• No results found

De relatie tussen negative emotionality en gedrag : de voorspellende waarde van Negative Emotionality

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen negative emotionality en gedrag : de voorspellende waarde van Negative Emotionality"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE RELATIE TUSSEN NEGATIVE EMOTIONALITY EN GEDRAG

De Voorspellende Waarde van Negative Emotionality.

Masterthese Gezondheidzorgpsychologie

Marloes Dalhuijsen

Begeleider: dr. A. Noordhof

Studentnummer: 6068235/10001750 Datum: 12-1-2016

(2)

1 ABSTRACT

In deze studie werd de voorspellende waarde van Negative Emotionality (NEM) onderzocht door middel van dagelijkse gedragingen en emoties. Aan deze studie deden 94 studenten mee van de Universiteit van Amsterdam. Het construct NEM van de Multidimensional Personality

Questionnaire (MPQ-NF-NL) werd gebruikt om de gevoeligheid voor Negative Emotionality te meten. NEM bestaat uit drie subschalen; Stress Reaction, Aggression en Alienation. Een nieuw instrument, gebaseerd op de subschalen van NEM, werd ontwikkeld om dagelijkse gedragingen en emoties te registreren, namelijk de Daily Behavioural Questionnaire (DBQ). Verwacht werd dat Negative Emotionality specifiek zou samenhangen met de negatieve dagelijkse gedragingen en emoties. De Pearson correlatiecoëfficiënt werd gebruikt om de samenhang tussen DBQ en MPQ-BF-NL te achterhalen. Vervolgens werd, middels de Steiger-Z toets, onderzocht of deze samenhang specifiek was. Met specifiek wordt hier bedoeld dat er sprake is van convergentie en divergentie. Uit de resultaten kwam naar voren dat zowel de gehele schaal NEM als de subschaal Stress Reaction specifiek samenhing met de negatieve dagelijkse gedragingen. De subschalen Aggression en Alienation vertoonden, op één uitzondering na, ook een specifieke samenhang. Op basis van de onderzoeksresultaten kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de gevoeligheid voor NEM specifiek samenhangt met dagelijkse emoties en gedragingen van de DBQ. Negative Emotionality kan dagelijkse gedragingen en emoties in zekere mate voorspellen.

(3)

2 INHOUDSOPGAVE Inleiding………...3 Werkwijze………8 Resultaten………14 Discussie………..23 Literatuurlijst………...29 Appendix A: Items DBQ………....32

Appendix B: Steiger-Z toetsen………...36

Appendix C: Items MPQ-BF-NL………...38

Appendix D: Informatie brochure voor deelnemers………...43

(4)

3 DE RELATIE TUSSEN NEGATIVE EMOTIONALITY EN GEDRAG

Emoties spelen een grote rol in ons dagelijks functioneren. Een emotie is een intern gevoel van angst, blijdschap, verdriet of boosheid dat psychische, lichamelijke en gedragsmatige activatie tot gevolg kan hebben (Gross, 2002). De uiting van bijvoorbeeld angst kan een waakzame houding veroorzaken, zorgt voor een toename van de hartslag en een versnelde ademhaling. Dit is een handige emotie als men in gevaar is en bijvoorbeeld moet vluchten. Maar als deze emotie veelvuldig voorkomt kan het voor een constante spanning zorgen wat ook in lichamelijke

klachten zoals hoofdpijn kan resulteren.Waarschijnlijk verandert hierdoor iemands stemming of wordt het presteren op het werk of studie lastiger. Het bovengenoemde voorbeeld geeft aan dat emoties ook voor problemen kunnen zorgen in het dagelijks leven.

Emotionele problemen komen veel voor onder de Nederlandse jong volwassenen. Ongeveer 13 tot 27 procent ervaart ernstige emotionele problemen (Meeus, 1994). Deze

emotionele problemen resulteren in het hebben van suïcidale gedachten, een negatief zelfbeeld of gevoelens van eenzaamheid (Diekstra et al. 1991). Als de jongeren niet geholpen worden bij deze emotionele problemen kunnen deze problemen zich ook ontwikkelen tot een psychische stoornis. Emotionele problemen vormen in 40 tot 70 procent van de gevallen de bron voor psychopathologie (Kring en Werner, 2004).

Gezien de omvang en impact die emotionele problematiek kan hebben op iemands welzijn is het voor de klinische psychologie interessant om meer inzicht te verkrijgen in de gevoeligheid voor het ontwikkelen van emotionele problemen onder de jong volwassenen. Het tijdig opsporen en verhelpen van de emotionele problematiek zal het algehele functioneren van de jong volwassenen ten goede komen.

Onderzoek naar emoties wordt in de huidige literatuur vaak opgesplitst in twee factoren namelijk in Positive Affect en Negative Affect. Beide factoren blijken twee dominante

onafhankelijke dimensies te zijn binnen de studies naar emoties (Watson & Tellegen, 1985; Tellegen & Waller, 2008). Dit betekent dat beide geheel op zichzelf staande factoren zijn, met als verschil dat de ene factor positieve emoties omvat en de andere factor negatieve emoties. Dit blijkt uit het feit dat er weinig tot geen samenhang is gevonden tussen beide factoren (Tellegen, 1982; aangehaald in Tellegen en Waller, 2008). Positive Affect omvat enthousiasme, activiteit en alertheid terwijl Negative Affect een toestand of een intern gevoel is, die een grote mate van

(5)

4 ongemak met zich meebrengt en gepaard gaat met negatieve emoties zoals angst, verdriet en boosheid (Watson, Clark & Tellegen, 1988; Tellegen & Waller, 2008).Positive en Negative Affect zijn states, een tijdelijke gemoedstoestand van een persoon.

Watson en Tellegen (1985) hebben aangetoond dat de states, Positive en Negative Affect, corresponderen met soortgelijke traits. Een trait is een karaktereigenschap of

persoonlijkheidstrek die stabiel blijft over de tijd heen (Patrick, Curtin en Tellegen, 2002). Een trait maakt, in tegenstelling tot een state, deel uit van iemands persoonlijkheid. Het gaat hierbij om de traits; Negative Emotionality en Positive Emotionality. Positive Emotionality is een stabiele persoonlijkheidstrek die samenhangt met gevoeligheid voor Positive Affect en Negative Emotionality is een stabiele persoonlijkheidstrek die samenhangt met gevoeligheid voor

Negative Affect (Watson & Tellegen, 1985). Door deze bevinding kunnen de twee dominante onafhankelijke dimensies binnen de studies naar emoties ook gebruikt worden voor onderzoek naar persoonlijkheidstrekken (traits).

De focus van onderzoekers is al een aantal jaren gericht op Negative Affect en Negative Emotionality aangezien een verscheidenheid aan emotionele en gedragsproblemen samenvallen met dit begrip (Krueger et al 2000). Mensen die Negative Emotionality ervaren, blijken eerder psychische problemen te ontwikkelen waardoor ze op meerdere gebieden niet zo goed

functioneren (Clark, Watson en Mineka, 1994). Ook lijken emotionele problemen door

bijvoorbeeld stress, slechte coping of onaangename gebeurtenissen voort te komen uit Negative Affect en Negative Emotionality (Watson, Clark en Tellegen, 1988; Wills,1986; Stone, 1987). Daarnaast blijkt uit onderzoek van Hall (1977) dat zowel Negative Affect als Negative

Emotionality belangrijke factoren zijn voor het ontwikkelen van een depressie of angst klachten. De emotionele problemen die veelvuldig voorkomen onder Nederlandse jong volwassenen vallen waarschijnlijk samen met Negative Affect en Negative Emotionality.

In de huidige literatuur is er al een goede vragenlijst bekend die Negative Affect meet, namelijk de PANAS. Dit is een korte vragenlijst die de twee primaire dimensies van stemming meet, namelijk Negative Affect (NA) en Positieve affect (PA). De PANAS gaat over

verschillende gemoedstoestanden, oftewel states (Watson, Clark en Tellegen, 1988). Deze studie zal zich richten op voorspelbare waarde van Negative Emotionality aangezien er nog geen geschikt meetinstrument op de markt lijkt te zijn, in Nederland, die dit voor mogelijk houdt.

(6)

5 Voorspellingen doen over gedragingen die passen bij Negative Emotionality, maakt dat deze gedragingen herkenbaar worden en dat mensen er beter op kunnen anticiperen. Bewust worden van dergelijke gedragingen maakt dat men ze bijtijds kan veranderen. Er is in het verleden al onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van traits. De bevindingen van voorgaande studies bieden inzichten voor deze studie.

Fleeson en Gallagher (2009) hebben dergelijk onderzoek gedaan. Deze onderzoekers hadden een meta-analyse verricht met 15 studies over 8 jaar tijd waar meer dan 20.000 mensen aan deel namen. De deelnemers hadden in eerdere studies trait gerelateerd gedrag gerapporteerd via het 5-factor model. Dezelfde deelnemers werden vervolgens benaderd om meerdere malen per dag gedurende 1 a 2 weken hun gedragingen en emoties, oftewel states, bij te houden. Hieruit bleek dat een verscheidenheid aan gevoelens en gedragingen over een langere periode gemeten, een goede voorspeller bleek van traits. De resultaten van hun studie lieten correlaties zien van .42 en .56 waardoor geconcludeerd werd dat traits, states kunnen voorspellen.

