• No results found

DE INVLOED VAN PPS OP INTRA-ORGANISATIONELE SAMENWERKING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE INVLOED VAN PPS OP INTRA-ORGANISATIONELE SAMENWERKING"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE INVLOED VAN PPS OP

INTRA-ORGANISATIONELE SAMENWERKING

Een gevalstudie bij de combinatie Ballast Nedam-Strukton

Ing. R. Drenth

Rijksuniversiteit Groningen

Academische Opleidingen Groningen

Master Bedrijfskunde, groep 9

(2)

2

Voorwoord

Het volgen van een studie bedrijfskunde had voor mij een tweetal redenen. Ten eerste een persoonlijke; voortkomend uit de voortdurende nieuwsgierigheid naar de vele aspecten van het gezamenlijk en georganiseerd aangaan van uitdagingen op diverse vakgebieden. Ten tweede een praktijkgerelateerde; omdat bij bouwwerken projecttechnisch een solide fundering als uitgangspunt geldt terwijl deze procesmatig geregeld onvoldoende blijkt. Een facet dat bij Publiek Private Samenwerking wordt uitvergroot en waarin juist de combinatie Ballast Nedam-Strukton op zeer professionele wijze een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Vandaar mijn beweegredenen voor een onderzoek betreffende de contractvorm PPS.

Het was prettig te bemerken dat de nieuwsgierigheid niet is gestild en het is waardevol gebleken voor de fundering van meningen dieper te gaan dan een eerste laag van enige houvast. Ik heb getracht dat tot uitdrukking te brengen in de wijze waarop ik het onderzoek heb verricht en het rapport dat daarvan het resultaat is. Dit zonder Engelstalige bedrijfskundige modewoorden die naar mijn mening te veel vergaderzalen vullen en te vaak de Nederlandse taal ontsieren.

Gedurende de studie zijn de interesse en het fanatisme gebleven. Voor mezelf noch anderen was dat verbazingwekkend. Voor de afronding van het rapport als afsluitend deel van mijn studie was de inbreng van collegae van Ballast Nedam en Strukton zeer waardevol. De stimulans van de begeleidende docent en twee medestudenten bleek een luxe.

Privé mijn bijzondere waardering voor de inbreng van enkele bijzondere vrienden en vriendinnen. De afsluitende periode, gecombineerd met een druk bestaan en mijn emigratie naar Aruba, bleek niet eenvoudig. Dat hoorde erbij en deed uiteindelijk niet af aan een interessant traject.

(3)

3

Samenvatting

De contractvorm Publiek Private Samenwerking (hierna: PPS) is een noviteit in de Nederlandse utiliteitsbouwsector. Het meest onderscheidende aspect aan PPS is de levenscyclusbenadering van de projecten die geldt over de van 15 tot 30 jaren variërende contractduur. De combinatie van de disciplines 'ontwerp', 'bouw', 'financiering', 'onderhoud' en 'facilitaire dienstverlening' valt onder de verantwoordelijkheid van private partijen die in consortia opereren. PPS-projecten vormen een geïntegreerd geheel van product en diensten. Dit vergt een proactieve houding van de aannemingsbedrijven, waarbij zowel voor de realisatie- als voor de exploitatiefase de functiegerichtheid centraal staat. Met een scala aan invloedsfactoren, waaronder milieu- en energieproblematiek en sociaal-maatschappelijke trends. Het onderscheidende vermogen bij de mededinging voor PPS-projecten ligt in de complexe combinatie van kennis, disciplines en partijen. Een goede reden om de invloed van PPS op de samenwerking in de utiliteitsbouw als onderzoeksonderwerp te kiezen. Dit rapport is het resultaat van een bureaustudie en een gevalstudie bij de combinatie Ballast Nedam-Strukton.

Het eerste hoofdstuk bevat een introductie op PPS en op de levenscyclusbenadering die voor deze contractvorm kenmerkend is. Daarbij wordt de gewijzigde rolverdeling tussen de overheid en de aannemingsbedrijven beschreven. Verder wordt de status van de markt voor PPS, per 2008, weergegeven en de leidende positie van de combinatie Ballast Nedam-Strukton daarbinnen. In het tweede hoofdstuk worden de utiliteitsbouwsector, als onderzoekscontext, en de introductie van PPS, als onderzoeksaanleiding, beschreven. Daarna volgt een toelichting op het onderzoeksonderwerp: de invloed van PPS op samenwerking in de utiliteitsbouw. Vervolgens wordt de probleemstelling gedefinieerd en de onderzoeksmethodiek toegelicht.

Bij de beschrijving van de utiliteitsbouw staat de historische ontwikkeling van contractvormen centraal. Deze strekt vanaf een bouwproduct conform de door de opdrachtgever verstrekte specificaties tot aan een totaalpakket inclusief diensten zoals ontwerp, financiering, facilitaire dienstverlening en onderhoud. De toelichting op PPS verklaart wat het van aannemingsbedrijven vergt om een dergelijk totaalpakket te kunnen aanbieden.

De veranderingen in de samenwerkingsverbanden onder invloed van PPS vormen de kern van de probleemstelling. Daarbij wordt aangegeven dat de invloed van PPS niet zozeer de disciplines op zich betreft maar vooral de relaties daartussen.

(4)

4 Hoofdstuk drie betreft de theoretische uitwerking bij het onderzoeksonderwerp: de invloed van PPS op samenwerking in de utiliteitsbouw. De combinatie van de onderzoeksvragen en het onderzoeksmodel dienen als raamwerk voor deze uitwerking.

In het eerste deel van de bureaustudie staat de typering van PPS als innovatie centraal. Het tweede deel betreft de vaststelling van algemene veranderingen in de utiliteitsbouw als gevolg van PPS. Dit aan de hand van vijf thema’s: cultuur, levenscyclus, risicoanalyse, verticale integratie en procesbeheersing. Het derde deel is specifiek gericht op veranderingen in de samenwerking. Daarvoor is het voortbrengingsproces van de utiliteitsbouw ontleed in drie facetten: de inrichting, de besturing en het eindproduct daarvan. De kenmerken van utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS worden na de uitwerking in tabellen geresumeerd.

In hoofdstuk vier staat de gevalstudie bij de combinatie Ballast Nedam-Strukton centraal. Daarmee worden de bevindingen uit de bureaustudie onderbouwd en getoetst. De praktijkinformatie is vergaard bij leidinggevenden, door middel van lijsten met stellingen en interviews. Verder zijn secundaire bronnen benut zoals rapporten en verslagen. De praktijkbevindingen worden met de theorie vergeleken om de verschillen aan te duiden tussen utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS. Vervolgens worden de deelvragen en de hoofdvraag van het onderzoek beantwoord. Het resultaat is een beeld van de veranderingen als gevolg van PPS, voor de utiliteitsbouw in het algemeen en de samenwerking in het bijzonder. Met als belangrijkste elementen de ontwikkeling van een levenscyclusbenadering van projecten door consensusgeoriënteerde consortiumpartners die niet de aanbieding van capaciteit maar de inbreng van kennis over de levenscyclus van het project centraal stellen. Oftewel de ontwikkeling van aannemingsbedrijven van productiegerichte bouwers tot prestatiegerichte dienstverleners. Hoofdstuk vijf vormt de afronding van het onderzoek waarin de belangrijkste conclusies betreffende de veranderde samenwerking als gevolg van PPS worden gepresenteerd.

(5)

5

Inhoudsopgave

1. Inleiding...7 2. Methodologie 2.1 Onderzoekscontext: de utiliteitsbouwsector...8 2.1.1 Utiliteitsbouw

2.1.2 Historische ontwikkelingen en contractvormen in de utiliteitsbouw 2.1.3 Recente ontwikkelingen in de utiliteitsbouw

2.2 Onderzoeksaanleiding: de introductie van PPS in de utiliteitsbouw...10 2.2.1 Historie en kenmerken van PPS

2.2.2 Onderscheid tussen traditionele contractvormen en PPS 2.2.3 Uitdagingen voor aannemingsbedrijven bij PPS

2.3 Onderzoeksonderwerp: de invloed van PPS op samenwerking in de utiliteitsbouw...12 2.3.1 PPS als innovatie

2.3.2 Thema’s bij de introductie van PPS in de utiliteitsbouw

2.4 Probleemstelling...15 2.4.1 Onderzoeksdoelstelling 2.4.2 Onderzoeksvraag 2.4.3 Deelvragen 2.5 Onderzoeksmethodiek...16 2.5.1 Onderzoeksmodel 2.5.2 Theoretisch perspectief 2.5.3 Inrichting bureaustudie 2.5.4 Inrichting gevalsstudie 2.5.5 Beperkingen en afbakeningen 2.5.6 Kwaliteitsborging 3. Bureaustudie

3.1 PPS als innovatieve contractvorm en vijfde generatie innovatie...23

3.1.1 Afbakening traditionele en innovatieve contractvormen 3.1.2 Typering van PPS als vijfde generatie innovatie

3.2 Veranderingen binnen de utiliteitsbouw als gevolg van PPS...24 3.2.1 Cultuur

3.2.2 Levenscyclus 3.2.3 Risicoanalyse 3.2.4 Verticale integratie 3.2.5 Procesbeheersing

(6)

