• No results found

b

ga naar www.mundo-online.nl en maak de opdracht ‘Conflicten in de wereld’.

Lees op bladzijde 85 van het lesboek de tekst

‘Op de vlucht’.

Bekijk op bladzijde 85 van het lesboek de bronnen bron 23, 24 en 25.

d

schrijfpapier

Stel dat jij een van de vluchtelingen op deze foto’s bent. Je hebt een natuurramp meegemaakt en besluit te vluchten. Schrijf een verhaal van ongeveer 300 woorden over wat je meemaakt. Beschrijf in ieder geval de volgende dingen:

Wat voor soort ramp maakte je mee?

Waarom besluit je te vluchten?

Met wie vlucht je?

Wat neem je mee?

Waar ga je heen?

Wanneer komt er hulp?

Wat voor hulp krijg je?

Hoe ziet je leven er nu uit?

Welke plannen heb je voor de komende weken?

Laat je verhaal lezen door je docent.

30

Thema 4 Rampen en plagen Blok 2 Aantekeningen

31

32

Blok 3 Rampen in de middeleeuwen

Het gebied dat nu Nederland is, werd in de middeleeuwen regelmatig getroffen door rampen. Oorlogen, ziekten en overstromingen eisten veel slachtoffers.

DEELvRAAg vAN DIT BLOk:

Wat waren de oorzaken en gevolgen van rampen in de middeleeuwen?

opdracht 1

Bekijk in het lesboek de titels, teksten en bronnen van blok 3.

1a Welke tekst gaat over honger?

1b Welke teksten en welke bron gaan over ziekten?

Teksten:

Bron:

1c Welke teksten en bron gaan over geweld?

Teksten:

Bron:

1d Welke teksten en bron gaan over natuurrampen?

Teksten:

Bron:

opdracht 2

Bekijk op bladzijde 86 van het lesboek de tijdbalk.

2a Bij welke tijdvakken horen de ikonen die voor de titel van blok 3 staan?

2b Hoe noem je die twee tijdvakken samen?

2c In welk tijdvak vonden de Vikingaanvallen plaats?

opdracht 3

Bekijk op bladzijde 138 van het lesboek de Tijdwijzer.

3a Welke tijd kwam voor de tijd van monniken en ridders?

3b Bedenk: welke gebeurtenis was het begin van de tijd van monniken en ridders?

het ontstaan van ridders de val van het Romeinse rijk de komst van het christendom

3c Welke drie groepen waren er in de tijd van monniken en ridders?

1 2 3

3d Elke groep had zijn eigen taak. Schrijf in figuur 1 de goede groep achter de volgende taken.

Figuur 1

Taak groep

Bidden monniken

Vechten en besturen ridders Werken op het land boeren Hongersnood.

De pest, Ellende in Europa

Vikingen vallen aan, Toen de Vikingen weg waren ...

Watersnood: Sint-Elisabethsvloed 1421, Hier en toen: Watersnood 1953

31

28

29 en 30

De tijd van monniken en ridders en tijd van steden en staten.

De middeleeuwen.

De tijd van monniken en ridders.

De tijd van Grieken en Romeinen.

monniken ridders boeren

Thema 4 Rampen en plagen Blok 3 Rampen in de middeleeuwen

33

opdracht 4

Lees op bladzijde 86 van het lesboek de tekst

‘Hongersnood’.

Vergelijk het Romeinse rijk met de tijd tussen 500 en 1000. Vul het schema van figuur 2 in.

opdracht 5

Lees op bladzijde 146 van het lesboek vaardigheid 3 verklaren.

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

d

schaar, lijm, A4-papier

5a Met de kaartjes van figuur 3 kun je verklaren waarom het slecht ging met de landbouw tussen 500 en 1000.

Kopieer de kaartjes en knip ze uit.

Leg de kaartjes zo neer dat ze samen verklaren waarom het slecht ging met de landbouw.

Plak de kaartjes op het vel papier.

Geef met pijlen tussen de kaartjes aan welke gebeurtenissen oorzaken en gevolgen zijn.

5b In welke tijd ging het beter met de landbouw?

In de Romeinse tijd / tijd van monniken en ridders, want

opdracht 6

Bekijk op bladzijde 86 van het lesboek bron 26.

