• No results found

Wat is de relatie tussen de positie van de RVC, interlock en earnings management binnen de onderneming?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is de relatie tussen de positie van de RVC, interlock en earnings management binnen de onderneming?"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Wat is de relatie tussen de positie van de RVC, interlock en earnings

management binnen de onderneming?

Een onderzoek naar het effect op de RVC, in one- en two- tier board, alsmede interlock op het

toepassen van earnings management.

Jurian Molenaar Studentnummer: S2776952 Telefoon: 0614427946 E-mail: jurianmolenaar@gmail.com

Eerste begeleider: F. van Beest Tweede begeleider: K. Linke

Masters thesis Accountancy & Controlling, specialisatie Accountancy Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde

(2)

2

Voorwoord

De master thesis is het laatste onderdeel van de masteropleiding Accountancy en Controlling aan de Rijksuniversiteit te Groningen. De afgelopen maanden heb ik het schrijven van mijn master thesis gecombineerd met mijn werkzaamheden voor Postconsultancy en het volgen van colleges aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

Mijn onderwerp is n.a.v. het lezen van het boek “Dit kan niet waar zijn” van journalist Joris Luyendijk tot stand gekomen. Dankzij mijn scriptie begeleider, de heer F. van Beest, heb ik mijn onderzoek vorm kunnen geven en verliep het proces voorspoedig. Persoonlijk vond ik het SPSS onderzoeksdoel lastig omdat ik daar, gezien mijn vooropleiding, totaal geen ervaring mee had.

Voor het schrijven van mijn thesis heb ik gebruik gemaakt van de faciliteiten van Postconsultancy. Twee beeldschermen bij data analyse is geen overbodige luxe, Hierdoor nam het verzamelen van de data minder tijd in beslag. Ik wil Postconsultancy bedanken voor het beschikbaar stellen van hun faciliteiten. Tot slotte wil ik Johannes Weerstand RC en Mariska Middel bedanken voor het controleren van mijn thesis op schrijf en spelfouten.

Rest mij niets anders dan u veel leesplezier te wensen. Urk, 27 februari 2015,

Jurian Molenaar

MSc student accountancy Rijksuniversiteit Groningen

(3)

3

Abstract

De samenstelling van het management van een onderneming en haar toezichthouder kan op verschillende manieren worden vormgegeven. In Nederland wordt er over het algemeen gewerkt met het two-tier model. In deze samenstelling is het management en toezichthouder (raad van commissarissen) gescheiden in twee verschillende boards. In Engeland wordt gewerkt met het one-tier model, in dit model is het management vertegenwoordigd als executive director en de

toezichthouder vertegenwoordigd als non-executive director. Het derde land dat is betrokken bij het onderzoek is Frankrijk. In Frankrijk is zowel het one- als two-tier model sterk vertegenwoordigd. Voorstanders van het two-tier model roemen de onafhankelijkheid tussen management en

toezichthouder terwijl tegenstanders voornamelijk de informatieasymmetrie noemen als nadeel van het two-tier model. Ondernemingen opereren steeds internationaler en proberen invloed op elkaar uit te oefenen. Een middel voor het verkrijgen van meer invloed is het gebruik maken van een individu die werkzaam is als manager of toezichthouder bij meerdere organisaties. Dit individu wordt aangemerkt als interlock.

In dit onderzoek wordt geanalyseerd welk bestuursmodel leidt tot meer earnings management binnen de onderneming. In het onderzoek worden drie hypotheses gesteld die uiteindelijk antwoord geven op de volgende onderzoeksvraag: “Wat is de relatie tussen de RVC of interlock en de

aanwezigheid van earnings management binnen de onderneming? “

Op basis van drie hypotheses kan geconcludeerd worden dat interlock geen significante invloed heeft op earnings management. De ondernemingsvorm one-tier wordt is mijn onderzoek positief

gerelateerd met EM. In mijn hypothese wordt verondersteld dat het one-tier model zorgt voor minder EM omdat de informatieasymmetrie tussen het management en toezichthouder wordt verkleind omdat er wordt gewerkt in slechts één board. Uit het onderzoek is echter gebleken dat het one-tier model positief gerelateerd is aan earnings management. De relatie interlock en earnings management is getest in de tweede hypothese. Er is geen significant verband gevonden tussen interlock en earnings management.

Als derde hypothese is het interactie effect tussen one-tier en interlock geanalyseerd. Door het samenvoegen van deze twee variabelen wordt verondersteld dat de onafhankelijkheid van de toezichthouder ten opzichte van het management gering is. Uit eerdere onderzoeken is aangetoond dat one-tier en interlock zorgen voor een afname van de onafhankelijkheid van de toezichthouder ten opzichte van het management. Deze hypothese wordt bevestigd. Er is een positieve significante relatie gevonden tussen EM op basis van een one-tier board met interlock.

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord...2 Abstract ...3 1. Inleiding ...5 1.1 Introductie ...5

1.2 Wetenschappelijke bijdrage van het onderzoek...7

1.3 Werkwijze ...8

2. Theoretisch kader ...9

2.1 Agency theorie ...9

2.2 Earnings Management ... 10

2.3 Corporate Governance ... 11

2.4 One-tier en two-tier structuur ... 12

2.5 Interlock ... 13 2.6 Conceptueel model ... 15 3. Methoden ... 16 3.1 Data ... 16 3.2 Data verwerking ... 16 3.3 Statistisch model ... 18 3.4 Afhankelijke variabele ... 18 3.5 Onafhankelijke variabele ... 18 3.6 Controle variabele ... 19 4. Resultaten... 20 4.1 Toelichting op de hypotheses ... 20 4.2 Berekende parameters ... 21 4.3 Hypotheses ... 21 4.4 Correlatiematrix ... 25 4.5 Robuustheidstest ... 26 5. Conclusie ... 28 5.1 Conclusie en discussie ... 28 5.2 Beperkingen en vervolgonderzoek ... 29 Referenties ... 31 Bijlagen ... 35

(5)

5

1. Inleiding

1.1 Introductie

Commissarissen Imtech zwaar onder vuur

“Enkele aandeelhouders konden niet geloven dat de commissarissen niet al veel signalen hadden opgevangen dat er iets flink mis was binnen de onderneming. Volgens hen heeft de raad op zijn minst zitten slapen, terwijl er voldoende aanwijzingen waren die zeker onderzocht hadden moeten worden. ,,U heeft collectief gefaald en moet nu collectief aftreden", aldus twee aandeelhouders.”1

De raad van commissarissen (RVC) van Imtech ligt zwaar onder vuur. Zgarni et al. (2014) constateren dat de RVC verantwoordelijk is om het management te controleren. Als de RVC in de praktijk haar primaire functie, toezichthouden op het management, onvolledig uitvoert, is er geen controle op het management. Imtech is failliet gegaan omdat er binnen het bestuur sprake was van fraude en een ernstige vorm van earnings management (EM).2 Scott (2012, p. 423) omschrijft EM als volgt:

“Earnings management is the choice by a manager of accounting policies, or real actions, affecting earnings so as to achieve some specific reported earnings objective.” Winststuring is de Nederlandse vertaling van EM. In het geval van Imtech waren de gepubliceerde gegevens en cijfers verre van relevant en betrouwbaar. Als er binnen een onderneming EM wordt toegepast ontstaat er extra informatieasymmetrie tussen het management en de investeerders (Evans et al., 2015). De RVC van Imtech heeft volgens diverse aandeelhouders zitten slapen omdat zij te weinig onderzoek hebben gedaan naar de betrouwbaarheid van het management terwijl er voldoende aanwijzingen waren voor ontstane problemen. De RVC is in dienst van de aandeelhouder en heeft bij Imtech niet kunnen voorkomen dat de informatieasymmetrie kon worden verkleind. Berle & Means (1932) beschreven dat informatieasymmetrie is ontstaan nadat leiding en eigendom werd gescheiden (Jensen & Meckling, 1976). De scheiding van leiding en eigendom zorgde voor veranderingen binnen ondernemingen. De RVC werd opgericht en haar primaire functie werd toezicht houden op het dagelijks bestuur (Hillman & Dalziel, 2003). Volgens Hambrick et al. (2015) is het tevens de

verantwoording van de RVC om belangen van de investeerders te beschermen. Het management is in dienst van de aandeelhouders en die krijgen op hun beurt uitleg van het management over het gevoerde beleid.

Het afleggen van verantwoording staat omschreven binnen de corporate governance. De OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) omschrijft de corporate governance als volgt “involving a set of relationships between a company`s management, its board, its

shareholders and other stakeholders3.” De globale opvatting van corporate governance wordt weergeven als de wijze waarop de onderneming functioneert binnen de maatschappij. Gupta en Fields (2008) concluderen dat de onafhankelijkheid van de RVC een effectieve manier is van corporate governance. De RVC heeft een monitorende rol ten opzichte van het management en moet haar werk integer kunnen uitvoeren. Adams & Ferreira (2007) omschrijven dat een verhoging van de onafhankelijkheid van de RVC ten opzichte van het management een sterke verhoging van aandeelhouderswaarde met zich meebrengt. Bezemer et al. (2014) omschrijven dat de RVC een belangrijke rol heeft in de corporate governance omdat de RVC invloed heeft op belangrijke strategische beslissingen. Uit diverse reeds bestaande onderzoeken is gebleken dat de RVC binnen ondernemingen een grote verantwoordelijkheid heeft. In het eerdergenoemde voorbeeld van Imtech

1http://www.telegraaf.nl/dft/bedrijven/imtech/21689628/__Commissarissen_Imtech_zwaar_onder_vuur__.ht ml geraadpleegd op 18 september 2015.