Verschillende gevoelens en gedragingen die mensen vertonen tijdens verschillende sociale situaties, states, resulteren in een verscheidenheid aan gevoelens en gedragingen over de tijd heen. En deze verscheidenheid aan gevoelens en gedragingen, bij elkaar genomen, kunnen verklaard worden door persoonlijkheidstrekken, traits ( Fleeson, 2001; Fleeson & Gallagher, 2009)

Andere onderzoekers (Ross & Nisbett,1991; aangehaald in Fleeson & Gallagher, 2009) hebben een dergelijke studie gedaan waaruit bleek dat traits geen goede voorspeller bleek te zijn voor een verscheidenheid van dagelijkse gedragingen. Deze conclusie werd getrokken aangezien de samenhang tussen traits en states laag was. Echter bleek uit het merendeel van de

onderzoeken die de voorspellende waarde van traits hadden onderzocht dat traits specifiek samenhingen met geaggregeerde states over een langere tijd heen (Wu & Clark, 2003; Church et al., 2008; Heller, Komar & Lee, 2007; Fleeson, 2001).

Dit zou kunnen betekenen dat de trait, Negative Emotionality, de state, Negative affect, zou kunnen voorspellen. Om meer inzicht te krijgen in de voorspellende waarde van Negative Emotionality moet er een construct zijn waarmee de gevoeligheid voor Negative Emotionality gemeten kan worden. Vervolgens zal er onderzocht worden of Negative Emotionality tijdelijke

(7)

6 gemoedstoestanden kan voorspellen, zoals onder andere de studie van Fleeson en Gallagher (2009) doet vermoeden.

De recent ontwikkelde Multidimensional Personality Questionnaire (MPQ-BF-NL) heeft een schaal waarmee Negative Emotionality (NEM) gemeten kan worden. De MPQ-BF-NL bestaat uit 3 hogere orde niveaus genaamd Positive Emotionality (PEM), Negative

Emotionality(NEM) en Constraint(CON). Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof (2012) hebben de MPQ-BF-NL ontwikkeld. De MPQ (Tellegen,1982), en de MPQ-BF (Patrick, Curtin & Tellegen, 2002) zijn de Amerikaanse voorlopers van dit Nederlandse instrument. De MPQ-BF-NL is een vragenlijst voor Nederlands en Vlaams sprekende mensen die verschillende dimensies van persoonlijkheid kan meten. Deze vragenlijst is geschikt voor onderzoek naar psychopathologie en voor de klinische praktijk.

Het construct Negative Emotionality van de MPQ-BF-NL is opgebouwd uit verschillende subschalen. Deze subschalen zijn; Stress Reaction (SR), Alienation (AL) en Aggression (AG). Stress Reaction omvat het vermogen om negatieve emoties te ervaren. Personen die hier hoog op scoren worden gezien als gestresst en nerveus. Ook zijn gevoelens van waardeloosheid, angst en schuld vaak aanwezig. Bij hoge scores op Aggression kunnen personen fysiek en mentaal geweld vertonen, of gedragingen waarbij leedvermaak aan de orde is. Hoge scores op Alienation wordt gezien bij personen die denken dat andere hen bewust pijn willen doen. Deze personen voelen zich slachtoffer en wantrouwen anderen. Personen met hoge scores op Negative Emotionality omschrijven zichzelf als gestrest, aangedaan en zijn geneigd om direct met negatieve emoties, zoals angst en woede, te reageren. Ook raken deze personen eerder verstrikt in negatieve relaties. Lage scores op Negative Emotionality gaan gepaard met personen die juist minder snel geneigd zijn om met negatieve emoties te reageren (Tellegen & Waller, 2008).

In de huidige literatuur zijn vooral onderzoeken bekend die gaan over de

voorspelbaarheid van persoonlijkheidstrekken gemeten met het 5-factor model. Het 5-factor model (Digman 1990; Goldberg 1993) neemt in persoonlijkheidsonderzoek een dominante positie in. Grote consensus over dit model vertraagd onderzoek of exploratie naar ander

concepten van persoonlijkheid (Ozer & Reize, 1994). Door alternatieven te onderzoeken blijven we kritisch.

(8)

7 instrument op een andere manier is ontwikkeld dan het 5-factor model van persoonlijkheid. De theoretische en empirische achtergrond van sommige dimensies binnen het 5-factor model blijven onduidelijk (Church, 1994). De MPQ-BF-NL heeft, in tegenstelling tot het 5-factor model, een duidelijk ontwikkeld empirisch theoretische achtergrond. Bij de MPQ is uit gegaan van een theoretisch model wat verklaringen zou moeten bieden voor stabiliteit van

persoonlijkheid, trait-realism. Stabiele verschillen tussen mensen worden veroorzaakt door onderliggende psychobiologische systemen (Tellegen & Waller, 2008). Terwijl Digman (1990) en Golberg (1993) uit zijn gegaan van een lexicale traditie. Persoonlijkheid wordt beschreven in onze taal, dus om iets te weten te komen over persoonlijkheid moet er in de taal gezocht worden. Het 5-factor model kan bijvoorbeeld geen theoretische verklaring bieden voor de relatie tussen psychologische trekken en psychopathologie. Uit onderzoek op meetniveau blijkt dat

neuroticisme samenhangt met depressie en angst, terwijl dit op theoretisch niveau lastig is te verklaren. De MPQ-BF-NL kan dergelijke bevindingen wel verklaren doordat de MPQ-BF-NL op theorie gebaseerd is.Daarom lijkt het construct Negative Emotionality, van de MPQ-BF-NL, voor dit onderzoek een geschikt instrument om de hypotheses te toetsen. Als het construct Negative Emotionality (NEM) een goede conceptualisatie blijkt te zijn voor het meten van de trait, Negative Emotionality, dan zouden een verscheidenheid aan emoties en gedragingen uit het dagelijks leven, Negative Affect, dit aan moeten tonen.

De verscheidenheid aan emoties en gedragingen zullen gemeten worden met de Daily Behavioural Questionnaire (DBQ). Dit instrument werd voor dit onderzoek ontwikkeld en is gebaseerd op de drie hogere orde niveaus van de MPQ-BF-NL. Middels de DBQ wordt gedurende 4 weken, per dag geregistreerd hoe men zich voelt.

In deze studie wordt allereerst ter controle de samenhang tussen het construct NEM, van zowel de MPQ-BF-NL als de DBQ, en de PANAS onderzocht. Aangezien Watsen en Tellegen (1985) hebben geconstateerd dat de twee primaire dimensies van stemming samenhangen met Positive Emotionality en Negative Emotionality wordt verwacht dat het construct NEM van de MPQ-BF-NL zal convergeren met Negatief Affect (NA). Aangezien de DBQ en de PANAS beide Negative Affect beogen te meten wordt er een grote samenhang verwacht tussen het construct NEM van de DBQ en de NA van de PANAS. Daarnaast wordt verwacht dat het

(9)

8 dominante onafhankelijke dimensies binnen de studies naar emoties (Watson & Tellegen, 1985; Tellegen & Waller, 2008).

Vervolgens wordt de voorspellende waarde van het construct NEM onderzocht aan de hand van de DBQ. Om de voorspellende waarde van Negative Emotionality te achterhalen wordt bekeken of het construct NEM van de MPQ-BF-NL specifiek samenhangt met de negatieve dagelijkse gedragingen en emoties van de DBQ. Met specifiek wordt bedoeld dat er sprake zou moeten zijn van convergentie en divergentie.

Middels de volgende hypotheses wordt getoetst of het construct NEM specifiek samenhangt met negatieve dagelijkse gedragingen. Dit houdt in dat er enerzijds gekeken zal worden naar de convergentie, namelijk of het construct NEM negatieve dagelijkse gedragingen voorspelt. En anderzijds naar divergentie, door te onderzoeken of het construct NEM negatieve dagelijkse gedragingen specifiek voorspelt. Hierbij zal ten eerste gekeken worden of (D1) de andere hogere orde constructen, PEM en CON, van de MPQ deze negatieve gedragingen

duidelijk minder goed voorspellen dan het construct NEM. En ten tweede zal er gekeken worden of (D2) andere dagelijkse gedragingen, gemeten met DBQ, duidelijk minder goed voorspelt kunnen worden met het construct NEM dan de negatieve dagelijkse gedragingen.

Vervolgens zullen de subschalen (Stress Reaction, Aggression en Alienation) van het construct NEM onderzocht worden. Bij de subschalen van het construct NEM gelden dezelfde convergentie en divergentie hypotheses zoals voor het gehele construct NEM. Hier zullen alleen de overkoepelde hypotheses genoemd worden. Bij de eerste subschaal zal onderzocht worden of Stress Reaction specifiek samenhangt met stress en nerveus gedrag. Hierna zal gekeken worden of de subschaal Aggression specifiek samenhangt met agressieve gedragingen. En vervolgens of de subschaal Alienation specifiek samenhangt met gevoelens van wantrouwen. Voor alle

bovenstaande hypotheses zal eveneens getoetst worden of er sprake is van convergentie en divergentie.

WERKWIJZE

Steekproefkarakteristieken

Aan dit onderzoek deden zowel psychologie als communicatiewetenschap studenten mee. De studenten volgden onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. Wij streefden ernaar om

(10)

9 ongeveer 100 deelnemers te werven aangezien dit ruim voldoende bleek wanneer er vergeleken werd met soortgelijke studies (Church et al., 2008; Heller, Komar & Lee, 2007; Fleeson, 2001). De deelnemers konden zich inschrijven middels het online onderzoekslab

(https://www.lab.uva.nl). Alle studenten die zich hadden aangemeld binnen het juiste tijdsbestek, werden geselecteerd voor dit onderzoek. De enige voorwaarde voor deelname aan dit onderzoek was de bereidheid om dagelijks gedurende vier weken een vragenlijst in te vullen. Als beloning voor deelname aan dit onderzoek kregen de studenten zeven proefpersoonpunten die zij nodig hadden om naar het volgende studiejaar te mogen.