6

3.3 Veranderingen in de samenwerking binnen de utiliteitsbouw als gevolg van PPS...30 3.3.1 Inrichting voortbrengingsproces

3.3.2 Besturing voortbrengingsproces 3.3.3 Eindproduct voortbrengingsproces 3.3.4 Partnerschap en vertrouwen

3.4 Resumé van veranderingen in de samenwerking als gevolg van PPS...38

4. Gevalstudie

4.1 Onderzoeksobjecten Ballast Nedam en Strukton...39

4.1.1 Organisatie-inrichting voor PPS 4.1.2 Partnerschaprelaties

4.2 PPS als vijfde generatie innovatie...41 4.3 Veranderingen binnen de utiliteitsbouw als gevolg van PPS...42

4.3.1 Cultuur 4.3.2 Levenscyclus 4.3.3 Risicoanalyse 4.3.4 Verticale integratie 4.3.5 Procesbeheersing

4.3.6 Resumé van kenmerken van PPS in de utiliteitsbouw

4.4 Veranderde samenwerking in het voortbrengingsproces binnen de utiliteitsbouw...49 4.4.1 Inrichting voortbrengingsproces

4.4.2 Besturingsystemen voortbrengingsproces 4.4.3 Eindproduct voortbrengingsproces

5. Conclusies

5.1 Bevindingen...62 5.1.1 De argumenten voor samenwerking bij PPS

5.1.2 De vorm van samenwerking bij PPS 5.1.3 De wijze van samenwerking bij PPS 5.1.4 De resultaat van samenwerking bij PPS 5.1.5 De kenmerken van samenwerking bij PPS

5.2 Discussie...65 5.3 Kennisproducten...66 5.4 Suggesties voor toekomstig onderzoek...67

Referenties

Bijlagen

(7)

7

1

Inleiding

De innovatieve contractvorm ‘Publiek Private Samenwerking’ (hierna: PPS) vervangt ten dele de bestaande contractvormen waarmee de overheid de realisatie van bouwprojecten uitbesteedt. Bij PPS worden bouwprojecten met diensten gecombineerd tot een geïntegreerd geheel van disciplines. De marktpartijen dragen de verantwoordelijkheid voor het ontwerp, de uitvoering, de financiering, het onderhoud en de facilitaire dienstverlening over de economische levensduur van de projecten. De toevoeging van disciplines vergroot de omzetten per project en de kansen voor marktpartijen om onder verminderde prijsconcurrentie goede winstmarges te behalen. De risico’s groeien navenant. De marktpartij is bij PPS eigenlijk haar eigen opdrachtgever. Dat is een nieuwe rol die een proactieve houding vergt in plaats van de doorgaans reactieve. Het bredere perspectief over tal van disciplines is een verrijking voor de organisatie en haar medewerkers. Dit vergt de verhoogde kennisontwikkeling en de verbeterde informatieverwerking, waarbij nauwe samenwerking tussen de marktpartijen noodzakelijk wordt geacht.

Na de introductie van PPS in Nederland in 1999 en de gunning van het eerste project in 2003 waren ten tijde van de gevalstudie, per medio 2008, nog geen tien utiliteitsbouwprojecten onder PPS uitbesteed. Slechts enkele partijen blijken mee te kunnen dingen in deze markt waarvoor de overheid sterke groei beoogt.

De problemen voor de marktpartijen betreffen vooral de diversiteit aan disciplines en de daarvoor benodigde kennis, de forse investeringen, de gewijzigde werkmethoden en risico’s en de besturing van het totaal aan processen over lange duur. De belangen van het goed functioneren van de markt voor PPS-projecten zijn groot. De overheid beoogt de terugtreding uit operationele processen. De bouwsector wenst de vergrote inbreng van haar technische en procesmatige kennis en de verbetering van de bedrijfsresultaten.

(8)

8

2

Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding tot het onderzoek gegeven en de opzet daarvan uitgewerkt. Daarvoor worden de utiliteitsbouw, en de belangrijkste ontwikkelingen daarbinnen, als context beschreven. Meer specifiek wordt de innovatieve contractvorm ‘Publiek Private Samenwerking’ (hierna: PPS) toegelicht en de invloed daarvan op de samenwerkingsverbanden in de utiliteitsbouw. Vervolgens wordt de probleemstelling geformuleerd en de daaruit volgende onderzoeksdoelstelling en onderzoeksvragen. Verder worden de voor de verzameling en analyse van informatie gehanteerde instrumenten beschreven en de onderzoeksmethodieken verantwoord.

2.1 Onderzoekscontext: de utiliteitsbouwsector

2.1.1 Utiliteitsbouw

De utiliteitsbouw heeft enkele bijzondere proces- en productmatige kenmerken. Het bouwproces is in hoge mate multidisciplinair en de verticale integratie binnen de voortbrengingsketen is beperkt. De hoofdaannemer besteedt het overgrote deel van de werkzaamheden uit aan leveranciers en onderaannemers. De productie en de assemblage vinden onder de invloed van geografische en weersomstandigheden op locatie plaats. Ook qua fysieke kenmerken is het product uniek; het betreft prototypebouw. Traditioneel is de utiliteitsbouw productgericht, met als kerntaak de uitvoering en de oplevering van gebruiksgerede bouwwerken exclusief de inrichting. 2.1.2 Historische ontwikkelingen en contractvormen in de utiliteitsbouw

(9)

9 De bij de eerste drie disciplines behorende contractvormen worden als ‘traditioneel’ bestempeld. Omdat deze productgericht zijn, de inbreng van aannemingsbedrijven de technische kerncompetenties van deze betreft en prijs boven kwaliteit als concurrentiemechanisme geldt. De vierde contractvorm ‘DBFM’ kwam tot stand door de toevoeging van ‘Finance’. De aannemingsbedrijven zijn daarbij verantwoordelijk voor de financiering van het project over de contractduur, met het accent op de exploitatiefase. De overheid betaalt af in periodieke termijnen. De vijfde, en voorlopig laatste, discipline ‘Operate’ betreft de ondersteunende processen binnen het gebouw zoals afvalverwerking, catering, beveiliging en lichtdrukdiensten. De contractvorm ‘DBFMO’ vormt daarmee de ontwikkeling tot een op een totaalprestatie gerichte contractvorm. De meerwaarde daarvan is de zekerstelling van de deugdelijkheid van het bouwproduct en het goed functioneren daarvan door middel van een geheel van faciliteiten en diensten over de economische levensduur. Met boetebepalingen voor eventuele manco's en gebruiksbeperkingen. 2.1.3 Recente ontwikkelingen in de utiliteitsbouw

In de laatste jaren zijn twee ontwikkelingen van grote invloed geweest op de utiliteitsbouw. Ten eerste de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid die werd ingesteld na onregelmatigheden en verstoorde marktwerking. Ten tweede de introductie van nieuwe contractvormen zoals ‘UAV-gc’ en ‘PPS’ waarmee verantwoordelijkheden en risico’s van de publieke naar de private partijen werden verschoven. De Rijksoverheid heeft de Regieraad Bouw ingesteld om verbeteringen te initiëren die gerelateerd zijn aan de bovengenoemde ontwikkelingen. Deze betreffen vooral de transparantie, de innovatie van organisaties en de prijs-kwaliteitverhouding van bouwprojecten. De Rijksoverheid heeft de verbeteringsdoelstellingen omschreven in het ‘Toekomstperspectief Bouwsector’ (2003). Vervolgens heeft de Regieraad Bouw deze in het actieplan ‘Van Raad naar Daad’ (2004) en in het werkprogramma ‘Vernieuwingsoffensief Bouw’ (2005a) uitgewerkt. Het behalen van de verbeteringsdoelstellingen vergt de betrokkenheid van alle belanghebbenden in de sector en nieuwe samenwerking- en contractvormen voor publieke en private partijen.

(10)

10 Start verwerving Publicatie Opstelling outputspecificaties Preselectie aanbieders

Overleg uitgangspunten met bieders

Initiële specificatie en allocatie risico’s

Evaluatie aanbiedingen Selectie aanbieder Finale onderhandeling Contractvorming Eindspecificatie totale project

Figuur 2.1 Verwervingsprocedure PPS (Li e.a., 2005)

2.2 Onderzoeksaanleiding: de introductie van PPS in de utiliteitsbouw

2.2.1 Historie en kenmerken PPS

In 1992 werd in Groot-Brittannië het ‘Private Finance Initiative’ (hierna: PFI) geïnitieerd als contractvorm met een gewijzigde rolverdeling tussen publieke opdrachtgevers en private marktpartijen. Onder de noemer ‘Publiek Private Samenwerking’ werd deze contractvorm in 1999 in Nederland geïntroduceerd. Inmiddels zijn meerdere PPS-projecten in verschillende fasen van voorbereiding, uitvoering en exploitatie (bijlage II).

PPS is het meest ingrijpende voorbeeld van de gewijzigde verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen de utiliteitsbouw. Het onderscheidende van deze contractvorm is de levenscyclusbenadering. Daarbij staat niet de inbreng van productiecapaciteit voor de realisatie centraal, maar de investering van kennis over de economische levensduur van projecten. De opdrachtgevende overheid verstrekt slechts functionele eisen in plaats van specificaties van het eindproduct. Het project wordt conform de procedure in figuur 2.1 gegund. Na de toetsing van het ontwerp, de materialisatie en de begroting van concurrerende consortia op diverse criteria.

