (2015). Het tijdsbestek in de verschillende onderzoeken is vele malen korter dan de twee jaar in huidig onderzoek. Hoeveel uur per week elke leerling extra oefent is onduidelijk.

De testpersonen worden in huidig onderzoek tijdens de voormeting en twee jaar later tijdens de nameting getest. Er wordt niet gevraagd wanneer de leerlingen op een sportclub zijn gegaan. Het is dus onbekend wanneer zij op een sportclub zijn gegaan. Een leerling kan dus een week na de voormeting op een sportclub zijn gegaan, maar ook pas twee weken voor de nameting. Het gevolg van deze onnauwkeurigheid is dat de leerlingen die vlak voor de nameting op een sport zijn gegaan, worden meegerekend in de groep waar de leerlingen zijn lid geworden. De leerling heeft nog weinig extra beweging gehad en hierdoor wordt de verdeling van de groepen onnauwkeurig. Ook is het zo dat er op een bepaalde sportclub maar één uur extra in de week wordt getraind en op een andere sportclub drie keer in de week één uur. Hoeveel uur elke leerling extra oefent is onduidelijk.

De groep in huidig onderzoek was kleiner dan gedacht. Er werd begonnen met een groep van 203 kinderen. Het aantal kinderen dat uiteindelijk de tests heeft uitgevoerd was 163. Dit betekend dat er 40 kinderen zijn die uiteindelijk de 4-vaardighedenscan en de sportparticipatievragenlijst niet hebben uitgevoerd. De conclusie is gebaseerd op 163

(15)

kinderen. Als elk kind had meegedaan was de conclusie misschien hetzelfde, maar beter onderbouwd geweest.

De verschillende sporten waar de kinderen lid van zijn is ook een aandachtspunt. De 4-vaardighedenscan (van Gelder, 2015) test de grove motorische vaardigheden. Als het éne kind op hardlopen zit en het andere kind op ballet zou dat gevolgen kunnen hebben voor de resultaten. Elke sport gebruikt andere aspecten, waardoor de verbetering misschien niet te zien is tijdens de nameting. Het kind dat op hardlopen zit zal voor fitheid misschien hoger scoren, maar op de 4-vaardighedenscan minder.

Conclusie

Uit de resultaten kunnen wij stellen dat er geen significant verschil is gevonden in motorische leeftijd tussen kinderen van 5 tot 11 jaar die niet op een sportclub zitten en kinderen die wel op een sportclub zijn gegaan in een periode van twee jaar tijd. Blijkbaar heeft oefening geen significant effect op de vooruitgang van de grof-motorische vaardigheden.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Voor volgend onderzoek zou het wenselijk zijn meerdere meetmomenten in te lassen, zodat de vooruitgang beter in kaart kan worden gebracht. Ook is het belangrijk om er achter te komen wanneer de leerling exact lid is geworden van een sportclub en hoeveel uur de leerling traint. Dit kan worden aangepast in de sportparticipatievragenlijst.

In huidig onderzoek is er alleen naar motoriek gekeken. Voor volgend onderzoek zouden meerdere aspecten kunnen worden meegenomen, namelijk lichamelijke fitheid en conditie. Er zou gekeken kunnen worden naar de CLUKS (conditie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid). Vrijkotte, Vries en Jongert (2007) hebben een rapport geschreven over de CLUKS en de manieren van testen welke gebruikt zou kunnen worden voor volgend onderzoek. Ook zou het geografische gebied kunnen worden uitgebreid door meerdere gemeentes te benaderen. Hierdoor komt er een grotere groep en betrekt het over een groter deel van Nederland. Dit komt de generaliseerbaarheid van het onderzoek ten goede.

Ook zou er een analyse op het minst goed presterende kwartiel kunnen worden gedaan, omdat er verwacht wordt dat deze leerlingen meer baat hebben bij extra bewegen en daar een significant verschil zou kunnen optreden.