2 http://www.nrc.nl/nieuws/2015/08/13/het-ooit-zo-succesvolle-imtech-is-failliet-in-vijf-minuten-bijgepraat/ geraadpleegd op 18 september 2015

3 http://www.oecd.org/daf/ca/corporategovernanceprinciples/37178663.pdf geraadpleegd op 18 september 2015

(6)

6 was er sprake van ernstige informatieasymmetrie, de RVC had geen idee wat er speelde binnen de onderneming.

De RVC wordt op verschillende manieren vormgegeven (Bezemer et al.,2014; Lester et al., 2008; Adams & Ferreira, 2007). In Nederland is het two-tier board model van oorsprong het meest voorkomend binnen ondernemingen (Bezemer et al., 2014). Er zijn twee bestuurslagen, de RVC en het dagelijks bestuur. De rol van de RVC is het toezicht houden op het management. Meestal zijn er twee verschillende voorzitters voor de verschillende raden (Millet-Reyes & Zhao, 2010). Het one-tier model is binnen Nederland relatief nieuw. Voormalig minister Hirsch Ballin van Justitie heeft het wetsvoorstel one-tier board in 2008 geïntroduceerd in de Tweede kamer4. Millet-Reyes & Zhao

(2010) omschrijven het one-tier model als een samengestelde raad waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en commissarissen (executive en non-executive directors). Als er sprake is van het feit, dat de CEO zowel voorzitter is van de RVC als bestuursvoorzitter van de onderneming, dan is er sprake van CEO duality. Er zijn diverse onderzoeken die uiteenzetten wat de gevolgen zijn van een CEO duality (Baliga et al., 1996; Krause & Semadeni, 2013). Een groot nadeel van CEO duality is de afhankelijkheid van de RVC, vooral als er sprake is van een krachtige CEO. De CEO is vertegenwoordigd in beide bestuurslagen en daardoor is de onafhankelijkheid van de RVC in het geding. Gupta en Fields (2008) bevestigen in hun onderzoek juist dat de onafhankelijkheid van de RVC ten opzichte van het management belangrijk is. Adams & Ferreira (2007) zien voornamelijk de omloopsnelheid van de informatie als voordeel van een CEO duality. In de praktijk komt het

regelmatig voor dat individuele bestuursleden werkzaam zijn bij diverse ondernemingen, er is sprake van interlock (Haunschild & Beckman, 1998).

Interlock verbindt ondernemingen aan elkaar, individuele bestuurders zijn werkzaam als bestuurder of commissaris binnen verschillende ondernemingen (Chiu et al., 2013). In Nederland is de term interlock vertaald naar dubbelcommissarissen (Non, 2008). Non (2008) vermeldt dat er alleen sprake is van dubbelcommissarissen als die persoon bij meerdere bedrijven zitting heeft in de RVC. Interlock is een bredere term en is zowel van toepassing op bestuurder als op commissaris Interlock heeft als voordeel dat de persoon betere expertise bezit en meer informatie met zich meebrengt omdat de interlock werkzaam is binnen meerdere multinationals. Bennet (2013) omschrijft voornamelijk het brede netwerk als voordeel van de interlock. Als nadeel van interlock wordt de tijdsverdeling tussen verschillende functies aangemerkt. De interlock is niet instaat om volledige aandacht te geven aan slechts één onderneming (Non, 2008). Interlock wordt In het onderzoek van Non (2008) geassocieerd met “old boys network” hiermee wordt bedoeld dat commissarissen een homogeen effect hebben. Het homogene effect is negatief voor de prestaties van de onderneming. Millet- Reyes & Zhao (2010) constateren dat interlock in Amerika geassocieerd wordt met slechte ondernemingsprestaties en een zwakke corporate governance. De bevindingen zijn in overeenstemming met Haunschild & Beckman (1998). Deze onderzoekers omschrijven dat interlock een middel is om ondernemingen te

beïnvloeden al gaat het niet altijd gepaard met sterke ondernemingsprestaties. Interlock heeft altijd betrekking op individuele bestuursleden met dikwijls een toezichthoudende functie op het

management. In mijn onderzoek wordt onderzocht in hoeverre de invulling van de RVC of non- executive directors bijdragen aan EM binnen de onderneming. In dit onderzoek wordt specifiek gekeken naar het effect van one-en two-tier boards en interlock effecten met betrekking tot de RVC. Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van onderstaande onderzoeksvraag.

Wat is de relatie tussen de RVC of interlock op de aanwezigheid van earnings management binnen de onderneming?

4 https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2008/10/31/one-tier-model-in-wet-vastgelegd geraadpleegd op 27 september 2015

(7)

7 De hieronder gestelde deelvragen geven richting aan het onderzoek. Het onderzoek bestaat uit de volgende drie deelvragen.

1.Wat is de invloed van het one-tier model op de effectiviteit van de RVC 2. Wat is de invloed van het two-tier model op de effectiviteit van de RVC 3. Wat is de invloed van interlock op de effectiviteit van de RVC

1.2 Wetenschappelijke bijdrage van het onderzoek

Chiu et al. (2013) hebben reeds onderzoek gedaan naar de relatie interlock en EM. In het onderzoek is bewijs gevonden dat interlock zorgt voor vermeerdering van EM als de interlock in de vorm van manager of toezichthouder bij zijn of haar huidige werkgever ook betrokken is bij EM. EM is tevens sterker als de directeur een sterke positie heeft als voorzitter of zetel heeft in een auditcommissie. Het onderzoek is uitgevoerd onder Amerikaanse ondernemingen. Haunschild & Beckman (1998) hebben onderzoek gedaan naar de vraag wanneer interlock invloed kan uitoefenen op de

onderneming en welke informatiestromen de invloed van de interlock juist benadeelt of versterkt. Als conclusie is getrokken dat de grootte van de onderneming in relatie staat tot de hoeveelheid invloed van de interlock. Volgens het onderzoek beschikken grote ondernemingen over meer informatiebronnen waardoor de invloed van interlock als informatiebron geringer is. Ook is

onderzoek gedaan naar de voordelen van interlock als er sprake is van overnames. Peek (2004) heeft onderzoek gedaan naar EM in de vorm van voorzieningen in relatie tot gerealiseerde of verwachte winsten. In zijn onderzoek wordt specifiek gekeken naar Nederlandse ondernemingen en er is bewezen dat voorzieningen wel degelijk gebruikt worden voor EM. Mandojana & Correa (2015) hebben onderzoek gedaan naar interlock in relatie tot aandacht van het management tot duurzaamheid. Als conclusie is getrokken dat interlock positief is gerelateerd aan duurzaamheid binnen de onderneming. Interlock kan de ondernemingen op verschillende aspecten beïnvloeden. In mijn onderzoek wordt specifiek gekeken naar de relatie tussen toezichthoudende bestuursleden en EM door het management. Het onderzoek wordt verder uitgesplitst in one- en two-tier boards en interlock.

Hillman en Dalziel (2003) concluderen dat er twee belangrijke functies zijn van een RVC. Namelijk toezichthouden op het bestuur en het beschikbaar stellen van middelen. De middelen kunnen diensten zijn of relaties met belangrijke stakeholders voor de onderneming zoals bijvoorbeeld de overheid. Het management krijgt over het algemeen een vast salaris en de RVC bepaalt de hoogte daarvan en de voorwaarden van de bonus. De RVC analyseert of de doelstellingen zijn gerealiseerd en of het management goed heeft gefunctioneerd. Wanneer doelstellingen zijn afgestemd op de wensen van de aandeelhouder is de RVC instaat om het management effectiever te beoordelen (Wowak & Hambrick, 2010). De manier van belonen vormt een strategisch middel voor toekomstige prestaties van de onderneming (Barkema & Gomez-Mejia, 1998). Op basis van beoordelingscriteria, opgesteld door de RVC kan het top management overgaan tot EM om haar doelstellingen te

realiseren (Peek, 2004).

De middelen die de onderneming aantrekt zijn essentieel om te overleven binnen de huidige

maatschappij. Zona et al. (2015) heeft omschreven dat het aantrekken van middelen vaak gebeurt bij belangrijke stakeholders die invloed hebben op de organisatie. In het onderzoek van Hillman en Daziel (2003) is aangetoond dat leden van een RVC bepaalde eigenschappen met zich meebrengen. Dit kan zijn menselijk kapitaal zoals ervaring, expertise of reputatie. Kosnik (1990) omschrijft dat ieder lid van de RVC een uniek aantal eigenschappen met zich meebrengt. Millet–Reyes & Zhao (2010) omschrijven dat interlock door middel van banken gemakkelijk toegang verleent tot de kapitaalmarkt. Uit diverse onderzoeken zijn verschillende redenen naar voren gekomen waarom een onderneming kiest voor een bepaald lid in de RVC. Niet elke samengestelde Raad levert het

gewenste effect op, in het onderzoek van He & Huang (2011) zijn de informele aspecten binnen Raden onderzocht.

