• No results found

De relatie tussen hechtingsstijlen en. relatietevredenheid bij koppels.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De relatie tussen hechtingsstijlen en. relatietevredenheid bij koppels."

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen hechtingsstijlen en relatietevredenheid bij koppels.

Bachelor Thesis Imke van Houtert SNR:2014186

Tilburg University, Tilburg

Psychologie; Major Economische Psychologie Faculteit: Tilburg School of Behavioral Sciences

Begeleidster Tilburg University: dr. Tila Pronk Tweede lezer: Anneloes Kip

Juni 2020

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd er gekeken naar de relatie tussen hechtingsstijlen en relatietevredenheid bij mensen met een romantische relatie. Dit onderzoek is gebaseerd op bestaand hechtingsonderzoek, wat zich vooral in de jaren negentig heeft gefocust op hechtingsstijlen die zich in de kindertijd al ontwikkeld hebben. In dit onderzoek werd er niet gekeken naar hechting in de kindertijd, maar vooral naar hechting met de romantische partner.

Daarnaast werd er gekeken naar voorspellers van relatietevredenheid. Hierbij werd verwacht dat alle drie de hechtingsstijlen significant zouden samenhangen met relatietevredenheid. In dit onderzoek werd er daarom ook antwoord gegeven op de vraag: in welke mate hangt een hechtingstijl samen met relatietevredenheid? De totale steekproefgrootte bestond uit 142 koppels (N = 284). Om de onafhankelijke variabele hechtingsstijl te meten is de verkorte versie van de

Adult Attachment Scale gebruikt. Om de afhankelijke variabele relatietevredenheid te meten is er gebruik gemaakt van de (CSI-4) Couples Satisfaction Index.

Een enkelvoudige regressie liet zien dat hoewel er een significante samenhang werd gevonden tussen een vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid, er zowel geen significante samenhang was tussen een veilige hechtingsstijl en relatietevredenheid, als tussen een angstige hechtingsstijl en relatietevredenheid. Dit wil zeggen dat maar een van de drie hypotheses bevestigd kan worden. Er is echter wel een significant resultaat gevonden, maar de betrouwbaarheid van de schaal was te laag om er een betrouwbaar effect uit te kunnen halen.

(3)

Hechtingsstijlen en relatietevredenheid

Of iemand pas net bij een nieuwe partner is, al jaren getrouwd is of single is, er bestaat een kans dat de COVID-19 maatregelen een invloed hebben gehad op het liefdesleven. Sommige stellen met kinderen maakten zich zorgen over de intimiteit die in hun relatie verminderde, toen er naast werken en lesgeven weinig tijd voor henzelf overbleef. Het gezinsleven kreeg alle prioriteit, waardoor veel partnerrelaties onder druk kwamen te staan. Maar niet elke relatie stond onder druk, er zijn ook relaties die juist verbeterd zijn sinds er sprake was van de COVID-19 maatregelen.

Interessant is om na te gaan waar deze verschillen in kwaliteit en tevredenheid vandaan komen.

Zo zou bijvoorbeeld de kwaliteit van de hechting van beide partners een modererende rol kunnen spelen.

Collins en Read (1990) onderzochten of hechtingsstijlen significant samen kunnen hangen met relatietevredenheid. Li en Chan (2012) hebben in een meta-analyse aangetoond dat zowel een vermijdende als een angstige hechting samenhangt met de relatiekwaliteit. Een vermijdende hechting werd negatief geassocieerd met relatietevredenheid zo bevestigde ook Verstraete (2014).

In deze huidige studie wordt er gekeken of er sprake is van samenhang tussen hechting en relatietevredenheid in deze periode van COVID-19.

Bowlby (1988) stelde dat het voor individuen in elke leeftijdscategorie van belang is om emotionele hechte banden aan te gaan. Net zoals in de kindertijd zoekt een individu op latere leeftijd nog steeds naar bescherming en veiligheid bij een ander. Een veilige haven die troost en bescherming kan bieden in tijden van nood (Levy, Ellison, Scott & Bernecker, 2010). Hazan en Shaver (1987) publiceerden eind jaren tachtig als een van de eersten een artikel waarin ze het hechtingsproces in de kindertijd belichtten en het vergeleken met een soortgelijk hechtingsproces van romantische liefde en emotionele binding tussen partners. In dat artikel beschreven zij drie

(4)

verschillende categorieën om hechtingsstijlen in de volwassenheid te beschrijven;

angstig/ambivalent, veilig en vermijdend (Hazan en Shaver, 1987). Voor hun eerste onderzoek interviewden Hazan en Shaver volwassen mannen en vrouwen over hoe liefde er voor hen uitzag.

Volwassenen spraken over de behoefte aan emotionele nabijheid van hun partner, het verlangen naar zekerheid dat de partner zou reageren als zij van slag waren en het verdriet wanneer ze zich gescheiden en verwijderd voelden van hun partner. Een van de belangrijkste dingen die zij concludeerden was dat een gevoel van veilige hechting zorgt voor een succesvolle liefdevolle relatie (Johnson, 2009).

Bartholomew en Horowitz (1991) ontwikkelden in diezelfde periode een vierdimensioneel model om hechting bij volwassen personen te classificeren. Bartholomew en Horowitz (1991) beschreven dezelfde categorieën als Hazan en Shaver (1987), maar maakten binnen de vermijdende hechtingsstijl nog een onderscheid tussen afwijzend-vermijdend en angstig- vermijdend gedrag. Zij zagen in deze laatste categorie een respectievelijk verschil tussen zij die geen verlangen hebben naar een hechte relatie, en zij die bang zijn om afgewezen te worden (Bourgeois, 2008).

Brennan, Clark en Shaver (1998) toonden echter met een daaropvolgende studie aan, dat de twee categorieën (angstig en vermijdend) die beschreven werden door Hazan en Shaver (1987) voldoende waren om hechtingsstijlen in de volwassenheid te beschrijven en te categoriseren. In deze tijd worden nog steeds beide modellen gehanteerd, wat voor onduidelijkheid kan zorgen.

Voor de hypotheses van dit onderzoek wordt de definitie van Hazan en Shaver aangehouden en zal er gewerkt worden met de hechtingsstijlen onderverdeeld in subschalen; angstig, veilig en vermijdend. Alle drie de hechtingsstijlen spelen vanaf het ontstaan van een romantische relatie een belangrijke rol (Rögels, 2011). De drie hechtingsstijlen hangen alle drie apart samen met

(5)

relatietevredenheid. De vraag is nu: wat is er al bekend van deze hechtingsstijlen en wat is hun relatie met relatietevredenheid?

