• No results found

Vraag nr. 119 van 6 maart 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 119 van 6 maart 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 119 van 6 maart 2001

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Inburgering – Motie

Op 15 maart 2000 keurde het Vlaams Parlement een met redenen omklede motie (Stuk 150 ( 1 9 9 9-2000) – Nr. 5) goed waarin het de minister vroeg een "actieplan Onthaal Nieuwkomers Inbur-gering en Integratiebeleid" aan het Vlaams Parle-ment voor te leggen vooraleer de begrotingsop-maak 2001 werd aangevat.

Over de begroting 2001 werd gestemd zonder dat dit gebeurde.

1. Waarom werd dit deel uit de motie niet uitge-voerd ?

2. Welke concrete planning heeft de minister ge-maakt om dit punt van de motie uit te voeren ?

Antwoord

Als sluitstuk van de bespreking van de Beleidsnota We l z i j n , Gezondheid en Gelijke Kansen 1999-2004 keurde het Vlaams Parlement op 15 maart 2000 een met redenen omklede motie goed. In punt 7 van de motie werd aan de regering gevraagd om, voordat de begrotingsopmaak 2001 wordt aange-v a t , een "actieplan Onthaal Nieuwkomers, I n b u r-gering en Integratiebeleid" aan het Vlaams Parle-ment voor te leggen.

Om onderstaande redenen werd geen gevolg gege-ven aan deze motie.

Bijkomende middelen voor inburgering

De Vlaamse regering stelde in haar regeerakkoord en in de Septemberverklaring van 1999 snel werk te willen maken van een inburgeringsbeleid.

Op de begroting 2000 (PR 41.7) werd voor de eer-ste keer een afzonderlijke basisallocatie (BA 34.02) "allerhande subsidies specifiek voor impulspro-gramma's in het kader van het onthaalbeleid voor nieuwkomers" opgenomen. Op deze basisallocatie werd 60 miljoen frank ingeschreven. (PR : p r o -gramma – red.)

Naar aanleiding van de begrotingscontrole 2000 besliste de Vlaamse regering om voor inburgering bijkomend 235 miljoen frank in te schrijven op de begroting 2000 (PR 41.1 – BA 01.03). Het V l a a m s

Parlement keurde deze middelenverhoging voor het inburgeringsbeleid goed.

Afsprakennota Inburgeringsbeleid

Op 21 juni 2000 keurde de Vlaamse regering de A f-sprakennota Inburgeringsbeleid goed. Deze nota legt de krijtlijnen van het inburgeringsbeleid vast en geeft aan hoe de middelen moeten worden aan-g e w e n d . Deze afsprakennota en de uitvoerinaan-g ervan hadden tot gevolg dat er geen "actieplan O n t h a a l , N i e u w k o m e r s, Inburgering en Integratie-beleid" aan het Vlaams Parlement werd voorge-legd.

Primair en secundair inburgeringstraject

Een eerste belangrijk gegeven uit de afsprakenno-ta is dat het inburgeringstraject wordt opgesplitst in een primair en een secundair traject, met de warme overdracht als schakel tussen beide. D e z e opsplitsing verduidelijkt de respectieve verant-woordelijkheden op het vlak van inburgering. Het primair inburgeringstraject omvat de werving en intake, het educatief aanbod en de trajectbege-l e i d i n g. Het is een driesporenprogramma : N T 2 , MO en loopbaanoriëntatie (NT2 : N e d e r l a n d s Tweede Taal ; M O : m a a t s chappelijke oriëntatie – r e d . ). Het ontvangstbureau draagt de eindverant-woordelijkheid voor het primair traject.

Het secundair inburgeringstraject moet de nieuw-komer toelaten afhankelijk van zijn oriëntatie (professioneel perspectief, educatief perspectief of sociaal perspectief) een vervolgtraject te volgen. De sector waarnaar de nieuwkomer wordt overge-d r a g e n , overge-draagt overge-de einoverge-dverantwooroverge-delijkheioverge-d voor het vervolgtraject.

De warme overdracht, de schakel tussen het pri-maire en secundaire traject, is een cruciale factor voor het succes van het inburgeringstraject. O m deze overdracht zo goed mogelijk te laten verlo-p e n , is het aangewezen dat verlo-primair en secundair traject niet los van elkaar worden ingevuld.

Een gefaseerd beleid

Een tweede belangrijk element uit de afsprakenno-ta is dat er wordt beslist om het inburgeringsbeleid gefaseerd in te voeren, eerst een experimentele fase en pas nadien een definitief decretaal geregeld beleid.

(2)

begrotings-middelen 2002 moeten op decretale basis kunnen worden aangewend.