6a Met welk gereedschap werken de boeren op deze bron?

6b De boeren mochten niet alle oogst zelf houden.

Bij welk deel van bron 26 horen de volgende zinnen?

Een deel van de oogst is voor de heer in het kasteel.

boven / midden / onder

Een deel van de oogst wordt gebruikt om weer in te zaaien.

boven / midden / onder

Een deel van de oogst krijgen de boeren zelf.

boven / midden / onder

6c Welke twee oorzaken van hongersnood voor de boeren zie je in deze afbeelding?

1

2

Romeinse rijk Europa tussen 500 en 1000

Wegen goed / slecht goed / slecht

Oorlog veel / weinig veel / weinig

Handel veel / weinig veel / weinig

Steden veel / weinig veel / weinig

Landbouw wel / geen specialisatie wel / geen specialisatie

Figuur 2

Figuur 3

boeren verbouwen alles zelf

= geen specialisatie

weinig handel slechte wegen

grond brengt minder op

lage opbrengst landbouw

veel oorlogen de boeren specialiseerden zich niet.

Daardoor waren de opbrengsten niet hoog.

Sikkel, hark en schop.

De landbouw was primitief: de boeren hadden eenvoudige gereedschappen De boeren moesten een deel van de oogst afstaan.

1

4

3

2

5

1

34

opdracht 7

Bekijk op bladzijde 86 van het lesboek bron 27.

7a Wat past bij deze bron?

eenvoudig gereedschap / moderne machines

veel mensen bewerken een stuk grond / weinig

mensen bewerken een stuk grond

verbouwen eigen voedsel / verbouwen

producten voor de handel

7b Vergelijk deze bron met bron 26. Zie je vooral verschillen of overeenkomsten?

opdracht 8

Lees op bladzijde 87 van het lesboek de tekst

‘vikingen vallen aan’.

8a Wie waren de Vikingen?

8b Waarom gingen zij op reis?

8c Waarom hadden de Vikingen succes met hun aanvallen op de kust van Europa?

8d Stel dat de Vikingen in de tijd van het Romeinse rijk hun aanvallen uitvoerden. Zouden ze dan ook succes hebben gehad? Leg je antwoord uit.

opdracht 9

Bekijk op bladzijde 87 van het lesboek bron 28.

De tekenaar heeft zijn eigen opvatting over de Vikingen. Vond hij de aanvallen van de Vikingen een ramp of niet? Leg uit hoe je dat ziet.

Hij vond de aanvallen een ramp / geen ramp. Dat zie ik aan

opdracht 10 verdieping

Bekijk nog eens op bladzijde 87 van het lesboek bron 28.

Lees op bladzijde 152 van het lesboek vaardigheid 7g Werken met afbeeldingen.

d

A4-papier

10a Geef een beschrijving van de tekening door zo veel mogelijk vragen uit Stap 1 van het stappenplan te beantwoorden. Gebruik hiervoor het vel papier.

Waar speelt de scène zich af?

Wat is groot en wat is klein afgebeeld?

Zijn bepaalde aspecten overdreven afgebeeld?

(bijvoorbeeld karaktertrekken)

Wat doen de personen op de afbeelding?

(let op alle personen)

Waar kijken de personen naar?

(let weer op alle personen)

Welke voorwerpen en dieren zie je?

Wie heeft de afbeelding gemaakt?

10b Geef een verklaring van de tekening door zo veel mogelijk vragen uit stap 2 van het stappenplan te beantwoorden.

Waarom is de ruimte zo afgebeeld?

Waarom zijn de voorwerpen en dieren toegevoegd?

Wie zijn de personen?

Waarom zijn sommige personen belangrijker dan anderen?

Waarom zijn de personen dat aan het doen?

Wat is de boodschap of bedoeling van de afbeelding?

10c Geef je mening over de tekening door de vraag uit stap 3 van het stappenplan te beantwoorden.

Zie voor de antwoorden op opdracht 10a, 10b en 10c bladzijde 42.

Wist je dat?

Vikingen hun schatten begroeven, maar vaak stierven voordat ze ze konden opgraven? Die schatten werden meestal pas eeuwen later bij toeval gevonden.