(8)

8 In dit onderzoek wordt expliciet onderzocht in hoeverre de samenstelling van de RVC binnen

ondernemingen van invloed is op EM. In het onderzoek wordt de invloed van de RVC op drie verschillende vormen onderzocht one- en two-tier boards en de invloed van interlock. De meeste onderzoeken hebben betrekking op buitenlandse ondernemingen (Millet-Reyes & Zhao, 2010; Chiu et al., 2013; Haunschild & Beckman, 1998). Het onderzoek van Peek (2004) heeft betrekking op Nederlandse ondernemingen. Dit onderzoek gaat vergelijkingen treffen tussen drie landen binnen Europa. In Nederland is het one-tier board systeem pas in 2008 ingetreden. Daarom is het

interessant om te analyseren of deze structuur ook daadwerkelijk aanwezig is binnen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Als vergelijkende landen wordt gebruikt gemaakt van Frankrijk en Engeland. Millet-Reyes & Zhao (2010) constateren dat zowel het one- als two-tier model gebruikelijk is binnen Franse ondernemingen. Engeland is gekozen omdat daar expliciet gewerkt wordt met het one-tier model (Millet-Reyes & Zhao, 2010). De drie landen hebben van oorsprong een andere denkwijze over de invulling van de RVC. Imtech heeft een two-tier structuur binnen haar

onderneming en de RVC beschikte over onvoldoende informatie om haar functie goed te kunnen uitvoeren. De informatieasymmetrie zorgde voor grote problemen (Adams & Ferreira, 2007). Engelse ondernemingen met het one-tier model veroorzaken tevens boekhoudschandalen56. Tesco, een

grote Britse retailer kampt met de gevolgen van een boekhoudschandaal en de RVC of non-executive director wordt, net als bij Imtech, verwijten gemaakt . De Britse Telegraph schrijft het volgende over de RVC van Tesco: “Tesco revamps board structure, Britain's biggest retailer to hold extra board meeting and improve reporting to non-executives amid falling sales.” In het jaarrapport 20127 van

Tesco bestond de board of directors uit vijftien managers verdeeld in zeven executive directors en acht non-executive directors. Zowel in Nederland (two-tier board) als Engeland (one-tier board) komen dus boekhoudschandalen voor. Interlock is ook binnen Britse multinationals veelvuldig aanwezig. Bennet (2013) heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van interlock binnen de Britse financiële sector specifiek gericht op banken. In het onderzoek is geen relatie gelegd tussen interlock en EM.

In dit onderzoek wordt EM onderzocht op basis van accruals. Het is voor de lezer van toegevoegde waarde om te kunnen analyseren of de ondernemingsstructuur met betrekking tot de RVC verband houdt met de hoeveelheid aanwezige accruals. In het onderzoek worden de accruals uitgesplist in discretionary en non-discretionary accruals.

1.3 Werkwijze

In het volgende hoofdstuk zal het theoretische kader worden omschreven. In het kader wordt de relevante literatuur verder uitgewerkt waaronder corporate governance en de agency theorie. In hetzelfde hoofdstuk worden de hypotheses opgesteld en wordt het conceptueel model

gepresenteerd. In het hoofdstuk drie wordt het onderzoekontwerp uitgewerkt en toegelicht. De uitwerking van de resultaten wordt toegelicht in hoofdstuk vier. In het vijfde hoofdstuk wordt er stil gestaan bij eventuele beperkingen en aanbevelingen en wordt de conclusie gepresenteerd.

5 http://fd.nl/economie-politiek/1103524/pwc-weg-bij-tesco-om-boekhoudschandaal, bezocht op zondag 11 oktober 2015

6 http://www.telegraph.co.uk/finance/newsbysector/epic/tsco/10869940/Tesco-revamps-board-structure.html bezocht op zondag 11 oktober 2015

(9)

9

2. Theoretisch kader

2.1 Agency theorie

Scott (2012, blz. 340) omschrijft de agency theorie als volgt: “Agency theory is a branch of game theory that studies the design of contracts to motivate a rational agent to act on behalf of a principal when the agent`s interest would otherwise conflict with those of the principal”.

De definitie van de agency theorie heeft betrekking op de relatie tussen agent en principaal. De agent wordt door Miller & Sardais (2011) bestempeld als de manager werkzaam binnen de onderneming. De principaal wordt weergegeven als aandeelhouder van de onderneming. Beide groepen zijn nauw met elkaar verbonden en hebben in zekere zin een overeenkomst met elkaar, waarbij wederzijds vertrouwen centraal staat. Binnen de agency theorie kunnen twee problemen spelen, informatieasymmetrie en economische belangen. Beide belangen staan in nauw verband met elkaar.

Bij complexe organisaties, met veel informatieasymmetrie tussen management en aandeelhouder, weet de aandeelhouder minder goed waar de manager mee bezig is. De kennis van de manager is veel gedetailleerder en uitgebreider dan die van de aandeelhouder. Daardoor is het lastig om in te schatten wat voor invloed de beslissing van de manager heeft gehad op de onderneming. Omdat er geen sterke controle is op de manager kan hij gaan handelen uit eigenbelang en daarbij kunnen economische belangen meespelen. Ndofer (2013) omschrijft dat met name de CEO bij veel

informatieasymmetrie meer de neiging heeft tot het manipuleren van cijfers. De reden daarvoor is dat het management beter in staat is om interne processen te veranderen of te wijzigingen zonder te worden betrapt door de principaal.

Scott (2012, blz. 340) omschrijft dat een contract tussen principaal en agent de relatie bevordert. De eerder genoemde informatieasymmetrie kan uit twee verschillende aspecten bestaan namelijk moral hazard of adverse selection. Beiden hebben betrekking op informatieasymmetrie. Er is alleen een wezenlijk verschil. Moral hazard is een gebeurtenis die pas achteraf kan worden geanalyseerd. Men gaat er vanuit dat de manager verandert na afstemming met de principaal. De principaal is niet in staat om de volledige gedachten van de manager te lezen, daardoor ontstaat er

informatieasymmetrie. Adverse selection heeft betrekking op het feit dat er sprake is van een informatiekloof tussen de verschillende partijen, te weten agent en principaal. De manager doet zich beter of anders voor dan hij in werkelijkheid is. De principaal had onvoldoende informatie om te concluderen dat de agent ook daadwerkelijk de agent is, die zich voorstelde aan de onderneming. De principaal wil de informatieasymmetrie verkleinen. Dat is één van de redenen geweest waarom er binnen een onderneming een RVC werd geïnstalleerd. Deze raad moest toezien op het functioneren van het management en was in feite in dienst van de principaal. Niet elke RVC was per definitie geschikt voor haar primaire functie het monitoren van het management. De RVC beoordeelt het management en op basis van deze beoordeling worden eventuele bonussen uitgekeerd. Drymiotes (2008) heeft geconcludeerd dat het management probeert invloed uit te oefenen op de beoordeling van de RVC. Een aantal jaren geleden waren de accountants in opspraak voor wat betreft hun onafhankelijkheid. Er werden spreuken in het leven geroepen over de rechte rug van de accountant. Deze spreuk is ook zeker van toepassing voor de RVC omdat zij een monitorende functie heeft ten opzichte van het management (Wowak & Hambrick, 2010).

(10)

10

2.2 Earnings Management

Healy & Wahlen (1999) omschrijven EM als volgt: ‘‘Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting practices”. Wilson en Wang (2010) constateren dat bij verandering van CEO een significante daling van de winst optreedt als gevolg van EM. Enerzijds worden er meer kosten gemaakt omdat de koers van de onderneming wordt gewijzigd en anderzijds kan de nieuwe CEO een stille buffer opbouwen voor de komende jaren om positieve resultaten te kunnen blijven rapporteren. Deze vorm van EM staat bekend als taking a bath. Income minimization is vergelijkbaar met taking a bath alleen minder extreem. Het komt voornamelijk voor als er sprake is van een sterk positief resultaat. Er wordt geschoven met kosten van bijvoorbeeld reclame of research en development (Scott, 2012 blz. 425). Een positief voorbeeld van EM is income smoothing (Scott, 2012 blz. 425). Deze term heeft betrekking op het gelijk houden van winsten zodat investeerders of kredietverstrekkers een vertrouwd gevoel krijgen bij de

onderneming (Tarca et al., 2007). Peek (2004) omschrijft dat Nederlandse bedrijven ongewone positieve veranderingen in de voorzieningen rapporteren als de winsten boven verwachting zijn, deze bevinding komt overeen met de income smoothing theorie. De financiële prestatie van de onderneming houdt verband met de hoeveelheid EM van het top management (Sun, 2012). Wang & Lin (2013) concluderen dat de gevoeligheid van EM afneemt als de winsten hoger worden. Als de winsten boven verwachting zijn, is het aannemelijk dat de financiële doelstelling wordt gerealiseerd en de gerelateerde bonus wordt ontvangen. Als er wordt voldaan aan de verwachting is er geen prikkel om het resultaat te sturen. Deze vorm van EM wordt income maximization genoemd (Scott, 2012 blz. 425).

