• No results found

De relatie tussen persoonlijkheid en Shooter-Bias

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen persoonlijkheid en Shooter-Bias"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie Tussen Persoonlijkheid en Shooter-Bias

Masterthese

Ruth Verster

Studentnummer: 6058647

Begeleidster: Annemarie Eigenhuis Universiteit van Amsterdam

(2)

Abstract

Het onderzoek hier beschreven was tweezijdig: 1) replicatie van het onderzoek van Correll, Park, Judd en Wittenbrink (2002) naar Shooter-Bias. 2) exploratie van het verband tussen Shooter-Bias en persoonlijkheid.

Uit het onderzoek van Correll et al (2002) bleek dat etniciteit een rol speelt bij het maken van de beslissing om een verdacht wel of niet neer te schieten, deze bias staat sindsdien bekend als de Shooter-Bias. De hier beschreven resultaten zijn gebaseerd op de data van 54 psychologie studenten. Shooter-Bias werd gemeten

aan de hand van de computertaak zoals die door Correll et al werd geconstrueerd. Om

persoonlijkheidstrekken te meten werd gebruik gemaakt van de verkortte versie van de Multidimensional Personality Questionnaire (Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof, 2013). De replicatie van het onderzoek van

Correll et al (2002) was succesvol maar dit onderzoek was echter niet in staat een verband te vinden tussen persoonlijkheidstrekken en Shooter-Bias.

(3)

In februari 1999 werd in New York Amadou Diallo, een 22-jarige jongen van Afrikaanse afkomst doodgeschoten door vier politie agenten; op basis van een misverstand, zo bleek achteraf. Diallo was op de verkeerde tijd op de verkeerde plek, maar had niets fout gedaan. De beslissing die de agenten die avond namen werd onderwerp van een verhitte discussie in de media. Men vroeg zich af of er ook geschoten zou zijn wanneer het om een blanke verdachte ging. Met andere woorden, speelt etniciteit van de verdacht een rol in het maken van de beslissing om wel of niet te schieten? Ten tijden van dit onderzoek is Amerika in de ban van twee nieuwe voorvallen van politiegeweld tegen ongewapende, Afro-Amerikaanse verdachten. Op 17 juli 2014 Werd Eric Garner tijdens een arrestatie door agenten in een wurghouding genomen die hij niet overleefde. Garner was ongewapend en, zo bleek achteraf onschuldig. Een maand later werd Michael Brown achtervolgd nadat hij een sigarenboer bestolen had. Tijdens de achtervolging werd door agenten er 12 keer op hem geschoten wat hem fataal werd. Ook Brown was ongewapend. De zaken zorgden in de Verenigde Staten voor veel onrust. Dit bereikte een hoogtepunt toen bleek dat beide verantwoordelijke agenten niet door justitie vervolgd zouden worden. In Nederland vond een vergelijkbaar incident plaat toen een agent in 2012 Rishi, een onschuldige (en ongewapende) jonge van Hindoestaanse afkomst doodschoot. De agent verkeerde in de veronderstelling dat de jonge gewapend en gevaarlijk was. Hoewel de zaken alle drie van elkaar verschillen hebben zij ook overeenkomsten. In alle drie de gevallen voelde de respectievelijke agent zich bedreigd terwijl daar geen concrete aanwijzingen voor waren. De slachtoffers waren ongewapend en in elke zaak zijn er ooggetuigen die rapporteren dat de slachtoffers zich niet agressief gedroegen. In de zaak van Garner is er zelfs videomateriaal wat dit ondersteund. Wellicht is het mogelijk dat er andere factoren waren die er voor zorgden dat de agenten zich bedreigd voelden. Zo beschreef de Nederlandse agent dat hij zich onder andere bedreigd voelde door de kleding van Rishi die een hoodie droeg. Speelde etniciteit van het slachtoffer ook een rol bij de beslissing om te schieten?

In de wetenschappelijke wereld leidde het incident in 1999 tot nieuw onderzoek. Correll, Park, Judd en Wittenbrink (2002) onderzochten als eerste wat de rol van etniciteit van het doelwit was bij het maken van de beslissing om wel of niet te schieten. Zij lieten mensen een computerspel spelen waarbij foto's van

(4)

afwisselend blanke en donkere mannen op het scherm verschenen. In alle foto's hielden de mannen een voorwerp vast, echter in slechts de helft van de foto's betrof dit een wapen. Afhankelijk van of de man wel of geen wapen vasthield moesten de deelnemers beslissen om wel of niet te schieten. Correll et al (2002) vonden dat als een verdachte een wapen vasthield er sneller op hem geschoten werd wanneer hij zwart1 was dan wanneer hij blank was. Als het doelwit geen wapen vasthield werd er vaker onterecht op hem geschoten wanneer hij zwart was dan wanneer hij blank was. Bovendien werd de beslissing om te schieten vaker gemaakt bij een zwart doelwit dan bij een blank doelwit, ongeacht of het doelwit een wapen vasthield. Correll et al. (2002) concludeerden aan de hand van deze resultaten dat de drempel om op zwarte doelwitten te schieten lager ligt dan bij blanke verdachten. Dit verschijnsel staat sindsdien bekend als Shooter Bias.

Het onderzoek van Correll et al. (2002) is sindsdien vele malen en op verschillende manieren gerepliceerd. Zo werd in vergelijkbaar onderzoek gevonden dat deelnemers die een computerspel moesten spelen vaker een ‘verdachte’ neerschoten wanneer deze een tulband droeg dan wanneer hij blootshoofds was (Unkelbach, Forgas en Denson, 2008).

Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor het optreden van Shooter Bias. De meest voor de hand liggende zou zijn dat racistische opvattingen een rol spelen. Bij het hierboven beschreven onderzoek van Correll et al. (2002) werd bij alle deelnemers meerderen vragenlijsten afgenomen die betrekking hadden op mogelijke racistische opvattingen. Er werd echter geen relatie gevonden tussen het hebben van racistische opvattingen en mate van Shooter-Bias. Sterker nog, deelnemers van Afrikaans-Amerikaanse afkomst lieten dezelfde mate van Shooter Bias zien als deelnemers van Amerikaanse afkomst (Correll, et al, 2002). Ook Sagar en Schofield (1980) vonden dat zowel deelnemers van Afrikaans-Amerikaanse afkomst als

Kaukasische deelnemers handelingen eerder als bedreigend ervoeren wanneer deze uitgevoerd werden door een zwart persoon. Er van uitgaande dat de meeste mensen van Afrikaans-Amerikaanse afkomst geen sterke negatieve opvattingen hebben over hun eigen etnische groep (Judd, Park, Ryan, Brauer & Kraus, 1995) leken deze bevindingen er op te duiden dat bewuste cognities geen rol spelen bij het uiten van Shooter-Bias.

Uit onderzoek van Payne (2001) bleek bovendien dat racial primes geen invloed hebben op

gecontroleerde (bewuste) verwerking van stimuli, maar wel op automatische verwerking. Deelnemers in het onderzoek van Correll et al., (2002) kregen maar kort de tijd om te reageren op de stimuli (600ms). Hierdoor hadden zij waarschijnlijk alleen tijd voor automatische verwerking. Het lijkt er op dat Shooter-Bias een vorm

1 Hoewel niet erg cultureel verantwoord is in deze tekst gekozen voor de omschrijving van een 'zwart' persoon,.

(5)

van gedrag is dat niet voortkomt uit bewuste denkprocessen of opvattingen. In plaats daarvan opperden Correll et al. (2002) dat automatische associaties ten grondslag liggen aan Shooter Bias. Uit hun onderzoek bleek dat alle deelnemers, ook van Afrikaans-Amerikaanse afkomst rapporteerden zich bewust te zijn van een associatie tussen 'blacks' en geweld. Dit kwam bijvoorbeeld door verhalen uit de media. Om dit duidelijker toe te lichten trokken Correll et al (2002) een parallel met de bekende Stroop test. In deze test wordt de deelnemer gevraagd woorden die een kleur omschrijven voor te lezen. In het begin waren de woorden geschreven in de kleur die zij omschrijven, 'blauw' werd bijvoorbeeld in blauwe letters geschreven. Vervolgens werden in de tweede ronde de woorden in conflicterende kleuren geschreven, 'blauw' werd bijvoorbeeld in rode letters geschreven. Er waren nu twee (conflicterende) stimuli die voor de proefpersoon geassocieerd waren met de taak, namelijk het opnoemen van de kleur. Dit maakte dat mensen in de tweede ronde langzamer waren met het benoemen van de kleur. Correll et al (2002) stelden dat er bij het optreden van de Shooter-Bias hetzelfde gebeurde. Wanneer mensen een associatie tussen mensen met een bepaalde huidskleur en mate van geweld of gevaar hadden, werd etniciteit relevant voor de taak die zij hadden. Bij hun beslissing om iemand wel of niet 'neer te schieten' speelden zowel aanwezigheid van een wapen als etniciteit een rol in de beslissing making.

In het eerste deel van dit onderzoek werd geprobeerd de belangrijkste punten uit het onderzoek van Correll et al (2002) te repliceren. Er werd gebruik gemaakt van de computertaak die in het oorspronkelijk onderzoek gebruikt werd, om te kijken of de huidige onderzoekspopulatie eveneens Shooter-Bias vertoonde. Dit moest eerst vastgesteld worden om vervolgens te kunnen onderzoeken of er verbanden waren met persoonlijkheidstrekken. Er kon gesproken worden van Shooter-Bias wanneer deelnemers aan twee

verwachtingen voldaan word. Ten eerste werd verwacht dat reactietijden gemiddeld korter zouden zijn voor foto's van een zwart doelwit met wapen dan voor een blank doelwit met wapen. Ten tweede werd verwacht dat de reactietijd gemiddeld korter zouden zijn voor een Blank doelwit zonder wapen dan voor een Zwart doelwit zonder wapen. Dit werd getest aan de hand van een 2 bij 2 ANOVA. Ook werd in navolging van het onderzoek van Correll gekeken naar de verdeling van gemaakte fouten over de condities.

Het zich bewust zijn van de associatie tussen bepaalde bevolkingsgroepen en geweld verklaarde echter niet de individuele verschillen die gevonden werden in de mate waarin iemand Shooter-Bias

(6)

vertoonde. Uit het onderzoek van Correll et al (2002) bleek dat niet elke deelnemer Shooter-Bias vertoonde. Voorts was het zo dat er binnen de deelnemers die Shooter-Bias vertoonden verschillen werden gevonden in de sterkte van dit effect. Het is van belang meer te weten te komen over eventuele factoren die een rol spelen in het tot stand komen van deze bias. Om te beginnen zou dit bijdragen aan de kennis over de

totstandkoming van gedrag. Echter, zoals in de inleiding beschreven wordt heeft deze specifieke bias soms ernstige gevolgen voor onschuldige mensen. Om dit soort gebeurtenissen te kunnen voorkomen zou het van groot belang kunnen zijn om meer te weten te komen over wie extra vatbaar zijn voor het vertonen van de Shooter-Bias.