Bekend is dat Bartholomew en Horowitz (1991) in hun model beschreven dat mensen met een angstige hechtingsstijl van zowel zichzelf als van de ander, een negatief verwachtingspatroon hebben. Het is een combinatie van een laag zelfbeeld, waarbij zij vinden dat ze zelf geen liefde van een ander verdienen, in combinatie met tegenstrijdige gevoelens en verlangens, waarbij zij wel op zoek zijn naar de liefde van een ander. Individuen die hoog scoren op deze hechtingsstijl, ervaren vaak een grote angst voor afwijzing (Vollmann, Sprang & Van den Brink, 2019). Om zichzelf te beschermen tegen afwijzing, vermijden zij daardoor vaak intiem contact. Enerzijds hebben deze individuen veel behoefte aan bevestiging, anderzijds hebben zij vaak te maken met een sterke vorm van wantrouwen en/of jaloezie (Bartholomew & Horowitz, 1991). Dit wantrouwen komt voort uit een enorme angst voor het verbreken van de relatie (Vollmann, Sprang

& Van den Brink, 2019).

Li en Chan (2012) vonden in hun meta-analyse ook dat angst negatief correleert met relatietevredenheid. Het wantrouwen en de onzekerheid over de relatie zouden kunnen leiden tot een mindere tevredenheid over de relatie.

Griffin en Bartholomew (1994) beschreven dat er naast de angstige hechtingsstijl ook sprake kan zijn van een vermijdende hechtingsstijl. Deze dimensie representeert de emotionele afstand die mensen met een vermijdende hechtingsstijl voornamelijk hebben naar andere mensen toe. De individuen in deze groep hebben ten opzichte van de angstige groep wel een positiever beeld over zichzelf, maar hebben nog steeds een negatieve verwachting ten opzichte van anderen.

Individuen met een hogere score op deze hechtingsstijl geven de voorkeur aan emotionele afstand en zelfredzaamheid (Linotte, 2014). Vaak hebben deze individuen ook moeite met nabijheid en

(6)

ervaren zij een bepaalde terughoudendheid om intiem te zijn met anderen (Vollmann, Sprang &

van den Brink, 2019). Deze individuen, die hoog scoren op de vermijdende hechtingsstijl, zullen net zoals individuen die hoog scoren op angst, nabijheid en intieme relaties vermijden. Ditmaal ligt echter de nadruk op de onafhankelijkheid en zelfredzaamheid van het individu. Relaties zijn in hun ogen inferieur aan persoonlijke doelen, werk en hobby’s (Verstraete, 2014). Li en Chan (2012) vonden in hun meta-analyse dat ook vermijding, net zoals angst, negatief correleert met relatietevredenheid.

Wanneer een individu een lage score heeft op bovengenoemde hechtingsstijlen kan er naar alle waarschijnlijkheid gesproken worden over een veilige hechting (Shaver & Mikulincer, 2002).

Dit in combinatie met positieve sociale interacties met de omgeving. Bartholomew en Horowitz (1991) vonden in hun onderzoek dat er sprake was van een veilige hechting wanneer zowel het zelfbeeld als het beeld van de ander positief is. Een veilig gehecht persoon kan zich intens verbonden voelen met zijn partner, zonder afhankelijk van hem/haar te zijn (Rögels, 2011). Maar een veilig gehecht persoon vindt bovenal dat hij de liefde van een ander waard is. Deze groep voelt zich over het algemeen behaaglijk bij intimiteit en is positief over en flexibel in relaties. Daarnaast heeft hij/zij vertrouwen in de partner (Mikulincer & Shaver, 2016). Deze positieve instelling zou in een relatie kunnen leiden tot een hoger niveau van tevredenheid over de relatie.

Bovenstaande hechtingsstijlen hangen allemaal op hun eigen manier samen met relatietevredenheid. Li en Chan (2012) zagen het geheel en classificeerden relatiekwaliteit in negen subschalen. Een van deze subschalen was relatietevredenheid. Bui, Peplau en Hill (1996) bevestigden met hun onderzoek dat relatietevredenheid onderdeel was van een groter geheel. Zij namen relatiestabiliteit als uitgangspunt, waarbij de nadruk werd gelegd op drie verschillende predictoren die invloed hadden op deze stabiliteit.

(7)

Een van deze predictoren was relatietevredenheid. In een longitudinaal vervolgonderzoek van Impett, Beals en Peplau (2001) kwamen een aantal aspecten over relatietevredenheid aan bod.

Relatietevredenheid werd door Impett, Beals en Peplau (2001) beschreven als de mate waarin een individu een relatie als ‘voldoening gevend’ ervaart. Twee voorspellers van deze tevredenheid waren hoge beloningen en lage kosten. Met hoge beloningen werden seksuele bevrediging en sociale steun bedoeld. De kosten van een relatie zijn de factoren waar de partner een hekel aan kan hebben. Voorbeelden hiervan zijn veel voorkomende confrontaties met de partner of financiële problemen zoals schulden (Impett, Beals & Peplau, 2001). Naast hoge beloningen en lage kosten was er nog een belangrijke voorspeller van relatietevredenheid; persoonlijkheid.

Uit eerder onderzoek van Gattis, Berns, Simpson en Christensen (2004) kwam naar voren dat er vier persoonlijkheidstrekken zijn die geassocieerd worden met relatietevredenheid. Zij toonden met hun onderzoek aan dat individuen die niet tevreden waren over hun relatie meer neurotische trekken hadden ten opzichte van individuen in de controlegroep. Daarnaast vonden zij ook dat individuen die hogere scores van tevredenheid rapporteerden hogere scores hadden op de persoonlijkheidstrekken: consciëntieusheid, emotionele stabiliteit en altruïsme. Ook Heller, Watson en Ilies (2004) vonden positieve correlaties tussen emotionele stabiliteit, altruïsme, consciëntieusheid en relatietevredenheid.

In tijden van COVID-19 zijn velen van ons op zoek naar veiligheid en comfort bij de ander.

Veel koppels zijn meer samen met hun partner dan in een normale levenssituatie. Dit kan emotionele gevolgen hebben voor mensen. Deze periode kent voor veel relaties meer stress en uitdagingen dan de normale levenssituatie. Wellicht hebben al deze uitdagingen invloed op de huidige relatietevredenheid, waardoor deze periode een uitstekend moment is om dit hechtingsonderzoek uit te voeren. Daarnaast is veel hechtingsliteratuur gedateerd, waardoor een eenzelfde onderzoek naar hechting en relatietevredenheid nieuwe inzichten op zou kunnen leveren.

(8)

Het kan juist interessant zijn om in deze tijden van COVID-19 eenzelfde soort onderzoek uit te voeren, om te kijken of deze tijd van invloed is op de tevredenheid van de relatie.