De gerealiseerde en gerapporteerde resultaten van ondernemingen staan volgens diverse

onderzoekers direct in verband met EM. Indien er een klein positief resultaat wordt geschreven is de kans op de aanwezigheid van EM groter (Barua et al., 2006). Het rapporteren van kleine resultaten wordt in de literatuur omschreven als de prospect theory.Scott (2012, blz. 188) omschrijft prospect theory voornamelijk als een psychologisch proces waarbij investeerders allergisch zijn voor

gepubliceerde verliezen. Een opvallend verschijnsel is dat het effect van een positief resultaat een ander effect heeft als een negatief resultaat. Om deze reden wordt EM gebruikt voor het creëren van positieve resultaten (Shen en Chih, 2005). Het veranderen van een klein negatief resultaat kan door middel van EM worden veranderd in een positief resultaat (Barua et al., 2006). Uit onderzoek is gebleken dat er naar verhouding veel bedrijven kleine winsten rapporteren, Burgstahler & Dichev (1997) hebben bewijs gevonden dat kleine verliezen worden gemanipuleerd en omgebogen tot kleine winsten. Als er sprake is van EM om kleine verliezen te manipuleren wordt EM toepast om investeerders gerust te stellen. Het management dat bewust manipuleert om investeerders te misleiden loopt risico op beschadiging van de onderneming. Als misleiding door het management wordt ontdekt bestaat de kans dat potentiële investeerders afhaken omdat er geen realistisch beeld wordt geschetst van de werkelijke prestatie van de onderneming. Huidige investeerders kunnen besluiten om hun kapitaal terug te halen waardoor eventuele groeimogelijkheden worden belemmerd (Fung, 2015). Een andere mogelijkheid voor toepassen van EM ontstaat als de totale verslaggevingsstandaard wordt gewijzigd of als er sprake is van stelselwijziging. Evans et al. (2015) concluderen dat niet Amerikaanse ondernemingen bij gebruik van International Financial Reporting Standards (IFRS) meer mogelijkheden hebben tot EM dan Amerikaanse ondernemingen. IFRS is van oorsprong Amerikaanse accountingwetgeving.

In 2005 zijn beursgenoteerde ondernemingen overgegaan op de verslaggevingsstandaard IFRS. De jaren voorgaand aan 2005 konden ondernemingen in bijvoorbeeld Duitsland kiezen voor vrijwillige verslaggeving op basis van IFRS. Vrijwillige bijdrage werd geassocieerd met een verlaging van EM (Christensen et al., 2015). Dit onderzoek heeft betrekking op Nederlandse beursgenoteerde

(11)

11 voor EM. Voor Nederlandse ondernemingen zijn er twee mogelijkheden met betrekking tot

verslaggeving, nationale regelgeving of toepassing van de International Financial Reporting Standards (IFRS). De IFRS is vanaf 1 januari 2005 verplicht gesteld voor beursgenoteerde bedrijven. Omdat Nederlandse ondernemingen internationaal opereren is de IFRS verplicht geworden voor

beursgenoteerde bedrijven. De IFRS betreft Amerikaanse regelgeving en onderzoek van Evans et al. (2015) blijkt dat niet Amerikaanse ondernemingen bij toepassing van de IFRS meer ruimte hebben tot EM dan Amerikaanse ondernemingen. Christensen et al. (2015) concludeert dat de kwaliteit van de IFRS beter is dan de Duitse verslaggeving. In Nederland is de IFRS verplicht geworden omdat de aandelen van Nederlandse beursgenoteerde bedrijven steeds vaker in het bezit zijn van buitenlandse beleggers (Peij, 2010). Peek (2004) heeft onderzoek gedaan naar EM in de vorm van voorzieningen in relatie tot gerealiseerde of verwachte winsten. Er is bewezen dat voorzieningen wel degelijk gebruikt worden voor EM.

Een voorziening wordt als volgt gedefinieerd “verplichting (onderdeel vreemd vermogen).

Kenmerkend is de relatief grote mate van onzekerheid omtrent omvang van bedrag en tijdstip van afwikkeling (hetgeen tevens het essentiële onderscheid met een schuld weergeeft) “(handboek jaarrekening, 2012).

Voor het opnemen van een voorziening zijn bepaalde voorwaarden vereist namelijk een

betrouwbare schatting en uitstroom van middelen. De grondslag voor een voorziening is volgens de Nederlandse verslaggeving (RJ) tegen nominale of contante waarde. De IFRS heeft als eis waardering tegen contante waarde. Een voorziening valt onder het vreemd vermogen van de onderneming. In de wet is vastgelegd dat de omvang en moment van afwikkeling onzeker is IAS 37.10 of RJ 940. De afkorting IAS staat voor International Accounting Standards. De wet laat ruimte voor EM omdat de wetgever aangeeft dat de exacte waarde van de voorziening gebaseerd wordt op een schatting. Het management heeft een informatie voordeel, het is voor de RVC relatief moeilijk om een oordeel te geven in hoeverre de voorziening is gegrond (Deangelo, 1988).

2.3 Corporate Governance

De globale opvatting van corporate governance wordt weergeven als de wijze waarop de onderneming haar organisatie stuurt binnen de maatschappij. De onderneming ontleent haar bestaansrecht aan de maatschappij, hierdoor heeft het te maken met verschillende

belanghebbenden. Corporate governance is ontstaan nadat eigendom en bestuur werden gescheiden (Berle & Means, 1932).

Verschillende schandalen in het verleden hebben er voor gezorgd dat er veel meer aandacht wordt besteed aan corporate governance. Als er sprake is van een schandaal is EM regelmatig de

aanleiding, Imtech is afgelopen zomer (2015) failliet verklaard. De reden fraude en omkoping. Aandeelhouders verbaasden zich over het slecht functioneren van de RVC. Internationaal gezien was Amerika verantwoordelijk voor de verandering in de wetgeving, de Sarbanes-Oxley wet. In Nederland is aan het begin van eeuwwisseling de Code Tabaksblat opgericht. Deze code is een verlengstuk van de reeds bestaande corporate governance. De ontwikkelde code is een richtlijn voor

beursgenoteerde ondernemingen. De bedoeling van de code is om een zo getrouw beeld te kunnen schetsen van de werkelijkheid met betrekking tot gegevens van de onderneming. In Nederland was de code in eerste instantie bedoeld voor ongeveer 150 beursgenoteerde bedrijven (Akkermans et al., 2007).

De RVC controleert het management op haar functioneren. Door de controle op het management in dienst van de aandeelhouder wordt de informatieasymmetrie tussen management en

aandeelhouder verkleind alsmede de agency kosten (Evans et al., 2015). Gupta en Fields (2008) concluderen dat de onafhankelijkheid van de RVC een effectieve manier is van corporate governance. In het artikel is met name de onafhankelijkheid van de raad ten opzichte van het

(12)

12 management besproken. Kosnik (1990) bevestigt in zijn onderzoek de belangrijkheid van de RVC in relatie met onafhankelijkheid ten opzichte van het management. Er vanuit gaande dat de CEO invloed heeft op het benoemen van leden van de RVC, in hoeverre zijn de leden dan nog volledig onafhankelijk te noemen? De corporate governance strategie wordt ontwikkeld door leden van de RVC. O`Neil en Thomas (1996) hebben de drie basis functies van de RVC onderzocht en het

ontwikkelingen van de corporate governance wordt aangemerkt als een basis functie van de RVC. Lester et al. (2008) heeft onderzoek gedaan naar leden van de RVC met een politieke achtergrond. Hillman en Dalziel (2003) constateren dat leden van de RVC middelen met zich mee brengen waar de onderneming behoefte aan heeft. Zona et al. (2015) schrijft dat middelen worden gezocht bij bronnen die veel invloed uitoefenen op de onderneming. Overheden zijn belangrijke stakeholders voor ondernemingen en oefenen veel invloed uit door middel van wet- en regelgeving. Leden van de RVC met veel politieke achtergrond beschikken over expertise die ten goede komt aan de corporate governance. Deze leden zijn minder effectief in het toezichthouden op het management (Hillman & Daziel, 2003). De samenstelling van de RVC is essentieel om effectief toezicht te kunnen houden op het management en om te voldoen aan de eisen van de corporate governance.

2.4 One-tier en two-tier structuur

In Nederland is er traditiegetrouw sprake van scheiding tussen de RVC en het management er wordt gesproken over een two-tier board structuur (Peij, 2010; Bezemer et al., 2014). In Frankrijk komen zowel one- als two-tier boards voor (Millet-Reyes & Zhao, 2010). Adam & Ferreira (2007) hebben onderzoek gedaan naar de consequenties van het feit wanneer de RVC zowel een toezichthoudende als adviserende rol heeft richting het management. Centraal staat de onafhankelijkheid van de RVC, Adam & Ferreira (2007) concluderen dat de aandeelhouders beter af zijn bij een one-tier structuur met een monitorende functie door een audit commissie. Als er sprake is van een two-tier structuur wordt de informatieasymmetrie tussen RVC en management gezien als nadeel. De RVC van Imtech werd verweten niet te weten wat er speelde binnen de onderneming. Het one-tier model verkleint de informatieasymmetrie omdat er binnen de raad wordt gewerkt met executive en non-executive directors (Millet-Reyes & Zhao, 2010). Daarnaast wordt het two-tier board model verweten dat er te weinig wordt vergaderd (Bezemer et al., 2014). In Nederland wordt vooral gevreesd dat de

onafhankelijkheid van de toezichthouder bij een one-tier board structuur wordt aangetast (Peij, 2010). In het onderzoek van Beasley et al. (2005) wordt onderzoek gegaan naar Enterprise Risk Management (ERM). Er is onderzocht waarom bepaalde ondernemingen overgaan tot het implementeren van een ERM systeem. In het onderzoek wordt de onafhankelijkheid van het management aangemerkt als doorslaggevend. De onafhankelijkheid van de board is voor veel bedrijfsaspecten doorslaggevend.