Operationalisatie en procedure

De geselecteerde deelnemers werden uitgenodigd voor een intake gesprek waarbij de procedure werd uitgelegd. Tijdens dit intake gesprek werd ook vertrouwelijkheid gegarandeerd en de toestemmingsverklaring ondertekend (Zie appendix: D en E). De emailadressen van de deelnemers werden opgenomen binnen het onderzoekspanel van qualtrics. Het programma qualtrics werd, gedurende het hele onderzoek, gebruikt om online data te verzamelen. Qualtrics is een programma waarmee op grote schaal vragenlijsten online afgenomen kunnen worden. Met een account kunnen er ook vragenlijsten ontworpen worden of bestaande vragenlijsten opgenomen worden. In deze studie werd qualtrics gebruikt om de DBQ te

ontwikkelen en daarnaast werden de MPQ-BF-NL en de PANAS er in opgenomen. De data van gemaakte vragenlijsten werd verzameld binnen het programma (www.qualtrics.com). Met de data van de deelnemers konden verdere analyses gedaan worden.

Enkele dagen na het intake gesprek kregen de deelnemers via een link in hun e-mail een uitnodiging om de persoonlijkheidsvragenlijst, MPQ-BF-NL, online te maken. Vragenlijsten konden gemaakt worden op de computer, tablet of telefoon van de deelnemer. Vervolgens maakten de deelnemers, eveneens via een link in een e-mail, 4 weken lang elke dag de Daily Behavioural Questionnaire (DBQ). De deelnemers hadden vanaf 7:00 ‘s ochtends tot 24:00 ‘s avonds de tijd om de vragenlijsten in te vullen die gingen over dagelijkse gedragingen en emoties van de vorige dag.

De DBQ nam ongeveer 10-15 minuten per dag in beslag. Het invullen van de DBQ was de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer. Zodra deelnemers te vaak vergaten de DBQ in te vullen werden ze uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Aan het einde van deze vier

(11)

10 weken maakten de deelnemers nogmaals de MPQ-BF-NL online. Aan het eind van het

onderzoek konden de deelnemers hun proefpersoonpunten in ontvangst nemen.

Materiaal

MPQ-BF-NL

Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof (2012) hebben de MPQ-BF-NL ontwikkeld. De MPQ-BF-NL is een persoonlijkheidsvragenlijst voor Nederlands en Vlaams sprekende mensen die

verschillende dimensies van persoonlijkheid kan meten. Deze vragenlijst is geschikt voor onderzoek naar psychopathologie en voor de klinische praktijk (Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof, 2012).

In deze studie werd de online MPQ-BF-NL gebruikt die bestond uit 135 items en

ongeveer 15 minuten in beslag nam. De MPQ-BF-NL bestaat uit 3 hogere orde niveaus genaamd Positive Emotionality (MPQpem), Negative Emotionality (MPQnem) en constraint (MPQcon). Deze hogere orde niveaus zijn weer onder te verdelen in 10 subschalen die gedragingen meten. Wellbeing (MPQpemwb), Social Potency (MPQpemsp), Achievement (MPQpemac) en Social Closeness (MPQpemsc) behoren tot de MPQpem. Stress Reaction (MPQsr), Aggression (MPQag) en Alienation (MPQal) behoren tot de MPQnem. En Control (MPQconco), Harmavoidance (MPQconha) en Traditionalism (MPQcontr) behoren tot MPQcon.

Een voorbeeldvraag bij MPQpemsc luidt: ”Ik besteed gewoonlijk liever mijn vrije tijd met vrienden dan alleen.” Een voorbeeldvraag die onder de subschaal MPQcontr valt, luidt: “De beste manier om een vredige wereld te bereiken is om de normen en waarden van mensen te verbeteren.” En tot slot wordt hier een voorbeeldvraag gegeven over de subschaal MPQpemwb: ”Ik zie mijn toekomst heel zonnig in.” Deze vragen werden beantwoord door middel van een keuze uit Juist of Onjuist.

De interne consistentie van de meeste subschalen was voldoende tot goed, α=.75-.87. Terwijl TR, HA en AG een interne consistentie lieten zien die iets lager was maar wel

voldoende, α=.70-.73 (Eigenhuis, Kamphuis & Noordhof, 2012). De interne consistentie van de MPQ-BF-NL was vergelijkbaar met de interne consistentie van de Amerikaanse MPQ-BF (Patrick et al., 2002). De correlatie tussen de schalen van de MPQ-BF-NL en de MPQ-BF waren hoog, r = .86-.99. De correlatie tussen de schalen van de MPQ-BF-NL en de MPQ waren eveneens hoog, r = .94-.96 (Eigenhuis, Kamphuis & Noordhof, 2012).

(12)

11

PANAS

De PANAS is een korte vragenlijst die de twee primaire dimensies van stemming meet, positieve affect (PA) en negatieve affect (NA). Deze vragenlijst is met behulp van een principiële

componenten analyse (PCA) tot stand gekomen. Items die samenhingen met beide affecten werden geschrapt. Op deze manier bleven er een aantal items over die nauwelijks correleerde met het andere affect. De PANAS heeft een hoge interne consistentie en een goede convergente en divergente correlaties (Watson, Clark & Tellegen, 1988).

De PANAS werd als aparte vragenlijst meegenomen in de DBQ en in de MPQ-BF-NL. De vragenlijst bestond uit 20 items die gaan over verschillende gemoedstoestanden. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Bedroefd, Geïnteresseerd, Actief en Opgewonden. De items werden beantwoord met een 5-punts Likert schaal. De antwoordmogelijkheden waren: Niet, Nauwelijks,

Enigszins, Sterk en Zeer sterk. De afname van deze vragenlijst nam ongeveer 2 tot 5 minuten in

beslag. De betrouwbaarheid van zowel PA als NA schalen van PANAS was goed. De PA schaal heeft een iets hogere betrouwbaarheid, α=.86-.87, dan de schaal NA, α=.84-.87. De correlaties tussen beide schalen was, zoals gewenst, erg laag, r = -.12 tot -.23 (Watson, Clark & Tellegen, 1988).

DBQ

De DBQ is een zelf geconstrueerde vragenlijst waarmee dagelijkse gedragingen gemeten kunnen worden. Deze vragenlijst is gebaseerd op de drie hogere orde niveaus van de MPQ-BF-NL, genaamd Positive Emotionality (DBQpem), Negative Emotionality (DBQnem) en Constraint (DBQcon). Deze hogere orde niveaus zijn ook weer onder te verdelen in 10 subschalen die gedragingen meten. Wellbeing (DBQpemwb), Social Potency (DBQpemsp), Achievement (DBQpemac) en Social Closeness (DBQpemsc) behoren tot de DBQpem. Stress Reaction (DBQsr), Aggression (DBQag) en Alienation (DBQal) behoren tot de DBQnem. En Control (DBQconco), Harmavoidance (DBQconha) en Traditionalism (DBQcontr) behoren tot DBQcon. Per subschaal waren er 10-14 vragen ontwikkeld wat resulteert in een totaal van 119 items, exclusief de PANAS. Via de rationele methode waren er dagelijkse gedragingen bedacht die passen bij de 10 subschalen van de MPQ-BF-NL. Een voorbeeld van een item die past bij de subschaal DBQag luidt: “Ik heb vandaag een gewelddadige film of serie gekeken.” Een item van

(13)

12 de subschaal DBQcontr is:” Vandaag heb ik mijn ouders gebeld.” Een 5-punts Likert schaal werd aangehouden om de items de beantwoorden. Het item kon: Niet, Nauwelijks, Enigszins,

Sterk of Zeer sterk van toepassing zijn. Slechts enkele vragen werden met Ja of Nee beantwoord

aangezien deze niet met een 5-punts Likert schaal beantwoord konden worden.

De afname van de online DBQ nam maximaal 10-15 minuten in beslag. Aangezien 119 items een te grote hoeveelheid was om elke dag af te nemen hadden we de DBQ in tweeën gesplitst. DBQ1 (58 items, exclusief PANAS) werd eerst afgenomen en de DBQ2 (61 items, exclusief PANAS) werd op de daaropvolgende dag afgenomen. Deze korte afnametijd was van belang aangezien de DBQ (inclusief PANAS) 4 weken lang dagelijks ingevuld moest worden. De antwoordmogelijkheden van de DBQ werden gecodeerd door getallen met een waarde tussen 0 en 1. Wanneer er voor de antwoordmogelijkheid Niet of Nee was gekozen werd er een waarde van 0 toegekend. Bij de antwoordmogelijkheid Zeer sterk of Ja werd er een waarde van 1 toegekend. De antwoordmogelijkheden Nauwelijks, Enigszins of Sterk werden gescoord met waardes tussen de 0 en 1. Nauwelijks werd een waarde van 0,25 toegekend. Enigszins kreeg een waarde van 0,5. Sterk werd gescoord met een waarde van 0,75. Deze somscores van de rationeel geconstrueerde schalen van DBQ werden over de gehele periode van 4 weken gebruikt. Door met deze codering te middelen over alle dagen kon de DBQ vergeleken worden met de, al bestaande, schaalscores van de MPQ-BF-NL.

Statistische Analyse

Er werden meerdere analyses uitgevoerd om de hypotheses te toetsen. De hypothese toetsende analyses zullen eerst besproken worden gevold door de exploratieve analyses.

Hypothese toetsende analyses Pearson correlatiecoëfficiënt

De Pearson correlatiecoëfficiënt werd gebruikt om de correlaties tussen DBQ en MPQ-BF-NL te achterhalen. Voor de convergente hypotheses werd een hoge samenhang verwacht, r= >.30. Voor de divergente hypotheses werd er weinig tot geen samenhang verwacht, r=<.30. Eerst werden de convergente en divergente hypotheses getoetst tussen PANAS en de constructen NEM van de MPQ-BF-NL en de DBQ. Vervolgens werden de convergente en divergente hypotheses voor de hoofd- en subschalen van de MPQ-BF-NL en de DBQ.