Vikingkoningen angstaanjagende bijnamen hadden, zoals ‘de wrede’, ‘de ijzeren arm’,

‘bloedbijl’ en ‘scherpe tong’?

Vooral overeenkomsten. In bron 26 en 27 zie je alleen eenvoudige gereedschappen en verbouwen de boeren hun eigen voedsel.

Boeren uit Scandinavië.

Om huiden, hout en gedroogde vis te ruilen voor andere producten.

Er waren allemaal kleine gebiedjes, en niet één groot leger dat de Vikingen tegen kon houden.

Nee, want het Romeinse leger was wel heel sterk.

de manier waarop hij de Vikingen afbeeldt, als een stel woestelingen dat brand sticht en mensen vermoordt.

Thema 4 Rampen en plagen Blok 3 Rampen in de middeleeuwen

35

opdracht 11

Lees op bladzijde 87 van het lesboek de tekst

‘Toen de vikingen weg waren ... ’.

11a De Vikingaanvallen hadden gevolgen voor wetenschap en handel. Vul op de lege plekken in figuur 4 de goede woorden in.

11b Hoe probeerden de mensen Vikingaanvallen te voorkomen?

11c De tochten van de Vikingen hadden alleen gevolgen voor de mensen in Europa. Waarom is dat zo, denk je?

opdracht 12

c

Deze opdracht doe je met z’n tweeën.

d

A4-papier en kleurpotloden gebruik figuur 5.

12a Figuur 5 is een tekening van een versterkte boerderij rond 900. Schrijf de volgende woorden op de goede plaats: uitkijktoren – gracht – brug – houten omheining – huis van de heer – plaats voor het vee – aarden wal – toegangspoort.

12b Stel, jullie zijn de heer van de boerderij. Je wordt aangevallen door de Vikingen. Bedenk hoe je je gaat verdedigen. De wapens die je hebt zijn:

speren;

pijl en boog;

zwaarden.

Leg goed uit hoe je de versterkte boerderij gebruikt om je te verdedigen.

Kies samen uit hoe jullie laten zien wat er gebeurt:

verslag schrijven. Gebruik een apart vel papier.

tekening maken. Gebruik een apart vel papier.

12c Welke gevolgen hadden de Vikingaanvallen voor de kleine boeren? Streep de foute woorden door.

Kleine boeren konden niet goed zichzelf verdedigen / aanvallen. Zij zochten in tijden van rust / onrust bescherming bij een rijke boer in de buurt. De rijke boeren werden daardoor machtiger / zwakker.

Figuur 4

Wetenschap

1 Vikingen verwoesten ...

Figuur 5

Rijke boeren gingen hun boerderijen versterken.

De Vikingen roofden alleen in Europese landen. De Vikingen konden nog niet de oceaan oversteken met hun schepen.

uitkijktoren huis van de heer toegangspoort brug

plaats voor het vee houten omheining aarden wal gracht

36

opdracht 13

Lees op bladzijde 88 van het lesboek de tekst

‘Watersnood: Elisabethsvloed 1421’.

13a Wat is een watersnood?

13b Bedenk waarom Nederland in het verleden veel last heeft gehad van watersnoden.

13c Noem één manier waarop mensen zich in de middeleeuwen beschermden tegen hoog water.

13d Waarom was dat in de de tijd van de Elisabethsvloeden niet voldoende?

opdracht 14

Bekijk op bladzijde 88 van het lesboek bron 29.

14a Welke ramp is hier afgebeeld?

14b Wat deden de mensen direct na de ramp?

14c Wie hebben opdracht gegeven om dit schilderij te maken?

14d Waarom gaven juist zij de opdracht?

opdracht 15

Lees op bladzijde 88 van het lesboek de tekst

‘Hier en toen: Watersnood 1953’.

Lees op bladzijde 145 van het lesboek vaardigheid 2 vergelijken.

15a Noem twee overeenkomsten tussen de watersnood van 1953 en de Sint-Elisabethsvloeden in de vijftiende eeuw.

15b Noem een verschil tussen de watersnoden.

15c Vind je dat er vooral sprake is van continuïteit of verandering als het gaat om watersnoden in Nederland?

opdracht 16

a

gebruik gB 49D (BB –).