Daarnaast is het ook interessant om middels een zelfde soort hechtingsonderzoek te kijken of de hechtingsliteratuur nog steeds dezelfde superieure positie heeft die het altijd heeft gehad, en of er nog steeds een verband is tussen hechting en relatietevredenheid.

Om dit te onderzoeken zal er antwoord gegeven worden op de volgende onderzoeksvraag:

in welke mate hangt een hechtingsstijl samen met relatietevredenheid? Op basis van de geraadpleegde studies wordt verwacht in deze studie dat (1) een angstige hechtingsstijl samenhangt met minder tevredenheid over de huidige relatie (Collins & Read, 1990). Daarnaast wordt verwacht dat (2) een vermijdende hechtingsstijl samenhangt met minder tevredenheid over de huidige relatie (Li & Chan, 2012). Als laatste wordt verwacht (3) dat een veilige hechting samenhangt met meer tevredenheid over de huidige relatie (Byers, 2005).

Methode

Dit onderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie psychologie aan de Universiteit van Tilburg. De opzet van dit onderzoek en de verwachtingen zijn vastgelegd in een preregistratie (https://aspredicted.org/see_one.php).

Participanten

Om participanten te verzamelen voor deze studie is convenience sampling gebruikt. Om deel te nemen aan dit onderzoek moesten proefpersonen minimaal 18 jaar zijn en een relatie hebben. Daarnaast werd een goede beheersing van de Nederlandse taal gevraagd omdat alle informatie omtrent het onderzoek en de vragenlijst zelf in het Nederlands geschreven waren. De deelname was vrijwillig, er was geen beloning verbonden aan het voltooien van de vragenlijst. De vragenlijst is verspreid via het netwerk van de onderzoekers en via sociale media als Facebook en

(9)

WhatsApp. De totale steekproef omvat een steekproefgrootte van N= 284 wat neer komt op 142 koppels. Hiervan zijn 136 koppels heteroseksueel (N= 272) en 6 koppels homoseksueel (N= 12).

In totaal namen er 140 mannen en 144 vrouwen deel aan het onderzoek. De leeftijd van de participanten lag tussen de 19 en 59 jaar met een gemiddelde leeftijd van 26 jaar (SD=7,75). Er zijn twee participanten verwijderd uit het onderzoek omdat dit een testkoppel was.

Meetinstrumenten

De gemeten variabelen die van belang zijn in dit onderzoek zijn hechting en relatietevredenheid. Hechting bestaat in dit onderzoek uit drie subonderdelen; een veilige hechtingsstijl, een vermijdende hechtingsstijl en een angstige hechtingsstijl. De onafhankelijke variabele is hechting en de afhankelijke variabele is relatietevredenheid. Voor de analyse zijn er nieuwe variabelen aangemaakt in SPSS waarvan het gemiddelde van alle items die gaan over hechting zijn gebruikt als indicator voor de hechtingsstijl. Voor tevredenheid is ook een nieuwe variabele gemaakt en ook hier is het gemiddelde van alle items genomen als indicator voor relatietevredenheid. Om de onafhankelijke variabele hechting te meten is de vertaalde en verkorte variant van de Adult Attachment scale (AAS) gebruikt, zie Bijlage A - Adult Attachment Scale.

De aangepaste en verkorte Adult Attachment Scale bestaat uit negen stellingen onderverdeeld in drie categorieën. Deze drie categorieën worden in de originele Adult Attachment Scale ook gebruikt. De categorieën zijn gebaseerd op drie soorten hechtingsstijlen; een angstige hechtingsstijl, een vermijdende hechtingsstijl en een veilige hechtingsstijl. Participanten kunnen op een vijfpunt likert-schaal aangeven (1 – Helemaal niet kenmerkend voor mij, 2 – Zelden kenmerkend voor mij, 3 – Een beetje kenmerkend voor mij, 4 – Redelijk kenmerkend voor mij, 5 – Erg kenmerkend voor mij) welk antwoord het beste binnen hun relatie past. Uit onderzoek van Collins & Read (1990) komt naar voren dat de Cronbach’s Alpha van de officiële AAS voor de vermijdende hechtingsstijl schalen .75 was, voor de schalen in de angstige hechtingsstijl categorie

(10)

was dat .72 en voor de schaal over veilige hechting .69. Uit de meting van de huidige studie kwam naar voren dat de Cronbach’s Alpha van de AAS .33 is. De analyse liet zien dat de Cronbach’s Alpha voor de vermijdende subschaal .33 was, voor de angstige hechtingsstijl .34 en voor de veilige hechtingsstijl .21. Een voorbeeldstelling van de vermijdende subschaal van de AAS is: “Ik maak me vaak zorgen dat mijn partner niet echt van mij houdt”. Een voorbeeldstelling van de angstige subschaal is: “Ik vind het moeilijk anderen compleet te vertrouwen”. Voor de veilige subschaal was “Ik maak me niet vaak zorgen dat mijn relatie met een ander te hecht wordt” een voorbeeldstelling.

De afhankelijke variabele relatietevredenheid is gemeten met de 4-item versie van de Couples Satisfaction Index (CSI)” (Zie Bijlage-B 4-item version on the couples satisfaction index).

De CSI heeft evenals de AAS een vijfpunt likert-schaal waar participanten hun antwoord op kunnen aanvinken (1 – Helemaal niet, 2 – Een beetje, 3 – Redelijk, 4 – Behoorlijk, 5 – Heel erg).

De betrouwbaarheid van de CSI is onderzocht door (Funk & Rogge, 2007) en had een Cronbach’s Alfa van .94. In deze huidige studie is een Cronbach’s Alpha van .79 gevonden. Een voorbeeld van een vraag uit de CSI is: “Als je alle aspecten meeneemt, hoe gelukkig ben je dan in je relatie?”

Procedure

Respondenten die aan hadden gegeven deel te willen nemen aan het onderzoek kregen een e-mail met een unieke link naar de vragenlijst. Voor elk koppel is een label aangemaakt in de DasProgram software. Dit label bestaat uit twee linken, voor allebei de partners apart een. Deze link verwijst naar een vragenlijst die ingevuld moet worden. Eenmaal op de link geklikt kregen zij uitleg over het onderwerp en het doel van het onderzoek. Deelnemen aan de vragenlijst was op vrijwillige basis, er werden geen beloningen verstrekt. Ook werd er duidelijkheid gegeven over de vertrouwelijkheid en het bewaren van de data. De vragenlijst bestaat uit acht pagina’s met

(11)

verschillende aspecten over de huidige relatie, relatieverleden, persoonlijkheid, hobby’s en voorkeuren.