Zoals hierboven beschreven leek Shooter-Bias niet te worden veroorzaakt door eventuele racistische opvattingen van de 'schutter'. De vraag is of we meer te weten kunnen komen over factoren die Shooter-Bias wel kunnen beïnvloeden.

Voorgaand onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op verschillen die onafhankelijk waren van de proefpersoon zelf. In het hier beschreven onderzoek is expliciet gekeken naar persoonlijke kenmerken van de 'schutter' en het verband hiervan met Shooter-Bias. De verwachting was dat niet iedereen op eenzelfde manier omgaat met zijn of haar associaties. Hoe iemand als persoon in elkaar zit, zou hierin mogelijk een rol kunnen spelen. In het tweede deel van dit onderzoek werd geprobeerd een beeld te krijgen van de mogelijke rol die persoonlijkheid speelt in de manifestatie van Shooter-Bias. Als operationalisatie voor persoonlijkheid is gekozen voor de korte Nederlandse versie van de Multidimensional Personality Questionnaire

(MPQ)(Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof, 2013). Deze versie van de MPQ bestaat uit 11 verschillende schalen die elk een apart aspect van de persoonlijkheid meten. De schalen zijn de volgende: Wellbeing, Social Potency, Achievement, Social Closeness, Stress reaction, Aggression, Alienation, Controle,

Harmavoidance, Traditionalism en Absorption. Er was specifiek voor deze vragenlijst gekozen omdat deze

goed in staat lijkt verschillende persoonlijkheidstrekken als aparte constructen te meten. Tevens kost deze vragenlijst slechts 15 minuten om volledig in te vullen.

Unkelbach, Forgas en Denson, 2008 hebben laten zien dat mensen die in een agressieve stemming verkeren in mindere mate Shooter-Bias vertonen dan mensen die in een neutrale of vrolijke stemming verkeren. Zij maken vaker de beslissing om te schieten dan mensen die in een neutrale stemming verkeren. De etniciteit van de schutter maakt voor mensen die in een agressieve stemming verkeren echter geen

(7)

verschil. Verder lijkt het voor de hand te liggen dat personen die over meer Controle beschikken meer weerstand kunnen bieden aan een niet relevante associatie (etniciteit) dan personen die minder Controle hebben. In lijn met deze redeneringen werd bij het hier beschreven onderzoek specifiek verwacht dat hogere scores op MPQ Agressie en op MPQ Controle geassocieerd zouden zijn met minder sterke Shooter-Bias. Omdat er weinig onderzoek is gedaan naar de relatie tussen persoonlijkheid en Shooter-Bias zijn verbanden tussen de overige MPQ trekken en Shooter-Bias exploratief bekeken.

Methode

Deelnemers

54 studenten van de Universiteit van Amsterdam hebben deelgenomen aan het onderzoek. Deelname aan onderzoek was een verplicht onderdeel van de opleiding. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 21,2 jaar oud. Er deden 23 mannen en 31 vrouwen mee. Alle deelnemers gaven aan de vragen serieus beantwoord te hebben. De deelnemers schreven zich in voor een onderzoek naar Persoonlijkheid en Gedrag, het huidige onderzoek was slechts een deel van het volledige onderzoek waaraan zij deelnamen. Hieronder worden slechts de materialen besproken die voor het huidige onderzoek gebruikt werden.

Materialen Shooter-Bias

De Shooter-Bias computertaak van Correll et al. (2002) is gebruikt in het huidige onderzoek. Deelnemers kregen meerdere foto's te zien van afwisselend Blanke en Zwarte mannen. Op elke foto had het model een klein voorwerp in zijn hand. In de helft van de foto's was dit een wapen. In de andere helft van de foto's hield het model een onschuldig voorwerp vast zoals een telefoon. In totaal waren er vier groepen foto's:

1.Blank model met wapen. 2.Blank model zonder wapen. 3.Zwart model met wapen. 4. Zwart model zonder wapen.

(8)

de foto een wapen droeg representeerde deze gevaar en moest de deelnemer er voor kiezen hem neer te schieten door op een 'schieten' knop te drukken. Indien het model echter een onschuldig voorwerp in zijn hand had moest er op een tweede knop gedrukt worden die 'niet schieten' representeerde. Deze beslissing om wel of niet te schieten moest binnen een kader van 600 ms gemaakt worden. Elke deelnemer kreeg van elke conditie 25 foto's te zien, in totaal dus 100 foto's.

De data werden verzameld met het computerprogramma Psyscope. Er was sprake van Shooter-Bias wanneer iemands reactietijden korter waren ten aanzien van foto's van blanken zonder wapen dan zwarten zonder wapen, en wanneer zij korter waren voor foto's van zwarten met wapen dan blanken met wapen. Het gemiddelde van deze twee verschilscores werd gebruikt om de sterkte van de Shooter-Bias aan te geven.

Meten Persoonlijkheid

Om persoonlijkheidstrekken te meten werd de Nederlandse korte versie van de MPQ gebruikt (Eigenhuis, Kamphuis en Noordhof, 2013). Deze vertaling is nog relatief nieuw maar zowel de validiteit als de betrouwbaarheid lijken in orde.