16a Hoe lang heeft de uitvoering van het Deltaplan geduurd?

16b Welke dammen sluiten de zeearmen van Zeeland af?

16c Welk belangrijk gevolg heeft de afsluiting van de Haringvliet gehad?

16d Bedenk welk gevolg dat heeft voor de dieren en planten in de Haringvliet.

Een overstroming.

Het land ligt laag en wordt omringd door zee en er lopen veel grote rivieren door het gebied.

Ze legden dijken aan.

De dijken waren niet goed onderhouden.

De Sint-Elisabethsvloed uit 1421.

De mensen probeerden zichzelf met hun dieren en bezittingen in veiligheid te brengen met bootjes.

De inwoners van Wieldrecht.

Hun dorp was verwoest. Het schilderij moest ervoor zorgen dat de ramp niet werd vergeten.

1) De dijken waren slecht onderhouden.

2) Na de ramp werden de dijken verbeterd.

Na de watersnood van 1953 kwam er een grootschalige hulpactie op gang. Dat zal in de middeleeuwen niet zo geweest zijn.

Eigen antwoord.

1953-1988: 35 jaar.

Veersegatdam, Oosterscheldekering, Brouwersdam, Haringvlietdam.

Het water is zoet geworden.

Er leven nu heel andere planten en dieren.

Zeevissen kunnen alleen in zout water leven.

Thema 4 Rampen en plagen Blok 3 Rampen in de middeleeuwen

37

opdracht 17

Lees op bladzijde 89 van het lesboek de tekst

‘De pest’.

Bekijk op de bladzijden 138 t/m 143 van het lesboek de Tijdwijzer.

gebruik figuur 6.

17a Wanneer was de tijd van monniken en ridders?

Kleur die tijd: geel.

17b Wanneer was de tijd van steden en staten?

Kleur die tijd: bruin.

17c Teken nu een rode lijn om de twee tijdvakken samen. Schrijf onder de twee tijdvakken:

middeleeuwen.

17d Zet schuine streepjes in de periode van de Vikingaanvallen.

Zet een kruisje bij het begin van de pest.

17e Geef in figuur 7 aan bij welke tijd de kenmerken horen.

opdracht 18

18a Mensen namen allerlei maatregelen tegen de pest. Ook al wisten ze niet wat de oorzaak was van de ziekte. Welke maatregelen hielpen volgens jou? Kruis ze aan.

De bemanning van een nieuw aangekomen schip moest zolang aan boord blijven tot men zeker wist dat er geen pest aan boord was.

Mensen gingen heel veel bidden.

Straten werden geschrobt en afval werd verwijderd.

Sommige mensen sneden de puisten van de zieken open.

Iemand die ziek was, mocht op de markt alleen met een witte stok aanwijzen wat hij wilde hebben.

Sommige mensen aten konijnenkeutels met knoflook.

In de kerk moesten pestlijders apart zitten.

Mensen gingen zichzelf met een ketting slaan om pijn te lijden.

18b Stel de pest breekt nu uit. Bedenk twee maat-regelen die je nu zou nemen om de pest te bestrijden.

1 2

Figuur 6

1 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000

Figuur 7

kenmerk Tijd van monniken en ridders Tijd van steden en staten

Drie standen: geestelijkheid, adel, boeren X

Ambachtslieden X

Kloosters X

Stadspoort X

De pest X

Mensen wonen dicht op elkaar X

Vikingen X

Bijvoorbeeld: contacten vermijden.

Bijvoorbeeld: een mondmasker dragen.

Middeleeuwen

1350: begin van de pest De Vikingaanvallen beginnen

in 810 en eindigen in 918

Figuur 8

38

opdracht 19

Bekijk op bladzijde 89 van het lesboek bron 31.

gebruik figuur 8.

19a De afbeelding bestaat uit twee delen. Zet in figuur 8 met potlood een streep tussen de twee delen.

19b Schrijf de volgende woorden onder het goede deel:

stad – platteland – geluk – verdriet – mooi – ellende – dood – leven

19c Wat wil de schilder met deze afbeelding laten zien?

Het is gezonder om in de stad te wonen.

Op het platteland leven veel mensen in armoede.

Je kunt niets aan de pest doen.

