• No results found

IFRS voor het MKB: een schot in de roos of een complete misser?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IFRS voor het MKB: een schot in de roos of een complete misser?"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IFRS voor het MKB: een

schot in de roos of een

complete misser?

Een schets van de politieke toekomst van IFRS

voor het MKB in Nederland.

Laura Kraai S1772058

MSc Accountancy

(2)

2

Abstract.

In 2009, the IASB published a new accounting standard, the ‘IFRS for small and medium-sized entities’. Despite the extensive development process followed by the IASB, the standard might not live up to the expectations. Research to date has focused mostly on the development process and the suitability of the standard according to small and medium-sized entities. However, no insight has been acquired into the political future of the standard. By first analyzing the available literature on the subject, and subsequently gathering and analyzing the views of Dutch political parties and interest groups, a sketch of the future of this new accounting standard in the Netherlands will be acquired. Based on the studied literature, the future of the standard is still unsure. The benefits and costs of IFRS for small and medium-sized entities can only be defined when the standard has been widely adopted.

Following from the data obtained during the interviews, it can be concluded that although the standard can offer benefits for some, for most companies it will only lead to additional costs. If the standard is to be adopted in the European Union, the interviewees express a clear preference for a voluntary adoption, giving the company the final choice on the standard to use in its financial statements.

(3)

Inhoudsopgave.

ABSTRACT……….2

1. Introductie. 1.1: Introductie IFRS voor het MKB………..4

1.2: Huidige situatie EU en Nederland t.o.v. IFRS voor het MKB………4

1.3: Wetenschappelijke relevantie………..6

1.4: Praktische relevantie………8

1.5: Onderzoeksvraag……….9

2. Theorie. 2.1: Inleiding……….10

2.2: Het maatschappelijk belang van het MKB………10

2.3: De ontwikkeling van IFRS voor het MKB………13

2.4: Onderzoek naar IFRS voor het MKB………19

2.5: De huidige stand van zaken voor IFRS voor het MKB……….22

2.6: De rol van de politiek……….26

2.7: Onderzoeksvraag………30 3. Methode……….32 4. Resultaten………..34 5. Conclusie en discussie………...39 6. Literatuurlijst……….43 Bijlage 1: Interviewvragen………47

(4)

4

Hoofdstuk 1: Introductie.

§1.1: Introductie IFRS voor het MKB.

De International Accounting Standards Board (IASB) heeft in 2009 een verslaggevings-standaard voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) gepubliceerd. Deze verslaggevings-standaard staat bekend als de International Financial Reporting Standard for Small and Medium Entities (IFRS for SMEs – IFRS voor het MKB). Volgens de door de IASB gehanteerde definitie van het MKB vallen hieronder organisaties zonder publieke aansprakelijkheid die financiële verslagen publiceren voor externe gebruikers (IASB, 2009a).

De IASB heeft ervoor gekozen om IFRS voor het MKB te baseren op de International

Financial Reporting Standard (IFRS) voor beursgenoteerde ondernemingen (IASB, 2009b). IFRS voor het MKB is een aangepaste versie van de volledige IFRS, gericht op de specifieke behoeftes van gebruikers van financiële verslaggeving van het MKB. Er is hierbij eveneens rekening gehouden met de kosten en baten van het toepassen van de nieuwe standaard. De IASB claimt dat met de nieuwe standaard wordt ingespeeld op de behoefte binnen het MKB: een nieuwe verslaggevingsstandaard toegespitst op het MKB (IASB, 2009b).

§1.2: Huidige situatie EU en Nederland t.o.v. IFRS voor het MKB.

In de Europese Unie (EU) kunnen meerdere verslaggevingsstandaarden worden toegepast. Voor beursgenoteerde ondernemingen is het verplicht de financiële verslaggeving op te stellen onder IFRS. Niet-beursgenoteerde ondernemingen dienen hun financiële verslaggeving in overeenstemming te brengen met de 4e en 7e Richtlijn die vanuit de EU zijn opgesteld. Omdat de nationale verslaggevingsstandaarden in Europa reeds in overeenstemming zijn met de Europese Richtlijnen, zijn dit de meest toegepaste standaarden voor Europese niet-beursgenoteerde ondernemingen.

Momenteel vindt binnen de EU de discussie plaats rond het (eventueel vrijwillig) adopteren van IFRS voor het MKB door de Europese lidstaten. Ter ondersteuning van deze discussie heeft de Europese Commissie een Consultatie uitgevoerd (European

(5)

5

Commission for Internal Markets and Services, 2009). Belanghebbenden hebben de gelegenheid gekregen te reageren op deze Consultatie via comment letters. Deze reacties zijn door de EU openbaar gemaakt.

Uit deze reacties op de Consultatie komt onder andere naar voren dat er, ondanks het zorgvuldige proces dat door de IASB is gevolgd bij de ontwikkeling van de standaard, een aantal bezwaren bestaan tegen IFRS voor het MKB (Quagli en Paolini, 2012; DiPietra, Evans, Chevy, Eierle en Jarvis, 2008).

Mede op basis van de ontvangen reacties zal de EU haar besluit nemen rond de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB. Hiervoor bestaan meerdere keuzemogelijkheden: verplichte of vrijwillige adoptie van IFRS voor het MKB voor alle lidstaten, of de keuze voor eventuele adoptie wordt overgelaten aan de lidstaten (European Commission for Internal Market and Services, 2010). In dit kader betekent vrijwillige adoptie dat de overheden de keuze laten aan de ondernemingen om IFRS voor het MKB wel of niet te adopteren. Dit betekent echter niet dat de standaard aangepast wordt: bij adoptie zal de onderneming de volledige IFRS voor het MKB-standaard moeten toepassen.

Voor Nederland zal de uiteindelijke beslissing van de EU van grote invloed zijn: IFRS voor het MKB kan in Nederland alleen worden toegepast mits deze standaard in overeenstemming is met Europese wetgeving, dus de 4e en 7e Richtlijn. Dit is momenteel niet het geval (Van den Ende en Reimers, 2011). Op dit moment wordt verslaggeving door het MKB in Nederland opgesteld op basis van BW 2, Titel 9, wat in overeenstemming is met de Europese Richtlijnen. Daarbij worden de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in acht genomen (Van den Ende en Reimers, 2011). Voor een overzicht van de verschillen tussen IFRS voor het MKB, de volledige IFRS en de Nederlandse regelgeving wordt verwezen naar bijlage 2. Hieruit komt naar voren dat de verschillen tussen IFRS voor het MKB en de Nederlandse regelgeving aanzienlijk zijn. Om IFRS voor het MKB derhalve in een Europese lidstaat te kunnen toepassen, dient niet alleen een wetsartikel te worden aangepast waardoor dit wordt toegestaan, maar dient de standaard ook inhoudelijk te worden aangepast waardoor deze niet meer strijdig is met de Europese Richtlijnen. Er is derhalve zowel een formele als een inhoudelijke aanpassing

(6)

6

benodigd.

Wanneer de EU ertoe besluit dat de keuze wordt gedelegeerd aan de lidstaat (in dit geval Nederland), zullen de politieke partijen in die lidstaat het laatste woord hebben over de adoptie van IFRS voor het MKB. Naar verwachting zullen Nederlandse belangengroepen in dat geval proberen invloed uit te oefenen op de uiteindelijke keuze in Nederland. Hoewel nog niet duidelijk is of de keuze rond adoptie van de nieuwe standaard zal worden overgelaten aan de Nederlandse politiek, is het wel zinvol om de huidige opvattingen van de Nederlandse politieke partijen en de grote belangengroepen te inventariseren. Op deze wijze kan inzicht worden verkregen in de toekomst van IFRS voor het MKB in Nederland.

§ 1.3: Wetenschappelijke relevantie.

Tot dusver is er relatief weinig onderzoek gedaan naar het MKB en hun behoeftes. Er is eveneens weinig bekend over de nieuwe standaard voor het MKB. Hierdoor is de toekomst van IFRS voor het MKB nog onduidelijk. Door te inventariseren hoe de Nederlandse politiek en de Nederlandse belangengroepen de toepassing van de standaard in Nederland zien, kan een beter toekomstbeeld geschetst worden van de standaard. De uitkomsten van de onderzoeken die hieronder worden genoemd, zullen worden behandeld in Hoofdstuk 2, de Theorie.

De IASB heeft IFRS voor het MKB ontwikkeld om in te spelen op de behoeftes binnen het MKB. Tot dusver is echter weinig onderzoek gedaan naar de behoeftes van kleine en middelgrote ondernemingen met betrekking tot financiële verslaggeving. De behoeftes van de gebruikers van financiële verslaggeving van het MKB zijn eveneens een relatief onbekend gebied in de wetenschappelijke literatuur.

Voorbeelden van bestaande literatuur over behoeftes van het MKB en de gebruikers zijn het onderzoek van Francis, Khurana, Martin en Pereira (2008) waarbij is gekeken naar factoren die de adoptie van een nieuwe standaard door niet-beursgenoteerde ondernemingen beïnvloeden, en het onderzoek van Cole, Brason en Breesch (2009), waarbij is gekeken naar de behoeftes van gebruikers van financiële verslaggeving van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen.