In totaal bestond de test uit 132 items, 12 per schaal. Elk item kon beantwoord worden met 'juist' of 'niet juist'. Bijvoorbeeld de vraag; “ Ik maak me vaak ergens zorgen over”. Voor elke schaal werd per persoon een aparte score berekend. Zo betekende een hoge score op de schaal Controle dat iemand voorzichtig en reflectief zegt te zijn. Deelnemers vulden een digitale versie van de MPQ in. De interne betrouwbaarheid (Cronbach's Alpha) van de schalen varieerden tussen matig en sterk (0,65-0,84). De betrouwbaarheid van de schaal Traditionalism was echter laag (0,555). Dit kon niet verbeterd worden door items te verwijderen. De geobserveerde interne betrouwbaarheid kwamen redelijk overeen met die uit het onderzoek van Eigenhuis et al, verschillen waren allen kleiner dan, of gelijk aan 0,06. Alleen op de schalen Traditionalism, Alienation en Social Closeness waren de verschillen groter, met een maximaal verschil van

0,2.

Procedure

Bij binnenkomst werden deelnemers welkom geheten en kregen zij uitleg over de taken die hen te wachten stonden. Om te beginnen werd ze gevraagd de MPQ in te vullen. Hiervoor werden deelnemers naar

(9)

een aparte kamer begeleid zodat zij dit in alle rust en privacy konden doen. Wanneer zij deze volledig ingevuld hadden, kregen zij instructies over de Shooter-Bias computertaak. Ook deze taak kon in alle rust gemaakt worden. Ten slotte kregen zij instructies voor de taken die niet in dit onderzoek werden opgenomen. Als laatste vulden deelnemers de exitvragenlijst in. Wanneer deelnemers klaar waren kregen zij op papier een Debriefing mee. Alle deelnemers doorliepen dezelfde procedure. In totaal nam het onderzoek gemiddeld 45 minuten in beslag.

Resultaten

Inleiding

In de hieronder beschreven analyses zijn de gegevens van 53 deelnemers meegenomen.

In het onderzoek van Correll et al (2002) werden de onjuiste responsen uit de data-set verwijderd. Wanneer een reactie onjuist of te langzaam was werd deze niet meegenomen. In het onderzoek van Correll et al (2002) betrof dit 7% van alle reactietijden, terwijl in het huidige onderzoek onder dezelfde criteria rond de 30% van de responsen verwijderd zouden moeten worden. Om deze reden zijn analyses zowel op de gehele data-set als op de data zonder errors uitgevoerd. Hieronder is allereerst het replicatie onderzoek van de resultaten van Correll et al (2002) beschreven. Daarna wordt uitgeweid over het verband tussen Shooter-Bias en dAgressie en Controle scores van de MPQ. Tenslotte wordt exploratief gekeken naar overige verbanden tussen MPQ persoonlijkheidstrekken en Shooter-Bias.

Replicatie Correll

Om te beginnen werd een 2 bij 2 ANOVA within subjects uitgevoerd over de de gehele data set en vervolgens over de set zonder errors. De afhankelijke variabele in dit design was de reactietijd van de deelnemers binnen de respectievelijke condities. De onafhankelijke variabelen waren Etniciteit (Blank, Zwart) en Object (Gewapend, Ongewapend).

Wanneer de volledige data-set, dus inclusief errors werd bekeken bleek er een significant

hoofdeffect voor Object F(1,5296)=19,5,p<0.00. Uit de gemiddelden in Tabel 1 kan worden opgemaakt dat dit betekende dat deelnemers gemiddeld significant sneller een keuze maakten wanneer iemand gewapend

(10)

was dan wanneer iemand ongewapend was. Het hoofdeffect voor Etniciteit was niet significant, F(1,5296)=1,75,p>0.05, evenals het interactie effect voor Etniciteit x Object, F(1,5296)=1,56,p>0.05.

Wanneer alle errors uit het bestand werden verwijderd bleef het hoofdeffect voor Object significant, F(1,3477)=354,5,p<0,001. Echter het interactie effect voor Etniciteit x Object was bij deze data wel

significant, F(1,3477)=6,8,p<0,05. Dit betekend dat deelnemers sneller een correcte keuze makten wanneer zij een wapen zagen dan wanneer er geen wapen aanwezig was en dat dit effect verschillend was wanneer het doelwit Zwart was dan wanneer deze Blank was. Een T-toets liet zien dat de gemiddelden Blank

Ongewapend (526) en Zwart Ongewapend (534) significant van elkaar verschilden, t(1638)-2,64,p<0,05. De het verschil tussen de gemiddelden Blank Gewapend (491) en Zwart Gewapend (487) was niet significant, t(1839)1,12,p>0,05. Het interactie effect is duidelijk weergegeven in Figuur 1. Het hoofdeffect voor

Etniciteit was ook in deze data set niet significant, F(1,3477)=,94,p>0,05.

Deze uitkomsten waren in lijn met de verwachtingen. Echter alleen de verwachting dat de reactietijd voor een Blank Ongewapend doelwit korter zou zijn dan voor een Zwart ongewapend doelwit was

significant. De verwachting dat de reactietijd voor een Zwart Gewapend doelwit korter zou zijn dan voor een Blank Gewapend doelwit was wel te zien in de gemiddelde reactietijden, dit verschil was echter niet

significant.

(11)

Tabel 1. Gemiddelde Reactietijden en SD in Milliseconden Per Conditie, Per Data-Set.