Allereerst was relevant voor deze studie dat er vragen over de afhankelijke variabele relatietevredenheid werden gesteld. Daarnaast lieten de resultaten zien dat de gemiddelde mate van relatietevredenheid 4.6 (SD=.46) was. De laagst genoteerde score was 2 (een beetje tevreden), de hoogst genoteerde score was 5 (heel erg tevreden). Een gemiddelde van 4.6 laat zien dat participanten over het algemeen zeer tevreden waren over hun relatie. Na de vragen over relatietevredenheid volgde de vragen over de onafhankelijke variabele hechting. Deze werden in een random volgorde gesteld.

De gemiddelde mate van een veilige hechtingsstijl was 3.3 (SD=.65). De laagst genoteerde score was 1.33 en de hoogst genoteerde score was 5. Een score van 5 ten opzichte van het gemiddelde van 3.3 is een indicator dat mensen heel erg veilig gehecht zijn, een score van 1 ten opzichte van het gemiddelde van 3.3 is een indicator dat mensen onveilig gehecht zijn. De gemiddelde mate van een vermijdende hechtingsstijl was 2.5 (SD=.51). De hoogst genoteerde score was hier 3.7 en de laagste genoteerde score 1. Hoe hoger de score op deze schaal hoe hoger de vermijding. De gemiddelde mate van een angstige hechtingsstijl was 2.7 (SD=.64). De hoogst genoteerde score was hier 4.67 en de laagst genoteerde score was hier 1. Net zoals bij de vermijdende hechtingsstijl was het zo dat hoe hoger de score, hoe hoger de angst. De duur voor het invullen van de vragenlijst bedroeg ongeveer 30-50 minuten.

Na het voltooien van de vragenlijst werden alle respondenten bedankt en volgde er een debrief. In deze debrief werd wederom het doel van de studie beschreven en werd er meer uitleg gegeven over het onderzoek. Tevens was er de mogelijkheid om contact op te nemen met de verantwoordelijke hoofdonderzoeker. Een week na het invullen van de vragenlijst kregen de deelnemers mits ze daar behoefte hadden aan een overzicht met feedback op hun relatie terug.

(12)

Resultaten

Na het verzamelen van de data zijn er analyses uitgevoerd met SPSS. Er is een correlationeel onderzoek uitgevoerd. Om de hypotheses met de onafhankelijke variabele hechtingsstijl en de afhankelijke variabele relatietevredenheid te onderzoeken is er een enkelvoudige lineaire regressieanalyse uitgevoerd.

Om te kijken of de hypothese dat een angstige hechtingsstijl samenhangt met minder relatietevredenheid kon worden bevestigd, is er een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. De enkelvoudige regressie met relatietevredenheid als afhankelijke variabele en de angstige hechtingsstijl bleek geen significante voorspeller van relatietevredenheid. β = -.06; t = -1.43; p = .154. De hypothese kan dus niet worden bevestigd.

Als tweede werd er gekeken of de hypothese dat een vermijdende hechtingsstijl samenhangt met minder relatietevredenheid kon worden bevestigd. Hiervoor is ook een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd. De enkelvoudige regressie met relatietevredenheid als afhankelijke variabele en de vermijdende hechtingsstijl als onafhankelijke variabele was significant. Een vermijdende hechtingsstijl is een significante voorspeller voor relatietevredenheid. β = -.26, t (283) = -5.26, p < .001. De hypothese kan dus worden bevestigd.

Ten derde werd er gekeken of de hypothese dat een veilige hechtingsstijl samenhangt met meer relatietevredenheid kon worden bevestigd. Hiervoor is nogmaals een enkelvoudige regressieanalyse gedaan. De enkelvoudige regressie met relatietevredenheid als afhankelijke variabele en de veilige hechtingsstijl als onafhankelijke variabele was niet significant. Een veilige hechtingsstijl is geen significante voorspeller van relatietevredenheid β = .03, t (283) = .67, p=

.503. Deze hypothese kan dus niet worden bevestigd.

(13)

Discussie

In deze studie werd er gekeken naar de relatie tussen hechtingsstijlen en relatietevredenheid. Als eerste werd verwacht dat er een negatieve samenhang zou zijn tussen de angstige hechtingsstijl en relatietevredenheid. Deze hypothese wordt op basis van de resultaten verworpen. Er was geen sprake van een significante samenhang. Daarnaast werd verwacht dat er een negatieve samenhang zou zijn tussen de vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid. Deze hypothese kan worden bevestigd met de resultaten; wel was er sprake van een significante negatieve samenhang tussen de vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid. Als laatste werd verwacht dat er een positieve samenhang zou zijn tussen een veilige hechtingsstijl en relatietevredenheid. Deze hypothese wordt op basis van de resultaten verworpen; er is geen significante samenhang gevonden tussen een veilige hechtingsstijl en relatietevredenheid.

Dat er geen significante samenhang is gevonden tussen een angstige hechtingsstijl en relatietevredenheid is tegenstrijdig met de meta-analyse van Li en Chan (2012). In hun meta- analyse gaven zij aan dat angst significant negatief correleert met relatietevredenheid. Het wantrouwen en de onzekerheid over de relatie zouden kunnen leiden tot een mindere tevredenheid over de relatie.

Een mogelijke verklaring voor deze discrepantie waarbij de samenhang tussen een angstige hechtingsstijl en relatietevredenheid uitbleef, is het inkorten en vertalen van de vragenlijst. In de huidige studie zijn maar drie vertaalde items meegenomen die een angstige hechtingsstijl meten, waar in de officiële Adult Attachment Scale zes items zijn meegenomen die een angstige hechtingsstijl meten. Het inkorten van de vragenlijst is in principe geen punt van discussie, mits de Cronbach’s Alfa en dus de betrouwbaarheid van de test boven de .60 blijft en dat is in deze studie niet het geval, zoals eerder aangehaald in de methode.

(14)

Naar aanleiding van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de betrouwbaarheid (Cronbach’s Alfa) van alle drie de subschalen achteruit is gedaald. Hierdoor was het niet mogelijk om nog een betrouwbaar resultaat terug te krijgen. Om dit toch te kunnen bereiken zouden alle items die angst meten in de Adult Attachment Scale gebruikt moeten worden. Dit is echter in deze studie niet het geval.

Er werd ook geen significante samenhang gevonden tussen een veilige hechtingsstijl en relatietevredenheid. Dit komt niet overeen met eerder onderzoek van Collins en Read (1990). Zij hebben aangetoond dat personen die hoog scoren op veilige hechting zich prettig voelen bij nabijheid en beter in staat zijn intimiteit te ontwikkelen. Twee componenten die weer positief samenhangen met relatietevredenheid. Ook Bartholomew en Horowitz (1991) vonden een positieve samenhang tussen een veilige hechtingsstijl en relatietevredenheid. De huidige studie sluit hier niet bij aan. Wederom kan deze discrepantie mogelijk worden verklaard door het beperken van de items waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek achteruitgaat. Daarnaast zou het kunnen zijn dat in ‘normale tijden’ gehechtheid bijdraagt aan relatietevredenheid, maar dat in tijden van bijzondere omstandigheden zoals COVID-19, zelfs een veilige hechting niet perse bij draagt aan relatietevredenheid. Dit zou moeten worden bevestigd met vervolgonderzoek.