Deze criteria betreffen onder andere procesmatige aspecten, de planning, de functionele kwaliteit en de prijs. Daarvoor worden wegingsfactoren gesteld. De in consortia opererende marktpartijen dragen na de gunning de verantwoordelijkheid voor het

ontwerp, de financiering, de

uitvoering, het onderhoud en de

facilitaire dienstverlening. De

marktpartijen krijgen een scala aan verantwoordelijkheden en taken over de levensduur van het project die 15 tot 30 jaren bedraagt.

(11)

11

2.2.2 Onderscheid tussen traditionele contractvormen en PPS

De reeds genoemde kenmerken van PPS maken deze contractvorm niet per definitie onderscheidend en innovatief. Er is nog een belangrijk aspect. Het contract betreft inhoudelijk een prestatie in plaats van ‘slechts’ een product. Een vergelijking is te maken met de autobranche. Deze sector was van oudsher gericht op de productie en de verkoop van de door ontwerpers ontwikkelde auto’s. In geval van mankementen volgden reparaties die later veelal werden voorkomen door preventief onderhoud waarvoor contractvormen werden geïntroduceerd. Later werden de auto’s verhuurd met vervolgens de finale marktontwikkeling naar leasecontracten. Ook hier staat niet meer ‘de auto als product’ centraal, maar ‘het voorzien in vervoer als complete prestatie’; de resultante van een combinatie van disciplines.

2.2.3 Uitdagingen voor aannemingsbedrijven bij PPS

Als eerste uitdaging bij PPS geldt dat niet de uitgangspecificatie maar de functionele specificatie van het eindproduct als basis dient. Aannemingsbedrijven werken het product en de diensten zelf uit en definiëren zelf de kwaliteit daarvan, waarbij vele combinaties van ontwerp, materialisatie en budgettering mogelijk zijn. Daarbij ondervinden aannemingsbedrijven meerdere problemen. Voor de consortia is de vergelijking van aanbiedingen in de bieding- en selectiefase moeilijker omdat zowel de prijs als de kwaliteit bij PPS variabelen zijn. Tussen de consortiumpartners is de verdeling van verantwoordelijkheden en risico’s gecompliceerd omdat deze in plaats van de traditioneel strikte afbakening een integrale aanpak vergen. Binnen de aannemingsbedrijven is de omschakeling van de traditioneel reactieve naar een proactieve houding moeilijk. Niet alle medewerkers hebben daarvoor de interesse of de vaardigheden.

(12)

12 Een derde uitdaging vormt de procesbeheersing. Deze is bij projecten onder traditionele contractvormen al problematisch. Het gemiddelde faalkostenpercentage in de utiliteitsbouw ligt al jaren stabiel op circa tien procent. De personele bezetting en de informatiesystemen van aannemingsbedrijven blijken vaak ontoereikend voor de controle op de efficiëntie en de financiën. Voor PPS geldt een grotere variëteit aan disciplines, het lange termijnperspectief en de beperktere routinematigheid. Integrale informatieverwerking en kennisontwikkeling zijn daardoor van nog groter belang en de procesbeheersing is complexer.

Een vierde uitdaging voor de aannemingsbedrijven is de keuze voor coördinatie in plaats van machtsgebruik als besturinginstrument. Deze zou het logisch gevolg moeten zijn van de keuze voor partnerschap in plaats van traditioneel hiërarchische marktrelaties. Onder commerciële druk blijkt het voor aannemingsbedrijven echter moeilijk om belangen niet met macht maar op alternatieve wijze zeker te stellen. Binnen PPS-consortia is gelijkwaardige samenwerking niet vanzelfsprekend omdat de eenzijdige beperking van risico's geregeld prevaleert boven de gezamenlijke creatie van meerwaarde. Binnen consortia met een gering aantal partners is een dominante positie voor aannemingsbedrijven dan een prettige bijkomstigheid of zelfs een doel.

2.3 Onderzoeksonderwerp: de invloed van PPS op samenwerking in de utiliteitsbouw

De realisatiekosten vormen een slechts beperkt deel van de levenscycluskosten van PPS-projecten. Toch vormen aannemingsbedrijven vaak de spil in consortia. De multidisciplinaire kennis, de financiële middelen en de contacten van aannemingsbedrijven zijn argumenten voor deze centrale, coördinerende rol. Daarnaast de traditionele positie als hoofdverantwoordelijke partij bij de realisatie en het onderhoud van projecten. Onder de invloed van PPS wijzigt de rol van aannemingsbedrijven van ‘producent van op korte termijn te leveren producten’ tot ‘leverancier van de combinatie van product en diensten over lange termijn’. Dit is te beschouwen als een procesinnovatie die tot veranderingen in de samenwerking in de utiliteitsbouw leidt. 2.3.1 PPS als innovatie

(13)

13 Op alle vier karakteristieken biedt PPS opties ter verbetering. PPS draagt bij tot de integratie van disciplines. In de ontwerpfase omdat financieringsinstellingen en ontwerpende partijen deel zijn van de consortia. In de uitvoering- en exploitatiefase met de meerwaarde van partnerschap met onderaannemers. Gezien de toegevoegde verantwoordelijkheden voor marktpartijen is PPS een stimulans voor repeterende samenwerking en nieuwe procestechnologie. PPS betreft de volledige voortbrengingsketen van ideevorming en ontwerp tot en met dienstverlening en is daarmee een procesinnovatie. De traditioneel strikte afbakeningen tussen de disciplines worden daarbij verruild voor het brede perspectief over de totale voortbrengingsketen.

2.3.2 Thema’s bij de introductie van PPS in de utiliteitsbouw

De invloed van PPS op de utiliteitsbouw is te rubriceren naar de thema's die in publicaties over deze contractvorm en over partnerschap steeds terugkeren; cultuur, levenscyclus, risicoanalyse, verticale integratie en procesbeheersing. Met verwijzing naar literatuur en artikelen worden deze thema's in deze paragraaf op hoofdlijn toegelicht en later in dit rapport nader uitgewerkt.

(14)

14 Risicoanalyse bij PPS is gerelateerd aan de lange contractduur en de integrale inbreng van kennis. Een eerste bepalende factor bij de risicoanalyse voor PPS is complexiteit. Deze wordt veroorzaakt door de diversiteit van risico’s. Bijvoorbeeld met betrekking tot de preventiekosten in de realisatiefase en de herstelkosten in de exploitatiefase. Een tweede bepalende factor is onbekendheid. Bij PPS betreft de risicoanalyse meerdere disciplines die traditioneel niet tot de kerncompetenties van aannemingsbedrijven behoorden.

Als verticaal geïntegreerd geheel kunnen PPS-consortia bijdragen tot de beperking van specialisatie en fragmentering. Binnen de utiliteitsbouwsector wordt traditioneel circa 70% van de projectomzet door de hoofdaannemer uitbesteed aan diverse, veelal wisselende, marktpartijen. Dat was ook gebruikelijk in de auto-industrie. Totdat Japanse bedrijven kozen voor partnerschap met een gereduceerd aantal leveranciers. Dit ter verhoging van de meerwaarde van producten en de verbetering van de efficiëntie. Een andere filosofie dan de Westerse, op hiërarchische macht gebaseerde samenwerking die ook gebruikelijk is in de utiliteitsbouwsector. PPS is een tussenvorm waarbij tot nu toe meer sprake lijkt van voortbrengingsketens dan van voortbrengingsnetwerken. Binnen de consortia wordt een beperkt aantal disciplines en technische projectonderdelen geïntegreerd. Het resterende deel wordt traditioneel uitbesteed. Bij PPS geldt niet alleen de combinatie van de verantwoordelijkheden voor DBFMO-disciplines. De beoogde principiële verandering is dat coördinatie binnen partnerschap de modus wordt om partijen tot een geïntegreerd geheel te smeden.

(15)

15 2.4 Probleemstelling

2.4.1 Onderzoeksdoelstelling

Het doel van dit onderzoek is de vaststelling van de veranderingen in de samenwerking van aannemingsbedrijven als gevolg van de introductie van PPS in de utiliteitsbouwsector.

Ter theoretische uitwerking voor dit onderzoek is een bureaustudie gedaan. Deze betreft de verschillen tussen PPS en traditionele contractvormen, de innovatieve aspecten aan PPS en de eerdere toepassing van deze contractvorm. Als raamwerk gelden thema’s die in publicaties over PPS geregeld terugkeren. Op basis daarvan wordt de samenwerking in de utiliteitsbouw gekenmerkt voor projecten op basis van traditionele contractvormen en op basis van PPS. Vervolgens worden de verschillen daartussen vastgesteld.

