Vraag nr. 19
van 14 november 2000
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN KB kinesitherapie – Betrokkenheid
Op voorstel van de minister van Consumentenza-k e n , VolConsumentenza-ksgezondheid en Leefmilieu en de minister van Sociale Zaken en Pensioenen keurde de fede-rale ministerraad in september 2000 een ontwerp van koninklijk besluit (KB) goed over de beper-king van het aanbod in de kinesitherapie.
Het ontwerp wijzigt het KB van 3 mei 1999, z o d a t de uitvoering van dit KB, dat het totaal aantal kine-sitherapeuten opgesplitst per gemeenschap vast-stelde, met twee jaar wordt uitgesteld.
Dit voorstel heeft een weerslag op het Vlaams on-derwijsbeleid.
Op welke manier is de Vlaamse Gemeenschap be-trokken geweest bij deze beslissing ?
Antwoord
De ministers bevoegd voor Onderwijs in de drie gemeenschappen van België en hun betrokken ad-ministraties hebben regelmatig overleg gepleegd met de federale minister bevoegd voor Vo l k s g e-zondheid over diverse aangelegenheden van ge-meenschappelijk belang.
In dat kader is onder meer het convenant over de opleiding van verpleegkundigen totstandgekomen. In datzelfde kader is de kwestie van de toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 (contin-gentering van het aantal kinesitherapeuten) aan de orde geweest. De vertegenwoordigers van de ge-meenschappen hebben aangedrongen op een ver-fijning van de numerieke gegevens op grond waar-van het bedoelde koninklijk besluit genomen is ge-w e e s t . De federale overheid heeft de gegrondheid van dit verzoek erkend en er consequent naar ge-handeld door de toepassing met twee jaar uit te stellen.
De Vlaamse Gemeenschap is dus betrokken partij geweest.