Deze studie zou een eenzelfde onderzoek moeten zijn naar de samenhang tussen beide variabelen, maar er is niet hetzelfde effect gevonden. Een oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat studies naar veilige hechting en relatietevredenheid gedateerd zijn. De onderzoeken van Bartholomew en Horowitz (1991) en Colins en Read (1990) zijn ondertussen dertig jaar oud.

Ouder onderzoek heeft vaak een veel kleinere steekproef. Dat was ook het geval bij de studie van Bartholomew en Horowitz (1991). Zij hadden een steekproefgrootte van veertig vrouwen en zevenendertig mannen. Dat is relatief klein voor een onderzoek. Het gevolg van een kleine steekproef kan zijn dat het onderzoek weinig onderscheidend vermogen heeft. Met onderscheidend

(15)

vermogen wordt de kans op het daadwerkelijk vinden van het effect in de populatie bedoeld.

Weinig onderscheidend vermogen kan leiden tot meer type-1 fouten. Met een type-1 fout wordt de kans bedoeld dat er onterecht een effect afgewezen wordt. Wellicht heeft dit eerdere onderzoek dus een sterk effect gerapporteerd wat ten onrechte is gevonden. Dit kan niet met zekerheid gezegd worden, er is meer onderzoek voor nodig.

Er werd wel een significante samenhang gevonden tussen de vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid. Een toename in vermijding hing samen met minder relatietevredenheid. Dit is in lijn met de hypothese die onder andere was gebaseerd op voorgaand onderzoek uit 2012 van Li en Chan. Zij laten in hun meta-analyse zien dat er een samenhang is tussen een vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid. Individuen die hoger scoren op deze hechtingsstijl geven de voorkeur aan emotionele afstand en zelfredzaamheid (Linotte, 2014). Vaak hebben deze individuen moeite met nabijheid en ervaren zij een bepaalde terughoudendheid om intiem te zijn met anderen (Vollmann, Sprang & van den Brink, 2019). De resultaten betekenen dat een hogere score op vermijding gepaard gaat met lagere mate van tevredenheid over de relatie. Dit is echter niet betrouwbaar omdat de Cronbach’s alfa van de schaal zo laag is dat het lastig te interpreteren valt.

Een verklaring voor dit effect zou kunnen zijn dat mensen die hoog scoren op vermijding allerlei manieren hebben om de relatie niet nadrukkelijk onderdeel te laten zijn van hun leven, uit bescherming voor zichzelf. De nadruk op onafhankelijkheid is sterk bij mensen die hoog scoren op vermijding (Vollmann, Sprang & van den Brink, 2019). In deze tijden van COVID-19 kan die wens voor onafhankelijkheid een belangrijke factor zijn die meespeelt in de lagere tevredenheid over de relatie. Omdat veel koppels thuis werken en met elkaar ‘gedwongen’ in quarantaine zitten, kan deze onafhankelijkheid in het geding komen, waardoor er spanningen kunnen ontstaan en de tevredenheid over de relatie minder wordt.

(16)

Wat meegenomen kan worden uit deze resultaten is dat een vermijdende hechtingsstijl dus wel degelijk samenhangt met relatietevredenheid, maar dat de betrouwbaarheid van de schaal zo laag is, dat het niet verstandig is om dit effect te interpreteren. Dat er een relatie is tussen een vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid is niet alleen uit deze studie gebleken maar ook uit recente onderzoeken van Vollmann, Sprang en van den Brink (2019) en Mikulincer en Shaver (2016).

Limitaties

De huidige studie bevat een aantal limitaties. De belangrijkste limitatie van deze studie is het inkorten van de items waardoor de betrouwbaarheid van de vragenlijst is gedaald. De volledige Adult Attachment Scale bestond uit 18 vragen, onderverdeeld in drie subcategorieën; angstig, vermijdend en veilig. Er is voor gekozen om bepaalde items niet mee te nemen, omdat daardoor de volledige vragenlijst te lang zou worden. De ingekorte vragenlijst over hechting en relatietevredenheid was een subonderdeel van een grotere liefdesvragenlijst die in zijn geheel niet langer mocht duren dan 45 minuten. Het uitsluiten van bepaalde items heeft naar alle waarschijnlijkheid een effect gehad op de interne consistentie van de lijst. Bij alle drie de subschalen is de Cronbach’s alfa flink gedaald na het inkorten van het aantal items (minder dan 0.6) wat de betrouwbaarheid van het resultaat in gevaar brengt. Toch is er voor gekozen om de vragenlijst in te korten, omdat het wel de concentratie van de deelnemers ten goede komt wat daardoor ook weer positief kan zijn voor de betrouwbaarheid van het onderzoek.

Een tweede limitatie van dit onderzoek is dat het een correlationeel onderzoek betreft. De limitatie hierbij is dat uit een correlationeel onderzoek nooit causale verbanden gehaald mogen worden. Er kan dus niets gezegd worden over de invloed van hechtingsstijlen op relatietevredenheid, maar alleen iets gezegd worden over de samenhang tussen hechtingsstijlen en

(17)

relatietevredenheid. Daarnaast kunnen er mogelijke covariaten zijn die samenhangen met relatietevredenheid maar die in dit onderzoek niet onderzocht zijn. Een voorbeeld hiervan is persoonlijkheid. Verwacht wordt dat mensen met bijvoorbeeld een vermijdende en angstige hechtingsstijl een lagere score hebben op emotionele stabiliteit en een hogere score hebben op neuroticisme. Terwijl mensen met een veilige hechtingsstijl hoog zouden scoren op altruïsme en consciëntieusheid. Deze hoge scores op altruïsme en consciëntieusheid zouden volgens Gattis, Berns, Simpson en Christensen (2004) bijdragen aan een hogere score op relatietevredenheid.

Ondanks deze limitaties aan correlationeel onderzoek is er toch gekozen voor correlationeel onderzoek omdat het ten eerste lastig is om liefde te manipuleren met een experiment en het tevens niet ethisch is om een hechtingsstijl te manipuleren voor een experiment. Daarnaast kostte het opzetten van een experiment om liefde te manipuleren teveel tijd voor het tijdsbestek waarin deze studie uitgevoerd moest worden.