Ter empirische onderbouwing voor dit onderzoek is een gevalstudie uitgevoerd bij aannemingsbedrijven. Daarvoor zijn Ballast Nedam en Strukton gekozen omdat deze bedrijven prominente posities innemen in de groeiende markt voor PPS in de utiliteitsbouwsector. Op één na alle PPS-projecten werden tot aan de uitvoering van de gevalstudie gegund aan deze bedrijven. Met dit onderzoek wordt een theoretisch onderbouwd en praktisch bruikbaar kennisproduct beoogd. Theoretisch staat de verklaring van het verband tussen de introductie van PPS en de veranderde samenwerking centraal. Interessant daarbij is de achterliggende filosofie van PPS. Terwijl de aannemingsbedrijven bij traditionele contractvormen gericht zijn op de fysieke kenmerken en de realisatie van het bouwproject ligt het accent bij PPS op de functionele kenmerken en de exploitatie. Verder geldt bij PPS, meer dan voorheen, het motto 'denken in plaats van doen'. Zowel bij de realisatie van projecten (Cox & Thompson, 1997) als bij leerprocessen en innovatie (Briscoe, 2001 en Groak, 1994). Praktisch staat het benodigde inzicht in het belang van veranderde samenwerking centraal. Dat kan als competitief instrument bijdragen tot mededinging in de PPS-markt en meerwaarde van de PPS-projecten. De verhoogde kennisontwikkeling binnen de gewijzigde samenwerking is daarvan een voorbeeld.

2.4.2 Onderzoeksvraag

Als hoofdvraag voor dit onderzoek geldt:

Wat zijn de onderscheidende kenmerken van de als gevolg van PPS veranderde samenwerking van aannemingsbedrijven in de utiliteitsbouwsector?

(16)

16 de traditioneel enkelvoudige relaties er bij PPS sprake is van een netwerk met meervoudige relaties. Dat maakt de samenwerking van gebruikers en opdrachtgevers met de binnen consortia gegroepeerde private ondernemingen gecompliceerd en interessant.

2.4.3 Deelvragen

De deelvragen vormen de nadere uitwerking op de hoofdvraag. De eerste deelvraag betreft de introductie van PPS en de voor deze contractvorm geldende algemene veranderingen in de utiliteitsbouwsector. Als verfijning en vervolg daarop zijn de drie resterende deelvragen gericht op de specifiek voor de samenwerking geldende veranderingen. Deze zijn gerelateerd aan drie facetten van het voortbrengingsproces binnen de utiliteitsbouw.

1 Welke innovatieve veranderingen brengt de introductie van PPS in de utiliteitsbouw? Deze deelvraag betreft de typering van PPS als onderscheidende en vernieuwende contractvorm. Dit op basis van een vijftal thema's. De gewijzigde samenstelling van partijen en de gewijzigde verantwoordelijkheden van deze komen aan bod. De daaruit volgende argumenten voor veranderde samenwerking staan centraal.

2 Wat zijn de veranderingen in de samenwerking als gevolg van de gewijzigde inrichting van het voortbrengingsproces bij PPS? Deze deelvraag betreft de structuren waarbinnen samenwerking plaatsvindt. De vormen van samenwerking staan hier centraal. Met de ontwikkeling van voortbrengingsketens tot voortbrengingsnetwerken als facet.

3 Wat zijn de veranderingen in de samenwerking als gevolg van de gewijzigde besturing van het voortbrengingsproces bij PPS? Deze deelvraag betreft de procesmatige aspecten van samenwerking. De wijze van samenwerken staat hier centraal. Met de overgang van mechanistische naar organische besturing als facet.

4 Wat zijn de veranderingen in het resultaat van de samenwerking als gevolg van het onder PPS gewijzigde eindproduct? Deze deelvraag betreft de geleverde producten en bij PPS de combinatie daarvan met aanvullende diensten. Het eindproduct van de samenwerking staat hier centraal. Met de combinatie van product met diensten tot totaalprestatie als facet.

2.5 Onderzoeksmethodiek

2.5.1 Onderzoeksmodel

(17)

17 In het eerste element staat de typering van PPS als innovatie centraal. Met het onderscheid tussen deze contractvorm en andere, traditionele contractvormen. Het tweede element betreft de veranderingen in de utiliteitsbouw als gevolg van PPS in algemene zin. Deze dienen ter weergave van de onderzoekscontext en als uitgangspunt voor de verdere verdieping conform het derde element. De resultaten uit het eerste en tweede element leiden tot de beantwoording van de eerste deelvraag. Het derde element is specifiek gericht op de samenwerking. Het voortbrengingsproces van de utiliteitsbouw wordt hiervoor ontleed in drie facetten: de inrichting, de besturing en het eindproduct daarvan. Passend op deze drie facetten worden de veranderingen vastgesteld die respectievelijk de vorm, de wijze en het resultaat van de samenwerking betreffen. De bevindingen uit het derde element leiden tot de beantwoording van de resterende drie deelvragen. Na de vergelijking van de theoretische onderbouwing in de bureaustudie met de bevindingen uit de gevalstudie worden per element conclusies getrokken ter beantwoording van de onderzoeksvraag.

KENMERKEN

Figuur 2.2 Onderzoeksmodel voor bureaustudie en gevalstudie

PPS: Innovatieve contractvorm

VERANDERINGEN UTILITEITSBOUW ALGEMEEN THEMA’S: - cultuur - levenscyclus - risico-analyse - verticale integratie - procestechnologie VARIABELEN KENMERKEN

VERANDERINGEN SAMENWERKING BINNEN UTILITEITSBOUW

VARIABELEN KENMERKEN VARIABELEN KENMERKEN VARIABELEN KENMERKEN inrichting voortbrengingsproces U-bouw THEMA: van keten naar netwerk

besturing voortbrengingsproces U-bouw

THEMA:

van mechanistisch naar organisch

eindproduct voortbrengingsproces U-bouw

THEMA: van product naar prestatie

(18)

18

2.5.2 Theoretisch perspectief

Voor dit onderzoek en de beschouwing van uitkomsten daarvan geldt het ‘Toekomstperspectief Bouwsector’ van de Rijksoverheid (2003) en namens deze de Regieraad Bouw (2004, 2005a). Kernpunten uit dit perspectief zijn de terugtreding van de overheid uit haar direct voorschrijvende naar een functioneel en financieel toetsende rol en daarnaast de vergrote verantwoordelijkheid en kennisinbreng van marktpartijen. Het beoogde resultaat is de meerwaarde van projecten voor de Rijksoverheid en de marktpartijen over de lange duur, met nieuwe contractvormen zoals PPS. De bij PPS geldende uitdagingen en veranderingen worden bestudeerd met de utiliteitsbouwsector als onderzoekscontext en de combinatie Ballast Nedam-Strukton als onderzoeksobject.

2.5.3 Inrichting bureaustudie

De bureaustudie vormt de theoretische basis voor de gevalstudie. Deze is gericht op de toelichting van begrippen en uitgangspunten en de uitwerking van de te onderzoeken variabelen. Ook de op basis daarvan te verwachten uitkomsten van het onderzoek worden onderbouwd.

In het eerste deel wordt vastgesteld waar het onderscheid ligt tussen traditionele en innovatieve contractvormen. Verder wordt de typering van PPS als vijfde generatie innovatie beargumenteerd. Het tweede deel betreft de veranderingen binnen de utiliteitsbouw als gevolg van de introductie van PPS; gerubriceerd naar een vijftal thema’s. Per thema zijn de te onderzoeken variabelen bepaald, ter vaststelling en onderlinge vergelijking van de kenmerken van utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS. Het derde deel is specifiek gericht op de veranderingen binnen de samenwerking. Met de rubricering naar drie facetten van het voortbrengingsproces binnen de utiliteitsbouw: de inrichting, de besturing en het eindproduct daarvan. Partnerschap en vertrouwen bleken belangrijke factoren. Deze zijn daarom nader uitgelicht. Ook bij de uitwerking van dit derde deel geldt de systematische opbouw van thema’s naar variabelen en kenmerken. Voor de bureaustudie zijn diverse publicaties betreffende PPS gebruikt. Verder wetenschappelijke literatuur en artikelen betreffende daaraan gerelateerde onderwerpen zoals partnerschap en kennisontwikkeling. Over partnerschap en PPS is in Nederland weinig gepubliceerd. Internationaal, zeker in Groot-Brittannië, is de ontwikkeling van PPS verder. Met vele gezamenlijke onderzoeken van universiteiten, de overheid en de bouwsector. Mede daarom zijn vooral buitenlandse publicaties gebruikt voor deze bureaustudie. Andere redenen waren de gelijkenissen tussen de bouwsectoren in verschillende landen en de bedrijfskundige parallellen met eerdere ontwikkelingen binnen andere producerende industrieën in het buitenland.

2.5.4 Inrichting gevalstudie

(19)

19 Als onderzoeksinstrumenten voor de verzameling van primaire gegevens werd gekozen voor interviews op basis van tevoren in te vullen lijsten met stellingen (bijlage I). Dit ter toetsing op de door middel van bureaustudie verkregen inzichten (Blumberg e.a., 2005).