De stad is een gevaarlijke plaats om te leven.

19d Waarom kon de pest zich in de steden zo makkelijk verspreiden?

opdracht 20

Lees op bladzijde 89 van het lesboek de tekst

‘Ellende in Europa.’

gebruik figuur 9.

Vaak leidt de ene gebeurtenis tot de andere. Zet de nummers van de volgende gebeurtenissen op de goede plek in figuur 9.

1 Voedsel wordt duur 2 Er zijn te weinig boeren 3 Er is te weinig voedsel 4 Veel mensen sterven 5 Boeren kunnen eisen stellen 6 Boeren krijgen beter betaald 7 Mensen geven joden de schuld

opdracht 21

Bb

ga naar www.mundo-online.nl en maak de quiz over het leven in de tijd van monniken en ridders.

opdracht 22

Bb

ga naar www.mundo-online en maak de opdracht ‘Watersnood in Zeeland.’

Figuur 9

In de stad leefden mensen dicht op elkaar.

Daar kon de pest zich makkelijk verspreiden.

stad, verdriet, ellende, dood

platteland, geluk, mooi, leven

De pest breekt uit

Joden worden vervolgd

1 7

4

2 3

5 6

Figuur 10

Oorzaak

1 De landbouw in de middeleeuwen was primitief.

2 Vikingen maakten de kusten en rivieren onveilig.

3 Boeren versterkten hun boerderijen.

4 De pest verspreidde zich over heel Europa.

5 Dijken waren in de vijftiende eeuw zwak door oorlogen.

gevolg

A De handel werd minder en veel kloosters werden verwoest.

B Langzamerhand ontstonden er stenen kastelen.

C Er waren regelmatig hongersnoden.

D Boeren konden meer eisen gaan stellen.

E Er vonden grote overstromingen plaats.

Thema 4 Rampen en plagen Blok 3 Rampen in de middeleeuwen

39

ga naar:

www.mundo-online.nl

opdracht 23 op een rij

Trek in figuur 10 lijnen tussen oorzaak en gevolg.

opdracht 24 deelvraag

24a Welke oorzaken hadden de volgende rampen in de middeleeuwen?

Vikingaanvallen

pest

24b Welke gevolgen hadden de volgende rampen in de middeleeuwen?

watersnood

Vikingaanvallen

pest

Kennen en kunnen

Als je klaar bent met dit blok kun je:

uitleggen waarom hongersnoden regelmatig voorkwamen in de tijd van monniken en ridders;

uitleggen waarom Vikingen Europa konden aanvallen in de negende eeuw;

uitleggen wat de gevolgen waren van de Vikingaanvallen;

de oorzaken en gevolgen noemen van de Sint-Elisabethsvloed in 1421;

de oorzaken en gevolgen noemen van de watersnood in 1953;

uitleggen waarom de pest in de veertiende eeuw zich zo snel kon verspreiden;

de gevolgen noemen van de pest voor de mensen in Europa.

ExTRA OEfENBLAD vAARDIgHEDEN Vraag aan je docent of je het extra oefenblad Beschrijven over het rijk van

Landbouw niet gespecialiseerd, eenvoudig gereedschap, boeren moesten een deel van de oogst afstaan aan de heer.

Slechte dijken, springvloed.

Geen sterk leger in Europa dat Vikingen kon tegenhouden. Vikingen willen rijkdommen.

In steden wonen mensen dicht op elkaar, daardoor en door handel verspreidde de pest zich snel.

Ontstaan Biesbosch, dijken werden verhoogd.

Boerderijen werden versterkt (ontstaan kastelen).

Kloosters gingen zieken verzorgen, arbeiders gingen meer eisen stellen, joden vervolgd.

keuzeopdracht Samen of alleen Wat heb je nodig?

A Moord op Bonifatius

Maak een stripverhaal of een toneelstuk over het leven van en de moord op de monnik Bonifatius.

B kloosters

Ontdek hoe het leven in een klooster was.

C kastelen

Hoe verdedig je een kasteel tegen aanvallen van buiten?

Met z’n tweeën

Alleen

In een groepje van vier

Computer

Schrijfpapier

Groot vel wit karton, vellen bruin karton, schaar, lijm, kleurpotloden of verf

40