Een derde limitatie van dit onderzoek is de sociale wenselijkheid die een rol kan spelen bij het invullen van de vragenlijst. Mensen kunnen hun relatie rooskleuriger beschrijven dan dat het in werkelijkheid is, wat een vertekend beeld van de relatie en de resultaten kan geven. Er is in de resultaten weinig spreiding gevonden wat betreft de antwoorden op relatietevredenheid. Het gemiddelde was 4,6 op een 5-puntsschaal. Hierdoor is er zelfs sprake van een plafondeffect. Echter kan hier weinig aan gedaan worden omdat er bij dit onderzoek convenience sampling is gebruikt, dat wil zeggen we zijn bij dit onderzoek afhankelijk van koppels die zich vrijwillig aanmelden.

Het bereiken van plafondeffecten in onderzoek naar koppels is een bekend probleem. In eerdere studies van Sprecher (2002) en Impett, Beals & Peplau (2001) werden ook plafondeffecten gerapporteerd in onderzoeken met koppels, hierbij ging het met name om extreem hoge scores op betrokkenheid en tevredenheid van de relatie. Ondanks dat er plafondeffecten zijn gevonden op relatietevredenheid is de afhankelijke variabele relatietevredenheid gemeten met de Couples

(18)

Satisfaction Index, een valide en betrouwbare schaal volgens Funk & Rogge (2007). Deze vragenlijst toont ook een goede Cronbach’s alfa in deze studie.

Tevens is er zeker in deze quarantaineperiode van COVID-19 een grote kans dat beide partners tegelijkertijd, naast elkaar of in dezelfde ruimte de vragenlijst hebben ingevuld, ondanks dat er vooraf verzocht is dat niet te doen. Hierbij kan er overleg zijn geweest om bepaalde vragen eventueel gunstiger in te vullen. Dat dit is voorgekomen is ook een aantal keer teruggekoppeld naar de onderzoeker. Dit komt ook de betrouwbaarheid van het onderzoek niet ten goede, maar ook hier kan in deze periode van COVID-19 weinig aan veranderd worden. Online vragenlijsten zijn onder deze omstandigheden de enige mogelijkheid om met zo’n grote steekproef te werken.

De omstandigheden van COVID-19 hebben wel een positief effect gehad op het rekruteren van de steekproef. De omvang van de steekproef is tevens een van de sterke punten van deze studie. Met een omvang van 284 respondenten is er een mooie steekproef gecreëerd waardoor het onderscheidend vermogen van het onderzoek ook voldoende is.

Toekomstig onderzoek

Er is een verband gevonden tussen een vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid.

Echter is dit verband wel significant maar is de betrouwbaarheid van de schaal te laag om er betrouwbare uitspraken over te doen. Om een betrouwbaarder resultaat te krijgen zou er een zelfde onderzoek gedaan moeten met bijvoorbeeld een grotere steekproef of ander soort vragen uit de Adult Attachment Scale. Wellicht leveren deze bijzondere leefomstandigheden van COVID-19 een nieuwe invalshoek op voor toekomstig onderzoek. Er zou bijvoorbeeld middels een herhaalde metingen Anova gekeken kunnen worden naar wat een periode als COVID-19 doet met de relatie.

Allebei de individuen uit een koppel zouden dan in deze huidige periode gemeten kunnen worden, en op nog wat latere momenten als het leven weer wat meer normale en stabiele vormen aanneemt.

Ook zou er onderzoek gedaan kunnen worden naar welke mensen het meest hinder ondervinden

(19)

van deze COVID-19 periode gecontroleerd voor hechtingsstijl. Het zou kunnen dat mensen met een vermijdende hechtingsstijl vanwege hun sterke voorkeur voor onafhankelijkheid, meer moeite hebben om veel samen te zijn met hun partner in deze periode. Voor mensen met een angstige hechtingsstijl die veel behoefte hebben aan nabijheid van hun partner, kan deze COVID-19 periode juist weer als prettig ervaren worden.

Naast hechtingsstijl en relatietevredenheid kan relatieduur een belangrijke factor zijn in een relatie. In deze studie is deze factor niet mee genomen. Het zou interessant kunnen zijn voor toekomstig onderzoek om die factor wel mee te nemen, omdat koppels die kort samenzijn naar alle waarschijnlijkheid hun relatie anders beoordelen dan koppels die al enkele tot vele jaren samen zijn. In dit onderzoek zijn alle soorten koppels meegenomen, zowel heteroseksueel als homoseksueel, van net samen tot al jaren getrouwd. Dit om een zo representatief mogelijk beeld te hebben van de populatie.

Voor vervolgonderzoek zou er ook gekeken kunnen worden naar wat voor effecten een lange relatie heeft op relatietevredenheid, en wat voor effecten een korte relatie heeft op relatietevredenheid. Zijn de beloningen en de kosten die relatietevredenheid voorspellen in balans of juist helemaal niet. Verwacht wordt dat bij mensen in een lange relatie de beloningen en kosten meer in balans zijn dan koppels die kort bij elkaar zijn.

Daarnaast zou er ook een experimenteel onderzoek gedaan kunnen worden naar welke relatie er is tussen de persoonlijkheidstrekken altruïsme, consciëntieusheid, emotionele stabiliteit en hechtingsstijlen gecontroleerd voor relatietevredenheid. Verwacht wordt dat mensen met bijvoorbeeld een vermijdende en angstige hechtingsstijl een lagere score hebben op emotionele stabiliteit en een hogere score hebben op neuroticisme. Daarnaast zou het kunnen zijn dat mensen met een veilige hechtingsstijl hoger scoren op consciëntieusheid en altruïsme..

(20)

Als laatste is er meer replicatieonderzoek wenselijk binnen de hechtingsonderzoeken, omdat de meeste onderzoeken zijn gedateerd. In de jaren waar uit deze onderzoeken komen werd er veelal gewerkt met een kleine steekproef, zoals bijvoorbeeld in het onderzoek van Bartholomew

& Horowitz (1991). Het is interessant om na te gaan of hetzelfde effect gevonden kan worden in een grotere steekproef. Naast een kleine steekproef zijn er ook studies uit deze tijd die wel een grote steekproefomvang hadden zoals Collins & Read (1990). Interessant is het bij deze studie bijvoorbeeld om na te gaan of de resultaten uit hun onderzoek in deze periode van tijd (COVID- 19) nog steeds hetzelfde effect hebben. Hierbij wordt verwacht dat het wel een verschil op zou kunnen leveren, omdat het er naar uit ziet dat de COVID-19 maatregelen zo zijn effecten heeft op relatietevredenheid.