(14)

13

Steiger-Z toets

De Steiger-Z toets is een test die het verschil tussen correlaties berekend. Voor alle convergente en divergente hypotheses werd, door middel van Steiger’s Z-test, getoetst of de divergente correlaties significant lager uitvielen dan de convergentie correlaties. Bij een significantieniveau van p<.05 gold dat de divergente hypotheses lager uitvielen dan de convergente hypotheses.

Betrouwbaarheidsanalyse

Betrouwbaarheidsanalyses met Cronbachs’ alpha werden uitgevoerd om de interne consistentie van de, nieuw ontwikkelde, DBQ te bepalen. Dit hield in dat er werd onderzocht of de items van DBQ onderlinge goed samenhingen, en dus één schaal mochten vormen. Indien de cronbach’s alpha tussen de 0.4-0.7 ligt of groter is dan 0.7 dan werd de schaal betrouwbaar geacht en indien cronbach’s alpha lager was dan 0.4 werd de schaal niet betrouwbaar geacht. De cronbach’s alpha werd berekend over één dag.

Exploratieve analyses

Principale componenten analyse (PCA)

Een PCA kan uitgevoerd worden als er eerst aan enkele assumpties wordt voldaan. De assumptie voor Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) measure of sampling adequacy toetst of de items voldoende gemeen hebben. Aan deze assumptie wordt voldaan indien de KMO waarde zich bevind boven de minimum grens van 0.5. De Bartlett’s test of spehericity meet of de correlaties tussen de items hoog genoeg zijn voor PCA. Aan deze assumptie wordt voldaan indien de test significant is, p<.05. Wanneer aan alle assumpties wordt voldaan kan de PCA met rotation (varimax) worden uitgevoerd. Met deze multivariate techniek werd getoetst in hoeverre de items die behoren tot de specifieke subschalen met elkaar samenhingen. De Kaiser normalisation werd gebruikt om te achterhalen voor hoeveel componenten de eigenvalues minimaal 1 was. De eigenvalues geven de verklaarde variantie weer. De eerste twee componenten met eigenvalues groter dan 1 werden besproken.

Betrouwbaarheidsanalyse

Nogmaals werd een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd voor de items van de subschalen die één component lijken te meten, met de verwachting dat verwijdering van items die niet hetzelfde

(15)

14 construct meten tot een verbetering van de betrouwbaarheid zal leiden.

RESULTATEN

Uiteindelijk begonnen er 98 studenten aan dit onderzoek, waarvan 94 het geheel voltooiden. 4 deelnemers waren uitgevallen omdat zij de vragenlijsten meer dan vijf keer niet hadden ingevuld. Onder de 94 deelnemers waren 66 vrouwen en 28 mannen. De deelnemers hadden een leeftijd tussen de 18 en 44 jaar (M=20).

Hypothese toetsende resultaten

Allereerst werd met de pearson correlatiecoëfficiënt, ter controle, gemeten of NA van de PANAS convergeerde met zowel MPQnem als de DBQnem. Vervolgens werd gemeten of de PA van de PANAS divergeerde met zowel MPQnem als DBQnem. Uit de resultaten kwam, zoals verwacht, naar voren dat de MPQnem en de DBQnem sterk samenhingen met NA van de PANAS.

Eveneens was er nauwelijks samenhang te vinden tussen PA van de PANAS en MPQnem en DBQnem. Zoals verwacht convergeerde de NA van de PANAS met zowel de MPQnem als de DBQnem en divergeerde de PA met zowel de MPQnem als de DBQnem, zie Tabel 1.

Tabel 1

De convergentie en divergentie van de PANAS

MPQnem DBQnem MPQ(NA) .739** .635** MPQ(PA) -.136 -.173* DBQ(NA) .638** .880** DBQ(PA) -.147 -.082 Noot. * =p<.05 **=p<.001

(16)

15

hogere orde schalen

De MPQnem en de DBQnem werden onderling vergeleken met elkaar. De convergentie tussen de DBQnem en MPQnem werd getoetst middels de Pearson correlatiecoëfficiënt. Er werd een sterke significante correlatie gevonden, r=.642, p<.001. MPQnem convergeerde, zoals verwacht, met DBQnem.

Eveneens werd de divergentie (D1) getoetst middels de Pearson correlatiecoëfficiënt door de hoofdschalen van de MPQ te correleren met DBQnem. Tussen MPQcon en DBQnem werd een negatieve correlatie gevonden, r= -.123, p >.05. De correlatie tussen MPQpem en DBQnem was eveneens erg laag, r=-.09, p >.05. Middels Steiger-Z bleek dat beide divergente correlaties significant lager uitvielen dan de convergente correlatie. Zie Appendix B: tabel 7. Zowel MPQpem en MPQcon divergeerden, zoals verwacht, met de DBQnem.

De divergentie (D2) werd getoetst door de hoofdschalen van de DBQ te correleren met de schaal MPQnem. Voor DBQpem en MPQnem werd een negatieve correlatie gevonden, r= -.212, p<.05. De dagelijkse gedragingen behorend tot het construct DBQpem divergeerden met het construct MPQnem. Voor DBQcon en MPQnem werd nauwelijks tot geen correlatie gevonden, r=.029, p >.05. Uit de Steiger-Z toets bleek, eveneens zoals verwacht, dat beide correlaties significant lager uitvielen dan de convergentie correlatie. Zie Appendix B: tabel 7. De subschalen van DBQcon divergeerden met MPQnem.

Specifieke hypotheses Stress reaction

De MPQsr en DBQsr schalen bleken zoals verwacht specifieke samenhang te vertonen. Ten eerste was er een duidelijke convergente correlatie (r=.559, p<.001). Ten tweede bleken de correlaties tussen DBQsr en andere subschalen van de MPQ significant lager (voor alle Z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 8) dan de convergente correlatie (D1; zie tabel 2). Ten derde bleken de correlaties tussen MPQsr en andere subschalen van de DBQ significant lager (voor alle Z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 9 ) dan de convergente correlatie (D2; zie tabel 3).

(17)

16

Aggression

De MPQag en DBQag schalen bleken bijna volledige specifieke samenhang te vertonen. Ten eerste was er een duidelijke convergente correlatie (r=.503, p<0.001). Ten tweede bleken, met uitzondering van MPQal, de correlaties tussen DBQag en andere subschalen van de MPQ significant lager (voor alle z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 8) dan de convergente

correlatie (D1; zie tabel 2). Ten derde bleken de correlaties tussen MPQag en andere subschalen van de DBQ significant lager (voor alle z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 9) dan de

convergente correlatie (D2; zie tabel 3).

Alienation

De MPQal en DBQal schalen bleken eveneens bijna volledige specifieke samenhang te vertonen. Ten eerste was er een duidelijke convergente correlatie (r=.591, p<0.001). Ten tweede bleken de correlaties tussen DBQal en andere subschalen van de MPQ significant lager (voor alle z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 8) dan de convergente correlatie (D1; zie tabel 2). Ten derde bleken, met uitzondering van DBQag, de correlaties tussen MPQal en andere subschalen van de DBQ significant lager (voor alle z-toetsen p<.05, zie appendix B; tabel 9) dan de convergente correlatie (D2; zie tabel 3).

(18)

17 Tabel 2

Correlaties tussen de subschalen van de DBQ en de subschalen van de MPQ-BF-NL

Divergentie 1 DBQsr DBQag DBQal MPQpemwb -.353** -.285* -.198* MPQpemsp .078 .144 .110 MPQpema .276* .088 .133 MPQpemsc -.286* -.368** -.240* MPQconha .000 -.366** -.146 MPQconco .002 -.203* -.069 MPQcontr -.028 -.060 .054 MPQag .274* .503** .321** MPQsr .559** .242* .269* MPQal .556** .583** .591** Noot. * =p<.05 **=p<.001

(19)

18 Tabel 3

Correlaties tussen de subschalen van de MPQ-BF-NL en de subschalen van de DBQ

Divergentie 2 MPQsr MPQag MPQal DBQpemwb -.243* -.200* -.358** DBQpemsp -.144 .239* -.040 DBQpema -.056 .152 -.089 DBQpemsc .055 -.158* -.113 DBQconha .184* -.154 .036 DBQconco .086 .044 .114 DBQcontr .068 -.281* -.048 DBQag .242* .503** .583** DBQsr .559** .274* .556** DBQal .269 .321** .591** Noot. * =p<.05 **=p<.001 Betrouwbaarheidsanalyses DBQ

De Cronbach’s alpha werd berekend om de interne consistentie van de, nieuw ontwikkelde, DBQ te bepalen. De betrouwbaarheid van de gehele DBQnem was goed, α=.841. Dit hield in dat de onderlinge samenhang van de items van de DBQnem goed bleek te zijn. De cronbach’s alpha van de DBQag was, α=.407. De items van deze subschaal vertoonden niet zo’n goede onderlinge samenhang. De interne consistentie was matig. Voor DBQal werd een chronbach’s alpha

gevonden van α=.810. De samenhang tussen de items van DBQal bleek goed te zijn. Tenslotte werd de cronbach’s alpha voor DBQsr berekend, α=.779. De betrouwbaarheid van DBQsr bleek eveneens goed te zijn.

(20)

19 Resultaten Exploratieve hypotheses

Principale Componenten analyse

Voor de DBQag, DBQsr en DBQal werd een Principale componenten analyses uitgevoerd. De PCA was voor dit onderzoek interessant aangezien er een nieuw instrument, namelijk DBQ, werd gecreëerd. Middels een PCA leerden we dit instrument beter kennen.