Nederland is conservatief met betrekking tot het wijzigen van haar ondernemingsstructuur. De verzamelde data onder de Nederlandse ondernemingen leidde tot weinig one-tier structuren. Grote Nederlandse multinationals als Unilever en Shell maken wel gebruik van het one-tier model. Deze ondernemingen hebben tevens veel connecties met Engeland. De overige onderzochte Nederlandse ondernemingen maken allemaal gebruik van het two-tier model met uitzondering van Akzo Nobel. In Engeland is de two-tier board structuur onbekend en wordt er uitsluitend gewerkt met one-tier boards. Het management beschikt over dezelfde informatie als de toezichthoudende bestuurder (non-executive director). De bestuursleden werken samen vanuit dezelfde board en hebben

daardoor veel meer contact als bij een two-tier board structuur. In Nederland wordt vooral sceptisch gekeken naar onafhankelijkheid van de executieve director. De primaire functie van de non-executive directer is echter toezien op de non-executive director. In het onderzoek van Abraham en Cox (2007) naar de openbaarmaking van risico`s in het jaarrapport wordt de non-executive director gezien als evenwichtsorgaan binnen de board. De non-executive directors zorgen voor balans binnen de board. Abraham en Cox (2007) concluderen tevens dat de non-executive director de

(13)

two-13 tier model alleen werken ze bij een one-tier board in dezelfde board. Een voordeel van het one-tier model is de betrokkenheid van de non-executive director. Non (2008) omschrijft de toezichthouder in een two-tier structuur (RVC) vooral als nevenfuncties. Als nadeel wordt aangemerkt dat de toezichthouder in meerdere complexe ondernemingen toezicht houdt. Hierdoor is de betrokkenheid anders dan in een one-tier structuur. De non-executive director in een one-tier structuur heeft dagelijks overleg in de board en is veel meer betrokken bij de onderneming. Abraham en Cox (2007) vermelden dat de executive directors gezien worden als voltijds medewerkers binnen de organisatie. Abraham en Cox (2007) omschrijven in hun onderzoek dat de board verantwoordelijk is voor het opstellen van de jaarrekening. Als er veel sterke non-executive directors aanwezig zijn zorgt dit voor een verlaging van de informatieasymmetrie.

Tijdens college van professor Van Manen over de financiële sector uitte hij z`n twijfels over complexe financiële producten en de geringe bekendheid van de risico`s bij de RVC. Hij gebruikte een

opvallende term “het kunstmatig creëren van werkgelegenheid door het ontwerpen van complexe financiële producten”. Als de RVC haar functie niet goed uitvoert omdat er te veel

informatieasymmetrie aanwezig is kan de oorzaak worden gezocht bij het management. Adams & Ferreira (2007) omschrijven dat de CEO verantwoordelijk is voor het verspreiden van relevante informatie naar de RVC. Als de verspreide informatie onvolledig is, dan is de advisering van de RVC niet optimaal.

Doupnik & Perera (2015, blz. 28) maken onderscheid tussen twee vormen waarin landen kunnen opereren common en code law. Common law wordt vooral gebruikt in Engelstalige landen als Engeland en Amerika. Deze landen hebben tevens een grote invloed op de wereldeconomie en beïnvloeden vele landen. In het onderzoek van Deumes & Knechel (2008) wordt het Nederlandse accounting systeem vergeleken met common law landen. De reden hiervoor is dat de kapitaalmarkt in Nederland veel overeenkomsten heeft met Engeland en Amerika. Als uitzondering wordt verwezen naar de ondernemingsstructuur, common law landen maken gebruik van het one-tier model terwijl in Nederland het two-tier model aanwezig is. Het onderzoek is in 2008 openbaargemaakt en heeft de relatie onderzocht tussen economische motieven en het vrijwillig rapporteren over interne

beheersingsmaatregelen met betrekking tot risico. Als beperking van het onderzoek van Deumes & Knechel (2008) is het jaar van publiceren. Pas vanaf 2008 is in Nederland een wet gekomen met betrekking tot het one-tier structuur in Nederland. Ook bij de onafhankelijkheid van de accountant speelt het one- en two-tier systeem een rol van betekenis.

Abraham en Cox (2007) omschrijven dat het management verantwoordelijk is voor het opstellen van de jaarrekening. Doupnik & Perera (2015, blz. 701) vermelden dat de controlerende accountant meer onafhankelijk is wanneer er sprake is van een two-tier board. Bij een two-tier board wordt er door de accountant gerapporteerd aan de RVC. Hierdoor is er sprake van meer onafhankelijkheid van de accountant ten opzichte van het management.

2.5 Interlock

Interlock verbindt ondernemingen aan elkaar omdat individuele bestuursleden werkzaam zijn als bestuurder of commissaris binnen verschillende ondernemingen (Chiu et al., 2013). De interlock heeft een bepaalde invloed op de onderneming. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd waarbij onderzoek is gedaan naar de invloed van de interlock op verschillende bedrijfsaspecten. Bijvoorbeeld door Mandojana & Correa (2015) naar duurzaamheid binnen het management of door Millet- Reyes & Zhao (2010) naar interlock in relatie tot ondernemingsprestaties.

Als een interlock zitting heeft in meerdere ondernemingen heeft de interlock een goede reputatie en bezit een zekere expertise. Bennet (2013) concludeert dat voornamelijk het brede netwerk van de interlock gunstig is voor de onderneming. Davis et al. (2003) concluderen dat interlock zorgt voor een elite netwerk van bestuurders. De bestuurders zijn met elkaar vertrouwd en zorgen dat de

(14)

14 invloed van nieuwe bestuurders achterblijft. Bij nieuwe vacatures worden bevriende bestuurders binnen gehaald zodat het elite netwerk in stand blijft. De besluitvorming door de bestuurders is negatief gerelateerd aan de interlock. Het onderzoek van Davis et al. (2003) is uitgevoerd onder de honderd grootste Amerikaanse ondernemingen in de jaren`80 en`90.

Deumes & Knechel (2008) hebben onderzoek gedaan naar de vrijwillige openbaarmaking van gegevens onder Nederlandse ondernemingen. In het onderzoek wordt geconstateerd dat er in Nederland sprake is van een sterke corporate governance. Als reden wordt aangegeven de sterke aanwezigheid van interlock binnen Nederlandse ondernemingen. Door interlock heeft de

strategische partner een directe controle over de organisatie (Moerland, 1995). In het onderzoek wordt verder aangegeven dat door middel van interlock een sterke onderlinge relatie wordt gelegd tussen ondernemingsgedrag en het hebben van (enige)- controle op de ondernemingsprestatie. Moerland (1995) omschrijft dat interlock in two-tier landen als Nederland en Duitsland meestal voorkomt in de RVC en minder in het management. Deze constatering wordt weer bevestigd in het onderzoek van Non (2008). In dit onderzoek wordt vermeld dat zitting hebben in een RVC geen fulltime baan is, maar beschouwd wordt als een nevenactiviteit. Het management of de executive director wordt in het onderzoek van Abraham en Cox (2007) gezien als een voltijdsbaan. Dit is de reden dat interlock vaker voorkomt in de RVC.

2.6 Hypotheses

Het onderzoek vindt plaats op basis van drie gestelde hypotheses. Deze worden hier nader

toegelicht. Het two-tier model is vooral van toepassing in de lage landen als Nederland en Duitsland (Maassen & Van den Bosch, 1999). Binnen het two-tier model is sprake van een sterke verdeling tussen toezichthouder en management. Er zijn twee raden, waardoor er sprake is van

informatieasymmetrie tussen het management en de RVC (Adams & Ferreira, 2007). Bezemer et al. (2014) concluderen dat het aantal vergaderingen bij een two-tier structuur gering is. Omdat de vergaderingen enkele keren per jaar plaatsvinden concludeert He & Huang (2011) dat het effectief functioneren als gehele raad essentieel is. Bij een one-tier structuur is het contact dagelijks en daardoor worden er minder essentiële beslissingen gemaakt binnen één vergadering. Tijdens vergaderingen bij een two-tier board structuur worden regelmatig vele complexe beslissingen genomen waardoor er bij een two-tier structuur effectiever moet worden gewerkt om juiste beslissingen te kunnen nemen.

Het one-tier model is over de hele wereld een veelvoorkomende structuur. Met name de

toonaangevende landen als Amerika en Engeland maken gebruik van het one-tier model (Maassen & Van den Bosch, 1999). In het one-tier model werken uitvoerende en toezichthoudende bestuurders met elkaar samen in dezelfde raad. De Nederlandse ondernemingen opereren steeds internationaler en daarom is er sinds 2008 een wet gekomen met betrekking tot het one-tier model. Het Ministerie van Justitie in Nederland noemt als nadeel van het one-tier model de moeizame scheiding tussen taken en verantwoordelijkheden van bestuurders en commissarissen (Peij, 2010). Adams & Ferreira (2007) omschrijven dat het one-tier model in samenhang met een sterke onafhankelijke audit commissie positief is voor de aandeelhouders. Een voordeel van het one-tier model is dat de informatieasymmetrie tussen het management en toezichthouder wordt verkleind. Beiden zitten in dezelfde raad en krijgen dezelfde informatie binnen. Op basis van bovenstaande gegevens wordt de eerste hypothese geformuleerd.

H1: Door vermindering van de informatieasymmetrie is er binnen een one-tier model minder sprake van EM dan binnen een two-tier model.

Commissaris zijn van een beursgenoteerde onderneming wordt beschouwd als een nevenfunctie. Het komt regelmatig voor dat leden van RVC zitting hebben in meerdere raden of zelfs deel uit maken van het management van een andere onderneming. Leden van de RVC worden gevraagd vanwege

(15)

15 hun expertise of staat van dienst (Hillman & Daziel, 2003). Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een onderneming een gedeelde bestuurder heeft, enerzijds als lid van de RVC en anderzijds als lid van het managementteam (Millet-Reyes & Zhao, 2010). Chiu et al. (2013) omschrijven dat interlock een verhoogde kans geeft op EM. Het is echter wel afhankelijk van de totale voordelen die EM met zich meebrengt. Interlock wordt in het onderzoek van Non (2008) geassocieerd met “old boys network”. Hiermee wordt bedoeld dat commissarissen een homogeen effect hebben. Het homogene effect is negatief voor de prestaties van de onderneming. Non (2008) omschrijft in het onderzoek dat een goede verdeling tussen individuen essentieel is. Het old boys network kan leiden tot vermindering van de onafhankelijkheid. Kosnik (1990) omschrijft juist dat de onafhankelijkheid ten opzichte van het management essentieel is. Onderzoekers omschrijven zowel de voor als nadelen van interlock. Interlock kan van toegevoegde waarde zijn, mist de onafhankelijkheid ten opzichte van het management wordt gehandhaafd. Op basis van bovenstaande gegevens wordt de tweede hypothese geformuleerd.