Praktische implicaties

Uit dit onderzoek blijkt dat alleen een vermijdende hechtingsstijl significant samenhangt met relatietevredenheid. Deze resultaten kunnen relevant zijn voor relatietherapeuten of psychologen en voor mensen met een romantische relatie. Het hebben van een vermijdende hechtingsstijl kan samenhangen met relatietevredenheid, maar een hechtingsstijl is geen statisch fenomeen. Een hechtingsstijl staat niet vast, het kan groeien of het kan veranderen, door eerdere ervaringen met romantische relaties, door de huidige relatie met de partner of door andere omgevingsinvloeden en therapie (Johnson, Hunsley, Greenberg & Schindler, 1999). Dat een hechtingsstijl niet vast staat blijkt uit de effecten van EFT-therapieën (Johnson, Hunsley, Greenberg & Schindler, 1999). Een hechtingsstijl is iets waar een relatietherapeut op in kan spelen doormiddel van EFT-therapie. Deze therapie is gebaseerd op de gehechtheidstheorie. Tijdens deze therapie is een terugkomend fenomeen dat koppels vaak problemen ervaren in de relatie, die onder andere ontstaan zijn door hechtingsproblematiek (Johnson, Hunsley, Greenberg & Schindler, 1999). Door middel van de EFT- therapie worden koppels geholpen om negatieve

(21)

interactiepatronen te herkennen en gaan zij op zoek naar emoties die mogelijk de oorzaak kunnen zijn van het probleem. Op deze manier wordt geprobeerd de gehechtheid van het koppel te herstellen of te veranderen (Byrne, Carr & Clark, 2004). Ook kan de therapeut aandacht besteden aan de hechtingsstijlen van het koppel om zo te werken aan de groei van een angstige en vermijdelijke hechtingsstijl naar een veilige hechtingsstijl, met als uiteindelijk doel een betere en succesvollere romantische relatie. Voor partners kan het dus ook relevant zijn om te weten dat de hechtingsproblematiek een onderliggende factor kan zijn van hun ontevredenheid. Zij kunnen aan de hand hiervan gesprekken met elkaar voeren, dan wel met een therapeut erbij, dan wel samen, wat uiteindelijk een betere en succesvollere romantische relatie kan opleveren.

Conclusie

In de huidige studie werd er een antwoord gezocht op de volgende vraag: in welke mate hangt een veilige hechting samen met relatietevredenheid? Er werd alleen een significante samenhang gevonden tussen een vermijdende hechtingsstijl en relatietevredenheid. In deze bijzondere periode van COVID-19, waarin veel dingen gebeuren, is het van belang om terug te kunnen vallen op de partner. Tegelijkertijd staan meer relaties onder druk, veel koppels zitten hele dagen in quarantaine met hun partner. Alle mensen reageren anders op deze periode, maar wellicht hebben mensen die hoog scoren op een vermijdende hechtingsstijl meer moeite met het noodgedwongen samenzijn dan mensen die hoog scoren op een angstige en veilige hechtingsstijl.

De invloed van deze quarantaine op de hechting en relatietevredenheid is in dit onderzoek nog niet expliciet meegenomen, maar zou waardevol vervolgonderzoek kunnen opleveren. Veel hechtingsonderzoek is gedateerd, waardoor het een goed idee is om opnieuw onderzoek te doen in deze periode van tijd, met bijvoorbeeld grotere steekproeven. Met deze studie is een eerste stap gezet.

(22)

Referenties

Bartholomew, K., Horowitz, L. (1991). Attachment styles among young adults: A test of a four-category model. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 226-244.

Bourgeois, L. (2008). De relatie tussen individuele verschillen in hechting en inhibitie voor bedreigende informatie. (Proefschrift, Universiteit van Gent). Geraadpleegd op:

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/036/RUG01-001295036_2010_0001_AC.pdf Bowlby, J. (1988). A secure base: Clinical applications of attachment theory. London, Engeland:

Routledge.

Brennan, K., Clark, C., Shaver, P. (1998). Self-report measurement of adult attachment: An integrative overview. In J. A. Simpson & W. S. Rholes (Eds.), Attachment theory and close relationships (pp. 46-76). London, Engeland: Guilford Press.

Byers, S. (2005). Relationship satisfaction and sexual satisfaction: A longitudinal study of

individuals in long‐term relationships. Journal of Sex Research, 42, 113-118, DOI:

10.1080/00224490509552264

Byrne, M., Carr, A., Clark, M. (2004). De efficacy of behavioral couple therapy and emotionally focused couple therapy. Contemporary family therapy, an international journal, 26, 361- 387. DOI:10.1007/s10591-004-0642-9

Collins, N., Feeney, B. (2000). A Safe Haven. An attachment theory perspective on support social seeking and caregiving in intimate relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 1053–1073. DOI: 10.1037/0022-3514.78.6.1053

Collins, N., Read, S. (1990). Adult attachment, working models, and relationship quality in dating couples. Journal of Personality and Social Psychology, 58, 644–663. DOI:

10.1037/0022-3514.58.4.644

Funk, J., Rogge, R. (2007). Testing the Ruler with Item Response Theory: Increasing

(23)

Precision of Measurement for Relationship Satisfaction with the Couples Satisfaction Index. Journal of Family Psychology, 21, 572-583. DOI: 10.13140/RG.2.1.1052.5842 Gattis, K., Berns, S., Simpson, Lorelei, E., Christensen, A. (2004). Birds of a feather or

strange birds? Ties among personality dimensions, similarity, and marital quality. Journal of Family Psychology, 18, 564-574. DOI: 10.1037/0893-3200.18.4.564

Griffin, D., Bartholomew, K. (1994). Models of the self and other: Fundamental dimensions underlying measures of adult attachment. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 430-445. DOI: 10.1037/0022-3514.67.3.430

Heller, D., Watson, D., Ilies, R. (2004). The role of person versus situation in life satisfaction: A critical examination. Psychological Bulletin, 130, 574-600. DOI: 10.1111/1467-

6494.00102

Hazan, C., Shaver, P. (1987). Romantic love conceptualized as an attachment process.

Journal of Personality and Social Psychology, 59, 511-524.

DOI: 10.1037/0022-3514.52.3.511

Impett, E., Beals, K., Peplau, L. (2001). Testing the investment model of relationship commitment and stability in a longitudinal study of married couples. Current Psychology, 20, 312–

326. DOI :10.1007/ s12144-001-1014-3

Johnson, S. (2013). Houd me vast: zeven emotionele gesprekken voor een hechtere en veilige relatie. Utrecht, Nederland: Kosmos.

Johnson, S., Hunsley, J., Greenberg, L., Schindler, D. (1999). ‘Emotionally focused couples therapy: Status & Challenges’. Clinical Psychological Science & Practice, 6, 67-79.