(7)

7

Hoewel deze onderzoeken een basis leggen voor de wetenschappelijke literatuur rond de behoeftes van het MKB en de gebruikers van hun financiële verslaggeving, is het beeld nog niet volledig. Door de opvattingen van politieke partijen en belangengroepen in Nederland te inventariseren, kan een beter beeld van de toekomst van IFRS voor het MKB in Nederland worden verkregen. Door de standpunten te analyseren en vergelijken kan de politieke toekomst van de standaard in Nederland worden geschetst.

De IASB heeft ervoor gekozen IFRS voor het MKB te baseren op de volledige IFRS, aangepast op de behoeftes van het MKB. Hierdoor vertoont IFRS voor het MKB veel overeenkomsten met de volledige standaard, waardoor eerder onderzoek naar de volledige IFRS ook relevant kan zijn voor het inzicht in IFRS voor het MKB.

Eerder onderzoek naar de volledige IFRS heeft zich onder andere gericht op het effect van de adoptie van IFRS op de cost of capital van ondernemingen (Dargenidou, McLeay en Raonic, 2006), de gevolgen van adoptie van IFRS voor ondernemingen (Daske, Hail, Leuz en Verdi, 2008), de reactie van de markt op adoptie van IFRS (Armstrong, Barth, Jagolinzer en Riedl, 2010) en de beoordeling door experts (zoals financiële analisten) van de kwaliteit van financiële verslaggeving opgesteld onder IFRS (Daske en Gebhardt, 2006).

De effecten van de adoptie van IFRS door ondernemingen kunnen eveneens van toepassing zijn bij de adoptie van IFRS voor het MKB. Dit is echter niet met zekerheid te stellen. Bij de inventarisatie van de opvattingen van Nederlandse politieke partijen en belangengroepen zal derhalve aandacht worden besteed aan de verwachte gevolgen van (vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB door ondernemingen, welke tegen de resultaten van bovengenoemde onderzoeken kunnen worden afgezet.

Naast de bestaande literatuur over de volledige IFRS hebben er ook enkele onderzoeken plaatsgevonden die zich richten op IFRS voor het MKB. Schiebel (2007) heeft het proces dat door de IASB is gevolgd bij de ontwikkeling van de nieuwe standaard onderzocht. Uit zijn onderzoek komt naar voren dat er door de IASB onvoldoende is geluisterd naar de behoeftes van de uiteindelijke opstellers en gebruikers van financiële verslaggeving van

(8)

8

het MKB. Quagli & Paolini (2012) hebben gekeken naar het proces binnen de EU, waaronder de Consultatie die door de Europese Commissie is uitgevoerd. Hieruit komt eveneens naar voren dat er een kloof bestaat tussen de nieuwe standaard en de behoeftes van de opstellers en gebruikers.

Hoewel de IASB aangeeft dat met de nieuwe standaard wordt ingespeeld op de behoeftes van het MKB (IASB, 2009b), komt uit bovenstaande onderzoeken een ander beeld naar voren. Uit de interviews met de vertegenwoordigers van de Nederlandse politieke partijen en belangengroepen kan een beter beeld worden verkregen van de bestaande behoeftes. Hiermee wordt bijgedragen aan de literatuur rond het MKB en de behoeftes rond hun financiële verslaggeving.

§ 1.4: Praktische relevantie.

Dat de nieuwe standaard niet voldoet aan de eisen die door het MKB worden gesteld, blijkt des te meer uit het onderzoek van Eierle en Haller (2009). Zij hebben de behoeftes van de gebruikers van financiële verslaggeving van het MKB in Duitsland onderzocht. Litjens, Bissessur, Langendijk en Vergoossen (2012) hebben een soortgelijk onderzoek uitgevoerd in Nederland, gericht op de inschatting van de kosten en baten door opstellers van financiële verslaggeving.

Deze onderzoeken benadrukken het belang van de keuze die door de Nederlandse politiek gemaakt zal moeten worden: zal er worden geluisterd naar de behoeftes binnen het MKB, of zal men, net als de IASB, hier (deels) aan voorbij gaan en alsnog de nieuwe standaard invoeren? Hiertoe zullen de bestaande verwachtingen en opvattingen van het MKB, in kaart gebracht in eerder wetenschappelijk onderzoek, worden vergeleken met de data verkregen uit interviews met vertegenwoordigers van politieke partijen en belangengroepen.

De IASB heeft op het moment van publicatie van IFRS voor het MKB aangegeven dat er driejaarlijks Comprehensive Reviews van de standaard zullen plaatsvinden (IFRS Foundation, 2012). Voor de eerste review van de standaard kon tot november 2012 commentaar worden ingezonden. Eventuele herzieningen zullen in 2014 verwerkt worden

(9)

9

in de standaard, en vanaf 2015 zullen deze geïmplementeerd moeten worden door de opstellers van financiële verslaggeving onder IFRS voor het MKB.

Evenals bij de eerste review van de standaard zullen bij toekomstige reviews de opstellers, gebruikers en andere belangengroepen rondom financiële verslaggeving van het MKB in de gelegenheid worden gesteld hun reactie te geven op de standaard.

De inventarisatie van de opvattingen van de Nederlandse politieke partijen en de belangengroepen kan hierbij als input dienen voor de toekomstige reviews. Hierdoor wordt het de IASB mogelijk gemaakt beter in te spelen op de behoeftes van opstellers, gebruikers en andere belanghebbenden.

§1.5: Onderzoeksvraag.

De hoofdvraag van dit onderzoek is: wat is de politieke toekomst van de nieuwe standaard IFRS voor het MKB in Nederland? Deze hoofdvraag zal worden beantwoord met behulp van de volgende deelvragen:

1. Wat is het belang van het MKB wereldwijd, in Europa en Nederland? Rechtvaardigt dit belang de ontwikkeling van een verslaggevingsstandaard voor het MKB?

2. Hoe is de nieuwe standaard tot stand gekomen, en welke voordelen kan deze standaard bieden aan het MKB?

3. Wat is er tot dusver bekend over IFRS voor het MKB op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek, en welke factoren beïnvloeden de adoptiebeslissing van MKB ondernemingen?

4. Wat is de huidige stand van zaken rond de adoptie van IFRS voor het MKB wereldwijd, in Europa en in Nederland?

5. Wat voor rol zal de (Nederlandse) politiek spelen bij de eventuele adoptie van IFRS voor het MKB, en wat betekent dit voor de toekomst van de standaard?

Deelvraag 1 tot en met 4 zullen met name op basis van theorie worden beantwoord. Deelvraag 5 zal daarentegen worden behandeld op basis van data verkregen uit interviews met Nederlandse politici en vertegenwoordigers van belangengroepen voor het MKB.

(10)

10

Hoofdstuk 2: Theorie.

§2.1: Inleiding.

In dit Hoofdstuk zal de literatuur met betrekking tot het MKB, IFRS en IFRS voor het MKB worden behandeld. Er zal eerst worden ingegaan op het belang van het MKB voor de maatschappij op wereldwijd, Europees en Nederlands niveau. Daarna zal het ontwikkelingstraject van IFRS voor het MKB worden behandeld, evenals het nut van IFRS voor het MKB ten opzichte van andere algemeen geaccepteerde verslaggevingsstandaarden.

Eerder onderzoek naar de volledige IFRS en IFRS voor het MKB zal worden besproken. Hierna zal worden ingegaan op de huidige situatie in de EU en haar lidstaten. Er wordt gekeken naar de rol van de politiek bij de eventuele invoering van IFRS voor het MKB in Nederland. Als laatste zullen de onderzoeksvraag en onderzoeksmethode worden behandeld.

§2.2: Het maatschappelijk belang van het MKB.

Door het belang van het MKB voor de wereldwijde, Europese en Nederlandse maatschappij in kaart te brengen, wordt duidelijk of de ontwikkeling van een standaard specifiek voor het MKB op die wijze gerechtvaardigd kan worden. In deze paragraaf zal ook worden ingegaan op het belang van financiële verslaggeving voor en door het MKB. Met de theorie uit deze paragraaf zal de eerste deelvraag beantwoord kunnen worden:

Wat is het belang van het MKB wereldwijd, in Europa en Nederland? Rechtvaardigt dit belang de ontwikkeling van een verslaggevingsstandaard voor het MKB?

De definitie middel- en kleinbedrijf (MKB) kent meerdere betekenissen. De IASB (International Accounting Standards Board) definieert het MKB als ondernemingen zonder publiekelijke aansprakelijkheid, die financiële verslaggeving voor externe

(11)

11

gebruikers publiceren. Dit is in tegenstelling tot de definitie die in Nederland wordt gehanteerd, waar ondernemingen worden ingedeeld op basis van het grootte-criterium1.

Een andere mogelijke indeling zou gebaseerd kunnen worden op de mate van internationale activiteiten van een onderneming. Dit is onder andere toegepast in het onderzoek van Eierle en Haller (2009). Uit hun onderzoek blijkt dat grootte een goede maatstaf is voor de mate van internationale activiteiten en affiniteit met internationale verslaggevingsstandaarden. Dit sluit aan op de definitie van het MKB in Nederland, op basis van het grootte-criterium. Deze definitie zal derhalve ook in dit onderzoek gehanteerd worden.