Blank Zwart Blank Zwart

Hele Data-set Hele Data-set Zonder Errors Zonder Errors

M(SD) M(SD) Marginaal M(SD) M(SD) Marginaal

Gewapend 494(25) 491(27) 492 491(68) 487(66) 489

Ongewapend 519(28) 522(31) 520 526(58) 534(59) 530

Marginaal 506 506 508 510

(12)

errors over de verschillende condities. De meeste fouten werden gemaakt bij een Ongewapend Zwart

doelwit (39,5%). De minste fouten werden gemaakt bij een Gewapend Zwart doelwit (26,6%). Een Chi-kwadraat-toets laat zien dat de verdeling van fouten over condities niet is zoals te verwachten onder onafhankelijkheid tussen etniciteit en object, Chi-kwadraat(3)54.7,p<0,001.

Tabel 2. Verdeling van het Totale Aantal Gemaakte Fouten Per Conditie in Percentages, en Gemiddeld

aantal fouten per Persoon per Conditie.

Blank Zwart

Percentage M pp Percentage M pp

Gewapend 34,50% 33 26,60% 27

Ongewapend 36,70% 37 39,50% 40

De Persoonlijke Shooter-Bias Score

Voor elke proefpersoon werd een individuele Shooter-Bias Score berekend. Dit werd als volgt gedaan: per persoon werd de Gemiddelde Reactietijd (MRT) per conditie berekend. Om de mate van

Shooter-Bias te kunnen berekenen werd eerst gecontroleerd of er voldaan werd aan de twee voorwaarden van

Shooter-Bias. Ten eerste werd gecontroleerd of de MRT in conditie 2 kleiner was dan in conditie 4. Ten

tweede werd gecontroleerd of de MRT in conditie 3 kleiner was dan in conditie 1. Als aan beide

voorwaarden werd voldaan werden twee verschil scores berekend: MRT conditie 4 – MRT conditie 2, MRT 1 – MRT conditie 3. Het gemiddelde tussen de twee scores die op deze manier berekend werd representeerde de Shooter-Bias score.

Eerst werd gekeken naar de gehele data set. Van de 53 deelnemers voldeden 18 (33,33%) mensen aan de voorwaarden van Shooter-Bias. Aan de hand van gemiddelden betekent dit dat deze 18 deelnemers sneller reageerden op Blank Ongewapend dan op Zwart Ongewapend en sneller op Zwart Gewapend dan op Blank Gewapend. De overige 35 (66,66%) deelnemers voldeden niet aan een of beide voorwaarden van de

(13)

Shooter-Bias. Het is belangrijk om te noteren dat hoewel de deelnemers op deze manier in twee groepen

verdeeld zijn de gemiddelde reactietijden per groep niet op elke conditie significant van elkaar verschilden. De gemiddelde reactietijden voor de groepen Wel of Geen Shooter-Bias waren alleen significant verschillend bij de condities Blank Gewapend, t(51)-2,9,p=0,05, en Zwart Ongewapend, t(51)-2,6,p<0,01. Voor de condities Zwart Gewapend en Blank Ongewapend was het verschil tussen de Wel Geen Shooter-Bias groepen niet significant. Zie Tabel 3 voor gemiddelde reactietijden.

Tabel 3. Gemiddelde Reactietijden in Milliseconden Per Conditie, Voor Deelnemers Met en Zonder

Shooter-Bias.

Hele Set Zonder Errors

Geen SB Wel SB Geen SB Wel SB

Blank Gewapend 487* 507* 491 496

Ongewapend 518 519 527 527

Zwart Gewapend 491 490 496* 478*

Ongewapend 514* 537* 528 541

*Verschil tussen wel- en geen Shooter-Bias groepen is significant bij een alpha van 0.05.

Dezelfde berekeningen werden gedaan voor de dataset zonder errors. Op deze manier voldeden 23 (43,4%) deelnemers aan de voorwaarden voor Shooter-Bias. Van de 18 deelnemers die in de complete data set Shooter-Bias vertoonden bleven 13 deelnemers dit ook vertonen nadat de errors uit de data waren verwijderd. 5 van de 18 deelnemers die eerst een Shooter-Bias vertoonden deden dat niet meer nadat de errors verwijderd waren. 10 deelnemers vertoonden in de set met errors geen Shooter-Bias maar deden dat

nu wel. Het is belangrijk om te noemen dat de verschillen tussen de wel- geen SB groepen alleen significant was voor de conditie Zwart Gewapend, t(51)2,4,p<0,05. Ook als de errors niet worden mee genomen is het

(14)

dus de vraag of beide groepen genoeg van elkaar verschillen om de deelnemers op deze manier in twee groepen te verdelen.

Het verband tussen Shooter-Bias en MPQ, Agressie en Controle

Er is gekeken of deelnemers die Shooter-Bias vertoonden verschillend scoorden op de schalen Agressie en Controle van de MPQ, dan de deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden. Dit werd gedaan aan de hand van T-toetsen. Om te beginnen werd gekeken naar de gehele data set. Deelnemers die Shooter-Bias vertoonden scoorden gemiddeld 3,05 op de Agressie schaal, deelnemers die geen Shooter-Shooter-Bias

vertoonden scoorden gemiddeld 2,94. dit verschil is niet significant, t(51)-0,18,p=0,86. Deelnemers die Bias vertoonden scoorden gemiddeld een 6,33 op de Controle schaal, deelnemers die geen

Shooter-Bias vertoonden scoorden gemiddeld 6,54. Ook dit verschil is niet significant, t(51)0,23,p=0,82. Dit betekent

dat deelnemers die Shooter-Bias vertoonden geen significant verschillende scores vertoonden op de schalen Agressie en Controle wanneer zij vergeleken werden met deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden.