Aggression

De eerste principale componenten analyse (PCA) met rotation (varimax) werd uitgevoerd voor DBQag met 12 items. Aan de assumptie van Kaiser-Meyer-Olkin Measure of sampling adequacy (KMO), KMO=.53, werd voldaan (matig volgens Field, 2009). Aan de assumptie voor KMO voor individuele items werd niet voldaan, KMO>.383. Dit kwam niet boven de minimum grens van 0.5 uit. Bartlett’s test of spehericity werd uitgevoerd, χ ² (66)= 272.408, p<.001, dit hield in dat de correlaties tussen de items hoog genoeg waren voor PCA. De analyse werd verricht. Dit resulteerde in 5 componenten die volgens Kaiser’s criteria een Eigenvalue hadden die groter was dan 1. Deze componenten samen verklaarden 70.21% van de variantie. Het eerste component verklaarde na rotatie 17.02% van de variantie. Items die op dit component veel variantie verklaarden zijn te zien in de Tabel 4. Deze items die samenhingen op component 1 bleken voornamelijk te gaan over agressie gericht naar anderen. De items van het tweede component en verder waren lastig te interpreteren. Zie Tabel 4.

Stress Reaction

De tweede principale componenten analyse (PCA) met rotation (varimax) werd uitgevoerd voor DBQsr met 11 items. Aan de assumptie van KMO, KMO=.793, werd ruim voldaan (goed volgens Field, 2009). Aan de assumptie voor KMO voor individuele items werd eveneens voldaan, KMO>.708. Dit kwam boven de minimum grens van 0.5 uit. Bartlett’s test of spehericity werd uitgevoerd, χ ² (55)= 241.45, p<.001, dit hield eveneens in dat de correlaties tussen de items hoog genoeg waren voor PCA. Dit resulteerde in 3 componenten die volgens Kaiser’s criteria een Eigenvalue hadden die groter was dan 1. Deze componenten samen

verklaarden 56.16% van de variantie. Het eerste component verklaarde na rotatie 21.31% van de variantie. Items die op dit component veel variantie verklaarden zijn te zien in Tabel 5. Deze items bleken voornamelijk te gaan over een gespannen stemming. De items van het tweede

(21)

20 component die veel variantie verklaren bleken te gaan over stemmingswisselingen en

kwetsbaarheid. Zie tabel 5.

Alienation

De derde principale componenten analyse (PCA) met rotation (varimax) werd uitgevoerd voor DBQal met 10 items. Aan de assumptie van KMO, KMO=.803, werd ruim voldaan (goed volgens Field, 2009). Aan de assumptie voor KMO voor individuele items werd eveneens voldaan, KMO>.708. Dit kwam boven de minimum grens van 0.5 uit. Bartlett’s test of

spehericity χ ² (45)= 348.05, p<.001, dit hield in dat de correlaties tussen de items hoog genoeg waren voor PCA. Dit resulteerde in 3 componenten die volgens Kaiser’s criteria een Eigenvalue hadden die groter was dan 1. Deze componenten samen verklaarden 65.55% van de variantie. Het eerste component verklaarde na rotatie 30.63% van de variantie. Items die op dit component veel variantie verklaarden zijn te zien in de Tabel 6. Deze items bleken voornamelijk te gaan wantrouwen in anderen. Het tweede component verklaarde 23.87 %. De Items die hierop veel variantie verklaarden bleken te gaan over een slachtofferrol. Zie tabel 6.

(22)

21 Tabel 4

Principale componenten analyse (PCA); De verklaarde variantie van DBQag per component

Rotated Factor Loadings

Items Component 1 Component 2 Component 3

Ik heb gisteren iemand met opzet bang gemaakt .705 .379 -.097 Ik heb gisteren een gewelddadige film of serie gekeken. -.114 .037 -.055 Ik was gisteren boos. .491 .199 .406 Gisteren heb ik bewust een ander schade toegebracht. .115 .916 .071

Ik heb gisteren iemand gepest. .785 -.079 -.030 Ik heb gisteren wraak genomen. .037 -.899 .007 Ik heb gisteren iemand uitgescholden. -.004 .057 .219 Ik heb gisteren andere gebruikt om er zelf een voordeel uit te halen. -.042 .004 .668 Ik heb gisteren opzettelijk iemand pijn gedaan. .023 -.039 -.132 Ik had gisteren het idee dat mensen mij niet mochten. -.032 -.104 .837 Ik voelde me gisteren geïrriteerd. .328 .319 .644 Ik had gisteren zin om iemand te slaan. .741 -.086 .224 Eigenvalues 2.043 1.962 1.861 % of variance 17.02 16.35 15.50

(23)

22 Tabel 5

Principale componenten analyse (PCA); De verklaarde variantie van DBQsr per component Rotated Factor Loadings

Items Component 1 Component 2 Component 3

Ik voelde me gister schuldig. .057 .363 .439 Gisteren heb ik me zorgen gemaakt .249 .581 .243 Ik voelde me gisteren kwetsbaar. -.168 .794 .135 Gisteren heb ik me waardeloos gevoeld. .311 .675 -.026

Mijn stemming wisselde gisteren. .217 .717 -.010

Ik was gisteren slecht gehumeurd zonder reden. .481 .001 .569 Ik heb vannacht slecht geslapen door mijn zorgen. .394 .108 .301 Ik raak gespannen als ik aan de gebeurtenissen van gisteren denk. .707 .321 -.214 Ik raakte gisteren van streek. .835 .001 .265 Ik kon gisteren mijn zorgen vergeten. .106 .030 .831 Ik voelde me gisteren gekwetst. .716 .253 .303

Eigenvalues 2.344 2.250 1.583

% of variance 21.31 20.45 14.39

Tabel 6

Principale componenten analyse (PCA); De verklaarde variantie van DBQal per component Rotated Factor Loadings Items Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Ik voelde me gister door anderen gebruikt. .667 .392 .246 Ik was gisteren op mijn hoede voor anderen. .687 .202 -.210 Ik heb het idee dat anderen gisteren gebruik van mij hebben gemaakt. .673 -.411 .343 Er is gisteren over mij geroddeld .641 .303 -.195 Ik voelde me gisteren verraden. .770 .299 -.050 Ik had gisteren het gevoel dat anderen mij pijn wilden doen. .772 .505 -.059 Ik heb gisteren het gevoel gehad dat mensen de baas over mij spelen. .211 .715 .126 Ik ben gisteren eerlijk behandeld door anderen. -.129 .200 .894 Ik had gisteren het gevoel dat ik slachtoffer was van dingen die anderen deden..187 .742 .149 Gisteren hebben mensen tegen mij gelogen. .273 .697 -.037

Eigenvalues 3.064 2.387 1.104

(24)

23 Over het algemeen lijken de eerste componenten van de subschalen een consistente inhoud te hebben. De andere componenten laten wel items zien die voorkomen in het dagelijks leven maar niet passen bij de eerste twee componenten. Het kan zijn de items uit de overige componenten opzichzelfstaande items zijn. Bijvoorbeeld het item:” ik heb vandaag een gewelddadige film of serie gekeken” hangt niet samen met de andere items. Als iemand die op een bepaalde dag naar een gewelddadige film kijkt hoeft dat niet direct iets te zeggen over of iemands voorkeur voor gewelddadige films. Aangezien we hier kijken naar de bevinden voor één dag is dit niet zo’n goed item. Wellicht dat als we op itemniveau kijken het wel een goed item is.

Betrouwbaarheidsanalyses DBQ

Tot slot werd er opnieuw een betrouwbaarheidsanalyse gedaan over het eerste component voor de items van de subschalen DBQag, DBQsr en DBQal. Allereerst werd de nieuwe

betrouwbaarheid berekend voor agressie gericht naar anderen van de DBQag. De nieuwe betrouwbaarheid “ agressie gericht naar anderen” werd, α=.631. Dit verbeterde ten opzichte van de totale DBQag schaal, α=.407. De cronbach’s alpha voor “de gespannen stemming” van DBQsr bleek goed, α=.742. Dit was echter lager dan de totale DBQsr schaal, α=.779. En de cronbach’s alpha voor “wantrouwen jegens anderen” van DBQal verbeterde, α=.818, ten opzichte van de totale DBQal schaal, α=.810.

DISCUSSIE

In deze studie werd geprobeerd meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen Negative

Emotionality en gedrag. Allereerst werd ter controle onderzocht of het construct NEM van zowel de MPQ-BF-NL als de DBQ convergeerde met NA en divergeerde met PA van de PANAS. Aangezien de DBQ en de PANAS beide Negative Affect beoogde te meten werd er een grote samenhang verwacht. Eveneens werd er een grote samenhang verwacht tussen de MPQ-BF-NL en de PANAS omdat uit eerder onderzoek van Watson en Tellegen (1985) naar voren is

gekomen dat de trait, Negative Emotionality, sterk samenhangt met de state, Negative Affect. De verwachtingen kwamen uit. De convergente validiteit van de MPQ-BF-NL en de DBQ was sterk wat betreft emotionaliteit.

(25)

24 construct NEM van MPQ-BF-NL als het construct NEM van de DBQ vergeleken met de PA van de PANAS. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat Negative Affect en Positive Affect, met de corresponderende traits, Negative Emotionality en Positive Emotionality, twee dominante onafhankelijke dimensies zijn binnen de studies naar emoties (Watson & Tellegen, 1985; Tellegen & Waller, 2008). Dit betekent dat beide geheel op zichzelf staande factoren zijn aangezien er weinig tot geen samenhang werd gevonden tussen beide factoren (Tellegen, 1982; aangehaald in Tellegen & Waller, 2008). Negative Affect en Negative Emotionality vertoonden, zoals verwacht, weinig samenhang met PA van de PANAS. De divergente validiteit van de DBQ en de MPQ-BF-NL was, net als de convergente validiteit, sterk wat betreft emotionaliteit. Vervolgens werd onderzocht of NEM een goede voorspeller was voor dagelijkse gedragingen en emoties. Het construct NEM van de MPQ-BF-NL bleek, zoals verwacht, specifiek samen te hangen met de bijbehorende dagelijkse gedragingen van de DBQ. De subschaal Stress Reaction bleek ook specifiek samen te hangen met de bijbehorende dagelijkse gedragingen van de DBQ. De dagelijkse gedragingen behorende tot de subschaal Aggression konden niet voldoende onderscheiden worden van de subschaal Alienation van de MPQ-BF-NL, en visa versa. De subschalen Aggression en Alienation bleken verder specifiek samen te hangen met de bijbehorende dagelijkse gedragingen.