(16)

Aanbevelingen voor beroepspraktijk

Het lijkt erop dat lidmaatschap van een sportclub niet bijdraagt aan de ontwikkeling van de grove motoriek bij basisschoolkinderen. Als een verbetering van de grove motoriek het uitgangspunt is, dan is lidmaatschap van een sportclub niet perse aan te bevelen. Er zou kunnen worden samengewerkt met verenigingen, want sport is ook goed voor andere aspecten, zowel sociaal-emotioneel en de CLUKS (Vrijkotte, Vries & Jongert, 2007). Door samen te werken met verenigingen komen de kinderen in aanraking met verschillende sporten en vinden zo de sport die bij hun past. De leerlingen die niet goed zijn in bewegen, kunnen misschien wel baat hebben bij meer bewegen, dus lid worden van een sportclub is voor deze leerlingen een stap richting verbetering.

(17)

Literatuurlijst

Feldman, R. S. (2012). Deel 4: De schooltijd. Ontwikkelingspsychologie (5th ed., pp. 223). Amsterdam: Pearson Benelux B.V.

Fransen, J., Pion, J., Vandendriessche, J., Vandorpe, B., Vaeyens, R., Lenoir, M., &

Philippaerts, R. M. (2012). Differences in physical fitness and gross motor coordination in boys aged 6–12 years specializing in one versus sampling more than one

sport. Journal of Sports Sciences, 30(4), 379-386.

Gelder van, W. (2015). Het verbeterde leerlingvolgsysteem. Retrieved from

http://www.allesinbeweging.net/nieuws/stimuliz-het-verbeterde-leerlingvolgsysteem

Kernebeek van, T., & Toussaint, H. (2017). Factsheet - motoriek bij basisschoolkinderen in amsterdam. Gymmermansoog.

Lievens, J., & Waege, H. (2011). Participatie in vlaanderen 2. Den Haag: Uitgeverij Acco.

Mombarg, R., Sluis, A., Zanten, A. v., & Meijer, J. (2014). Wat nou als je elke dag gaat

sporten op de basisschool Retrieved from

http://hhs.surfsharekit.nl:8080/repository/app/humanReadable/itemId/smpid:50570

Murphy, M. H., Rowe, D. A., & Woods, C. B. (2016). Sports participation in youth as a predictor of physical activity: A 5-year longitudinal study. Journal of Physical Activity

and Health, 13(7), 704-711.

RATA, B. C., & RATA, M. (2016). Evolution of physical, motor and functional development in 6-7 year-old children. Ovidius University Annals, Series Physical Education &

Sport/Science, Movement & Health, 16(2), 236-241. Retrieved

(18)

from http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=116807867&site =ehost-live

RTL Nieuws. (2016). Minder mensen lid van sportclub. Retrieved from

https://www.rtlnieuws.nl/buurtfacts/gezondheid/minder-mensen-lid-van-sportclub-zo-populair-is-jouw-sport

Simonovic, Z., Bubanj, S., Projovic, A., Kozomara, G., & Bubanj, R. (2011). Differences in motor abilities between karate athletes and non-athletes. Sport SPA, 8(1), 15-19.

Stamenkovic, S., Stankovic, N., Nurkic, M., Nikolic, D., & Petkovic, E. (2016). The difference in some motor skills between judokas and non-atheletes of an early school age. Physical Education and Sport, 14(2), 201-209.

Volksgezondheid en zorg. (2016). Beweeggedrag kinderen. Retrieved from

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/sport-en-bewegen/cijfers-context/huidige-situatie#node-beweeggedrag-kinderen

Vrede van de, K. (2010). Motoriek als fundament. HJK, 8-10.

Vrijkotte, S., Vries, S., & Jongert, T. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd TNO Kwaliteit van Leven.

(19)

Bijlagen

Bijlage 1: Brief

[logo school]

Amsterdam, [datum] Geachte ouders en verzorgers,

De [naam school] hecht veel waarde aan een optimale bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomsten van deze test worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet in samenwerking met de faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU, onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met de [naam school]. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3 t/m 7. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been - Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

- Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan, schoenen & sokken uit), waarbij een geavanceerde weegschaal wordt gebruikt die de lichaamssamenstelling kan bepalen (bijv. spiermassa & vetmassa) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

(20)

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], gebruikt de ALO de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zal niet gekeken worden naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

Tim van Kernebeek w.g.van.kernebeek@hva.nl Antoine de Schipper a.w.de.schipper@hva.nl

Eindverantwoordelijk:

prof. dr. G.J.P. Savelsbergh g.j.p.savelsbergh@vu.nl Vrije Universiteit Amsterdam 020-5988461

[naam], docent Bewegingsonderwijs

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op [datum].