DOI: 10.1093/clipsy.6.1.67

Kobak, R. (1994). Adult Attachment: A Personality or Relationship Construct? Psychological Inquiry, 5, 42-44, DOI: 10.1207/s15327965pli0501_7

(24)

Lakens, D., Haans, A., Koole, S. (2012). Één onderzoek is géén onderzoek: het belang van Replicaties voor de psychologische wetenschap. De Psycholoog: Maandblad van het Nederlands Instituut van Psychologen, 47, 10 -18.

Levy, K., Ellison, W., Scott L., Bernecker, S. (2010). Attachment style. Journal of clinical psychology 67, 193-202. DOI:10.1002/jclp.20756

Li, T., Chan, D. (2012). How anxious and avoidant attachment affect romantic relationship quality differently: A meta-analytic review. European Journal of Social Psychology, 42, 406 - 419. DOI: 10.1002/ejsp.1842

Linotte, T. (2014). De relatie tussen sociale en emotionele eenzaamheid en volwassen hechtingsstijlen, vriendschapskwaliteit en sekse. (Master’s thesis, Universiteit van

Utrecht).

Mikulincer, M., Shaver, P. (2016). Attachment in adulthood: Structure, dynamics, and change (2nd ed.). New York, NY: Guilford Press.

Rögels, N. (2011). Levenslooppsychologie. Jongvolwassene, volwassenen en oudere volwassenen. Den Haag, Nederland: Boom Lemma uitgevers.

Shaver, P., Mikulincer, M. (2002). Attachment-related psychodynamics. Attachment and Human Development, 4, 133-161. DOI: 10.1080/14616730210154171

Sprecher, S. (2002). Sexual satisfaction in premarital relationships: Associations with

satisfaction, love, commitment, and stability. Journal of Sex Research, 39, 190-196. DOI:

10.1080/00224490209552141

Verstraete, E. (2014). De invloed van hechting op relatietevredenheid en zelfonthulling bij vrouwen in de jongvolwassenheid: een kwalitatief onderzoek. (Master’s thesis, Universiteit van Gent).

Vollmann, M., Sprang, S., Van den Brink, F. (2019). Adult attachment and relationship

(25)

satisfaction: The mediating role of gratitude toward the partner. Journal of Social and Personal Relationships, 36, 3875–3886. DOI: 10.1177/0265407519841712

(26)

Appendix Bijlage A - Adult Attachment Scale Hechtingsstijl (selectie)

Antwoordcategorieën:

1 – Helemaal niet kenmerkend voor mij 2 – Zelden kenmerkend voor mij 3 – Een beetje kenmerkend voor mij

4 – Redelijk kenmerkend voor mij 5 – Erg kenmerkend voor mij

Vermijdend (bindingsangst)

1. Ik vind het moeilijk om mezelf toe te staan afhankelijk van anderen te zijn.

2. Mensen zijn er nooit wanneer je ze nodig hebt.

3. Ik vind het moeilijk om anderen compleet te vertrouwen.

Angstig (verlatingsangst)

1. Ik maak me vaak zorgen dat mijn partner niet echt van me houdt.

2. Ik maak me vaak zorgen dat mijn partner niet bij me wil blijven.

3. Ik heb een sterke behoefte om met mijn partner ‘samen te smelten’.

Veilig gehecht

1. Ik maak me niet vaak zorgen dat mijn relatie met iemand te hecht wordt.

2. Ik voel me er prettig bij als anderen op me steunen of afhankelijk van me zijn.

3. Ik voel me er prettig bij om op andere mensen te steunen.

(27)

Bijlage B - Couples Satisfaction Index (CSI-4)

Couples Satisfaction Index (CSI-4)

Please indicate the degree of happiness, all things considered, of your relationship.

Extremely Unhappy

0

Fairly Unhappy

1

A Little Unhappy

2

Happy

3

Very Happy

4

Extremely Happy

5

Perfect

6

Not at all

TRUE

A little TRUE

Some-what TRUE

Mostly TRUE

Almost Completely TRUE

Completely TRUE

I have a warm and comfortable relationship with my partner

0 1 2 3 4 5

Not

at all

A little Some-what Mostly Almost Completely Completely

How rewarding is your relationship with your partner?

0 1 2 3 4 5

In general, how satisfied are you with your relationship?

0 1 2 3 4 5

(28)

PERMISSION FOR USE: We developed the CSI scales to be freely available for research and clinical use. No further permission is required beyond this form and the authors will not generate study-specific permission letters.

SCORING: To score the CSI-4, you simply sum the responses across all of the items. The point values of each response of each item are shown above. NOTE – When we present the scale to participants, we do not show them those point values. We just give them circles to fill in (on pen- and-paper versions) or radio buttons to click (in online surveys) in place of those point values.

INTERPRETATION: CSI-4 scores can range from 0 to 21. Higher scores indicate higher levels of relationship satisfaction. CSI-4 scores falling below 13.5 suggest notable relationship dissatisfaction.

CITATION: If you are using this scale, then you should cite the research article validating it as follows:

Funk, J.L., & Rogge, R.D. (2007). Testing the Ruler with Item Response Theory: Increasing Precision of Measurement for Relationship Satisfaction with the Couples Satisfaction Index.

Journal of Family Psychology, 21, 572-583.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het altruïstische aspect aan altruïstisch straffen kan beter (en spaarzamer) verklaard worden door een zeer sterke voorkeur naar gelijkheid dan door de motieven om te straffen.

De ondernemers gevestigd aan de Hoofdweg hebben een sterke voorkeur voor de 30km variant vanwege de mogelijkheid van meer parkeerplaatsen, het accent op het dorpse karakter en dat

Wanneer blijkt dat Fibromyalgie patiënten inderdaad een lage geestelijke gezondheid hebben en dat er sprake is van een sterke samenhang tussen geestelijke gezondheid en

Mensen in armoede ervaren het echter als riskant om deze spanning bespreekbaar te maken: ze vrezen dat het uiten van zorgen en moeite gebruikt wordt (vb. door

Het verschil tussen de gemiddelde scores van mensen die wel of geen Shooter-Bias vertoonden waren immers slechts significant voor de Zwart Ongewapend conditie en de Blank

(a) Ten opzichte van onbe- schadigde planten, hebben sluipwespen een sterke voorkeur voor planten met bladeren met vraatschade door rupsen van het koolwitje (bovenste staaf),

Iedereen die voor en in Victoria Deluxe werkt wil kwaliteitsvolle artistieke voorstellingen maken, maar hoopt nog veel sterker dat mensen op een fijne en creatieve manier met

In mijn hypothese wordt verondersteld dat interlock zorgt voor meer EM omdat de onafhankelijkheid tussen management en toezichthouder binnen de onderneming vermindert. De