Alles tezamen blijkt uit deze resultaten dat het construct NEM samenhang vertoont met negatieve dagelijkse gedragingen en emoties. De resultaten van dit onderzoek trekken de resultaten van Ross en Nisbett (1991) in twijfel. Zij stelden dat traits geen voorspeller zijn van states. Daarentegen versterken de resultaten uit dit onderzoek de resultaten uit eerder onderzoek van onder andere Fleeson en Gallagher (2009). Uit de eerdere onderzoeken werd er bij een correlatie van .40 al gesteld dat traits samenhangen met geaggregeerde states over een langere tijd heen. Uit dit onderzoek komen voor het construct NEM sterkere convergente correlaties tussen de .50-.64 naar voren.

Negative Emotionality lijkt dagelijkse gedragingen en emoties te kunnen voorspellen in de zin dat ze sterk samenhangen met soortgelijke dagelijkse gedragingen. De convergente validiteit blijkt goed in tegenstelling tot de divergente validiteit. Hierbij komen de resultaten niet geheel overeen met de verwachtingen. Deze onverwachte resultaten hebben hoogstwaarschijnlijk te maken met de nieuw ontwikkelde DBQ. Met name de schaal Aggression van de DBQ lijkt niet

(26)

25 naar behoren te functioneren.

Ten eerste kan dit te maken hebben met de betrouwbaarheid van de DBQ. Een matige interne consistentie werd gevonden voor de subschaal Aggression van de DBQ. De items van dit construct vertonen geen goede onderlinge samenhang, oftewel de items lijken geen goede schaal te vormen. Bij een lage interne consistentie is de kans groot dat er geen goede correlaties

gevonden kunnen worden ondanks een goede validiteit van de subschaal. In dit geval zou de subschaal Aggression wel degelijk goede dagelijkse gedragingen kunnen meten maar de items die dit meten, zijn niet betrouwbaar. De subschaal bevat mogelijk teveel ruis en error om er goede metingen mee te verrichten.

Ten tweede kunnen deze onverwachte resultaten te maken hebben met de validiteit van de DBQ. Dit instrument heeft geprobeerd om met bepaalde items dagelijkse agressieve

gedragingen te meten. Wellicht is het geen goed idee geweest om er vanuit te gaan dat dagelijkse agressieve gedragingen en emoties te meten zijn met één construct. Een reden hiervoor kan zijn dat agressie een te breed begrip is. Agressie kan een fysieke vorm aannemen waar bijvoorbeeld slaan en schoppen onder zouden vallen. Ook kan agressie een psychische vorm aannemen waar uitschelden, pesten en bedreigen onder zouden kunnen vallen. Daarnaast zou agressie intern gericht kunnen zijn of juist extern gericht. Mensen zouden ook agressie bewust in kunnen zetten om bijvoorbeeld wraak te nemen of om hogere doelen te bereiken (van der Ploeg, 2014). Het is mogelijk te idealistisch geweest om dit omvangrijke begrip te meten in het dagelijks leven. Een andere verklaring voor de onverwachte resultaten, met betrekking tot de validiteit van de DBQ, kan te maken hebben met de items die behoren tot de subschaal Aggression. De items meten niet alleen Aggression maar ook andere zaken zoals de samenhang met de subschaal Alienation van de MPQ-BF-NL doet vermoeden. Bij het ontwikkelen van de items voor deze subschaal werd vertrouwd op de intuïtie van de testontwikkelaars, de rationele methode werd gebruikt. Wellicht is de inschatting van de testontwikkelaars bij de subschaal Aggression van de DBQ onjuist geweest waardoor te items niet goed onderscheiden konden worden van andere subschalen. Zowel het validiteitsprobleem als het betrouwbaarheidsprobleem werd middels de exploratieve analyses verder onderzocht.

Het betrouwbaarheidsprobleem gaat ervan uit dat middels de subschaal Aggression dagelijkse agressieve gedragingen gemeten kunnen worden, maar dat de goede items om dit te

(27)

26 verwezenlijken ontbreken. Middels de Principale componenten analyse werd er gekeken of er inderdaad een eenduidig construct is. Het eerste component dat naar voren kwam voor de

subschaal Aggression bleek enigszins een consistente inhoud te hebben. De andere componenten die bij de subschaal Aggression gevonden werden lijken geen eenduidig thema te vormen

oftewel geen goede onderlinge samenhang te vertonen. Vergeleken met de andere subschalen van de DBQ bleek de subschaal Aggression veel minder homogeen te zijn. Na verwijdering van deze onsamenhangende items werd de interne consistentie voor de subschaal Aggression beter. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat de subschaal Aggression dagelijkse agressieve gedragingen goed zou kunnen meten dan is het waarschijnlijk dat de subschaal Aggression geen goede items omvat die dagelijkse agressieve gedragingen konden meten.

Een oplossing voor dit betrouwbaarheidsprobleem is meer items genereren die

samenhangen met het construct en items verwijderen die niet samenhangen met het construct. Items kunnen op dezelfde manier gegenereerd worden als in deze studie, middels rationale methode. Vervolgens kan de structuur van de items onderzocht worden middels de Principale Componenten analyse. Hierbij worden de onsamenhangende items verwijderd en de

samenhangende items blijven bewaard. Dit kan een aantal keer herhaald worden zodat er een schaal overblijft van items die onderling goed samenhangen. Watson, Clark en Tellegen (1988) hebben op een dergelijke manier de PANAS ontwikkeld.

Eveneens werd voor de schalen Alienation en Stress Reaction de interne consistentie opnieuw berekend voor het eerste component. Na verwijdering van meerdere items bleef te interne consistentie voor deze schalen nagenoeg hetzelfde. Minder vragen lijken evenveel informatie te bevatten als de oorspronkelijke hoeveelheid vragen. Het reduceren van de vragen zou een ander idee voor vervolgonderzoek kunnen zijn. Als de deelnemers minder tijd kwijt zijn aan het onderzoek is de motivatie en de aandacht wellicht hoger waardoor de testresultaten minder ontvankelijk zijn voor ruis en error.

Opvallend aan het betrouwbaarheidsprobleem is dat de MPQ-BF-NL een duidelijke structuur heeft, terwijl de structuur bij DBQ onduidelijk is. Het verschil tussen beide

instrumenten is dat de MPQ-BF-NL in zijn algemeenheid gedragingen meet en de DBQ enkel dagelijkse gedragingen meet. Wellicht is de structuur van de MPQ-BF-NL, die ook gebruikt is voor de DBQ, niet geschikt voor het doen van dagelijkse metingen. Om hiervoor te controleren

(28)

27 zou er bij vervolgonderzoek niet gekeken moeten worden naar de interne consistentie gemeten over één dag, maar geaggregeerd over alle items.

Het validiteitsprobleem gaat ervan uit dat er middels de subschaal Aggression geen dagelijkse gedragingen gemeten kunnen worden, aangezien Aggression niet vast te leggen is in één construct voor het dagelijks leven. De items die behoren tot de subschaal Aggression zouden dit niet op een goede manier kunnen meten. Middels de Principale componenten analyse werd onderzocht of de subschaal Aggression uit meerdere thema’s bestond. Niet alleen Aggression maar ook Alienation en Stress Reaction lijken te bestaan uit meerdere componenten. Uit deze componenten kwamen één of twee heldere subonderwerpen naar voren. Aggression heeft een component dat agressie gericht naar anderen omvat. De andere componenten van Aggression konden niet goed geïnterpreteerd worden. Dat Aggression uit meerdere componenten lijkt te bestaan en dat deze niet geïnterpreteerd kunnen worden zou kunnen betekenen dat Aggression inderdaad een te breed begrip is om te meten middels dagelijkse gedragingen.

Daarnaast zou het kunnen betekenen dat er geen goede schaal is ontwikkeld om

agressieve dagelijkse gedragingen te meten.Mogelijk ontbreken er items die waardevol zijn voor deze subschaal. Een advies voor vervolgonderzoek zal zijn om met behulp van een expert op het gebied van agressie items te genereren. De nieuwe items voor de subschaal Aggression zullen waarschijnlijk meerdere thema’s omvatten. Met behulp van een principiële componenten analyse kan bekeken worden of de componenten te interpreteren zijn en overeenkomen met de thema’s van de expert. Als blijkt dat de thema’s van de expert overeenkomen met de componenten uit de PCA dan meet het instrument wat het geacht wordt te meten.

Nader onderzoek zal gedaan moeten worden om de betrouwbaarheid en/of validiteit van de DBQ te optimaliseren. Deze studie heeft de eerste stappen gezet om de relatie tussen Negative Emotionality en gedrag te achterhalen. Aangezien de nieuw ontwikkelde DBQ

hoogstwaarschijnlijk niet naar behoren werkt, blijft deze relatie nog enigszins onduidelijk. Met de bevindingen uit dit onderzoek en de suggesties voor vervolgonderzoek kan er in het heden gewerkt worden aan een optimaal functionerende DBQ waardoor de relatie tussen Negative Emotionality en gedrag duidelijker wordt.