Op dit moment dienen Nederlandse ondernemingen die tot het MKB behoren te voldoen aan de regelgeving in BW 2 Titel 9.Daarnaast dienen deze ondernemingen rekening te houden met jurisprudentie van de Ondernemingskamer en de uitspraken van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Bovendien dient de financiële verslaggeving van MKB-ondernemingen te voldoen aan de 4e en 7e Europese Richtlijnen (Schoonderbeek, 2004). Op dit moment kan derhalve door het Nederlands MKB IFRS voor het MKB nog niet toegepast worden, omdat deze standaard strijdig is met de Europese Richtlijnen (Van den Ende en Reimers, 2011).

Op internationaal niveau neemt het MKB ongeveer 50% van het BBP in de rijke landen voor zijn rekening. In de OESO-landen verschaft het MKB daarnaast circa 75% van de werkgelegenheid. In totaal was het MKB in Europa in 2008 goed voor 58% van de toegevoegde waarde en 68% van de werkgelegenheid. Hoewel het MKB op totaalniveau een relatief groot deel van de werkgelegenheid verzorgt (in Nederland 67,2% in 2008), is het aantal werknemers per onderneming gering, gezien het feit dat deze werkgelegenheid wordt geboden door circa 537.000 ondernemingen (Deutsche Bank Research, 2011). In Nederland zijn de meeste MKB ondernemingen actief in de groot- en detailhandel (32%) en de zakelijke dienstverlening (31%). De ondernemingen in het MKB worden grotendeels gefinancierd met vreemd vermogen: het kapitaal bestaat gemiddeld uit 28%

1HTTP://WWW.KVK.NL/OVER-DE-KVK/UW-INSCHRIJVING-BIJ-DE-KAMER-VAN

-KOOPHANDEL/DEPONEREN-JAARREKENING/WELKE-GEGEVENS-MOET-U-IN-DE-JAARREKENING

(12)

12

eigen vermogen en 72% vreemd vermogen, waarvan het merendeel kortlopend is (EIM, 2011). Er kan dus gesteld worden dat, hoewel het MKB een relatief grote bijdrage levert aan de economie in de vorm van werkgelegenheid en toegevoegde waarde, de bijdrage per onderneming relatief klein is. Voor het deel van de MKB ondernemingen met een relatief zeer geringe omvang kan een verslaggevingsstandaard specifiek voor het MKB, met de nadruk op internationale vergelijkbaarheid, derhalve minder relevant zijn.

Uit het onderzoek van Francis et al. (2008) komt het relatieve belang van het MKB voor de maatschappij eveneens naar voren. Zij beargumenteren dat, ondanks de relatief geringe omvang van de ondernemingen op individueel niveau, deze ondernemingen op landelijk niveau een grote bijdrage leveren aan de economische groei in de vorm van werkgelegenheid en productie. Daarnaast benadrukken zij het belang van financiële verslaggeving voor deze groep ondernemingen. Volgens Francis et al. (2008) hebben zij te kampen met obstakels in hun financiering als gevolg van informatieasymmetrie. Kwalitatief hoogstaande financiële verslaggeving voor het MKB kan deze belemmeringen (helpen) opheffen. Kwalitatief hoogstaande financiële informatie vormt echter geen garantie voor betere beslissingen van investeerders, als gevolg van concepten die uit de behavioral finance naar voren komen: investeerders zijn niet rationeel maar ‘normaal’, markten zijn niet efficiënt, investeerders baseren hun portfolio niet op de

mean-variance portfolio theory en opbrengsten worden niet alleen op basis van risico vastgesteld (Razek, 2011). De kwalitatief sterkere financiële informatie die derhalve het gevolg kan zijn van het gebruik van hoogstaande standaarden hoeft niet per definitie te leiden tot betere keuzes van investeerders.

Er is echter ook onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat financiële verslaggeving en een bijbehorende standaard voor het MKB niet gewenst is. Cole et al. (2009) onderzoeken de verschillen tussen gebruikers van de financiële verslaggeving van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde Belgische ondernemingen. In dit onderzoek wordt een breed spectrum van gebruikers meegenomen: aandeelhouders, analisten, leveranciers, concurrenten, klanten en consultants. De resultaten tonen aan dat gebruikers geïnteresseerd zijn in de financiële verslaggeving van zowel beursgenoteerde als

(13)

niet-13

beursgenoteerde ondernemingen. De gebruikersbehoeftes van deze types ondernemingen verschillen derhalve weinig.

Cole et al. (2009) concluderen dat volledige differentiatie van financiële verslaggeving, dus een standaard per type onderneming, ongewenst is, gezien de beperkte verschillen in de behoeftes van gebruikers. Daarnaast tonen zij aan dat de gebruikers een sterke voorkeur hebben voor ondernemingen die in het eigen land gevestigd zijn. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat internationaal geaccepteerde standaarden zoals IFRS voor het MKB mogelijk van relatief beperkt belang zijn: er is binnen het MKB weinig behoefte aan internationale vergelijkbaarheid.

Hoewel het belang van (financiële verslaggeving voor) het MKB naar voren komt uit bovenstaande onderzoeken en cijfers, is het nog onduidelijk of een internationale standaard specifiek voor het MKB gewenst is.

§2.3: De ontwikkeling van IFRS voor het MKB.

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat er verschillende houdingen bestaan ten opzichte van een verslaggevingsstandaard gericht op het MKB. Desondanks is de IASB in 2004 begonnen met de ontwikkeling van een standaard voor het MKB, waarbij zij naar eigen zeggen wel degelijk inspeelt op bestaande behoeftes (IASB, 2009b). In deze paragraaf zal met behulp van theorie een antwoord worden verkregen op de volgende deelvraag:

Hoe is de nieuwe standaard tot stand gekomen, en welke voordelen kan deze standaard bieden aan het MKB?

Het ontwikkelingsproces van deze standaard is gestart met de publicatie van een

discussion paper: ‘Preliminary views on proposed standards for SMEs’ (IASB, 2004). De IASB heeft deze paper gepubliceerd om de behoefte aan een standaard voor het MKB te inventariseren, evenals suggesties voor de vormgeving van die standaard. Op de vragen die in de paper zijn opgenomen, konden belanghebbenden reageren middels comment

letters. Deze reacties zijn meegenomen in de uiteindelijke ontwikkeling van de standaard door de IASB. Volgend op de discussion paper zijn vragenlijsten verzonden aan de respondenten, aan de leden van de IASB Working Group on SMEs en aan de Standards

(14)

14

Advisory Council (Schiebel, 2007), waarbij de reacties als verdere input bij de ontwikkeling zijn meegenomen.

Bij de ontwikkeling van de verslaggevingsstandaard gericht op het MKB heeft de IASB ervoor gekozen de standaard te baseren op de volledige IFRS (IASB, 2009b). Enkele van de belangrijkste aanpassingen in de nieuwe standaard zijn een ingekorte toelichting op financiële instrumenten en beperkte toelichtingen op minderheidsdeelnemingen en bijzondere waardeverminderingen (Van den Ende en Reimers, 2011). Hoewel IFRS voor het MKB op veel punten is ingekort ten opzichte van de volledige IFRS, kan de standaard niet zelfstandig worden toegepast: op punten waar IFRS voor het MKB geen standaarden heeft, wordt verwezen naar de volledige IFRS (Van den Ende en Reimers, 2011).

In het onderzoek van Schiebel (2007) wordt het due process dat door de IASB is gevolgd bij het ontwikkelen van een standaard voor het MKB besproken. Vanuit de IASB wordt gesteld dat dit due process inhoudt dat aanpassingen aan de standaard, waaronder de aanpassingen genoemd in §2.2, gebaseerd zullen worden op de behoeftes binnen het MKB (Schiebel, 2007). Hij benadrukt dat het proces vooral beïnvloed werd door het accountantsberoep, regelgevers en academici, in plaats van door de doelgroepen van de nieuwe standaard – de opstellers en gebruikers van financiële verslaggeving van het MKB (Schiebel, 2007). Dit is in strijd met het oorspronkelijke doel van de IASB: het ontwikkelen van een standaard voor het MKB als reactie op de bestaande behoeftes van het MKB en de gebruikers van haar verslaggeving.

Een voorbeeld van een comment letter, ingezonden als reactie op de discussion paper, wordt gegeven in het onderzoek van DiPietra et al. (2008). De opgenomen comment

letter is door DiPietra et al. opgesteld op verzoek van de European Accounting

Association’s Financial Reporting Standards Committee (EAA FRSC). In de reactie worden, op basis van wetenschappelijke literatuur, de voor- en nadelen van een IFRS voor het MKB benadrukt.