Voor het onderzoek werden personen geselecteerd in diverse functies: directeur (2), PPS-contractmanager (2), projectdirecteur (1), afdelingshoofd planontwikkeling exploitatie (1), planontwikkelaar bouwkunde (3), adviseur exploitatiecontracten (1), adviseur facilitaire diensten (1), projectleider bouwkunde (2), projectcoördinator bouwkunde (1), projectleider installatietechniek (1). Een eerste criterium voor de selectie was de praktische ervaring met PPS. Een tweede criterium was de diversiteit in functies op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Een derde criterium was de spreiding naar de diverse disciplines binnen DBFMO-projecten. De stellingen ter beantwoording op hiërarchische Likert-schaal werden conform het onderzoeksmodel gerelateerd aan thema’s en variabelen betreffende algemene veranderingen in de utiliteitsbouwsector en specifieke veranderingen in de samenwerking. De interviews waren gericht op toelichting bij de beantwoorde stellingen en op de onderlinge relaties tussen variabelen en kenmerken. Deze onderlinge relaties werden op drie manieren gelegd en geanalyseerd. Ten eerste door partnerschap en samenwerking per thema vanuit een steeds variërend perspectief te belichten. Ten tweede door kennis betreffende de levenscyclus van PPS-projecten centraal te stellen. Ten derde door stellingen aangaande enkele kernbegrippen herhaaldelijk, maar in enigszins gewijzigde vorm, te presenteren. Dit om eventuele tegenspraak te kunnen constateren in hetgeen theoretisch correct wordt geacht en hetgeen in de praktijk wordt toegepast.

Naast de bureaustudie zijn ter triangulatie bedrijfsinterne documenten zoals secundaire informatiebronnen geraadpleegd waaronder beleidsplannen, projectevaluaties en kennismodellen. Gezien de verzameling van vooral kwalitatieve gegevens is rekening gehouden met enkele belangrijke aspecten van gevalstudies. Ten eerste dat met gevalstudies een fenomeen in werkelijke context empirisch kan worden vastgelegd maar de grenzen tussen fenomeen en context vaak onduidelijk zijn (Yin, 1989). Ten tweede dat gevalsstudies dienen ter omschrijving van situaties en het genereren van theorie (Eissenhardt, 1989), maar dat generalisatie daarbij slechts beperkt mogelijk is gezien de vele variabelen (Yin, 1981). Ten derde dat kwalitatief onderzoek gerelateerd is aan de aard van een fenomeen en de ‘wat’-vraag (van Maanen e.a., 1982). In opvallende tegenspraak met Yin (1981) stellen Blumberg e.a. (2005) overigens dat gevalstudies ongeschikt zijn voor de beantwoording van deze ‘wat’-vraag.

2.5.5 Beperkingen en afbakeningen

Voor dit onderzoek is conform de Leeuw (2003) een verdeling gemaakt naar product- en procesgerelateerde afbakeningen en beperkingen.

(20)

20 van aannemingsbedrijven. De pretentie van dit onderzoek betreft de vaststelling van verbanden tussen de introductie van PPS en veranderingen in de samenwerking van aannemingsbedrijven als gevolg daarvan. De analyse is beperkt tot de combinatie Ballast Nedam-Strukton en de door deze gekozen samenwerkingsvormen. Deze veranderingen generaliseren en algemeen als norm stellen voor de aannemingsbedrijven vergt diepgaander onderzoek en verdere wetenschappelijke onderbouwing. Daarvoor is een grotere investering van tijd en middelen benodigd. Als geldigheidsbereik geldt de combinatie Ballast Nedam-Strukton en daarbinnen de bij PPS betrokken afdelingen. Als locatie voor dit onderzoek zijn Ballast Nedam en Strukton gekozen omdat tot medio 2008 op één uitzondering na alle PPS-projecten aan deze bedrijven zijn gegund. Het onderzoek is niet gericht op de bij PPS-projecten betrokken opdrachtgevers, consortiumpartners, leveranciers en onderaannemers. Dat vormt qua onderzoeksperspectief een beperking. Mede omdat gecombineerd onderzoek in het publieke en het private domein in het buitenland waardevol is gebleken.

De procesgerelateerde beperkingen betreffen de tijd en de middelen voor het onderzoek. Dit gezien de richtlijnen van de universiteit voor afstudeerwerk die onder andere de indicatieve tijdsbesteding en een oplevertermijn stellen en daarnaast de individuele uitvoering van het onderzoek en de wijze waarop de onderzoeksresultaten worden gepresenteerd. Theoretisch inhoudelijk vormden de beperkt voorhanden en beperkt bruikbare Nederlandse publicaties over het onderwerp een manco. Praktisch inhoudelijk is de informatie beperkt tot de soms schaarse en spaarzame registratie van secundaire gegevens binnen de voor de gevalstudie gekozen bedrijven. 2.5.6 Kwaliteitsborging

Voor de kwaliteit van onderzoek is bruikbaarheid van belang. Deze is door de Leeuw (2003) gedefinieerd als combinatie van relevantie, deugdelijkheid en doelmatigheid.

(21)

21 opzet van de onderzoeksvragen, het onderzoeksmodel, de bureaustudie en de gevalstudie. Verder met de afbakening van het onderzoek en de zo zuiver mogelijke vergelijking tussen utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS.

Doelmatigheid betrof vooral de voorbereiding van het onderzoek met extra tijdsinvestering in de bureaustudie, de uitgebreide onderzoeksopzet en de opstelling van lijsten met stellingen.

De vaststelling van de kwaliteit van de gegevens en de metingen is te rubriceren naar betrouwbaarheid, validiteit en doelmatigheid (de Leeuw, 2003).

Voor de betrouwbaarheid van metingen dient herhaalde meting onder dezelfde omstandigheden dezelfde uitkomst op te leveren. Dat was in dit geval slechts theoretisch haalbaar omdat de gevalsstudie weliswaar een momentopname is maar tegelijkertijd de weergave vromt van een dynamische situatie (Eissenhardt, 1989). Getracht is met gerichte stellingen en terugkoppeling na afronding van alle interviews een zo groot mogelijke betrouwbaarheid te behalen.

Aan de validiteit is grote zorg besteed. Enerzijds ter zekerstelling dat met de gevalstudie dat wordt gemeten wat beoogd werd. Anderzijds ter vaststelling dat PPS, en niet andere invloeden, de oorzaak zijn voor de geconstateerde veranderingen. Verder van belang was de bepaling van de mate waarin veranderingen als gevolg van PPS normatief zouden zijn in de utiliteitsbouwsector. Ten behoeve van de interne validiteit zijn de thema's, met de bijbehorende onderzoeksvariabelen in de bureaustudie onderbouwd, als bepalend bij de vaststelling van het onderscheid tussen projecten onder traditionele contractvormen en onder PPS. De opzet van de gevalstudie, en meer specifiek de lijst met stellingen, is consistent met de in de bureaustudie gehanteerde systematiek. Aanvullend zijn interviews afgenomen en is triangulatie toegepast met gebruik van bedrijfsinterne documenten. Dit ter uitsluiting van alternatieve verklaringen voor de onderzoeksbevindingen. De externe validiteit is beperkt en de resultaten van dit onderzoek zijn daarmee slechts ten dele veralgemeenbaar. Dat is het logische gevolg van de keuze de gevalstudie uit te voeren bij één combinatie van bedrijven die daarnaast een duidelijke voorkeur heeft voor specifieke samenwerkingsvormen en de eigen positie daarbinnen. Een steekproef in een andere situatie, bijvoorbeeld bij een facilitair bedrijf met een leidende positie binnen een PPS-consortium, zou mogelijk andere resultaten opleveren.

(22)

22

3

Bureaustudie

De uitdagingen voor de aannemingsbedrijven bij PPS zijn eerder geschetst. Op hoofdlijn is sprake van de vergrote eigen inbreng van deze en de terugtreding van de overheid. Meer specifiek geldt het zelf definiëren van producten en diensten en de kwaliteit daarvan, de levenscyclusbenadering van projecten, de gecompliceerdere procesbeheersing en de verwisseling van machtsgebruik voor coördinatie als besturinginstrument. Daarmee wijzigen bij PPS niet zozeer de DBFMO-disciplines op zich maar vooral de verbanden daartussen en de relaties tussen de betrokken partijen. Met samenwerking als belangrijke factor.

De bureaustudie is verricht met de uitdagingen voor de aannemingsbedrijven als uitgangspunt en de invloed van PPS op de samenwerking als onderzoeksonderwerp. Het doel is de vaststelling van veranderingen in de samenwerking en daarmee de beantwoording van de onderzoeksvraag en de deelvragen. Bij de bureaustudie zijn twee soorten informatie gebruikt. Enerzijds praktische, georiënteerd op eerdere praktijkervaringen van bedrijven met PPS, met publicaties en onderzoeksrapporten als bronnen. Anderzijds theoretische, georiënteerd op aan PPS verwante aspecten, met bedrijfskundige literatuur en artikelen als bronnen. Na de combinatie van beide worden de bevindingen in tabellen geresumeerd. De empirische onderbouwing daarvan en de toetsing daarop volgt in de gevalstudie.

PPS wordt als innovatie en als oorzaak van veranderingen gesteld. Het eerste deel van de bureaustudie is, conform de eerste deelvraag, gericht op de onderbouwing van deze stelling. Het onderscheid tussen projecten onder PPS en onder traditionele contractvormen wordt toegelicht. Vervolgens wordt de typering van PPS als vijfde generatie innovatie beargumenteerd.