Dezelfde analyse werd uitgevoerd met de dataset zonder errors. Deelnemers die Shooter-Bias vertoonden scoorden gemiddeld een 2,78 op de Agressie schaal, deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden scoorden gemiddeld 3.06. Dit verschil is niet significant,t(51)0,33,p=0,74 . Deelnemers die Bias vertoonden scoorden gemiddeld een 6,65 op de Controle schaal, deelnemers die geen

Shooter-Bias vertoonden scoorden gemiddeld 6,33. Ook dit verschil is niet significant, t(51)-0,36,p=0,742. Opvallend

is dat hoewel deze verschillen minimaal zijn de richting van de verschillen tegenovergesteld is aan de verschillen in de dataset waar de errors nog niet uit gefilterd zijn. In Tabel 4 staan de respectievelijke scores op de schalen van de MPQ.

(15)

Zonder Shooter-Bias.

Hele Set Zonder Errors

Geen SB SB Geen SB SB Wellbeing 8,5 9,3 8,6 9,05 Social Potency 6,6 7,1 6,4 7,4 Achievement 7 6 6,8 6,5 Social Closeness 9 10,1 9,4 9,7 Stress Reaction 5,7 5,05 5,6 5,3 Agression 2,9 3,05 3 2,9 Alienation 1,4 1,3 1,5 1,3 Control 6,5 6,3 6,3 6,7 Harmavoidance 6,5 6,8 6,9 6,3 Traditionalism 5,2 5,2 5,4 4,9 Absorption 6,4 5,6 5,9 7,05

Exploratieve Analyses: verbanden tussen persoonlijkheidstrekken en Shooter-Bias

Exploratief werd gekeken of deelnemers die Shooter-Bias vertoonden op andere schalen van de MPQ anders scoorden dan deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden. Met T-toetsen werden de

gemiddelde scores van beiden groepen voor elke schaal van de MPQ met elkaar vergeleken. Bij geen enkele schaal van de MPQ werd een significant verschil gevonden tussen de deelnemers met- en zonder Shooter-Bias. Ook bij de data-set zonder errors werden aan de hand van T-Toetsen geen verschillen gevonden tussen

deelnemers met- en zonder Shooter-Bias op de verschillende schalen van de MPQ. Vervolgens werd een regressie analyse uitgevoerd met als afhankelijke variabel de Shooter-Bias score en de onafhankelijke variabelen de respectievelijke scores op de verschillende schalen van de MPQ. Niet een schaal van de MPQ was in staat de mate van Shooter-Bias te voorspellen.

Voorgaande analyses vergeleken deelnemers die Shooter-Bias vertonen met deelnemers die dit niet vertoonden. Echter, de groep die geen Shooter-Bias vertoonde is aanzienlijk groter dan de groep die dit wel vertoonden. Om deze reden is ten slotte exclusief gekeken naar de groep deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden.De gemiddelde reactietijden van deze groep zijn in Tabel 5 weergegeven.

(16)

Tabel 5. Gemiddelde Reactietijden in Milliseconden per Conditie van Deelnemers Zonder SB.

Hele Set Zonder Errors

Blank Zwart Totaal Blank Zwart Totaal

Gewapend 487 491 489 491 496 493

Ongewapend 518 514 516 527 528 527

Totaal 502 502 502 509 512 510

Over de reactietijden van de deelnemers werden T-toetsen uitgevoerd om te meten of de verschillen significant waren. Het verschil tussen Blank Gewapend (487) en Blank Ongewapend (518) was significant, t(34)-11,01,p<0,001. Het verschil tussen Zwart Gewapend (491) en Zwart Ongewapend (514) was ook

significant, t(34)-5,5,p<0,001. De verschillen tussen Blank en Zwart Gewapend, en Blank en Zwart Ongewapend waren beiden niet significant.

De zelfde analyses werden uitgevoerd voor de data set zonder errors. De reactietijden voor Blank Gewapend (491) en Blank Ongewapend (527) verschilden significant van elkaar t(29)-8,3,p<0,001. Ook de reactietijden voor Zwart Gewapend (496) en Zwart Ongewapend (528) verschillen significant t(29)-6,1,p<0,001. De verschillen tussen Blank en Zwart Gewapend, en Blank en Zwart Ongewapend waren beiden niet significant. Dit betekend dat deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden sneller reageerden wanneer er een wapen aanwezig was dan wanneer er geen wapen was, ongeacht etniciteit van de verdachte. Dit is in lijn met de verwachtingen aangezien het deelnemers betreft die geen Shooter-Bias vertonen.

Aard van Errors

Ten slotte werd de aard van de errors onderzocht. Dit had twee redenen. Allereerst, aan de basis van dit onderzoek stond het verkennen van een eventueel verband tussen persoonlijkheid en gedrag. Het maken van fouten en te langzaam reageren zijn beiden ook een vorm van gedrag. Bovendien bleek in het huidige onderzoek bleek 30% van de reactietijden onbruikbaar omdat de deelnemer te laat of incorrect antwoordde. Het aantal errors in het huidige onderzoek verschilt hiermee sterk van het onderzoek van Correll (7%). Waar de errors in het onderzoek van Correll bovendien bijna uitsluitend bestonden uit foute beslissingen was in

(17)

het huidige onderzoek 44,6% van alle errors te wijten aan een te langzame beslissing. Om deze redenen is exploratief gekeken naar het aantal gemaakte fouten per persoon en een mogelijk verband hiervan op persoonlijkheidstrekken.