Naast het betrouwbaarheid en validiteitsprobleem zijn er nog enkele kanttekeningen te plaatsten bij dit onderzoek. Ten eerste deden er aan dit onderzoek alleen maar UVA studenten

(29)

28 mee die psychologie ofwel communicatiewetenschap studeerden. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers lag rond de 20 jaar. Door weinig variatie in deze populatie en in de leeftijd zullen deze resultaten lastig te generaliseren zijn naar andere populaties. Het blijft hierdoor onduidelijk of deze resultaten ook voor een andere populatie zouden gelden.

Daarnaast kan er een kanttekening geplaatst worden bij de afneem methode van de DBQ. De DBQ werd elke dag, gedurende 4 weken lang, dagelijks afgenomen. De vragen die

afgenomen werden, waren om de dag hetzelfde. Mensen streven er over het algemeen naar om consistent te zijn in hun gedragingen, voorkeuren, emoties en waarschijnlijk ook in hun

antwoorden (Chapanis & Chapanis, 1964). De mogelijkheid bestaat dat de vragen die de deelnemers werden gesteld, niet elke dag van toepassing waren maar dat er wel consistent geantwoord werd. Een voorbeeld hiervoor is de vraag: “Ik was gisteren geïrriteerd.” Als een deelnemer zich eerder inderdaad geïrriteerd voelde, dan kan het zijn dat de deelnemer geneigd is om consistent te antwoorden terwijl degene op het moment niet per se geïrriteerd is. De

resultaten van dit onderzoek zouden hierdoor, ten onrechte, positief beïnvloed kunnen zijn. Hierdoor ontstaat grotere samenhang tussen de vragenlijsten dan er in de werkelijkheid zou zijn. Een manier om hiervoor te controleren is de verscheidenheid aan vragen vergroten of de

vraagstelling veranderen zodat niet precies dezelfde vraag opnieuw wordt gesteld. Deelnemers hebben dan wellicht minder de neiging om consistente antwoorden te geven.

Ondanks de kanttekeningen lijkt het een succesvol onderzoekt geweest te zijn. Negative Emotionality lijkt dagelijkse gedragingen en emoties tamelijk goed te kunnen voorspellen. De data die door middel van dit onderzoek is verzameld, kan gebruikt worden voor

vervolgonderzoek waarbij de voorspellende waarde van de MPQ-BF-NL geoptimaliseerd kan worden. Door het optimaliseren van dit onderzoek zouden de emotionele problemen waar jongeren mee te kampen hebben, beter in kaart kunnen worden gebracht op dagelijkse basis. Als hier meer zicht op is, dan kan er gerichte hulp geboden worden waardoor het aantal jongeren met emotionele problemen terug gedrongen kan worden.

(30)

29 LITERATUURLIJST

Ansell, E. B., & Pincus, A.L.(2004). Interpersonal perceptions of the five-factor model of personality: An examination using the structural summary method for circumplex

data. Multivariate Behavioral Research 39(2), 167-201.

Ben-Porath, Y. S., Almagor, M., Hoffman-Chemi, A., & Tellegen, A. (1995). A cross-cultural study of personality with the Multidimensional Personality Questionnaire. Journal of Cross

Cultural Psychology, 26, 360-373.

Chapanis, N. P., & Chapanis, A. (1964). Cognitive dissonance. Psychological bulletin, 61(1), 1 Church, A. T. (1994). Relating the Tellegen and five-factor models of personality

structure. Journal of Personality and Social Psychology, 67(5), 898.

Church, A. T., Katigbak, M. S., Reyes, J. A. S., Salanga, M. G. C., Miramontes, L. A., & Adams, N. B. (2008). Prediction and cross-situational consistency of daily behavior across cultures: Testing trait and cultural psychology perspectives. Journal of research in personality, 42(5), 1199-1215.

Clark, L. A., Watson, D., & Mineka, S. (1994). Temperament, personality, and the mood and anxiety disorders. Journal of abnormal psychology, 103(1), 103.

Eigenhuis, A., Kamphuis, J.H, & Noordhof, A. (2012). Development and validation of the Dutch brief form of the multidimensional personality questionnaire (MPQ-BF-NL). Assessment 20(5), 565-575.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Fleeson, W.(2001) Toward a structure-and process-integrated view of personality: Traits as density distributions of states. Journal of personality and social Psychology 80(6), 1011.

Fleeson, W., & Gallagher. (2009) P. The implications of Big Five standing for the distribution of trait manifestation in behavior: fifteen experience-sampling studies and a meta-analysis. Journal

of personality and social psychology 97(6), 1097.

Gaughan, E.T., Miller, J.D., Pryor, L.R., & Lynam, D.R. (2009) Comparing Two Alternative Measures of General Personality in the Assessment of Psychopathy: A Test of the NEO PI‐R and the MPQ. Journal of personality 77(4), 965-996.

Gross, J. J. (2002). Emotion regulation: Affective, cognitive, and social consequences. Psychophysiology, 39(3), 281-291.

(31)

30 Hall, C. A. (1977). Differential relationships of pleasure and distress with depression and anxiety over a past, present, and future time framework. Unpublished doctoral dissertation, University of

Minnesota, Minneapolis.

Heller, D., Komar, J., & Lee, W. B. (2007). The dynamics of personality states, goals, and well-being. Personality and Social Psychology Bulletin,33(6), 898-910.

Kienhorst, C. W., De Wilde, E. J., Diekstra, R. F., & Wolters, W. H. (1991). Construction of an index for predicting suicide attempts in depressed adolescents. The British Journal of

Psychiatry, 159(5), 676-682.

Kring, A. M., & Werner, K. H. (2004). Emotion regulation and psychopathology. The regulation

of emotion, 359-385.

Krueger, R.F., Caspi, A., & Moffit, T.E. (2000) "Epidemiological Personology: The Unifying Role of Personality in Population‐Based Research on Problem Behaviors." Journal of

personality 68(6), 967-998.

Krueger, R.F., McGue, M., & Iacono.(2001) W.G. The higher-order structure of common DSM mental disorders: Internalization, externalization, and their connections to

personality. Personality and Individual Differences30(7), 1245-1259.

Meeus, W. (1994). Psychosocial problems and social support in adolescence. Social networks

and social support in childhood and adolescence, 241-255.

Ozer, D.J., & Reise, S.P.(1994). Personality assessment. Annual review of psychology 45(1), 357-388.

Patrick, C. J., Curtin, J. J., & Tellegen, A. (2002). Development and validation of a brief form of the Multidimensional Personality Questionnaire. Psychological Assessment, 14, 150-163.

Ploeg van der, J. (2014). Agressie: definitie en prevalentie. In Agressie bij kinderen (pp. 1-7). Bohn Stafleu van Loghum.

Tellegen, A., & Waller, N. G. (2008). Exploring personality through test construction: Development of the Multidimensional Personality Questionnaire. The SAGE handbook of

personality theory and assessment, (2),261-292.

Tellegen, A., Watson, D., & Clark, L.A. (1999). On the dimensional and hierarchical structure of affect. Psychological Science 10(4), 297-303.

Watson, D., & Clark, L. A. (1984). Negative affectivity: the disposition to experience aversive emotional states. Psychological bulletin, 96(3), 465.

(32)

31 Watson, D., Clark, L.A., & Carey, G.(1988). Positive and negative affectivity and their relation to anxiety and depressive disorders. Journal of abnormal psychology 97(3): 346.

Watson, D., Clark, L.A., & Tellegen, A.(1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: the PANAS scales. Journal of personality and social

psychology 54(6): 1063.

Watson, D., & Tellegen, A. (1985). Toward a consensual structure of mood. Psychological

bulletin, 98(2), 219.

Wills, T. A. (1986). Stress and coping in early adolescence: Relationships to substance use in urban school samples. Health Psychology, 5, 503–529.

Wu, K. D., & Clark, L. A. (2003). Relations between personality traits and self-reports of daily behavior. Journal of Research in Personality, 37(4), 231-256.

Stone, A. A. (1987). Event content in a daily survey is differentially associated with concurrent mood. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 56–58.

(33)

32 APPENDIX A: Items van de DBQ

Positive emotionality Wellbeing Dag 1

Ik heb gisteren gelachen. Ik voelde me gisteren opgewekt. Ik had gisteren pech.

Ik keek gisteren positief naar mezelf. Ik was gisteren ontevreden.

Ik heb gisteren genoten van de dingen die ik heb gedaan. Ik heb gisteren iets leuks gedaan.

Dag 2

Ik zat gisteren lekker in mijn vel.

Ik heb gisteren positief over mijn toekomst gedacht. Ik voelde me gisteren gelukkig,

Ik was gisteren tevreden met mezelf. Het was gisteren een interessante dag. Ik was gisteren graag onder de mensen. Ik heb me gisteren blij gevoeld.

Ik was gisteren tevreden. Social Potency

Dag 1

Gisteren heb ik iemand van mijn mening proberen te overtuigen.

Ik heb gisteren vermeden om in het middelpunt van de aandacht te staan. Ik heb gisteren de leiding genomen.

Ik heb gisteren iemand anders een besluit voor mij laten nemen. Dag 2

Ik heb gisteren anderen verteld wat ze moesten doen.

Ik heb gisteren mijn best gedaan om in het middelpunt van de aandacht te staan. Ik heb gisteren een beslissing voor anderen genomen.

Ik heb gisteren makkelijk beslissingen genomen.

Gisteren heb ik in het middelpunt van de belangstelling gestaan. Ik heb gisteren iemand anders de leiding laten nemen.

Achievement Dag 1

Hoeveel uur heb jij gisteren gestudeerd/gewerkt?

Ik was gisteren slordig in het uitvoeren van een taak/opdracht. Studie/werk had gisteren prioriteit.

Ik heb gisteren mijn taken opgegeven. Ik heb gisteren harder gewerkt dan anderen.