DiPietra et al. (2008) dragen verscheidene voordelen aan: een hogere kwaliteit van informatie, minder administratieve lasten en hogere informationele transparantie. Deze voordelen liggen in lijn met de voordelen die door de IASB worden genoemd: verbeterde

(15)

15

kwaliteit van financiële verslaggeving, verhoogde vergelijkbaarheid, minder administratieve lasten en meer toegang tot kapitaal (IFRS Foundation, 2012).

DiPietra et al. (2008) benoemen echter ook de nadelen van een eventuele IFRS voor het MKB, in tegenstelling tot de IASB. Hieronder vallen onder andere hogere compliance kosten, gebrek aan technische expertise binnen organisaties, irrelevantie van de standaard doordat niet op behoeftes wordt ingespeeld en competitieve nadelen.

Het proces dat in de EU wordt gevolg in de besluitvorming over (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB vertoont veel overeenkomsten met het proces dat door de IASB is gevolgd. De EU heeft de ‘Commission’s Consultation on the IFRS for SMEs’ gepubliceerd (Europese Commissie, 2009), vergelijkbaar met de discussion paper van de IASB. In deze consultatie is een vragenlijst opgenomen, met als doel het in kaart brengen van de overwegingen van alle Europese belanghebbenden met betrekking tot IFRS voor het MKB. Quagli en Paolini (2012) hebben de ontvangen reacties op de consultatie van de Europese Commissie geanalyseerd. Hieruit komt naar voren dat de opstellers van financiële verslaggeving van het MKB, in tegenstelling tot de gebruikers van die verslaggeving, negatief staan tegenover IFRS voor het MKB. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de moeilijkheid in het toepassen van de standaard. Daarnaast wordt door Quagli en Paolini (2012) aangekaart dat er, onder de 4e en 7e Europese Richtlijn, al sprake is van vergelijkbaarheid binnen de Europese Unie. Door (vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB zou deze vergelijkbaarheid juist lager worden: er ontstaat daardoor een keuzemogelijkheid tussen meerdere standaarden. Dit doet af aan de bovengenoemde voordelen van IFRS voor het MKB.

Uit bovenstaande blijkt dat de IASB stelt zorgvuldig te hebben ingespeeld op de behoeftes binnen het MKB. Geclaimde voordelen van de standaard zijn onder andere een verbeterde kwaliteit van financiële verslaggeving en een hogere vergelijkbaarheid. Hoewel deze voordelen (deels) worden ondersteund door bovengenoemde onderzoeken, komt uit die onderzoeken eveneens naar voren dat er mogelijk onvoldoende is geluisterd naar de uiteindelijke opstellers en gebruikers van financiële verslaggeving voor het MKB. Er zal nu worden ingegaan op de voordelen die een internationaal geaccepteerde

(16)

16

verslaggevingsstandaard aan het MKB kan bieden. Door de grote overeenkomsten tussen internationaal geaccepteerde standaarden als IFRS en de nieuwe standaard IFRS voor het MKB, bieden de resultaten van onderzoeken naar IFRS mogelijk inzichten rond de gevolgen van adoptie van IFRS voor het MKB.

Op dit punt is het interessant om de volledige IFRS en IFRS voor het MKB, evenals de behoeftes van de respectievelijke belanghebbenden, met elkaar te vergelijken. Vanaf boekjaar 2005 is de volledige IFRS verplicht gesteld voor alle Europese beursgenoteerde ondernemingen (Armstrong et al., 2010). Op dit moment wordt binnen de EU geëvalueerd wat de standaard heeft gerealiseerd voor Europese beursgenoteerde ondernemingen2. Dit wordt in figuur 1 gekenmerkt door de bovenste horizontale pijl. Zoals zal blijken uit onderstaande onderzoeken, kan een internationaal geaccepteerde standaard zoals IFRS vele voordelen bieden, waaronder een hogere kwaliteit van informatie, lagere informatieasymmetrie en een lagere cost of capital. Er heeft echter nog geen onderzoek plaatsgevonden naar de aansluiting tussen IFRS en de informatiebehoeftes van de belanghebbenden van beursgenoteerde ondernemingen.

Figuur 1: Volledige IFRS versus IFRS voor het MKB.

(17)

17

De mate waarin de volledige IFRS voldoet aan de behoeftes van de belanghebbenden van beursgenoteerde ondernemingen kan derhalve een indicatie zijn voor de geschiktheid van IFRS voor het MKB voor belanghebbenden van niet-beursgenoteerde ondernemingen, zeker gezien de mate waarin IFRS voor het MKB is gebaseerd op de volledige IFRS (Van den Ende en Reimers, 2011).

Zoals reeds in het begin van deze paragraaf is gesteld, zijn de belangrijkste verschillen tussen de volledige IFRS en IFRS voor het MKB een ingekorte toelichting op financiële instrumenten en beperkte toelichtingen op minderheidsdeelnemingen en bijzondere waardeverminderingen.

De mate waarin de volledige IFRS aansluit op de bestaande behoeftes bij financiële verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen is zeker van belang voor de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB, gezien het onderzoek van Cole et al. (2009), dat in §2.2 is behandeld: er bestaan weinig verschillen in de behoeftes van belanghebbenden van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen. Hoewel nog onduidelijk is of de volledige IFRS voldoet aan alle behoeftes van de belanghebbenden, kan gesteld worden dat de adoptie van IFRS wel voordelen biedt. Dit zou een indicator kunnen zijn voor de geschiktheid van de volledige IFRS, wat hoop biedt voor de mate waarin IFRS voor het MKB na adoptie zal voldoen aan de behoeftes van haar gebruikers.

Door Daske en Gebhardt (2006) wordt het algemene belang van verslaggevingsstandaarden van hoge kwaliteit benadrukt. In hun onderzoek is gekeken naar de kwaliteit van de financiële verslaggeving van Oostenrijkse, Duitse en Zwitserse ondernemingen, opgesteld op basis van IFRS. De resultaten tonen aan dat de kwaliteit van de financiële verslaggeving door experts (onderzoekers op het gebied van accountancy) hoger wordt beoordeeld wanneer deze zijn opgesteld op basis van IFRS, ten opzichte van nationale verslaggevingsstandaarden.

In tegenstelling tot het onderzoek van Daske en Gebhardt (2006), waar de kwaliteit op redelijk subjectieve wijze gemeten wordt (beoordeling door experts) richt het onderzoek van Armstrong et al. (2010) zich op een objectieve maatstaf voor het effect van de adoptie van IFRS in de EU. Er worden 16 belangrijke gebeurtenissen geïdentificeerd, die

(18)

18

verbonden zijn aan de uiteindelijke adoptie van IFRS. Op deze momenten wordt de marktreactie per geselecteerde onderneming beoordeeld. Voorbeelden van geselecteerde gebeurtenissen zijn onder andere aanbevelingen van de EFRAG (European Financial

Reporting Advisory Group), steunbetuigingen van grote ondernemingen en beslissingen rond IAS 32 en 39, waartegen veel bezwaren bestonden.

Armstrong et al. (2010) verwachten voordelen met betrekking tot een hogere kwaliteit van informatie, lagere informatieasymmetrie, sterkere enforcement van standaarden en voordelen als gevolg van convergentie. Uit de resultaten blijkt echter dat deze voordelen alleen aanwezig zijn bij ondernemingen die voorafgaand aan adoptie een standaard van relatief lage kwaliteit hanteerden, waardoor de ontstane verhoogde informatiekwaliteit leidt tot een positieve marktreactie. Deze voordelen zullen derhalve relatief gering zijn voor Nederlandse MKB ondernemingen: de huidige verslaggevingsstandaarden zijn reeds van relatief hoge kwaliteit.

Het onderzoek van Dargenidou, McLeay en Raonic (2006) richt zich eveneens op full IFRS in Europa. De focus ligt op de vrijwillige adoptie van IFRS, maar er wordt ook gekeken naar de verplichte adoptie voor beursgenoteerde ondernemingen vanaf 2005. De resultaten wijzen erop dat de kosten die gepaard gaan met de overgang naar een nieuwe verslaggevingsstandaard lager zijn wanneer er voorafgaand aan de adoptie reeds sprake was van uitgebreide verslaggeving door een onderneming, gelijk aan de resultaten van Armstrong et al. (2010). Er wordt bewijs gevonden voor een negatief verband tussen de hoeveelheid verslaggeving (disclosure) en de cost of capital voor een onderneming: des te hoger de mate van verslaggeving, des te lager het informatierisico voor de betrokken partijen, en dus des te lager de cost of capital voor de onderneming.

De resultaten van Dargenidou et al. (2006) kunnen van belang zijn voor de Europese lidstaten, en dus ook voor Nederland, met betrekking tot de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB: doordat al sprake was van uitgebreide verslaggeving onder de 4e en 7e Europese Richtlijnen, kunnen de kosten van adoptie van IFRS voor MKB voor deze ondernemingen relatief laag uitvallen. Deze resultaten kenmerken de linker verticale pijl in figuur 1.

(19)

19

Concluderend kan derhalve gesteld worden dat verwacht mag worden dat IFRS voor het MKB de volgende voordelen zou kunnen bieden: een hogere kwaliteit van verslaggeving, lagere informatieasymmetrie en sterkere enforcement van standaarden. Daarnaast wordt verwacht dat de kosten van adoptie relatief laag zullen zijn in Nederland, doordat voorafgaand aan de adoptie reeds gebruik werd gemaakt van kwalitatief hoogstaande regelgeving.