Naam kind: _____________________________________________

Klas:___________________________________________________

(21)

Bijlage 2: Indeling gymzaal

(22)
(23)
(24)

Bijlage 5: Compleet overzicht van de 4-vaardighedenscan

(25)
(26)
(27)
(28)
(29)
(30)
(31)

Bijlage 6: SPSS outputs

Explore

Case Processing Summary

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent Gemiddelde motorische

leeftijd MP1 163 83,2% 33 16,8% 196 100,0% Gemiddelde motorische

leeftijd MP5 163 83,2% 33 16,8% 196 100,0%

(32)

Statistics Gemiddelde motorische leeftijd MP1 Gemiddelde motorische leeftijd MP5 N Valid 170 188 Missing 26 8 Statistics Mot_lft_MP1 N Valid 170 Missing 26 Mot_lft_MP1

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 5,00 13 6,6 7,6 7,6 6,00 31 15,8 18,2 25,9 7,00 49 25,0 28,8 54,7 8,00 34 17,3 20,0 74,7 9,00 24 12,2 14,1 88,8 10,00 14 7,1 8,2 97,1 11,00 4 2,0 2,4 99,4 12,00 1 ,5 ,6 100,0 Total 170 86,7 100,0 Missing System 26 13,3 Total 196 100,0 31

(33)

Statistics

Mot_lft_MP5

N Valid 188 Missing 8

(34)

Mot_lft_MP5

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 5,00 2 1,0 1,1 1,1 6,00 10 5,1 5,3 6,4 7,00 32 16,3 17,0 23,4 8,00 28 14,3 14,9 38,3 9,00 26 13,3 13,8 52,1 10,00 44 22,4 23,4 75,5 11,00 36 18,4 19,1 94,7 12,00 8 4,1 4,3 98,9 13,00 2 1,0 1,1 100,0 Total 188 95,9 100,0 Missing System 8 4,1 Total 196 100,0 33

(35)

Case Processing Summary

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent Kalender Leeftijd 196 100,0% 0 0,0% 196 100,0% Kalender leeftijd 196 100,0% 0 0,0% 196 100,0% Statistics Kalenderleeftijd_ MP1 Kalenderleeftijd_ MP5 N Valid 191 196 Missing 5 0 34

(36)

Kalenderleeftijd_MP1

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 5,00 5 2,6 2,6 2,6 6,00 40 20,4 20,9 23,6 7,00 52 26,5 27,2 50,8 8,00 30 15,3 15,7 66,5 9,00 46 23,5 24,1 90,6 10,00 18 9,2 9,4 100,0 Total 191 97,4 100,0 Missing System 5 2,6 Total 196 100,0 Kalenderleeftijd_MP5

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 7,00 7 3,6 3,6 3,6 8,00 37 18,9 18,9 22,4 9,00 57 29,1 29,1 51,5 10,00 34 17,3 17,3 68,9 11,00 43 21,9 21,9 90,8 12,00 18 9,2 9,2 100,0 Total 196 100,0 100,0 35

(37)
(38)

Statistics Kalenderleeftijd_ MP1 Kalenderleeftijd_ MP5 N Valid 191 196 Missing 5 0 37

(39)

Kalenderleeftijd_MP1

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 5,00 5 2,6 2,6 2,6 6,00 40 20,4 20,9 23,6 7,00 52 26,5 27,2 50,8 8,00 30 15,3 15,7 66,5 9,00 46 23,5 24,1 90,6 10,00 18 9,2 9,4 100,0 Total 191 97,4 100,0 Missing System 5 2,6 Total 196 100,0 Kalenderleeftijd_MP5