(34)

33 Dag 2

Ik ben gisteren een uitdaging aangegaan. Ik heb gisteren de kantjes er vanaf gelopen. Hoeveel uur heb jij gisteren gestudeerd/gewerkt? Ik heb gisteren van mijn studie/werk genoten.

Gisteren gaf ik de moed op bij de dingen die ik moest doen. Ik was gisteren gedreven om iets te bereiken.

Social closeness Dag 1

Gisteren heb ik een vriend of bekende geholpen. Ik wilde gisteren graag alleen zijn.

Hoeveel uur heb je gisteren met je vrienden besteed? Ik heb gisteren vrienden om me heen gehad.

Ik voelde gisteren liefde voor een ander.

Heb je gisteren met een goede vriend gesproken?

Ik heb gisteren mijn eigen problemen opgelost, zonder de hulp van anderen. Dag 2

Ik heb gisteren een praatje gemaakt met een onbekend persoon. Hoeveel uur heb je gisteren met je vrienden besteed?

Ik was gisteren een luisterend oor voor iemand anders. Gisteren heb ik iemand om hulp gevraagd.

Gisteren heb ik een ander getroost.

Ik heb gisteren mensen om hun mening gevraagd.

Ik heb mij gisteren op mijn gemak gevoeld bij de mensen om me heen.

Negative emotionality Stress reaction Dag 1

Ik voelde me gisteren schuldig. Gisteren heb ik me zorgen gemaakt. Ik voelde me gisteren kwetsbaar. Gisteren heb ik me waardeloos gevoeld. Mijn stemming wisselde gisteren. Dag 2

Ik was gisteren slecht gehumeurd zonder reden. Ik heb vannacht slecht geslapen door mijn zorgen.

Ik raak gespannen als ik aan de gebeurtenissen van gisteren denk. Ik raakte gisteren van streek.

Ik kon gisteren mijn zorgen vergeten. Ik voelde me gisteren gekwetst.

(35)

34 Aggression

Dag 1

Ik heb gisteren iemand met opzet bang gemaakt. Ik heb gisteren een gewelddadige film of serie gekeken. Ik was gisteren boos.

Gisteren heb ik bewust een ander schade toegebracht. Ik heb gisteren iemand gepest.

Ik heb gisteren wraak genomen. Dag 2

Ik heb gisteren iemand uitgescholden.

Ik heb gisteren een ander gebruikt om er zelf een voordeel uit te halen. Ik had gisteren het idee dat mensen mij niet mochten.

Ik voelde me gisteren geïrriteerd. Ik had gisteren zin om iemand te slaan.

Alienation Dag 1

Ik was gisteren op mijn hoede voor anderen.

Ik heb het idee dat anderen gisteren gebruik van mij hebben gemaakt. Er is gisteren over mij geroddeld.

Ik voelde me gisteren verraden.

Ik had gisteren het gevoel dat anderen mij pijn wilden doen. Dag 2

Ik het gisteren het gevoel gehad dat mensen de baas over mij spelen. Ik ben gisteren eerlijk behandeld door anderen.

Ik had gisteren het gevoel dat ik slachtoffer was van dingen die anderen deden. Gisteren hebben mensen tegen mij gelogen.

Constraint Control

Dag 1

Mijn dag is gisteren volgens plan verlopen.

De dingen die ik gisteren moest doen heb ik voorzichtig gedaan. Ik nam gisteren de dingen zoals ze kwamen.

Ik heb gisteren drugs gebruikt (m.u.v. alcohol en sigaretten). Hoeveel glazen alcohol heb je gisteren gedronken?

Dag 2

Ik heb gisteren spontaan iets ondernomen. Ik was oplettend gsiteren

Ik heb gisteren drugs gebruikt (m.u.v. alcohol en sigaretten). Ik heb gisteren beslissingen goed afgewogen.

Hoeveel glazen alcohol heb je gisteren gedronken?

(36)

35 Ik was gisteren laks.

Harmavoidance Dag 1

Ik heb gisteren een avontuur beleefd. Ik heb gisteren iets gevaarlijks gedaan. Ik ben gisteren voorzichtig geweest. Ik heb gisteren een regel overtreden. Ik was gisteren verlegen bij onbekenden. Dag 2

Ik ben gisteren door het rode stoplicht gereden.

Ik had het gisteren leuk gevonden om een extreme sport te doen (bijv. skydiving). Ik voelde me gisteren snel vermoeid.

Ik bracht gisteren mezelf in gevaar.

Ik heb gisteren voor veilige activiteiten gekozen.

Traditionalism Dag 1

Ik heb me gisteren egoïstisch gedragen. Ik was gisteren preuts.

Ik heb gisteren gebeden.

Ik heb gisteren negatief over mijn ouders gedacht. Ik had gisteren een ethisch dilemma.

Dag 2

Ik heb me gisteren rebels gedragen.

Ik had gisteren oog voor de diepere zin van het leven. Ik had gisteren steun van mijn geloof.

Ik heb gisteren iets immoreels gedaan. Ik heb gisteren mijn ouders gebeld.

(37)

36 APPENDIX B: Steiger Z-toetsen

Tabel 7

Steiger-Z toetsen hogere orde schalen.

conMPQ pemMPQ conDBQ nemDBQ

nemDBQ nemMPQ

5.30** 4.38** 4.84** 5.73**

Noot. **=p<.001

Tabel 8

Steiger-Z toetsen Divergente hypothese 1 (D1)

MPQsr MPQal MPQag pemMPQwb pemMPQsp pemMPQa pemMPQsc conMPQco conMPQha conMPQtr DBQsr -- 11.49** 2.48* 9.34** -2.71* 2.65* 5.81** 4.29** 4.42** 6.54** DBQag 2.19* -0.80 -- 5.31** 3.46** 2.95* 5.80** 4.65** 5.79** 3.99** DBQal 3.42** -- 2.50* 5.31** 3.91** 3.95** 5.70** 4.88** 5.08** 4.11** Noot. * =p<.05 **=p<.001

(38)

37 Tabel 9

Steiger-Z toetsen Divergente hypothese 2 (D2)

DBQag DBQsr DBQal pemDBQwb pemDBQsp pemDBQa pemDBQsc conDBQco conDBQha conDBQtr MPQsr 4.43** -- 4.19** 4.75** 5.16 ** 4.19** 3.63** 3.91** 3.15** 3.59** MPQag -- 3.16* 3.10* 4.26** 2.28** 4.26* 4.41** 3.50** 4.56** 5.23** MPQal 0.15 16.74** -- 5.90** 5.15** 4.78** -- 3.96** 3.48** 4.58** Noot. * =p<.05 **=p<.001

(39)

38 APPENDIX C: Items van de MPQ-BF-NL

1.Wanneer ik met anderen werk, neem ik graag de leiding. 2.Ik maak me vaak ergens zorgen over.

3.Ik besteed gewoonlijk liever mijn vrije tijd met vrienden dan alleen.

4.Als mensen kritiek op mij hebben, wijs ik hen meestal op hun eigen zwakheden.

5.De beste manier om een vredige wereld te bereiken is om de normen en waarden van mensen te verbeteren. 6.Ik blijf aan een opgave werken, zelfs als ik erg moe ben.

7.Ik voel me vrij gauw gekwetst.

8.Ik hou er niet van om anderen te moeten vertellen wat ze doen moeten.

9.Ik zou best gelukkig kunnen zijn als ik in mijn eentje ergens in de bossen of bergen zou wonen. 10.Ik zie mijn toekomst heel zonnig in.

11.Wanneer iemand mij kwetst, probeer ik het diegene betaald te zetten. 12.Ik geniet ervan om in het middelpunt van de belangstelling te staan.

13.Wanneer ik een beslissing moet nemen, neem ik meestal de tijd om alle voors en tegens tegen elkaar af te wegen. 14.Veel mensen proberen over mij heen te lopen.

15.Wanneer ik ergens ongelukkig over ben, wil ik gewoonlijk:

16.Het zou best leuk en spannend kunnen zijn om een aardbeving mee te maken. 17.Ik word gemakkelijk enthousiast over dingen waar ik mee bezig ben.

18.Ik ben een fanatiekeling in spel en werk. 19.Vaak kunnen kleinigheden me irriteren. 20.Ik handel vaak zonder erbij te na denken.

21.Ik voel me vaak gelukkig en tevreden, zonder dat daar een speciale reden voor is. 22.In de meeste sociale situaties laat ik de leiding graag aan iemand anders over. 23.Ik vind het prettig om even bij dingen stil te staan voordat ik ze doe.

24.Ik leef een heel interessant leven. 25,Mensen proberen me vaak uit te buiten.

26.Als ik wil, kan ik me sommige dingen zo levendig voorstellen dat het is alsof ik een goede film zie of een goed verhaal hoor.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

On the one hand focus will lie on the influence of highly emotional advertisements on brand attitude depending on the level of emotionality a person has and on the other hand

dysregulation – and specifically, poor emotional awareness – was able to explain incremental variance in aggressive behaviour above and beyond the role of anger (Roberton et

Using content analysis, media cover- age messages (N = 128) and corporate communication messages (N = 24) were compared regarding an organization in crisis.. All messages were

Door de specifieke effecten van tekstlengte op woordmaten nader te onderzoe- ken en/of door het aantal woorden waarop de maten gebaseerd zijn aan te passen, kunnen deze

An integration of institutional racism in diversity debit thesis implies lower levels of public goods provision for members of non-dominant ethnic groups, compared to members of

choices is more pronounced for individuals who are health conscious when exposed to healthy choice related primes in a hedonistic setting and H3b: The effect

The rational expected utility equilibria are calculated first to function as a benchmark, after which the assumption of rationality is being relaxed, as suggested by prospect

The researcher intended to establish the types of student disciplinary problems in Gaborone Community Junior Secondary Schools as well as ways of combating these