§2.4: Onderzoek naar IFRS voor het MKB.

Hoewel er op dit moment nog geen onderzoek is gedaan naar de toepassing van IFRS voor het MKB op de financiële verslaggeving van het MKB, is er wel onderzoek gedaan naar de verwachtingen die belanghebbenden rond IFRS voor het MKB hebben. Ook is er reeds onderzoek gedaan naar de factoren die de eventuele adoptie van IFRS voor het MKB door ondernemingen beïnvloeden. Met behulp van onderstaande theorie zal de volgende deelvraag beantwoord worden:

Wat is er tot dusver bekend over IFRS voor het MKB op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek, en welke factoren beïnvloeden de adoptiebeslissing van MKB ondernemingen?

In september 2012 hebben reeds 80 landen IFRS voor het MKB geadopteerd, of hebben zij aangegeven de nieuwe standaard binnen drie jaar te adopteren. Hieronder bevinden zich met name veel ontwikkelingslanden (IFRS Foundation, 2012). Tot dusver zijn er echter relatief weinig financiële verslagen gepubliceerd die op basis van IFRS voor het MKB zijn opgesteld. Hierdoor is nog geen data beschikbaar om de effecten van de adoptie van de nieuwe standaard voor ondernemingen te onderzoeken. De onderzoeken naar IFRS voor het MKB hebben zich daarom met name gericht op de behoeftes en meningen van opstellers en gebruikers van financiële verslaggeving van het MKB. De onderstaande onderzoeken hebben derhalve betrekking op de onderste horizontale pijl in figuur 1.

Het onderzoek van Eierle en Haller (2009) is opgezet om te onderzoeken of IFRS voor het MKB geschikt is voor Duitse middelgrote en kleine ondernemingen. Er wordt met

(20)

20

name gekeken of de geschiktheid van de standaard afhankelijk is van de grootte van de onderneming. De grootte van de onderneming is hierbij geselecteerd als een indicator voor de mate van internationale activiteiten die een onderneming heeft, en de relevantie en frequentie van specifieke accounting issues, zoals het verstrekken van financial leases, en de affiniteit die men met deze internationaal geaccepteerde standaard heeft. De resultaten van Eierle en Haller (2009) tonen aan dat de mate waarin een onderneming actief is in het buitenland, de relevantie en frequentie van specifieke accounting issues en de affiniteit met IFRS voor het MKB afhankelijk zijn van de grootte van de onderneming. Dit zou erop kunnen wijzen dat een standaard specifiek gericht op de behoeftes van het MKB omtrent financiële verslaggeving van toegevoegde waarde zou kunnen zijn.

Ook in Nederland heeft onderzoek naar IFRS voor het MKB plaatsgevonden. Litjens et al. (2012) hebben zich gericht op de perceptie van de kosten en baten van IFRS voor het MKB door opstellers van financiële verslaggeving door het MKB in Nederland. De onderzoekers hebben objectieve maatstaven vastgesteld voor de kosten en baten die gepaard gaan met de nieuwe standaard. Daarnaast zijn de ervaren kosten en baten van de opstellers geïnventariseerd. De resultaten van Litjens et al. (2012) tonen aan dat opstellers de kosten en baten van de nieuwe standaard afzonderlijk, in plaats van gecombineerd, beoordelen.

De relatie tussen de maatstaf voor de kosten van de standaard en de door de opsteller ervaren kosten blijkt sterker te zijn dan de relatie tussen de maatstaf voor de opbrengsten en de door de opsteller ervaren opbrengsten. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door de relatief hoge tastbaarheid van de kosten ten opzichte van de on-tastbaarheid van de opbrengsten (Litjens et al., 2012). Dit zou kunnen betekenen dat de toegevoegde waarde van de standaard achteraf groter blijkt te zijn: op dat moment kan van de opbrengsten ook een goed beeld gevormd worden.

Omdat de kosten-batenanalyse sterk context-gebonden is, is het voor regelgevers zoals de EU en de Nederlandse overheid van belang de persoonlijke overwegingen van MKB’ers mee te nemen in het besluitvormingsproces. Hoewel de resultaten van bovengenoemde onderzoeken (gematigd) positief zijn, kan pas een definitief oordeel over de kwaliteit van de standaard worden geveld als deze in gebruik is genomen door het MKB.

(21)

21

Waar bovenstaande onderzoeken zich met name gericht hebben op de behoeftes en verwachtingen van opstellers en gebruikers, is er ook onderzoek gedaan naar factoren die de adoptiebeslissing van een internationaal geaccepteerde verslaggevingsstandaard van ondernemingen beïnvloeden.

Het onderzoek van Francis et al. (2008) is hier een voorbeeld van: zij hebben onderzoek gedaan naar de adoptie van international accounting standards (IAS). Francis et al. (2008) hebben zich gericht op organisatie- en landspecifieke factoren die de vrijwillige adoptie van IAS door niet-beursgenoteerde ondernemingen beïnvloeden. De keuze voor niet-beursgenoteerde ondernemingen wordt door de onderzoekers als volgt gemotiveerd: de keuze om IAS te adopteren is voor deze ondernemingen een vrijwillige keuze. Daarnaast speelt financiële verslaggeving voor deze ondernemingen een grote rol bij het verlagen van marktimperfecties zoals agency conflicts en informatieasymmetrie. De resultaten van Francis et al. (2008) tonen aan dat organisatiespecifieke factoren zoals grootte en de mate van externe financiering de voordelen van financiële verslaggeving beïnvloeden, en daarom ook van invloed zijn op verslaggevingskeuzes. Daarnaast spelen ook de landspecifieke factoren een rol: in landen waar sterke instituten aanwezig zijn, zijn de positieve effecten van de adoptie van IAS naar verwachting sterker, wat veroorzaakt wordt door een contracting environment van hoge kwaliteit, waarbij ondernemingen eenvoudig toegang krijgen tot externe financiering.

Shima en Yang (2012) tonen aan dat een internationaal geaccepteerde standaard (zoals IFRS of IFRS voor het MKB) voordelen kan bieden voor een onderneming. Voorbeelden van deze voordelen zijn onder andere een hoger vertrouwen van investeerders in de onderneming en lagere verslaggevingskosten voor ondernemingen die in meerdere landen over beursnotaties beschikken. Daarnaast biedt een internationaal geaccepteerde standaard volgens Shima en Yang (2012) op internationaal niveau eveneens voordelen, zoals verbeterde zakenrelaties tussen landen door lagere kosten van informatieverwerking en monitoring costs, en verbeterde banden in de communicatienetwerken. Ook kunnen verbeteringen in toelichtingen op de jaarrekening en vergelijkbaarheid leiden tot een hogere mobiliteit van internationaal kapitaal en internationale investeringen.

(22)

22

Shima en Yang (2012) benadrukken echter dat deze voordelen, volgend uit de adoptie van een internationaal geaccepteerde standaard, niet universeel toepasbaar zijn door verschillen in, en onderlinge afhankelijkheden van, verslaggevingsregels en institutionele structuren. Dit komt ook naar voren uit het onderzoek van Daske et al. (2008). Zij benadrukken dat de verplichte adoptie van IFRS an sich niet leidt tot meer informatieve of vergelijkbare financiële verslaggeving: de organisatiespecifieke factoren beïnvloeden eveneens de toepassing van de standaard door de onderneming. De voordelen van een internationaal geaccepteerde standaard zoals IFRS worden sterker indien er in het land van vestiging strenge enforcement regimes en institutionele structuren aanwezig zijn. Dat de voordelen die resulteren uit de adoptie van een internationaal geaccepteerde standaard niet universeel toepasbaar zijn, wordt eveneens benadrukt door Daske en Gebhardt (2006). Het verplicht stellen van verslaggevingsstandaarden van een hogere kwaliteit leidt niet automatisch tot financiële verslaggeving van hogere kwaliteit. Factoren die hierop van invloed zijn, zijn volgens Daske en Gebhardt (2006) onder andere een hoge mate van non-compliance en het ontbreken van sterke enforcement

mechanisms.

Voor Nederland zou dit kunnen betekenen dat, gezien de strenge regulering van financiële verslaggeving en het toezicht daarop door onder andere de AFM, de nieuwe standaard aanzienlijke voordelen kan bieden aan MKB ondernemingen.

§2.5: De huidige stand van zaken voor IFRS voor het MKB.

Nadat in de EU een besluit is genomen over de toekomst van IFRS voor het MKB in Europa, zal de Nederlandse politiek eveneens een besluit moeten nemen. Vanuit de EU kan men kiezen voor verplichte of vrijwillige adoptie van de standaard. In het geval van verplichte adoptie zal men daar in Nederland niet van kunnen afwijken. Wanneer echter wordt gekozen voor vrijwillige adoptie, kan men er in Nederland voor kiezen deze standaard alsnog verplicht te stellen voor een bepaalde groep ondernemingen, of te kiezen voor vrijwillige adoptie, waardoor de keuze uiteindelijk bij de ondernemingen komt te liggen. Dit kan echter alleen het geval zijn indien IFRS voor het MKB niet meer strijdig is met de Europese Richtlijnen (Van den Ende en Reimers, 2011). Met behulp van theorie zal de volgende deelvraag beantwoord worden:

(23)

23

Wat is de huidige stand van zaken rond de adoptie van IFRS voor het MKB wereldwijd, in Europa en in Nederland?