De algemene veranderingen binnen de utiliteitsbouw als gevolg van de introductie van PPS betreffen meerdere aspecten. Het tweede deel van de bureaustudie is gericht op de rubricering daarvan naar thema’s. Vervolgens worden per thema de te onderzoeken variabelen vastgesteld. Ook de daarbij verwachte kenmerken worden onderbouwd. De op deze wijze vastgestelde veranderingen binnen de utiliteitsbouw dienen als context en als uitgangspunt voor de analyse van de specifiek voor de samenwerking geldende veranderingen.

(23)

23 3.1 PPS als innovatieve contractvorm en vijfde generatie innovatie

3.1.1 Afbakening traditionele en innovatieve contractvormen

Namens de zijn twee instituten betrokken bij de introductie van PPS; het Kenniscentrum PPS en de Regieraad Bouw. In de publicaties van deze instituten en algemeen in de utiliteitsbouwsector wordt innovatie op diverse manieren gerelateerd aan aanbesteding- en contractvormen (Kenniscentrum PPS, 1999 en Regieraad Bouw, 2004a/b, 2005a/b en 2006). Zo worden de combinaties ‘DBM’, ‘DBFM’ en ‘DBFMO’ alle als innovatief aangemerkt. Verder wordt over systeem- en procesinnovaties gesproken en PPS bestempeld als innovatieve contract- en als innovatieve aanbestedingsvorm. Ten behoeve van eenduidige terminologie en afbakening zijn voor dit onderzoek twee keuzes gemaakt. Ten eerste is de scheiding tussen traditioneel en innovatief gelegd tussen de contractvormen ‘B’, ‘DBM’ en ‘DBM’ en de contractvormen ‘DBMF’ en ‘DBMFO’. Omdat de laatste twee disciplines recentelijk zijn toegevoegd en slechts enkele projecten op basis van ‘DBMF’ en ‘DBMFO’ zijn uitbesteed. Ten tweede wordt PPS benoemd als innovatieve contractvorm die de combinaties ‘DBMF’ of ‘DBMFO’ kan betreffen. 3.1.2 Typering van PPS als vijfde generatie innovatie

In deze paragraaf zijn de eerste tot en met de vijfde generatie innovaties omschreven (Rothwell, 1994) en zijn de kenmerken daarvan als geldend voor PPS beargumenteerd.

De eerste generatie innovatie (begin jaren ‘50 tot medio jaren ’60) werd als ‘technologisch ondersteund’ betiteld, gezien het gebruik van nieuwe technologie in productieprocessen. Bekistingsystemen voor seriematige bouw en het gebruik van kunststoffen zijn daar voorbeelden van. Daarnaast de sterk verhoogde productiviteit. De tweede generatie innovatie (medio jaren ’60 tot begin jaren ’70) was ‘marktgevraagd’. Dit als gevolg van diversificatie van de vraag naar producten. Ook voor de producenten gold diversificatie, in combinatie met verbetering van de efficiëntie. Productontwikkeling en -verbetering volgden stapsgewijze de vraag uit de markt. De derde generatie innovatie (begin jaren ’70 tot medio jaren ’80) was een ‘interactieve combinatie’ van de eerste twee generaties; met groeiende aandacht voor marketing, communicatie en dienstverlening. Mede als gevolg van de economische crisis werden ook financieringsconstructies van belang. De vierde generatie innovatie (begin jaren ’80 tot begin jaren ’90) geldt als ‘geïntegreerde innovatie’. Computergestuurde machines waren nieuw op technisch gebied; strategische allianties en netwerken waren nieuw voor de bedrijfsvoering.

(24)

24 Integratie betreft bij PPS de samenwerking van partijen met diverse achtergronden binnen consortia en de inzet van multifunctionele teams. Verbeterde efficiëntie blijkt in de ontwerpfase bij de afweging van opties die zowel op de realisatie als de exploitatie van invloed zijn. Extern gedeelde informatiesystemen en de integrale

risicoanalyse dragen daartoe bij. Het gebruik van externe technologie en kennis draagt ertoe bij dat aannemingsbedrijven zich meer richten op de markt, de opdrachtgevers en de gebruikers. Voorbeelden van de bevordering van externe interactie zijn de ontwikkeling van kennismodellen en het gebruik van computerprogramma’s voor virtuele beleving. Praktisch vormt de combinatie van duurzaamheid en het onderhoudseconomisch, energiezuinig ontwerpen een verbetering bij PPS.

3.2 Veranderingen binnen de utiliteitsbouw als gevolg van PPS

Uit de voor deze bureaustudie gebruikte publicaties (o.a. Beach, Webster & Cambell, 2005, Thurairajah e.a., 2006, Bresnen & Marshall, 2000a/b/c, Smyth & Edkins, 2007 en Harland, 2007) blijkt dat de veranderingen in de utiliteitsbouw als gevolg van PPS te rubriceren zijn naar vijf thema’s: cultuur, levenscyclus, risicoanalyse, verticale integratie en procesbeheersing.

Eerst wordt de relatie tussen PPS en deze thema’s, in willekeurige volgorde, nader toegelicht. Met de onderbouwing van de voor de thema’s gehanteerde onderzoeksvariabelen. Vervolgens worden de op basis van de theorie verwachte kenmerken per onderzoeksvariabele bepaald en in een tabel geresumeerd. Voor utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS.

3.2.1 Cultuur

Cultuur is een eerste thema in de publicaties betreffende de utiliteitsbouw en PPS. (o.a. The Construction Task force, 1998, Cox & Thompson, 1997, Bresnen & Marshall, 2000a/b/c en Regieraad Bouw, 2003). Bij PPS wordt de cultuuromslag beoogd van de aversieve naar goede verhoudingen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers binnen de utiliteitsbouw. De traditionele ‘vechtcultuur' past niet in een markt waarin vooral niet-kostengerichte factoren in plaats van de prijs als concurrentiemechanisme gelden (Smyth & Edkins, 2006 en Thurairajah, 2006).

Volgens Hatch & Schultz (2000) is cultuur niet tastbaar en ontstaat deze spontaan. Bresnen (2000b/2005b) stelt mede daarom de maakbaarheid van cultuur en het regisseren van een cultuuromslag in de bouwsector ter discussie. Dit in tegenstelling tot The Construction Task Force (1998) en de Regieraad Bouw (2003 en 2004) die deze in rapporten propageren.

Kenmerken

Voortgaande integratie.

Combinatie van versnelling, flexibilisering en kostenefficiëntie. bij ontwikkeling en voortbrenging van producten en diensten. Strategische karakteristieken

Integratie van voortbrengingsketen tot voortbrengingsnetwerk Betrokkenheid gebruikers en leveranciers.

Kostenefficiëntie bij ontwerp en voortbrenging product/dienst. Markt- en klantgerichtheid middels flexibiliteit en responsiviteit. Nadruk op kwaliteit en andere niet-kostengerichte factoren. Instrumenten

Externe technologie en kennis. Multifunctionele teams. Integrale informatiesystemen. Totale kwaliteitsbeheersing. Verbeterde initiële productspecificatie. Computersimulatietechnieken.

(25)

25 groot aantal leveranciers prijs gedreven inkoop contracten korte termijn enkelvou-dige toepas-baarheid toepas-baarheid beperkte informatie uitwisseling betrokken-heid in laat stadium klein aantal leveranciers kwaliteit gedreven inkoop contracten lange termijn meervou-dige toepas-baarheid strategische integratie betrokken-heid in vroeg stadium industriële desintegratie reductie aantal leveranciers beëindigde leveranciersrelaties

AVERSIEVE BENADERING RELATIONELE BENADERING

Figuur 3.1 Industriële herstructurering naar relationele benadering (Ali e.a., 1997)

Gedragsverandering wordt door Bresnen (2005) realistischer geacht dan cultuuromslag. Smyth (2004) en Bresnen & Marshall (2000c) stellen gedragsverandering als instrumenteel voor de overgang van de conflictgeoriënteerde naar een consensusgeoriënteerde benadering. Dit in navolging op ontwikkelingen in de auto-industrie (figuur 3.1, Ali e.a., 1997). Met de beperking van het aantal relaties en de introductie van partnerschap die ook Harland (1996) bepleit.

Resumerend worden als kenmerken bij PPS de omslag van aversieve naar goede verhoudingen verwacht, in combinatie met consensusgeoriënteerd gedrag en vaste of nauwe relaties.