Per persoon werden er gemiddeld 33 fouten gemaakt (SD=.46). Mensen die wel of geen Shooter-Bias vertoonden maakten gemiddeld evenveel fouten.

Vervolgens werd gekeken of het aantal fouten dat iemand maakte samenhing met zijn of haar score op de verschillende schalen van de MPQ. Geen van de schalen van de MPQ correleerde significant met het aantal fouten. Persoonlijkheidstrekken zoals die gemeten worden door de MPQ konden niet voorspellen hoeveel fouten iemand zou maken.

Ten slotte werd nog gekeken naar de verdeling van gemaakte fouten over de verschillende condities. Uit de gemiddelden weergegeven in Tabel 6 kan opgemaakt worden dat de de meeste fouten gemaakt werden wanneer de schutter Zwart en Ongewapend was. De minste fouten werden gemaakt wanneer de schutter Zwart en Gewapend was. Wanneer de schutter Blank was werden de meeste fouten gemaakt wanneer hij Ongewapend was. Wanneer alleen naar Wapen gekeken wordt werden de meeste fouten gemaakt wanneer de schutter Ongewapend was. Deelnemers maakten minder fouten wanneer de schutter daadwerkelijk een wapen vast hield.

Tabel 6. Gemiddeld Aantal Fouten Per Persoon, Per Conditie.

Blank Zwart Totaal

Gewapend 33 27 30

Ongewapend 37 40 38,5

(18)

Discussie

In het hier beschreven onderzoek is geprobeerd het onderzoek van Correll et al (2002) over Shooter-Bias te repliceren. Verder is bekeken of Shooter-Shooter-Bias op welke manier dan ook samenhangt met

persoonlijkheid.

De replicatie van het onderzoek van Correll et al (2002) is op een paar belangrijke punten succesvol geweest. Bij het maken van de beslissing om wel of niet te schieten worden mensen in de eerste plaats geleid door eventuele aanwezigheid van een wapen. Echter, etniciteit van de verdachte speelt ook een rol bij het maken van de beslissing om wel of niet te schieten. Dit laatste werd echter alleen gevonden wanneer alle errors uit de data set werden gefilterd.

In dit onderzoek werd tevens onderzocht of mensen die een Shooter-Bias vertoonden verschilden in persoonlijkheid van mensen die geen Bias vertoonden. Gemiddeld lieten deelnemers die Shooter-Bias vertoonden geen andere scores zien op de schalen van de MPQ dan deelnemers die geen Shooter-Shooter-Bias

vertoonden. Aan de hand van dit onderzoek kan dan ook niet gesteld worden dat mensen die Shooter-Bias vertonen meer of minder agressief of gecontroleerd zijn dan mensen zonder Shooter-Bias. Ook in de mate van andere persoonlijkheidstrekken wordt geen verschil gevonden tussen mensen met of zonder Shooter-Bias.

In het onderzoek van Correll et al werden onjuiste of te langzame responsen uit de data verwijderd. In het huidige onderzoek betrof dit een derde van alle data. Echter, er kan wat voor gezegd worden de foute beslissingen juist als onderdeel van Shooter-Bias te zien, en het op tijd maken van een foute beslissing zelfs als een uiterste van Shooter-Bias. Om deze redenen is er voor gekozen alle analyses met zowel de volledige set data als de set zonder Errors.In dit onderzoek was het percentage fouten opvallend hoger dan in het onderzoek van Correll et al. Bijna de helft van alle fouten die gemaakt werden waren te wijten aan niet snel genoeg reageren. Het is mogelijk dat de deelnemers graag een weloverwogen beslissing wilden maken. Dit zou er op kunnen duiden dat de druk om binnen de aangegeven tijd een beslissing te maken niet groot

(19)

genoeg was. Mogelijk hadden de instructies hier specifieker over moeten zijn zodat het voor de deelnemers duidelijker zou zijn dat van hen verwacht werd binnen de opgegeven tijd een beslissing te maken.

Vervolgonderzoek zou bovendien een ruimer tijdkader kunnen gebruiken. Naar verwachting zal dan het percentage fouten door te langzaam reageren afnemen en zal er een groter deel van de data meegenomen kunnen worden in de analyses. Naarmate dit tijdskader echter langer wordt zal de rol die cognitie speelt steeds groter worden, en daarmee de Shooter-Bias naar verwachting steeds kleiner.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van studenten. Uit het exit interview bleek dat veel van hen op de hoogte waren van Correll et al. Opvallend is dat de resultaten van diens onderzoek toch gerepliceerd konden worden. Hoewel het niet in vragenlijsten is opgenomen lijkt het er dus op dat kennis van het huidige onderzoek niet voorkwam dat mensen een Shooter-Bias vertoonden. Dit is in overeenstemming met de verwachting die Correll et al formuleren dat het korte tijdskader de deelnemer geen tijd geeft om de beslissing op een cognitief niveau te maken.

Uit het onderzoek van Correll et al. bleek dat alle deelnemers associaties hadden tussen bepaalde bevolkingsgroepen en geweld. In dit onderzoek is er vanuit gegaan dat wanneer het een heterogene groep betreft (studenten) de aanwezigheid van eventuele associaties voor elke deelnemer ongeveer gelijk zal zijn. Om deze, en andere praktische, redenen is er geen vragenlijst over aanwezigheid van associaties aan het onderzoek toegevoegd. Het zou echter kunnen zijn dat de associaties die volgens Correll et al nodig zijn voor het tot stand komen van de Shooter-Bias niet voldoende aanwezig waren. Slecht een deel van de personen vertoonde de Shooter-Bias. Wellicht was dit aantal niet groot genoeg om eventuele verbanden tussen persoonlijkheidstrekken aan te tonen.