H2: Indien er sprake is van interlock zal er meer EM plaatsvinden.

Zowel bij interlock als bij een one-tier structuur wordt in de wetenschappelijke literatuur de

onafhankelijkheid als negatief aspect vastgesteld (Non, 2008; Peij, 2010). Een combinatie tussen het one-tier model en de aanwezigheid van interlock in de one-tier board zal volgens de

wetenschappelijk literatuur zorgen voor een significante daling van de onafhankelijkheid. Een nadeel van te-veel onafhankelijkheid is de mogelijkheid tot EM door het management, omdat er

onvoldoende controle is. Bij een two-tier board is er meer informatieasymmetrie maar wordt de onafhankelijkheid van de RVC ten opzichte van het management beter gewaarborgd (Adams & Ferreira, 2007).Op basis van deze constatering wordt de derde en laatste hypothese geformuleerd.

H3: Ondernemingen met een one-tier structuur en Interlock hebben een hogere kans op EM dan ondernemingen met een two-tier structuur en interlock.

2.6 Conceptueel model

Op basis van de gevormde hypotheses in paragraaf 2.5 worden de hypotheses schematisch weergegeven.

Figuur 1 Conceptueel model

One-Tier Model (H1)

Interlock (H2)

Interlock + One-tier board (H3)

(16)

16

3. Methoden

3.1 Data

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder beursgenoteerde onderneming genoteerd aan de verschillende beursfondsen in de landen Nederland, Frankrijk en Engeland. De Amsterdamse Exchange Index (AEX-index) is het grootste beursfonds in Nederland. De AEX bestaat uit 25 beursgenoteerde ondernemingen. Het kan echter voorkomen dat bedrijven worden verwijderd of toegevoegd, afhankelijk van de handelsomzet van het aandeel of als er sprake is van een overname of faillissement. 8 De Financial Times Stock Exchange Index FTSE-100 is de belangrijkste graadmeter

van de effectenbeurs in Londen.9 In Frankrijk is de CAC-40 de grootste graadmeter. Ook de kleinere

beursfondsen van de reeds beschreven landen zijn gebruikt voor het onderzoek. De reden waarom is uitgeweken naar kleinere beursfondsen is om de aanwezigheid van interlock te verkleinen.

Het onderzoek vindt plaats op basis van negentig willekeurige ondernemingen over het jaar 2014. De ondernemingen zijn verdeeld over de landen Nederland, Engeland en Frankrijk. In totaal worden negentig jaarverslagen onderzocht voor het onderzoek. In het onderzoek wordt geen gebruik gemaakt van ondernemingen gerelateerd aan de financiële sector. Het onderzoek is gebaseerd op bedrijfsinformatie, gevonden op diverse websites en eigen kennis over de desbetreffende beurs genoteerde ondernemingen.

De onderzochte ondernemingen worden onderverdeeld in twee categorieën. De eerste categorie heeft betrekking op one- of two-tier. De tweede categorie heeft betrekking op interlock en daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen interlock en non-interlock.

3.2 Data verwerking

Het meten van de hoeveelheid EM binnen een onderneming wordt in het onderzoek gemeten door middel van accruals. Een jaarrekening is een financieel overzicht van het afgelopen jaar, het resultaat wordt bepaald door de totale kosten en opbrengsten. Als er eind december een verkoop wordt gedaan ontstaat er een balanspositie. De transactie wordt aangemerkt als opbrengst en de ontvangst van de verkoop wordt pas in het volgende jaar afgehandeld. De ontvangst is nog niet verwerkt in het kasstroomoverzicht van de onderneming. Het verschil tussen het resultaat en de kasstroom op operationeel niveau vormen de accruals (Scott, 2012 Blz. 313). Accruals kunnen worden opgesplitst

8 http://www.aexkoersen.com/aex-bedrijven geraadpleegd op 1 oktober 2015 Bezocht op 2 oktober 2015

9 http://www.belegger.nl/Koersen/Aandelen/Londen.aspx geraadpleegd op 12 oktober 2015

Abbott Burberry Group Gailliford Try PLc Kendrion Rexel Solocal Group

Ahold Carrefour Galapagos KLM Royal Mail Solvay

Airbus groep Corbion Gecina Kpn Rubis Stern Groep

Akzo Nobel Croda Genus Plc L`Oreal SABmiller Taylor Wimpey

Aperam Danone GlaxoSmithKline Lucas Bols Saft Ten cate

Associated Britisch Food Diageo Go Ahead Group Macintosh Sage Group Tesco Atos Domino`s pizza group Hammerson Mark & Spencer Sainsbury TomTom

BAM DSM Havas Meggit Sanofi Total

Beter Bed Easy Jet Heijmans Neopost SBM Offshore Ubisoft

BG Group Eiffage Heineken Next Schroders Unilever

Bouygues Eramet Innate Pharma Orange Shell Vallourec

BP Eurazeo Ipsen Ordina Sky Value 8

Britsh American Tobacco Fagron JC Decaux Pernod Richard Sligro Vodafone Britsh land Faurecia Johnson Matthey PostNL smiths Group Wereldhave

BT Group Fugro kardan Refresco Gerber Sodexo Zodiac Aero

(17)

17 in twee soorten. Discretionary accruals (DA) en non-discretionary accruals (NDA). Op de eerste heeft de manager invloed op de tweede niet (Healy, 1985).

Het model van Jones (1991) wordt tijdens het onderzoek gebruikt om de hoeveelheid EM te meten. Zij heeft een methode ontwikkeld voor het analyseren van accruals. De onderzochte bedrijven ga ik onderverdelen in twee secties. De eerste sectie bestaat uit one-tier (OT) of two-tier (TT). De tweede sectie bestaat uit interlock (IL) of geen interlock (GIL). Door deze samenstelling wordt er door middel van onderzoek naar accruals antwoord gegeven op de gestelde deelvragen en hypotheses. Voor de EM formule van Jones (1991) heb ik gebruik gemaakt van de Master-thesis van Lam (2005), Dirks (2010) en Struiksma (2014) alsmede van het boek van Ronen & Yaari (2008). Het meten van de totale accruals vindt plaats door middel van onderstaande formule.

Totale accruals = α¹(1/Ait-1) + α²(ΔREVit/Ait-1) + α³(PPEit/Ait-1) + ἑit

Ait-1 = Totale activa jaar -1 REVit= Omzet huidige jaar PPEit = Vaste activa ἑ= Error term

α= parameters variabele coëfficiënt Δ= Delta verandering in jaar

De theorie van Jones is ontworpen op basis van een regressiemodel. De coëfficiënt wordt gezien als een variabele (indicator variable), in de wiskundige literatuur bekend als een dummy variabele. Deze variabele geeft de formule twee keuze mogelijkheden (Keller, 2012 Blz. 706). Als de keuze

daadwerkelijk van toepassing is op het onderzoek wordt er bijvoorbeeld een 1 toegekend, als de keuze geen betrekking heeft op het onderzoek wordt er bijvoorbeeld een 0 toegekend. In de formule van Jones (1991) wordt er gewerkt met drie dummy variabelen. Een schatting van de parameters vindt via het volgende model plaats op basis van een ordinary least square regressie:

Totale accruals = (ΔCAt-ΔCLt-ΔCasht-DEPt)/At-1)

ΔCA= verandering vlottende activa ΔCL= verandering vlottende passiva Δ CASH= verandering liquide middelen DEP= afschrijvingen in het boekjaar

Voor het berekenen van de discretionary accruals wordt gebruik gemaakt van de volgende formule (Struiksma, 2014; Dechow et al., 1995).

DAit = TA/Ait-1 – (α1 (1/Ait-1) + α2 (ΔREVit/Ait-1) + α3 (PPEit/Ait-1))

Managers hebben geen invloed op non discretionary accruals (Healy, 1985). Voor het berekenen van de NDA wordt gebruik gemaakt van het modified Jones model (Ronen & Yaari, 2008 Blz. 436). In dat model wordt verondersteld dat de manager invloed heeft op de omzet. Daarom wordt de

verandering van de omzet gekoppeld aan de veranderingen in de debiteuren positie. Non Discretionary accruals (NA) = âi (1/Ait-1) + â²i(ΔREVit-ΔARit)/Ait-1) + â³i(PPEit/Ait-1) Ait-1= Totale activa jaar -1

REVit= Omzet huidige jaar

AR1t= veranderingen in debiteuren (huidige-vorig jaar ) PPEit= Vaste activa

(18)

18 Het bepalen van de discretionary accruals kan tevens plaatsvinden door de totale accruals te

verminderen met de non-discretionary accruals.

3.3 Statistisch model

Voor het testen van de hypotheses wordt gebruik gemaakt van het softwareprogramma SPSS. De verzamelde data wordt verwerkt tot een regressie-formule zodat er een regressie analyse ontstaat waaruit de conclusie wordt getrokken voor het beoordelen van de gestelde hypotheses. Aan de hand van de regressie kan worden beoordeeld in hoeverre de structuur van de onderneming of interlock verband houdt met het aanwezige earnings management binnen de onderneming.