Naast de politieke partijen zijn er een aantal andere organisaties betrokken bij het besluitvormingsproces rond de eventuele adoptie van IFRS voor het MKB. Een voorbeeld hiervan is de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Daarnaast zijn er een aantal belanghebbende organisaties, die zullen proberen hun invloed uit te oefenen op het besluitvormingsproces. Voorbeelden hiervan zijn VNO-NCW en MKB-Nederland, vertegenwoordigers van het Nederlands MKB – de uiteindelijke doelgroep van de nieuwe standaard.

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) publiceert jaarlijks de ‘Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving’ uit en brengt meerdere malen per jaar een publicatie uit. Daarnaast brengt de RJ, zowel gevraagd als ongevraagd, advies uit aan de overheid en andere regelgevende instanties (zoals de IASB en de EFRAG)3. Hoewel de door de RJ opgestelde Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving geen wettelijk verplicht karakter hebben, kan worden gesteld dat de vastgestelde richtlijnen in Nederland een breed draagvlak hebben, en weergeven wat in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar wordt beschouwd (Schoonderbeek, 2004). Hierdoor zal het interessant zijn te zien hoe de politieke partijen en andere belangengroepen op de mening van de RJ over IFRS voor het MKB zullen inspelen.

De RJ heeft, als één van de weinige Nederlandse respondenten, voldaan aan het verzoek om informatie van de IASB tijdens het eerste herzieningsproces van IFRS voor het MKB (RJ, 2012). Gezien het belang van de (adviezen en richtlijnen van de) RJ voor de Nederlandse financiële verslaggeving, valt het te verwachten dat de publicaties van de RJ richting de IASB zullen worden meegenomen in het Nederlandse besluitvormingsproces. Voorafgaand aan de reactie op de Comprehensive Review van de IASB heeft de RJ zich ook uitgelaten over IFRS voor het MKB. In de meest recente publicatie van de RJ over IFRS voor het MKB (de reactie op de Comprehensive Review van IFRS voor het MKB door de IASB) betuigt de RJ steun aan IFRS voor het MKB, maar worden ook enkele

(24)

24

(noodzakelijke) verbeteringen genoemd. IFRS voor het MKB dient in overeenstemming te worden gebracht met de 4e en 7e Europese Richtlijnen. Tot dat moment kan IFRS voor het MKB niet in Europa worden toegepast. Daarnaast stelt de RJ dat het wenselijk is de vereisten voor activering en waardering van de activa en passiva in overeenstemming te brengen met de full IFRS. Als laatste eis stelt de RJ dat de IASB rekening dient te houden met de verschillen in behoeften van niet-beursgenoteerde, internationaal actieve ondernemingen, en dochtermaatschappijen van beursgenoteerde ondernemingen, waarvan de moedermaatschappij full IFRS toepast.

De (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB in Europa zou echter in strijd kunnen zijn met het initiatief voor lastenverlichting4 voor het MKB vanuit de EU. Deze voorstellen zijn met name gericht op de vereenvoudiging van de jaarverslaggeving voor het midden- en kleinbedrijf (Verhoek, 2008). Deze plannen bestaan onder andere uit het mogelijk volledig vrijstellen van publicatie van de jaarrekening voor kleine ondernemingen, en het mogelijk maken van de publicatie- en inrichtingsvrijstellingen voor bepaalde middelgrote ondernemingen, die tot dusverre alleen voor kleine ondernemingen gelden (Verhoek, 2008). Hoewel IFRS voor het MKB een sterke vereenvoudiging is van de volledige IFRS, is de standaard nog zeer omvangrijk ten opzichte van de huidige vereisten die gelden met betrekking tot financiële verslaggeving van het MKB.

Daarnaast bestaat er in de EU een ander voorstel voor financiële verslaggeving: de

Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB; European Commission, 2011). Dit initiatief zou passen binnen het bovengenoemde initiatief tot lastenverlichting voor het MKB vanuit Europa: de fiscale verslaggeving zou in alle lidstaten gelijk zijn, waardoor moedermaatschappijen slechts met één set fiscale regelgeving rekening hoeven te houden. De EU geeft echter aan dat deze uniforme verslaggeving over vennootschapsbelasting geen vervanging zou zijn van de commerciële verslaggeving. Hoewel dit dus zou kunnen leiden tot lastenverlichting, vormt dit initiatief binnen de EU geen goed alternatief voor een verslaggevingsstandaard zoals IFRS voor het MKB. Dit is echter in tegenstelling tot de situatie in Nederland, waar het voor kleine

(25)

25

rechtspersonen, dus ondernemingen met activa kleiner dan €4,4 miljoen, een netto-omzet kleiner dan €8,8 miljoen en minder dan 50 werknemers, is toegestaan de jaarrekening op te stellen op basis van fiscale grondslagen (Kimenai en Verhoek, 2010). Doordat deze regeling echter alleen van toepassing is voor kleine ondernemingen, is dit eveneens geen waardig alternatief voor IFRS voor het MKB totdat de regeling wordt uitgebreid tot de middelgrote ondernemingen.

Hoewel IFRS voor het MKB mogelijk strijdig is met het initiatief tot lastenverlichting in de EU, heeft de Europese Autoriteit Financiële Markten (European Commission for

Internal Markets and Services, 2009) zich positief uitgelaten over de nieuwe standaard. Als reactie op het verzoek om informatie van de IASB in het kader van de

Comprehensive Review van IFRS voor het MKB heeft zij aangegeven een groot voorstander te zijn van de nieuwe standaard. De Europese Autoriteit Financiële Markten geeft echter wel aan dat de standaard niet moet worden toegestaan voor beursgenoteerde ondernemingen. Tot dusver vallen deze ondernemingen echter buiten de doelgroep van de IASB, waardoor het een relatief klein bezwaar vormt. Concluderend kan gesteld worden dat de houding vanuit Europa ten opzichte van IFRS voor het MKB gematigd positief is. Hoewel er enkele bezwaren zijn, wordt er wel een toekomst gezien voor de nieuwe standaard in Europa.

In het Verenigd Koninkrijk heeft men de nationale verslaggevingsstandaard (Financial

Reporting Standards; FRCs) vanaf boekjaar 2015 volledig te vervangen door een aangepaste versie van IFRS voor het MKB5 (Accountancynieuws, 2013). Door deze aanpassingen is de standaard in overeenstemming met de 4e en 7e Europese Richtlijnen. Het aanpassingsproces dat in het Verenigd Koninkrijk is gehanteerd stemt in enige mate overeen met het goedkeuringsmechanisme dat door de EU wordt toegepast bij full IFRS.

Hoewel in het Verenigd Koninkrijk IFRS voor het MKB is aangepast en geadopteerd als de enige verslaggevingsstandaard voor het MKB, is de toekomst van de standaard voor Europa als geheel en voor Nederland als lidstaat nog onduidelijk. Hiertoe zal in de

(26)

26

volgende paragraaf worden ingegaan op de rol die de politiek speelt bij de (eventueel vrijwillige) adoptie van de standaard.

§2.6: De rol van de politiek.

Door in kaart te brengen wat de rol van de politiek is geweest in soortgelijke situaties, waaronder de adoptie van de volledige IFRS in Europa, zal duidelijker worden hoe het proces rondom IFRS voor het MKB zal verlopen. Hiertoe zal het politieke landschap waarbinnen dit proces zich afspeelt, in kaart worden gebracht. Op deze wijze, en met behulp van de verzamelde data uit de interviews, zal de laatste deelvraag beantwoord kunnen worden:

Wat voor rol zal de (Nederlandse) politiek spelen bij de eventuele adoptie van IFRS voor het MKB, en wat betekent dit voor de toekomst van de standaard?

Zoals reeds benoemd is in §2.3, is er door de IASB een uitgebreid proces gevolgd bij het ontwikkelen van IFRS voor het MKB. Via de gepubliceerde discussion paper zijn belanghebbenden in staat gesteld op de nieuwe standaard te reageren, en eventuele aanpassingen aan te dragen. Op deze methode is echter ook kritiek geleverd. Het onderzoek van Burlaud en Colasse (2011) richt zich op de rol van financiën bij de ontwikkeling van een nieuwe verslaggevingsstandaard, in dit geval IFRS voor het MKB. Hoewel de discussion paper is opgesteld om alle belanghebbenden in staat te stellen te reageren op de voorlopige standaard, kan een land alleen deelnemen in dit ontwikkelings-proces indien zij over voldoende financiële middelen beschikt. Hierdoor wordt de effectiviteit van het ontwikkelingsproces beperkt: niet alle landen zijn in staat hun invloed uit te oefenen op de vormgeving van een standaard.