3.2.2 Levenscyclus

(26)

26

opstelling risico’s PPS-project - macrorisico’s - mesorisico’s - microrisico’s

Figuur 3.2 Proces van risicoanalyse en risico allocatie bij PPS-projecten (Li e.a., 2001)

Risico toewijzing aan private sector Risico behoud aan publieke sector

evaluatie middelen risico modellering risicodeling tussen publieke en private

sector

risico modellering

analyse ernst en waarschijnlijkheid

kostencalculatie risico’s acceptatie door publieke sector risicomanagement private sector onderhandeling hernieuwde allocatie risico’s risicomanagement publieke sector ja nee nee ja ja

Concluderend voor het thema levenscyclus gelden voor PPS onderscheidende kenmerken. De ontwikkeling van aannemingsbedrijven van capaciteitsaanbieder naar kennisaanbieder en de vergaring van nieuwe kennis, zoals voor financiering en exploitatie van projecten staan centraal. Verder het nader uitgelichte verband tussen absorberend vermogen en kennisontwikkeling. 3.2.3 Risicoanalyse

Een derde thema is risicoanalyse. Daarvoor gelden twee dimensies. De kwalitatieve betreffende typering van risico’s en de kwantitatieve betreffende toebedeling van risico’s (Li e.a., 2003). Bij projecten onder traditionele contractvormen geldt de verdeling naar ontwerp- en uitvoeringsrisico’s. Exploitatierisico’s zijn niet aan de orde. Bij ontwerprisico’s geldt voor aannemingsbedrijven slechts de waarschuwingsplicht (Li e.a., 2001 en Li e.a., 2005). Bij uitvoeringsrisico’s zijn aannemingsbedrijven gericht op de vermijding van risico’s of verlegging daarvan naar opdrachtgevers of onderaannemers. Dit ‘commerciële management’ van risico’s is bepalend voor contractuele relaties (Smyth & Edkins, 2006, Witold, 2006, Li e.a. 2001 en 2005). Als uitgangspunt bij PPS geldt de verdeling naar macro-, meso- en microrisico’s. Deze past bij de rol en de verantwoordelijkheden van de publieke en de private partijen (figuur 3.2, Li et al, 2001).

(27)

27 Microrisico’s zijn eveneens endogene, projectgerelateerde risico’s maar deze betreffen de relatie tussen publieke en private partijen. Deze risico’s worden gezamenlijk gedragen, zoals bijvoorbeeld bij financieel strijdige belangen betreffende de sociale verantwoordelijkheid van de overheid en de projectresultaten voor de aannemingsbedrijven. Dat kan de kwaliteit van de leefomgeving of de ergonomische aspecten van gebouwinrichting betreffen. Of meer concreet de aan hygiëne gerelateerde gezondheidsrisico’s bij de inrichting van keukens en sanitaire ruimten. Samenvattend geldt dat bij PPS niet de projectfasering maar de achterliggende oorzaak als basis dient voor de typering van risico's. Met de verdeling naar macro-, meso- en microrisico’s. Of anders geformuleerd: de verdeling naar omgevingrisico’s, projectgerelateerde risico’s en risico’s als gevolg van de belangenafweging tussen publieke en private partijen. Voor de toebedeling van risico’s geldt dat de gevolgen daarvan niet meer worden gedragen door de per projectfase verantwoordelijke partij maar door de meest ter zake kundige partij. Verder is de risicoanalyse bij PPS gericht op preventie in plaats van garantstelling en reparatie.

3.2.4 Verticale integratie

Verticale integratie is een vierde thema bij PPS. De utiliteitsbouw wordt gekenmerkt door marktrelaties (Groak, 1994 en Kornelius & Wamelink, 1998). Voor grote aannemingsbedrijven geldt specialisatie en verticale desintegratie. Bij PPS wordt getracht de voordelen van verticale integratie en marktrelaties te combineren. Met partnerschap als tussenvorm; door Slack e.a. (2004) gedefinieerd als ‘duurzame samenwerking ten behoeve van gezamenlijke doelstellingen’. Binnen de bouwsector is de definiëring van partnerschap gebrekkig en verwordt partnerschap geregeld tot ongelijkwaardige verhouding of conflictrelatie (Bresnen & Marshall, 2000a/b/c, Barlow & Jashapara, 1998 en Smyth, 2004 ).

Consortia bieden aannemingsbedrijven de gelegenheid zich intern te richten op de kernactiviteiten en extern controle te houden over de voortbrengingsketen. Daarbij is de typering van relaties over de voortbrengingsketen van belang (Slack & Lewis, 2002) .

(28)

28 beperkt (National Audit Office, 2001 en Beach e.a., 2005). Wel is sprake van repeterende samenwerking op projectniveau (Bresnen & Marshall, 2000a/c en Voordijk e.a., 2000). Voor PPS-projecten wordt partnerschap aangegaan door een beperkt aantal, risicodragende partijen die voor de financiering, de realisatie, het onderhoud en het facilitair management verantwoordelijk zijn. Voor de adviserende, de ontwerpende en de aanvullend financierende partijen geldt samenwerking maar contractueel een marktrelatie. De derde typering van relaties betreft die van de consortiumpartners met leveranciers en onderaannemers. Deze relaties zijn ook bij PPS op marktwerking gebaseerd. Dit is passend in een markt met vele alternatieve mogelijkheden en lage transactiekosten bij wijziging van leveranciers (Slack & Lewis , 2002)

Als kenmerkend voor PPS geldt dat verticale integratie, in eerste instantie, niet wordt beoogd. Als tussenvorm wordt voor partnerschap gekozen. Zowel voor de relatie tussen het consortium en de opdrachtgever als voor de relaties tussen de consortiumpartners onderling. Vooral voor de relaties binnen consortia is de definiëring van partnerschap van belang. Verder is de gelijkwaardigheid van partijen daarbinnen een issue dat later in dit hoofdstuk aan de orde komt.

3.2.5 Procesbeheersing

Een vijfde thema bij PPS is procesbeheersing. Daarvoor wordt in de utiliteitsbouw traditioneel hiërarchische macht aangewend. Voor procesbeheersing buiten de organisatiegrenzen is de verwisseling van hiërarchische macht voor coördinatie wenselijk (Harland e.a., 1999 en Slack e.a., 2004). Coördinatie binnen voortbrengingsketens is veelal bilateraal (figuur 3.3a, Kornelius e.a., 1992). Voortbrengingsnetwerken zoals bij PPS worden echter gekenmerkt door multilaterale relaties (Choi & Hong, 2002) en multilaterale coördinatie (figuur 3.3b, Kornelius & Wamelink, 1998). Aannemingsbedrijven kunnen in de consortia op strategisch niveau de regie houden en de coördinatie op operationeel niveau decentraal laten plaatsvinden. Coördinatie en informatie-uitwisseling verlopen dan niet meer vanuit één centrale positie, al wordt dat door Cohen & Levinthal (1990) bepleit bij grote diversiteit aan disciplines en kennis. In aansluiting op de door Uzzi (1997) bepleite informatiesymmetrie achten Thurairajah e.a. (2006) en Bresnen e.a., (2003) open communicatie noodzakelijk voor de informatie-uitwisseling bij PPS.

Figuur 3.3a Drie niveaus van bilaterale informatiewisseling

(Kornelius, 1992) Figuur 3.3b Inter-organisationele coördinatie op drie niveaus (Kornelius & Wamelink, 1998) Leverancier tactisch operationeel strategisch Aannemingsbedrijf tactisch operationeel strategisch vb. contracten vb. planning vb. bestellingen visie overleg Aannemingsbedrijf Waarde toevoegende

organisatie Waarde toevoegende organisatie visie

overleg operatie

(29)

29

Figuur 3.4 Innovatietechnologie en daaraan gerelateerde middelen (Dodgson e.a., 2005) Innovatietechnologie

vb. - modellering & simulatie - visuele & virtuele presentatie virtueelrepresentatieie elisatiee realiteit inten- siteit IVT creatie ICT

ondersteuning implementatie OMT

Informatietechnologie vb. – open systemen Communicatietechnologie vb. – WIFI internet Ontwerp- en productietechnologie vb. – CAD tekenprogramma Netwerk-coördinatietechnologie vb. – TQM kwaliteitmanagement

Informatiesymmetrie vergt informatietechnologie. Informatiesystemen van aannemingsbedrijven blijken echter gedateerd en beperkt geïntegreerd; zoals door Bresnen e.a., 2003 en Smyth, 2004 geconcludeerd. Dit conflicteert

met de bij utiliteitsbouw geldende verscheidenheid aan documenten (Kornelius & Wamelink, 1998). Bij voortbrengingsnetwerken als PPS is geïntegreerde informatie-technologie benodigd (Smyth, 2004 en Zaidat e.a., 2004). Dodgson e.a. (2005) bepleiten specifiek de combinatie van technologie voor communicatie, innovatie en productie.

Als combinatie van kenmerken voor de procesbeheersing bij PPS gelden: de verwisseling van hiërarchische macht voor coördinatie als instrument voor procesbeheersing, de gedecentraliseerde coördinatie en het gebruik van geïntegreerde informatietechnologie.