De experimentele fase

De periode 2000 en 2001 wordt beschouwd als een experimentele fase die moet toelaten het inburge-ringsbeleid te ontwikkelen en te verdiepen. U i t-gangspunt hierbij is dat het inburgeringsbeleid in deze fase voortbouwt op de bestaande ont-v a n g s t i n i t i a t i e ont-v e n , kennis en knowhow, z o n d e r evenwel de definitieve decretale regeling van het inburgeringsbeleid te hypothekeren.

Om het experimenteel beleid in deze periode te re-a l i s e r e n , is er op jre-are-arbre-asis in totre-are-al 295 miljoen be-s c h i k b a a r. Deze middelen worden albe-s volgt ver-deeld :

– 40,1 miljoen over te hevelen naar Onderwijs (enkel voor de middelen 2000) voor opvang-klassen in het secundair onderwijs en voor de uitvoering van het project "voorrangsbeleid Brussel" ;

– 40,2 miljoen voor ondersteunende maatregelen (versterking PRIC's, VGC en administratie, c l i ë n t v o l g s y s t e e m , tolkendienst en wetenschap-pelijk onderzoek) ;

– 214,7 miljoen voor primaire inburgeringstrajec-ten.

(PRIC : P r ovinciaal Integratiecentrum ; VGC : Vlaamse Gemeenschapscommissie – red.)

Om de secundaire inburgeringstrajecten richting arbeidsmarkt vorm te geven, voorziet de minister bevoegd voor Werkgelegenheid daarnaast in 118 miljoen op de begroting 2000.

Om de primaire inburgeringstrajecten te realise-r e n , doet de Vlaamse overealise-rheid een berealise-roep op ont-vangstbureaus aangewezen door de gemeenten. Momenteel zijn er 24 : 22 in Vlaanderen en twee in B r u s s e l . Samen zullen zij met de inburgeringsmid-delen 2000 bijkomend 1.730 nieuwkomers berei-k e n , naast de 1.436 trajecten die met andere mid-delen (voornamelijk SIF-midmid-delen) gerealiseerd worden. (SIF : Sociaal Impulsfonds – red.)

De verdeling van de subsidies over de ontvangst-bureaus is gebeurd op basis van subsidieaanvragen aan de hand van een standaardformulier. De Be-oordelingscommissie Inburgering stelde dit formu-lier op, vertrekkende van de krijtlijnen en uitgangs-punten van de Afsprakennota Inburgeringsbeleid.

De Beoordelingscommissie is samengesteld uit ambtenaren van de bij het inburgeringsbeleid be-trokken administraties en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van mijn kabinet. De Be-oordelingscommissie heeft ook alle subsidieaan-vragen beoordeeld en haar bevindingen neerge-schreven in een advies dat aan de ontvangstbu-reaus werd gecommuniceerd en onderdeel uit-maakt van het subsidiebesluit dat aan die bureaus de middelen toekent.

Voor de verdeling van de middelen 2001 zal dezelf-de procedure wordezelf-den gevolgd. Bovendien is ervoor geopteerd om voor inburgering in 2001 geen mid-delenverhoging door te voeren. De krijtlijnen van het decreet inburgering zijn nog niet bepaald, p r o g-noses over de instroom van doelgroep-nieuwko-mers op middellange termijn zijn er nog niet en duidelijke indicaties over de reële kostprijs van in-burgeringstrajecten zijn nog niet voorhanden, waardoor het momenteel vrij moeilijk is om de ge-wenste middelenstijging adequaat in te schatten en in een groeimodel uit te zetten.

Besluit

De beslissing om gedurende twee jaar het inburge-ringsbeleid binnen een experimenteel kader geba-seerd op de Afsprakennota Inburgeringsbeleid van 21 juni 2000 vorm te geven, samen met de optie om voor 2001 geen stijging van de middelen voor in-burgering door te voeren, had tot gevolg dat er naar aanleiding van de begrotingsopmaak 2001 geen actieplan werd voorgelegd aan het V l a a m s Parlement.

Naar een decretale basis voor het inburgeringsbeleid De Vlaamse regering gaat ervan uit dat de opstart-periode 2000-2001 voldoende bijkomende gege-vens moet verstrekken voor de uitwerking van een decretale regeling voor het Vlaams inburgeringsbe-l e i d . De Vinburgeringsbe-laamse regering binburgeringsbe-lijft dan ook bij haar intentie om een ontwerpdecreet in te dienen bij het Vlaams Parlement, zodat vanaf 1 januari 2002 het inburgeringsbeleid een decretale grondslag heeft. Instrumenten

Om het decreet grondig en in maximale samen-spraak voor te bereiden, worden een aantal instru-menten ingeschakeld.

(3)

van de cel Inburgering. Deze cel gaat midden mei 2001 binnen de administratie Gezin en Maatschap-pelijk Welzijn van start. Niet onbelangrijk hierbij is dat enkele medewerkers uit de ontvangstbureaus komen en dus over heel wat terreinkennis beschik-ken.