In het onderzoek wordt earnings management gemeten aan de hand van de drie onafhankelijke variabelen one-tier, two-tier en interlock. in het regressie model wordt het verband weergegeven (Keller, 2012 Blz. 608). Het gebruikte lineaire regressiemodel kan als volgt worden gekwantificeerd: Y= α + β1 one-tier + β2 interlock + β3 two-tier * interlock + β controls + e

Y= afhankelijke variabele earnings management α = constante factor

β1= discretionary accruals one-tier β2= discretionary accruals interlock

β3= discretionary accruals two-tier E= Stortingsterm

Het model is ontworpen om de onafhankelijke variabele te kunnen toetsen. De formule is bedoeld om de correlatie tussen de verschillende variabelen te kunnen analyseren. De correlatie-coëfficiënt bestaat altijd uit drie mogelijkheden: -1 perfecte negatieve lineaire correlatie, 0 geen lineair verband tussen de variabelen en 1 perfect positieve lineaire correlatie (Keller, 2012 Blz. 126).

3.4 Afhankelijke variabele

EM binnen een onderneming kan op verschillende manieren worden gemeten. Lasalle et al. (1993) onderzochten EM door middel van discretionary accruals in de relatie tot verandering van het management. Chiu et al. (2013) onderzochten EM met betrekking tot de kans dat een onderneming haar jaarrekening moest aanpassen omdat er sprake was van EM. In dit onderzoek wordt onderzocht of de ondernemingsstructuur van de RVC van invloed is op EM. De afhankelijke variabele is de hoeveelheid aanwezige EM.

3.5 Onafhankelijke variabele

EM door middel van accruals wordt in het onderzoek gepresenteerd als afhankelijke variabele. De onafhankelijke variabele beïnvloed de hoeveelheid EM binnen de onderneming. In het onderzoek beïnvloed de RVC de aanwezige hoeveelheid EM. De effectiviteit van de RVC wordt gemeten op basis van het one- of two-tier model en interlock, de onafhankelijke variabelen in het onderzoek.

(19)

19

3.6 Controle variabele

Voor de betrouwbaarheid van de controle-variabele is het van belang dat de controle-variabele invloed heeft op de afhankelijke variabele en samenhangt met de onafhankelijke variabele.10 De data

uit het onderzoek worden verkregen van beursgenoteerde ondernemingen genoteerd aan de AEX, CAC 40 of FTSE 100 of kleinere beursfondsen in de landen Nederland, Engeland of Frankrijk. Omdat er uitsluitend wordt gewerkt met deze beursfondsen als data vormen deze beursfondsen een

controlevariabele. Als controle variabele wordt tevens gebruik gemaakt van de aanwezigheid van een audit-commissie. Chiu et al. (2013) hebben onderzocht dat EM sterker is wanneer de directeur een sterke positie heeft als voorzitter of een zetel heeft binnen een auditcommissie. Adams & Ferreira (2007) concluderen dat aandeelhouders beter af zijn bij een one-tier structuur met een monitorende functie van de audit commissie. Als derde controle-variabele wordt er gekeken of de controlerend accountant deel uit maakt van de BIG Four. Als vierde en laatste controle-variabele wordt

onderscheid gemaakt tussen ondernemingsgrootte. Ondernemingen met activa boven de 1000 miljoen wordt aangemerkt als groot. Tabel twee geeft een overzicht weer van de gebruikte variabelen in het onderzoek.

10 https://www.scribbr.nl/scriptie-structuur/conceptueel-model-controlevariabelen/ Bezocht op 2 oktober 2015

Variabele Toelichting

Afhankelijke variabele AV

Earnings Management EM Invloed van management op het resultaat Onafhankelijke variabele OV

One-Tier OT RVC en management zelfde raad

Two-Tier TT RVC en management eigen raad

Interlock IL Bestuurder/ manager werkzaam bij meedere ondernemingen

CV

Audit commissie Interne onafhankelijke toezichthoudende raad

Beursnotering hoofdfonds AEX Onderneming genoteerd aan AEX, CAC 40 of FTSE 100 Big 4 accountant AC Wordt de onderneming gecontroleerd door een Big Four Grote onderneming Size Assets groter dan 1.000 miljoen

(20)

20

4. Resultaten

4.1 Toelichting op de hypotheses

In het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse variabelen. De variabelen kunnen worden

opgesplitst in drie soorten groepen: onafhankelijke-, afhankelijke- en controlevariabelen. In tabel 3 wordt de beschrijvende statistiek van de variabelen weergegeven, bestaande uit gemiddelde en standaarddeviatie. De afhankelijke variabele in het onderzoek is earnings management (EM). Er wordt gewerkt met drie onafhankelijke variabelen, namelijk: one-tier, interlock en een interactie effect tussen de twee variabelen one-tier en interlock. Onder de laatste categorie vallen de controle variabelen. In het onderzoek wordt er gewerkt met vier controle variabelen. Deze geven richting aan het onderzoek. De controle variabelen worden getest met behulp van dummy’s. Als de controle variabele van invloed is op de onderneming, wordt een 1 toegekend in SPSS. Indien de controle variabele niet van toepassing is, wordt een 0 toegekend in SPSS. De eerste controle variabele is de aanwezigheid van een audit commissie. De tweede controle variabele is de beursnotering in een hoofdfonds. Vervolgens wordt er getest of de controlerend accountant deel uitmaakt van de Big 4. Als laatste controle variabele wordt gebruik gemaakt van de ondernemingsgrote van de

onderneming (size).

De onderzochte data bestaat uit 90 onderzochte ondernemingen verdeeld over de landen

Nederland, Engeland en Frankrijk. Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van drie hypotheses. De drie hypotheses hebben betrekking op one-tier, two-tier en interlock. Onderstaand is weergegeven welk gedeelte uit de populatie betrekking heeft op de drie onderzochte onafhankelijke variabelen.

Gemiddelde Standaard Deviatie Totale ondernemingen Onderneming met aanwezige variabele % ten opzichte van totaal Afhankelijke variabele Earnings Management 0,000 0,085 90 90 100% Onafhankelijke variabelen One-Tier 0,640 0,481 90 58 64% Interlock 0,670 0,474 90 60 67% One-Tier * Interlock 0,440 0,500 90 40 44% Controle variabelen Audit Commissie 0,920 0,269 90 83 92% Beursnotering hoofdfonds 0,590 0,495 90 53 59% Big 4 0,990 0,105 90 89 99% Size 0,760 0,432 90 68 76%

Definitie van de variabelen

EM Invloed van management op het resultaat

One-Tier Dummy variabele = 1 indien RVC en management zelfde raad, anders 0

Interlock Dummy variabele= 1 indien individu werkzaam bij meedere ondernemingen, anders 0 Interactie Dummy variabele = 1 indien one-tier structuur + interlock, anders 0

Audit Commissie Dummy variabele = 1 Indien interne onafhankelijke toezichthoudende raad, anders 0 Beursnotering hoofdfonds Dummy variabele = 1 indien onderneming genoteerd hoofdfonds, anders 0

Big 4 Dummy variabele = 1 indien de onderneming gecontroleerd door big 4, anders 0 Size Dummy variabele = 1 indien assets groter dan 1.000 miljoen, anders 0

(21)

21

4.2 Berekende parameters

In het model van Jones wordt gebruikt gemaakt van parameters. Deze worden geschat op basis van een regressie analyse in het programma SPSS. De gegevens zijn berekend in Excel en vervolgens geëxporteerd naar SPSS. De uitkomsten in SPSS worden gezien als regressie coëfficiënten. De berekende coëfficiënten gelden voor de gehele steekproef.

Het Jones-model omvat drie parameters en een constante parameter. De constante parameter wordt weergegeven als -0.006 zonder significante invloed. De tweede parameter (Totale Activa) heeft een bèta van -0.831 en geen significante invloed. De parameter (Verandering in Omzet) heeft een negatieve bèta van -0.831 en is significant bij P<0.01. Het is een laag significantie niveau. Waardoor kan worden geconcludeerd dat de verandering in omzet van negatieve invloed is op earnings management. De laatste parameter, (PPE) heeft net als de voorgaande parameters een negatieve bèta van -0.174 en is tevens significant bij P<0.01. De laatste parameter geeft weer dat er een significante negatieve relatie is gevonden tussen PPE en earnings management. Op basis van de berekende gegevens in SPSS kan een predicted value worden opgesteld: Ŷi= -0.006+ -0.831 * X1+ - 0.351 * X2 + -0.174 * X3.

Uit de bovenstaande regressieanalyse kan een conclusie worden getrokken over de verklaarbaarheid van de berekende gegevens (Keller, 2012 blz. 139). De berekende R2 is 0.214. Dit betekent dat 21,4%

van de variatie wordt verklaard. Het overige percentage 78,6%, wordt niet verklaard door de gebruikte variabelen in de regressie.

4.3 Hypotheses

Het onderzoek bestaat uit 90 onderzochte ondernemingen. Van elke onderneming was het jaarverslag beschikbaar. In tabel vijf zijn de resultaten van het onderzoek samengevoegd in een algemene tabel. Het onderzoek in SPSS is uitgevoerd op basis van vijf verschillende testen. Het eerste model is specifiek bedoeld voor de controle variabelen die richting geven aan het onderzoek. De eerste hypothese wordt getest op basis van model twee. De tweede hypothese wordt getest op basis van het derde model. De derde en laatste hypothese is een interactie effect tussen one-tier en interlock. Deze hypothese wordt op twee manieren getest individueel en interactief. Model vier is het individuele model en model vijf is een interactieve relatie tussen one-tier en interlock. In de tabel worden twee waardes weergegeven per variabele. De eerste waarde wordt weergegeven als β. De tweede waarde wordt weergegeven als het significantie niveau.