Burlaud en Colasse (2011) erkennen de voordelen die het gehanteerde ontwikkelingsproces kan bieden, zoals het opnemen van een voorlopige versie op de agenda van de IASB, de publieke bespreking van de nieuwe standaard en de mogelijkheid om op de voorlopige versie te reageren. De IASB wordt op deze manier gedwongen alle ontvangen reacties in overweging te nemen. Deelnemen in dit proces brengt echter aanzienlijke kosten met zich mee, aldus Burlaud en Colasse (2011). Hierdoor zijn er veel partijen die niet direct betrokken zijn bij de

(27)

27

ontwikkeling van de nieuwe standaard. Volgens Burlaud en Colasse (2011) vallen hieronder onder andere overheden, vertegenwoordigers van werknemers, financieel analisten en MKB ondernemers. Omdat deze partijen wel degelijk belanghebbenden zijn van deze nieuwe standaard doet dit af aan de kracht van het ontwikkelingsproces: niet alle belanghebbenden worden gehoord.

Hoewel de IASB heeft getracht de standaard zodanig te ontwikkelen dat alle belanghebbenden er mee akkoord zullen gaan, zijn er ook andere factoren die de (eventueel vrijwillige) adoptie van de standaard belemmeren. Eén van deze factoren is de overdracht van de macht over de nationale verslaggevingsstandaard aan een internationale standard setter, in dit geval de IASB.

Hoewel een internationaal geaccepteerde standaard aanzienlijke voordelen kan bieden voor ondernemingen en landen, heeft dit voor nationale overheden als nadeel dat de internationale standard setter grote invloed krijgt op de nationale regelgeving. In het onderzoek van Hail, Leuz en Wysocki (2010) worden meerdere oorzaken aangedragen voor deze weerstand tegen de machtsoverdracht. Hierbij wordt uitgegaan van een standard setter met een monopolie op verslaggevingsregels voor een subgroep van ondernemingen. Deze situatie zal alleen gerealiseerd worden mits IFRS voor het MKB in bepaalde landen de enige toegestane verslaggevingsstandaard voor het MKB zal worden.

Volgens Hail, Leuz en Wysocki (2010) heeft een standard setter met een monopolie weinig motivatie om snel in te spelen op veranderingen in de markt. Dit kan ertoe leiden dat alternatieve benaderingen niet worden verkend, er te veel geïnvesteerd wordt in bestaande regelgeving en dat er voor subgroepen van ondernemingen geen nieuwe standaarden ontwikkeld zullen worden.

Ten tweede zal het, volgens de onderzoekers, voor een standard setter met een monopolie, een uitdaging vormen om in te spelen op de behoeftes van alle betrokken partijen. De standard setter dient overeenstemming te bereiken met een aanzienlijk aantal politieke regimes en veel uiteenlopende belangen, waardoor de ontwikkeling van (nieuwe) verslaggevingsstandaarden beperkt kan worden.

(28)

28

Hail, Leuz en Wysocki (2010) erkennen echter ook dat een situatie met meerdere

standard setters eveneens nadelen kan hebben. Hoewel de standard setters hierdoor wel de motivatie hebben om te reageren op de behoeftes van belanghebbenden, waardoor een standaard aantrekkelijker wordt voor nationale overheden, bestaat het risico van een zogenaamde ‘race to the bottom’. Dit houdt in dat de standard setters hun regels versoepelen met als doel de standaard aantrekkelijker te maken voor nationale overheden.

Bovengenoemd nadeel dat een standard setter met een monopolie weinig motivatie zal hebben om snel in te spelen op de behoeftes van de betrokken partijen, speelt naar verwachting een grote rol in de weerstand tegen één internationale standard setter. Daarnaast hebben legislative bodies (regelgevende instanties) volgens Hail, Leuz en Wysocki (2010) een aangeboren weerstand tegen het weggeven van macht aan een derde partij. Hierdoor krijgt deze standard setter (in dit geval de IASB) ongewenst veel invloed in het nationale beleid op het gebied van financiële verslaggeving.

In de EU is, als reactie op bovengenoemde nadelen van het overdragen van de macht aan een internationale standard setter met een monopolie (op het gebied van het MKB), het goedkeuringsmechanisme (endorsement mechanism) ingesteld (Hail, Leuz en Wysocki, 2010). In deze situatie kan een internationale standard setter een standaard ontwikkelen, maar dient zij rekening te houden met de belangen binnen de EU: indien de nieuwe standaard niet overeenkomt met de wensen van de EU, dan zal de standaard niet geadopteerd worden door de EU en haar lidstaten. Dit zal afdoen aan de kracht van een internationaal geaccepteerde standaard. Naar verwachting zal dit goedkeurings-mechanisme ook worden toegepast op IFRS voor het MKB, mits deze standaard geadopteerd wordt. Dit is gelijk aan de adoptie van de volledige IFRS.

Door het goedkeuringsmechanisme heeft de EU een garantie dat ongewenste invloed van buitenaf wordt voorkomen, en wordt de kans dat de IASB bij de ontwikkeling van een nieuwe standaard rekening houdt met Europese belangen vergroot.

Hail, Leuz en Wysocki (2010) benoemen echter ook een nadeel van het door de EU ingevoerde goedkeuringsmechanisme: de ontwikkeling van nieuwe verslaggevings-standaarden wordt bemoeilijkt en vertraagt doordat de IASB uitdrukkelijk rekening dient

(29)

29

te houden met andere invloeden, zoals de Europese belangen. Dit komt ook naar voren in het artikel van Delger en Koster (2006): de werkelijke doorlooptijd voor goedkeuring van een standaard ligt tussen de negen en twaalf maanden.

Dat er weerstand bestaat tegen het overdragen van macht over verslaggevingsregels, wordt eveneens benadrukt in het onderzoek van Van den Ende en Owel (2009). Deze onderzoekers geven aan dat, naast de veronderstelde complexiteit van IFRS voor het MKB, de behoefte om grip te houden op het regelgevingsproces een beperkende factor is voor de eventuele adoptie van IFRS voor het MKB in Europa.

Hoewel geconcludeerd kan worden dat er weerstand bestaat tegen de machtsoverdracht, dient men in Europa een beslissing te maken over de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB.

Dat nationale invloeden van groot belang zijn voor de toekomst van IFRS voor het MKB wordt geïllustreerd door het onderzoek van Shima en Yang (2012). Zoals reeds eerder benoemd zijn organisatiespecifieke factoren van invloed op de beslissing van ondernemingen om een internationaal geaccepteerde standaard te adopteren. Nationale invloeden spelen hierbij echter ook een rol. Shima en Yang (2012) identificeren twee factoren die van grote invloed zijn op de adoptiebeslissing van ondernemingen. De eerste factor is de nationale geschiedenis op het gebied van kolonialisme, evenals de banden die een land in de loop der jaren heeft opgebouwd met de IASB en andere internationale standard setters. Indien deze band sterk is, en het verslaggevingsstelsel middels kolonialisme over veel landen verspreid is geraakt, worden internationaal geaccepteerde standaarden belangrijker.

Hoewel het Nederlandse verslaggevingsstelsel niet sterk verspreid is, heeft Nederland wel een sterke band met de IASB opgebouwd. Dit komt voornamelijk naar voren uit het onderzoek van Burlaud en Colasse (2011): Nederland is één van de oprichtende landen van de IASB, en is nog steeds sterk verbonden met deze organisatie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deze factor een positieve invloed heeft op de adoptiebeslissing rond IFRS voor het MKB.

(30)

30

De tweede factor die door Shima en Yang (2012) is geïdentificeerd als van invloed zijnde op de beslissing een internationaal geaccepteerde standaard te adopteren, zijn de handelsrelaties die een land heeft opgebouwd. Dat import en export voor Nederland van groot belang zijn, blijkt uit de cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) over 2012: de totale goederenexport is goed voor 20,5% van het BBP. Samen met de dienstenexport is dit maar liefst 31,5%6

Daarnaast wordt benadrukt dat lidmaatschappen in internationale organisaties ertoe leiden dat verschillen in verslaggeving geminimaliseerd worden (Shima en Yang, 2012). Binnen de EU zijn hiertoe de 4e en 7e Richtlijn ontwikkeld, waardoor elke lidstaat een gelijk uitgangspunt heeft voor de financiële verslaggeving. Voor Nederland betekent dit dat ook de tweede factor een positieve invloed heeft op de adoptiebeslissingen die door het Nederlandse MKB gemaakt moeten worden met betrekking tot IFRS voor het MKB. Hoewel men in de Nederlandse politiek geen invloed kan uitoefenen op bovengenoemde factoren, schetst dit wel het beeld dat internationaal geaccepteerde standaarden op waarde worden geschat in het Nederlandse economische klimaat.