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 7,00 7 3,6 3,6 3,6 8,00 37 18,9 18,9 22,4 9,00 57 29,1 29,1 51,5 10,00 34 17,3 17,3 68,9 11,00 43 21,9 21,9 90,8 12,00 18 9,2 9,2 100,0 Total 196 100,0 100,0 38

(40)
(41)

Statistics Kalender Leeftijd N Valid 196 Missing 0 Mean 8,1256 Median 7,9589 Std. Deviation 1,33398 Range 4,89 Minimum 5,94 Maximum 10,83 40

(42)

Statistics Kalender Leeftijd N Valid 196 Missing 0 Mean 8,1256 Median 7,9589 Std. Deviation 1,33398 Range 4,89 Minimum 5,94 Maximum 10,83 Within-Subjects Factors Measure: MEASURE_1 gemiddeldmotorischeleeftijd Dependent Variable 1 Motorische_leeft ijd_MP1 2 Motorische_leeft ijd_MP5 Between-Subjects Factors Value Label N Sportparticipatie_vergelijken 1,0 niet - niet 96

2,0 niet - wel 67

Descriptive Statistics

Sportparticipatie_vergelijken Mean Std. Deviation N Mot_lft_MP1 niet - niet 7,5521 1,55509 96

niet - wel 7,4627 1,40700 67

Total 7,5153 1,49218 163

Mot_lft_MP5 niet - niet 9,1146 1,74036 96 niet - wel 9,0299 1,65117 67

Total 9,0798 1,69961 163

(43)

Tests of Within-Subjects Effects

Measure: MEASURE_1

Source

Type III Sum of

Squares df Mean Square F Sig. gemiddeldmotorischeleeftijd Sphericity Assumed 193,252 1 193,252 208,765 ,0

Greenhouse-Geisser 193,252 1,000 193,252 208,765 ,0 Huynh-Feldt 193,252 1,000 193,252 208,765 ,0 Lower-bound 193,252 1,000 193,252 208,765 ,0 gemiddeldmotorischeleeftijd * Sportparticipatie_vergelijken Sphericity Assumed ,000 1 ,000 ,000 ,9 Greenhouse-Geisser ,000 1,000 ,000 ,000 ,9 Huynh-Feldt ,000 1,000 ,000 ,000 ,9 Lower-bound ,000 1,000 ,000 ,000 ,9 Error(gemiddeldmotorischele eftijd) Sphericity Assumed 149,036 161 ,926 Greenhouse-Geisser 149,036 161,000 ,926 Huynh-Feldt 149,036 161,000 ,926 Lower-bound 149,036 161,000 ,926 42

(44)

Bijlage 7: Ephorus

Beste Mandy Klesser,

Het document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: a6bd080d-ca5f-4627-be42-d6ac2e6b7f2e.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 4016AONDPA

Datum: dinsdag 25 april 2017 19:52:19 uur CEST Jouw gegevens:

Mandy Klesser 500682351

mandy.klesser@hva.nl

[Klesser][500682351][Tim van Kernebeek] Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

From the interviews gathered the most important reasons indicated by the farmers for not wholly adopting although they are aware of the improved technologies were the risk

Genomisch instabiele kankercellen kunnen een cel-intrinsieke interferon respons onderdrukken, onder meer via overexpressie van MYC, om te voorkomen dat ze worden opgeruimd

The present paper focuses on the PANSS P7 hostility item and the PSP-D disturbing and aggressive behaviour domain in the Optimization of Treatment and Management of Schizophrenia

Selectief maaien: Slootkanten waar pleksgewijs veel bloeiende planten staan kunnen selectief worden gemaaid. Dat geldt ook wanneer de meeste bloeiende planten in de uiterste sloot-

In dit onderzoek worden de factoren in kaart gebracht die van invloed zijn op de implementatie van beleid door professionals: meer specifiek wordt onderzocht in hoeverre

My research will assess and analyse the impact of the Peruvian commuter flow on the region and how the border is influencing the lives and choices of

The economic crisis of 2007 was taken as a starting point to study the development of Corporate Social Responsibility (CSR) communication of Dutch banks over a longer period of

If balance and objectivity dictate the processes of traditional news, previous studies suggest that the use of more emotional, partisan content in fake news could explain why