Uit dit onderzoek is geen verband gebleken tussen Shooter-Bias en persoonlijkheidstrekken. Een mogelijke verklaring hiervoor zou zijn dat deelnemers die wel Shooter-Bias vertoonden niet genoeg

verschilden van de deelnemers die dit niet vertoonden. Het verschil tussen de gemiddelde scores van mensen die wel of geen Shooter-Bias vertoonden waren immers slechts significant voor de Zwart Ongewapend conditie en de Blank Gewapend conditie. Het zou kunnen dat de categoriale verdeling niet subtiel genoeg is om een effect van persoonlijkheid te laten zien. Door de vormgeving van het concept Shooter-Bias was het niet mogelijk om een score te berekenen voor de deelnemers die geen Shooter-Bias vertoonden. Nieuw onderzoek zou de mogelijkheden hiervoor kunnen verkennen. Mogelijk is correlationeel onderzoek op deze manier wel in staat een effect van persoonlijkheid op reactietijden te laten zien.

(20)

Al met al kan geconcludeerd worden dat dit onderzoek er geslaagd is het onderzoek van Correll et al. voor een belangrijk deel te repliceren. Het is echter niet in staat gebleken een verband tussen gedrag,

Shooter-Bias, en persoonlijkheid aan te tonen.

Een van de redenen waarom dit onderzoek tot stand is gekomen is het verlangen meer te weten te komen over een verband tussen persoonlijkheid en gedrag. Hoewel er weinig kennis is over de concrete invloed van persoonlijkheid op gedrag voelt het natuurlijk aan dat er een verband tussen de twee zou bestaan. Men gaat er over het algemeen van uit dat hoe iemand in elkaar zit in zekere mate beïnvloed hoe hij zich zal gedragen. In dit specifieke onderzoek is geprobeerd risico factoren voor het vertonen van Shooter-Bias te identificeren zodat hier op de lange termijn rekening mee gehouden kon worden bij het werven van politie agenten. Voordat agenten in spe aan de opleiding mogen beginnen moeten zij nu al vele

persoonlijkheidstesten ondergaan. Wanneer vervolgonderzoek wel in staat is bepaalde trekken als risicofactor voor het vertonen van Shooter-Bias aan te tonen zou hier extra op gescreend kunnen worden. Hopelijk kunnen hiermee in de toekomst incidenten zoals die nu gebeuren voorkomen worden.

(21)

Literatuurlijst

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., & Wittenbrink, B. (2002). The police officer's dilemma: using ethnicity to disambiguate potentially threatening individuals. Journal of personality and social psychology, 83(6), 1314.

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., Wittenbrink, B., Sadler, M. S., & Keesee, T. (2007). Across the thin blue line: police officers and racial bias in the decision to shoot. Journal of personality and social psychology, 92(6), 1006.

Eigenhuis, A., Kamphuis, J. H., & Noordhof, A. (2013). Development and validation of the Dutch brief form of the multidimensional personality questionnaire (MPQ-BF-NL). Assessment, 20(5), 565-575.

Judd, C. M., Park, B., Ryan, C. S., Brauer, M., & Kraus, S. (1995). Stereotypes and ethnocentrism: Diverging interethnic perceptions of African American and White American youth. Journal of Personality and Social Psychology, 69(3), 460.

Payne, B. K. (2001). Prejudice and perception: the role of automatic and Controlled processes in misperceiving a weapon. Journal of personality and social psychology, 81(2), 181.

Sagar, H. A., & Schofield, J. W. (1980). Racial and behavioral cues in black and white children's perceptions of ambiguously aggressive acts. Journal of personality and social psychology, 39(4), 590.

Unkelbach, C., Forgas, J. P., & Denson, T. F. (2008). The turban effect: The influence of Muslim headgear and induced affect on aggressive responses in the shooter biasparadigm. Journal of Experimental Social Psychology, 44(5), 1409-1413.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A plot of the stable positions reached by the capsule is shown in Fig. Thirteen stable position were found for each tether length that correspond to 2197 positions using the

Using content analysis, media cover- age messages (N = 128) and corporate communication messages (N = 24) were compared regarding an organization in crisis.. All messages were

Nabije variabelen zoals doeloriëntatie en zelfeffectiviteit hebben mogelijk een directer effect op bijvoorbeeld prestatie-intenties dan persoonlijkheidsken- merken (Elliot

To be precise, there are two layers in the filter, where the first layer is to predict the profit margin of potential trade while at the second layer we explore the predictability

It consists of three main elements, the channel (in light red) between source (S) and drain (D), a gate dielectric (insulator) and the gate itself. Applying a voltage to the

Leerstoelen van emeriti zijn niet opnieuw ingevuld (OU, UvA, RUG en TU/e) en het Amstel-Instituut is opgeheven, hetgeen versnippering van wiskundig-didactisch onderzoek tot gevolg

Hypothesis 3: power tactics related to relationships based on social norms positively influence compliance to change, mediated by normative commitment. Hypothesis 4:

What is the impact of the user generated content produced by Instagram influencers and posted on cosmetic brands’ accounts, on the consumers’ engagement and how is it affected by