Constante -0,006 0,707 -0,831 0,749 -0,315 0,002*** -0,174 0,001*** R Square 0,214 *p <0,10 significant **p<0,05 significant ***p<0,01 significant Verandering in Omzet PPE

Tabel 4 Berekende parameters model Jones

Bèta Significatie

Parameters

(22)

22 De eerste hypothese heeft betrekking op de hoeveelheid aanwezige EM, indien er sprake is van een tier structuur. Door verminderde informatieasymmetrie wordt verondersteld dat er bij een one-tier structuur minder EM is. De toezichthouder (non- executive director) heeft meer controle op het management (Millet-Reyes & Zhao, 2010). De eerste hypothese wordt getest op basis van model twee. Uit het onderzoek is een positief significant verband geconstateerd tussen EM en het one-tier model. De bèta bedraagt 0.039 en is significant bij P<0.10 (significantie niveau 0.081). Het resultaat van de eerste hypothese bevestigt het onderzoek van Peij (2010). Hij schrijft dat bij een one-tier structuur de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt aangetast. Een vermindering van de onafhankelijkheid draagt bij aan meer EM door het management.

Op basis van het onderzoek van Adams & Ferreira (2007) wordt verondersteld dat bij een one-tier model minder EM aanwezig is omdat de informatieasymmetrie minder sterk is. De toezichthouder, de non-executive director, is volop aanwezig tijdens de bedrijfsvoering (Abraham & Cox, 2007).

Lineair Regressiemodel Model 1 Controle Model 2 Controle One-Tier Model 3 Controle Interlock Model 4 Controle One-Tier Interlock Model 5 Controle Interactie One-Tier * Interlock Constant 0,102 0,102 0,102 0,102 0,102 {0,236} {0,230} {0,238} {0,232} {0,226} Onafhankelijke variabelen One-Tier 0,039** 0,038** -0,008 {0,081} {0,087} {0,816} Interlock -0,011 -0,009 -0,055 {0,586} {0,645} {0,090} One-Tier * Interlock 0,072** (Interactie) {0,075} Controle variabelen Audit Commissie -0,031 -0,039 -0,027 -0,036 -0,027 {0,427} {0,303} {0,491} {0,352} {0,488} Beursnotering hoofdfonds 0,004 -0,012 0,003 -0,012 -0,016 {0,866} {0,605} {0,874} {0,608} {0,488} Big 4 -1,00 -0,104 -0,097 -0,101 -0,077 {0,287} {0,262} {0,303} {0,276} {0,405} Size 0,030 0,025 0,032* 0,027 0,025 {0,218} {0,294} {0,197} {0,271} {0,307} R2 0,044 0,078 0,047 0,080 0,116 R2 Adjusted -0,001 0,023 -0,009 0,014 0,040

Definitie van de variabelen

EM Invloed van management op het resultaat

One-Tier Dummy variabele = 1 indien RVC en management zelfde raad, anders 0

Interlock Dummy variabele= 1 indien individu werkzaam bij meedere ondernemingen, anders 0 Interactie Dummy variabele = 1 indien one-tier structuur + interlock, anders 0

Audit Commissie Dummy variabele = 1 Indien interne onafhankelijke toezichthoudende raad, anders 0 Beursnotering hoofdfonds Dummy variabele = 1 indien onderneming genoteerd hoofdfonds, anders 0

Big 4 Dummy variabele = 1 indien de onderneming gecontroleerd door big 4, anders 0 Size Dummy variabele = 1 indien assets groter als 1.000 miljoen, anders 0

*p <0,10 significant **p<0,05 significant ***p<0,01 significant

Tabel 5 Lineaire Regressie model op basis van earnings management

(23)

23 Daarnaast is de functie van de non-executive director anders dan de functie van de RVC in een two-tier structuur (Non, 2008). In een two-two-tier structuur, waar de RVC vooral wordt gezien als een nevenactiviteit, wordt tevens te weinig vergaderd door de toezichthoudende board (Bezemer et al., 2014). Door deze verschillende factoren ontstaat er in een two-tier structuur een grote

informatieasymmetrie tussen toezichthouder en management. In diverse onderzoeken zijn

voordelen genoemd van het one-tier model. Adams & Ferreira (2007) omschrijven dat het one-tier model, samenhangend met een sterke onafhankelijke audit commissie, gunstig is voor de

aandeelhouders. Op basis daarvan is de eerste hypothese gesteld. De uitkomst van de hypothese is echter, dat het one-tier model significant positief is gerelateerd met EM. Deze opvallende uitkomst van de eerste hypothese kan verklaard worden door twee gerelateerde aspecten van het one-tier model. Het eerste aspect heeft betrekking op de aanwezigheid van een sterke audit commissie. Het tweede aspect heeft betrekking op onafhankelijkheid van de non-executive director. In het

onderzoek van Adams & Ferreira (2007) wordt one-tier model gekoppeld aan een sterke audit commissie. In de eerste hypothese is echter geen relatie gelegd met het one-tier model en een audit commissie. Audit commissie is in het onderzoek opgenomen als controle variabele en is niet

significant negatief gerelateerd tot EM. Deze bevinding is in overeenstemming met het onderzoek van Adams & Ferreira (2007). Er is geen significante relatie tussen de controle variabele audit commissie en EM, maar een niet significante negatieve relatie. Lee (2015) omschrijft de functie van een audit commissie als het monitoren van de activiteiten die plaatsvinden binnen de onderneming. Lee (2015) verklaart verder in zijn onderzoek dat een audit commissie zorgt voor een afname van frauduleuze accounting praktijken. De reden waarom de eerste hypothese significant positief is gerelateerd met EM, is omdat er geen invloed is van een audit commissie. In de eerste hypothese wordt one-tier individueel getest. KPN verklaart op haar site het volgende over de functie van haar audit commissie; “Het Audit Committee heeft als taak toe te zien op met name de (kwaliteit van de) boekhouding en financiële verslaggeving, inclusief kwartaalberichten en jaarverslagen,

boekhoudkundig en financieel verslagleggingsbeleid en procedures, (de kwaliteit van) het interne beheersingsysteem en de interne audit-functie, de onafhankelijke externe controle van de jaarrekening, de prestaties en de evaluatie van de externe accountant en de naleving van de relevante wet- en regelgeving” 11.

In de eerste hypothese wordt het one-tier model echter individueel getest. Het tweede aspect is de onafhankelijkheid van de non-executive director. Peij (2010) omschrijft dat de onafhankelijkheid van de non-executive director afneemt in een one-tier structuur. De primaire functie van een audit commissie is het verstrekken van een redelijke zekerheid over de bedrijfsprocessen en de daarmee gekoppelde financiële rapportage. De rapportage wordt opgesteld door het management. Daardoor heeft een audit commissie een monitorende rol op het management (Lee, 2015). Omdat in de eerste hypothese de functie van een audit commissie is uitgesloten, heeft dit directe gevolgen voor de onafhankelijkheid van de non-executive director. Een audit commissie heeft net als de non-executive director als functie het controleren van het management. De non-executive is zich bewust van de invloed van de audit commissie en haar functie. Als de non-executive haar verantwoordelijkheden niet optimaal uitvoert, bestaat de kans dat een actieve audit commissie hier bevinding van neemt. Adams & Ferreira (2007) geven ook expliciet weer dat er sprake moet zijn van een sterke audit commissie. Door de aanwezigheid van een (sterke) audit commissie wordt de non-executive director gedwongen om onafhankelijk te blijven ten opzichte van het management, de executive director.

De invloed van interlock op earnings management

De tweede hypothese wordt getest op basis van het derde model. Er is een negatieve, niet

significante relatie geconstateerd tussen de aanwezigheid van interlock en de aanwezigheid van EM binnen de onderneming, een bèta van -0.011. In de gestelde hypothese wordt ervan uitgegaan dat

11 http://corporate.kpn.com/het-bedrijf/ons-bedrijf/ons-bestuur-2/raad-van-commissarissen/audit-committee.htm bezocht op 19-02-2016 omstreeks 17:39

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

credit provider must provide proof to a court that a section 129(1) notice of default (i) has been despatched to the consumer's registered address and (ii) that the notice reached

Wanneer niet aangetoond kan worden dat Earnings Management en belastingtransparantie verband met elkaar houden door Earnings Management te meten via Book-Tax verschillen zou

Daarnaast had Barton (2001) in zijn onderzoek de discretionaire accruals absoluut gemaakt. Uit Vergelijking 1 blijkt dat de controle variabele Big4 een negatieve

Om bovenstaande hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van de volgende hypothese: Ondernemingen die gebruik maken van een combinatie van NFPM en FPM waarop de

Daarom is de relatie tussen non-audit fees en earnings management onderzocht en worden de resultaten gebruikt om conclusies te trekken over de relatie tussen non-audit

RQ: How do source type (controllable or uncontrollable) and frame (gain or loss) influence brand attitudes and repurchase intentions when communicating a price increase due to

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,

Onderzoek aan en ontwikkeling van de volgende generatie gebouwschil is in mijn visie een continue wisselwerking tussen de prestaties of functies die vervuld moeten worden, de