Bij de voorbereiding van het decreet wordt daar-naast ook aandacht besteed aan de nodige contac-ten met het werkveld, met name de ontvangstbu-reaus en de categoriale sector. Om dit contact te s t r u c t u r e r e n , werd een Platform Inburgering opge-r i c h t . Volgende paopge-rtneopge-rs maken deel uit van dit plat-form : inburgeringscoördinatoren van de Provincia-le Integratiecentra en het Vlaams Minderheden-c e n t r u m , de opdraMinderheden-chthouder inburgering van VG C, de coördinatoren van de ontvangstbureaus PINA en Kompas Gent en de administratie. Het platform wordt voorgezeten door een vertegenwoordigster van mijn kabinet. De inburgeringscoördinatoren van de PRIC's en VGC treden hier op als tussen-schakel naar de ontvangstbureaus. Naast de voor-bereiding van het decreet bespreekt dit platform ook de uitvoering van het inburgeringsbeleid in de experimentele fase.

Om het decreet wetenschappelijk te onderbouwen, lopen momenteel twee onderzoeken. Ze worden uitgevoerd door CICI (UG), lopen tot 15 juli 2001 en bouwen verder op vier nieuwkomersonderzoe-ken die eind 2000 werden afgerond en op 22 f e b r u-ari laatstleden aan een ruimer publiek werden voorgesteld (CICI : Centrum voor Interculturele Communicatie en Integratie ; UG : Universiteit Gent – red.). Het betreft onderzoek naar de finaliteit en naar de lokale vormgeving van het inburgeringsbe-leid.

Bij het onderzoek naar de finaliteit van het inbur-geringsbeleid staan volgende opdrachten centraal : – conceptualiseren en operationaliseren van het

concept "inburgering" ;

– bepalen van de doelstellingen en taken van tra-jectbegeleiding en van het profiel van de traject-begeleider ;

– bepalen van de kwaliteitscriteria waaraan ont-vangstbureaus en trajectbegeleiders moeten voldoen ;

– uitwerken en ondersteunen van vormingspro-gramma's voor de organisatie van een kwalita-tief inburgeringsbeleid ;

– bepalen van de einddoelen van maatschappelij-ke oriëntatie (MO) en voorstellen aanreimaatschappelij-ken om deze einddoelen te operationaliseren. Bij het onderzoek naar de lokale vormgeving van het inburgeringsbeleid staan volgende opdrachten centraal :

– aangeven hoe het inburgeringsbeleid op het ter-rein gestalte kan krijgen ;

– ontwikkelen van indicatoren voor spreiding, vestiging en uitbouw van ontvangstbureaus ; – nagaan of ontvangstbureaus kunnen/moeten

in-staan voor trajectbegeleiding van minderjarige nieuwkomers ;

– in kaart brengen van de rol van de lokale en provinciale overheden in het inburgeringsbeleid in het algemeen, en bij de uitbouw van ont-vangstbureaus in het bijzonder.

De onderzoeken worden opgevolgd door een geza-menlijke stuurgroep waarin de kabinetten, de ad-m i n i s t r a t i e, VMC en VVP vertegenwoordigd zijn. VVSG werd ook aangezocht.

(VMC : Vlaams Minderhedencentrum ; VVP : Ve r -eniging van Vlaamse Provincies ; VVSG : Ve r e n i g i n g van Vlaamse Steden en Gemeenten – red.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen de sector Maatschappelijk Opbouw- werk wordt door een aantal regionale instituten voor maatschappelijk opbouwwerk doelbewust gekozen om allochtone medewerkers aan te w

de initiatieven buitenschoolse opvang reeds een viertal jaar bestaan, en tevens rekening hou- dende met het gegeven dat het aantal gebruikers dermate hoog is dat er een

In omzendbrieven en medede- lingen daarentegen worden occasioneel wel afkor- tingen vermeld, die echter onmogelijk tot misver- standen kunnen leiden bij de doelgroep. KO kan ook

In statistische gegevens kan het wel eens gebeuren dat het letterwoord BKO wordt gebruikt voor het buitengewoon kleuteronderwijs, maar ik zal in de toekomst samen met mijn

Op 7 februari 2001 keurde het Vlaams Parlement mijn resolutie goed betreffende het gebruik van af- kortingen en letterwoorden voor officiële en s e m i-officiële

Op 7 februari 2001 keurde het Vlaams Parlement mijn resolutie goed betreffende het gebruik van af- kortingen en letterwoorden voor officiële en s e m i-officiële

Vanuit welzijn, waar het letterwoord IBO onmid- dellijk aansluit bij de officiële benaming van het in het besluit van de Vlaamse regering gedefinieerde initiatief buitenschoolse

Hoeveel advies- en technische werkgroepen werden per erkend doelstelling 2-gebied reeds opgericht?. Hoeveel maal kwamen