Van belang in deze context is de macht van de EU ten opzichte van de Nederlandse politiek. Vanaf boekjaar 2005 is IFRS door de EU verplicht gesteld voor alle Europese beursgenoteerde ondernemingen. Deze standaard is ingevoerd middels een verordening. Dit betekent dat de regelgeving rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten7. Zou IFRS voor het MKB door de EU worden ingevoerd middels een verordening, dan heeft de Nederlandse politiek hier weinig tot geen invloed op. Een alternatief om alsnog invloed uit te oefenen, is te lobbyen binnen de EU en zo de besluitvorming aldaar te beïnvloeden. Een alternatief zou zijn dat IFRS voor het MKB door de EU wordt toegestaan in haar lidstaten, en niet verplicht voor alle ondernemingen zal gelden. Dit zou kunnen in de vorm van een Richtlijn, die door de lidstaten zal worden omgezet in nationale regelgeving. In deze situatie zou de Nederlandse politiek wel invloed kunnen uitoefenen

op de wet- en regelgeving rond IFRS voor het MKB.

Afhankelijk van de besluitvorming in de EU zal derhalve de rol van de Nederlandse

6 HTTP://WWW.CBS.NL/NL-NL/MENU/THEMAS/INTERNATIONALE-HANDEL/PUBLICATIES/ARTIKELEN/ARCHIEF /2013/2013-06-25-INFOGRAPHIC-I-H.HTM

(31)

31

politiek bij de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB in Nederland duidelijk worden.

§2.7: Onderzoeksvraag.

Zoals voornamelijk uit het eerder behandelde wetenschappelijk onderzoek naar voren komt, blijkt er binnen het MKB een gebrek aan behoefte te zijn aan een verslaggevings-standaard specifiek voor het MKB. Dit blijkt onder andere uit de in Nederland en Duitsland uitgevoerde onderzoeken, gericht op de gebruikers en opstellers van financiële verslaggeving van het MKB.

In tegenstelling tot de gematigd positieve houding in de EU ten opzichte van IFRS voor het MKB, heeft men er in het Verenigd Koninkrijk voor gekozen de eigen verslaggevingsstandaard volledig te vervangen door een aangepaste versie van IFRS voor het MKB.

Gezien de negatieve houding van het MKB (Litjens et al., 2012), de uiteindelijke doelgroep, tegenover de nieuwe standaard, en de positieve houding van de RJ en de EU, is het relevant om te onderzoeken hoe de Nederlandse politieke partijen en andere belangengroepen zullen handelen in het besluitvormingsproces rond de (eventueel vrijwillige) adoptie van IFRS voor het MKB.

Door interviews af te nemen met vertegenwoordigers van de relevante politieke partijen en belangengroepen kunnen de huidige standpunten ten opzichte van IFRS voor het MKB in Nederland in kaart worden gebracht. Op deze manier zal duidelijk worden of men in Nederland zal luisteren naar het MKB, dat duidelijk aangeeft geen behoefte te hebben aan de nieuwe standaard, of dat men er toch voor zal kiezen de nieuwe standaard van de IASB (al dan niet vrijwillig) te adopteren.

(32)

32

3. Methodologie.

Om de meningen van de Nederlandse politieke partijen en belangengroepen te inventariseren, is gekozen om interviews met de vertegenwoordigers van die groepen af te nemen. Deze interviews worden, indien mogelijk, persoonlijk afgenomen. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt het interview telefonisch of via e-mail uitgevoerd. Yin (2009) noemt als voordelen van deze methode de mogelijkheid om gedetailleerd op het onderwerp in te gaan en het bieden van nieuwe inzichten rond oorzaak en gevolg en verklaringen voor bepaalde keuzes. Er worden echter ook nadelen van deze methode genoemd: een bias door slecht geformuleerde vragen, onjuistheden doordat antwoorden niet nauwkeurig zijn opgeschreven en de neiging van de geïnterviewde om de ‘juiste’ antwoorden te willen geven. Er is bewust voor deze methode gekozen. Hoewel de resultaten niet statistisch te analyseren zijn, worden er op deze manier wel waardevolle inzichten verkregen in de politieke toekomst van de standaard. Dit is niet te bereiken met een kwantitatieve analyse.

Op basis van de onderzoeksvraag en de hierboven behandelde theorie zijn de interviewvragen opgesteld. Hierbij is zorg gedragen voor het feit dat de interviewvragen alle behandelde theorie dienen te weerspiegelen. De interviewvragen zijn als bijlage 1 opgenomen.

Voor de interviews zijn acht politieke partijen benaderd. Hiervan hebben vier partijen gehoor gegeven aan het verzoek om een interview. Daarnaast zijn twee belangengroepen benaderd. Deze organisaties hebben beide gehoor gegeven aan het verzoek: de geïnterviewde is vertegenwoordiger van beide organisaties.

De data uit de interviews zal geanalyseerd worden met de Constante Vergelijking Methode (Constant Comparison Method). Met behulp van deze methode zal elk fragment bestudeerd worden, om vast te stellen wat er precies gezegd wordt. Op basis hiervan zal elk fragment gecodeerd worden. Nadat alle interviews volledig gecodeerd zijn, zullen de interviews onderling vergeleken worden. Door per code alle fragmenten te verzamelen, kunnen overeenkomsten en verschillen gedetecteerd worden (Glaser, 1964; Boeije en

(33)

33

Wiesmann, 2007; Boeije, 2002). Op basis hiervan kunnen de opvattingen van de politieke partijen en de belangengroepen gecombineerd worden, en kunnen conclusies worden getrokken over de politieke toekomst van IFRS voor het MKB in Nederland.

(34)

34

4. Resultaten.

De resultaten zullen per gestelde vraag behandeld worden. In Hoofdstuk 5, de Conclusie, zullen de deelvragen uit het theoriegedeelte beantwoord worden.

De eerste vraag heeft betrekking op de bekendheid van de geïnterviewde met de nieuwe standaard, IFRS voor het MKB. Hoewel alle geïnterviewden aangeven bekend te zijn met de volledige IFRS, is niet iedereen bekend met de variant voor het MKB. Voor één geïnterviewde was deze standaard nog geheel onbekend: ‘Ik ken op hoofdlijnen het concept IFRS. Dus, boekhoudregels, niet specifiek voor het MKB’. Naast de bekendheid met de standaard is geïnformeerd naar de mate waarin de partij die de geïnterviewde vertegenwoordigd reeds een standpunt heeft ingenomen rondom IFRS voor het MKB. Drie van de vijf geïnterviewden geeft aan dat hun partij nog geen standpunt heeft ingenomen over de standaard. Waar twee van de drie partijen die reeds een standpunt hebben ingenomen nog twijfelen over de geschiktheid van de nieuwe standaard voor het MKB, is de laatste partij aanzienlijk negatiever: ‘Tot nu toe hebben we niet echt voordelen kunnen ontdekken… Maar uiteindelijk moet het wel nuttig zijn, en moet het voor de bedrijven nuttig zijn. Dus met andere woorden, voorlopig moeten we maar even niet aan IFRS for SMEs denken’.

Vervolgens werd geïnformeerd naar het standpunt van de partij van de geïnterviewde rond de behoefte van het Nederlandse MKB aan internationale financiering en vergelijkbaarheid van financiële verslaggeving. Ook werd gevraagd in welke mate IFRS voor het MBK volgens de geïnterviewde aan deze behoeftes voldoet. Hoewel alle geïnterviewden van mening zijn dat er zeker ondernemingen zijn die onder het MKB vallen met een behoefte aan internationale vergelijkbaarheid en financiering, zijn dit veelal dochterondernemingen, relatief grote MKB-ondernemingen en ondernemingen die sterk internationaal actief zijn. Een kenmerkende uitspraak in dit kader: ‘Maar ik denk dat het voor het overgrote deel van het MKB alleen maar een extra last is, waar de voordelen van internationaal werken er niet tegenover staan’. Een andere geïnterviewde geeft aan dat eventuele aanpassing van de standaard ervoor zou kunnen zorgen dat de standaard

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat deze impact (mede) beïnvloed is door de mate waarin de on- derzochte ondernemingen gebruik hebben gemaakt van de

Hierbij wordt opgemerkt dat één onderneming, die aangeeft dat de effecten van IFRS 15 voor haar jaarrekening niet materieel zijn, geen inzicht heeft gegeven in welke me-

IFRS 9 kent voor de eerste toepassing bij overgang vanuit IAS 39 een aantal keuzes/transitiebepalingen:.. • Vrijstelling voor het opstellen van vergelijkende cijfers op basis

Onderzocht is of de verplichte overstap van Dutch GAAP naar IFRS heeft geleid tot een daling van de cost of equity capital van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen..

standard setting’ zijn, dat er voor- en nadelen kleven aan ‘principles-based standard setting’ in vergelijking met ‘rules-based’, dat IFRS op dit moment niet kan worden

Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat een mogelijk lagere solvabiliteit door IFRS geen nadelige fi nanciële consequenties voor beursgeno- teerde ondernemingen heeft op

Deze nadruk die al in de prak- tijk op EBITDA wordt gelegd, maakt dat de verande- ring die doorgaans de grootste invloed heeft op de winst, het niet meer afschrijven van

Maar voor het overi- ge lijkt het dat de invoering voor Nederlandse onder- nemingen niet erg ingrijpend hoeft te zijn.. Toch leert de