3.2.6 Resumé van veranderingen in de utiliteitsbouw als gevolg van PPS

Tabel 3.2 Resumé veranderingen utiliteitsbouw als gevolg van PPS

Thema Onderzoeksvariabele Kenmerken utiliteitsbouw onder

Traditionele contractvormen Kenmerken utiliteitsbouw onder Innovatieve contractvorm PPS Verhoudingen Aversieve verhoudingen Goede verhoudingen

Omgangsvorm Wisselende, afstandelijke relaties Vaste, nauwe relaties Cultuur

Gedrag Conflictgeoriënteerd Consensusgeoriënteerd

Termijn Korte termijn (realisatie) Lange termijn (realisatie + exploitatie) Identiteit Capaciteitsaanbieder Kennisaanbieder

Levenscyclus Kennisontwikkeling: - onderzoek - praktijkervaring - historische kennis - overdracht individueel absorptievermogen

Binnen de traditionele kerncompetenties op

gebied van ‘design’, ‘build’ en ‘maintain’ Buiten traditionele kerncompetenties op gebied van ‘finance’ en ‘operate’

Gerichtheid Garantstelling en reparatie Preventie Typering risico’s Ontwerprisico’s

Uitvoeringsrisico’s Macrorisico’s Mesorisico’s Microrisico’s Risicoanalyse

Toebedeling risico’s Voor projectfase verantwoordelijke partij Meest ter zake kundige partij Mate verticale integratie Verticale integratie beperkt; uitbesteding

via marktrelaties Verticale integratie beperkt; partnerschap als tussenvorm Verticale integratie

Typering relatievormen Marktrelatie:

Opdrachtgever - Aannemingsbedrijf Aannemingsbedrijf - Leverancier Partnerschap: Opdrachtgever – Consortium Consortiumpartner - Consortiumpartner Marktrelatie: Consortiumpartner - Leverancier Beheersingsinstrument Hiërarchische macht Coördinatie

Coördinatie Centrale coördinatie, bilaterale contacten Decentrale coördinatie, multilaterale contacten

Procesbeheersing

Informatietechnologie Systemen gescheiden; per discipline en

(30)

30 In tabel 3.2 zijn de kenmerken van utiliteitsbouw onder traditionele contractvormen en onder PPS per thema geresumeerd. Daarmee zijn de veranderingen in de utiliteitsbouw als gevolg van PPS weergegeven. Deze vormen de context voor de nadere verdieping die specifiek de veranderingen in de samenwerking betreft. Deze bevindingen worden empirisch onderbouwd en getoetst met de gevalstudie.

3.3 Veranderingen in de samenwerking binnen de utiliteitsbouw als gevolg van PPS

De uitwerking in deze paragraaf betreft specifiek de veranderingen in de samenwerking als gevolg van PPS. Voor de vaststelling daarvan is het voortbrengingsproces van de utiliteitsbouw ontleed in drie facetten: de inrichting, de besturing en het eindproduct daarvan. Deze betreffen respectievelijk de vorm, de wijze en het resultaat van de samenwerking. Op basis van de voor de bureaustudie gebruikte documenten (o.a. Bresnen & Marshall, 2000a/b/c, Choi & Hong, 2002 en National Audit Office, 2001) is per facet een thema bepaald en onderbouwd.

Voor de inrichting van het voortbrengingsproces geldt de transformatie van voortbrengingsketen tot voortbrengingsnetwerk als thema. Eissenhardt & Martin (2000) stellen bij het opereren in veranderende markten de reconfiguratie van middelen en de inrichting van netwerken als competitief onderscheidend. Bij PPS komt dat tot uitdrukking in de integrale kennisinbreng van de als netwerken functionerende consortia (Briscoe e.a., 2001 en Bresnen & Marshall, 2000a). Bij de besturing van het voortbrengingsproces is de verwisseling van mechanistische voor organische structuren het thema. Partnerschap wordt gezien als organische ontwikkeling (Bresnen & Marshall, 2000a). Met accenten op zelforganiserend vermogen, horizontale communicatie, gezamenlijke doelstellingen en externe gerichtheid. Harland (1996) stelt netwerken als alternatief voor verticale integratie. Dit ter vergelijking tussen organische en mechanistische besturing. Voor het eindproduct van het voortbrengingsproces is de overgang van product naar prestatie als thema gekozen. Deze wordt door Labuschagne e.a. (2005) als essentieel gesteld voor verbetering van de duurzaamheid en de integratie van de levenscyclusbenadering in de productie industrie. Partnerschap en vertrouwen zijn, als essentiële begrippen, nader uitgelicht. De reden daarvoor is de verscheidenheid aan opvattingen betreffende partnerschap en de invloed van vertrouwen daarop (Thurairajah e.a., 2006). Er zijn vele aannemingsbedrijven die partnerschap slechts gebruiken als verkooptechniek (Cox & Thompson, 1997). Andere bedrijven stellen partnerschap als instrument ter verbetering van efficiëntie en effectiviteit en achten vertrouwen een voorwaarde voor partnerschap (o.a. Himes, 1995 en Smyth & Edkins, 2007).

(31)

31

Figuur 3.6 Voortbrengingsnetwerken als interconnecties van relaties (Slack & Lewis, 2002) centraal

organisatieniveau tweede lijn

leveranciers leveranciers eerste lijn opdrachtgevers eerste lijn opdrachtgevers tweede lijn voorwaarts (naar leveranciers) achterwaarts (naar opdrachtgevers)

Figuur 3.5 Niveaus voortbrengingsketens (Harland, 1996) Niveau 1: interne keten

Niveau 2: dyadische relatie

Niveau 3: externe keten

Niveau 4: netwerk

3.3.1 Inrichting voortbrengingsproces

Voortbrengingsketens zijn te definiëren als ‘inter-connectie van organisaties die met voorwaartse en achterwaartse koppeling waarde produceren voor eindgebruikers, in de vorm van goederen en diensten’ (Christopher, 1992). Als de koppelingen niet exclusief

één organisatie betreffen spreekt men van

voortbrengingsnetwerken (Harland, 1996). Voor PPS-consortia geldt de integratie van disciplines en partijen tot voortbrengingsnetwerk. Dat is te definiëren als 'de positionering van het voortbrengingsproces in de context van alle andere voortbrengingsprocessen van opdrachtgevers en leveranciers’ (Slack & Lewis, 2002).

Voortbrengingsnetwerken zijn te beschrijven als concept bestaande uit relatievormen en gedrag (Slack & Lewis, 2002). Deze visie vormt de basis voor de vaststelling van kenmerken van de inrichting van het voortbrengingsproces bij projecten onder traditionele contractvormen en PPS.

Bij relatievormen conform figuur 3.7 (bladzijde 32) gelden fragmentatie in de utiliteitsbouwsector en de eenmaligheid van projecten als invloedsfactoren voor voortbrengingsnetwerken.

(32)

32

strategie voortbrengingsnetwerken

Figuur 3.7 Issues voortbrengingsnetwerken (Slack & Lewis, 2002) relatievormen binnen

voortbrengingsnetwerken

verticale integratie partnerschap

concept voortbrengingsnetwerken

marktrelatie het netwerkperspectief

netwerk dynamiek - kwantitatieve dynamiek - kwalitatieve dynamiek netwerkmanagement - coördinatie - differentiatie - herschikking gedrag binnen voortbrengingsnetwerken

efficiënte decentrale besluitvorming maar beperkt de leerprocessen, de connecties tussen disciplines en de overdracht van ‘rijke’ informatie (Groak, 1994, Smyth, 2004, Bresnen, 2003). Geografische scheiding beperkt ook de voor netwerken belangrijke informatiesymmetrie en het gebruik van integrale informatietechnologie voor procesbeheersing (Uzzi, 1997).

Eenmaligheid is eveneens van invloed op de relatievormen binnen de utiliteitsbouwsector. Elk project is een prototype. Dit leidt tot discontinuïteit in organisatiemethodieken, personele bezetting en informatiestromen (Bresnen e.a., 2003). Verder tot de achterblijvende ontwikkeling van voortbrengingsnetwerken in de bouwsector (Akintoye e.a., 2000 en Bresnen e.a., 2003). Eenmaligheid geldt traditioneel ook voor de projectmatige samenwerking met partijen (Harland e.a., 2006 en Cox & Thompson, 1997), al worden er partijen herhaaldelijk gecontracteerd. PPS-consortia bestaan geregeld uit combinaties van dezelfde partijen.

Bij gedrag gelden netwerkdynamiek en netwerkmanagement als invloedsfactoren voor voortbrengingsnetwerken (figuur 3.7).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘prijs’ uitgewerkt en wordt aangegeven hoe de waarde van de over te nemen onderneming invloed heeft op die prijs. In het vijfde hoofdstuk komen de garanties, die de over te nemen

We spre- ken van vriendschap als twee individuen gedu- rende langere tijd vaak bij elkaar zijn, weder- zijds positief sociaal gedrag vertonen, zelden agressief naar elkaar zijn,

De praktische aanbevelingen van de dialoog tussen gemeen- ten en reïntegratiebedrijven over het beter organiseren van het proces van aanbesteden van reïntegratietrajecten zijn

Deze voorziening kan er dan voor zorgen dat er geen uittreding van product naar buiten zal plaatsvinden.. Het opgeslagen CNG (Compressed Natural Gas) wordt

In deze fase is het ondermeer de bedoeling om de mensen wat betrokkener te maken, maar hoe kan dat bereikt worden als mensen denken: ‘Als hij het al niet begrijpt, hoe moeten wij

wanneer aan de andere kant al deze divisies en werkmaatschappijen zijn rapporteringsysteem zou toesnijden op de eigen KCV’s zou een uniforme rapportering aan de holding

In dit onderzoek zijn de duurzaamheidsfactoren onderzocht die gebruikt worden binnen de methode van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) gedurende de

Dit onderzoek is er ten eerste op gericht om duidelijk te krijgen waarom risicomanagement niet integraal wordt toegepast binnen Ballast Nedam Infra Projecten en wat hiervan de