• No results found

De resultaten zullen per gestelde vraag behandeld worden. In Hoofdstuk 5, de Conclusie, zullen de deelvragen uit het theoriegedeelte beantwoord worden.

De eerste vraag heeft betrekking op de bekendheid van de geïnterviewde met de nieuwe standaard, IFRS voor het MKB. Hoewel alle geïnterviewden aangeven bekend te zijn met de volledige IFRS, is niet iedereen bekend met de variant voor het MKB. Voor één geïnterviewde was deze standaard nog geheel onbekend: ‘Ik ken op hoofdlijnen het concept IFRS. Dus, boekhoudregels, niet specifiek voor het MKB’. Naast de bekendheid met de standaard is geïnformeerd naar de mate waarin de partij die de geïnterviewde vertegenwoordigd reeds een standpunt heeft ingenomen rondom IFRS voor het MKB. Drie van de vijf geïnterviewden geeft aan dat hun partij nog geen standpunt heeft ingenomen over de standaard. Waar twee van de drie partijen die reeds een standpunt hebben ingenomen nog twijfelen over de geschiktheid van de nieuwe standaard voor het MKB, is de laatste partij aanzienlijk negatiever: ‘Tot nu toe hebben we niet echt voordelen kunnen ontdekken… Maar uiteindelijk moet het wel nuttig zijn, en moet het voor de bedrijven nuttig zijn. Dus met andere woorden, voorlopig moeten we maar even niet aan IFRS for SMEs denken’.

Vervolgens werd geïnformeerd naar het standpunt van de partij van de geïnterviewde rond de behoefte van het Nederlandse MKB aan internationale financiering en vergelijkbaarheid van financiële verslaggeving. Ook werd gevraagd in welke mate IFRS voor het MBK volgens de geïnterviewde aan deze behoeftes voldoet. Hoewel alle geïnterviewden van mening zijn dat er zeker ondernemingen zijn die onder het MKB vallen met een behoefte aan internationale vergelijkbaarheid en financiering, zijn dit veelal dochterondernemingen, relatief grote MKB-ondernemingen en ondernemingen die sterk internationaal actief zijn. Een kenmerkende uitspraak in dit kader: ‘Maar ik denk dat het voor het overgrote deel van het MKB alleen maar een extra last is, waar de voordelen van internationaal werken er niet tegenover staan’. Een andere geïnterviewde geeft aan dat eventuele aanpassing van de standaard ervoor zou kunnen zorgen dat de standaard

35

wel goed zou aansluiten op de behoeftes van het Nederlandse MKB: ‘Wil de IASB in heel Europa nog enige kans maken met IFRS for SMEs, dan zullen ze op die punten die van de nieuwe accounting directives (de Europese Richtlijnen) afwijken, zullen ze toch ten minste een optie moeten inbouwen dat je dat ook zult mogen toepassen’.

De derde vraag heeft betrekking op de afweging van de baten van de nieuwe standaard tegen de verwachte lastenverzwaring die IFRS voor het MKB met zich meebrengt. Twee van de vijf geïnterviewden geeft aan nog geen nauwkeurige inschatting te kunnen maken van de baten en de lasten van IFRS voor het MKB: ‘Momenteel is nog niet bewezen dat de baten opwegen tegen de lasten. Dit moet eerst helder zijn alvorens er tot een dergelijke standaardisering wordt overgegaan’. De drie andere geïnterviewden hebben reeds een standpunt ingenomen. Naar hun mening zullen de baten van de standaard voor het merendeel van de ondernemingen niet opwegen tegen de administratieve lasten en complexiteit die IFRS voor het MKB met zich meebrengt: ‘Maar als je ook kijkt naar de administratieve lasten, dan zijn die nog best wel behoorlijk fors. De complexiteit van de standaarden, gewoon als MKB’er, wordt je toch vaak vergeleken met een gewone consument. Dus om daar dan in één keer aan te voldoen, dan moet je de accountant weer gaan inhuren, dat betekent ook weer heel hoge accountantskosten’. Een andere geïnterviewde formuleert het als volgt: ‘De vereisten voor toelichting wordt meer, gaat omhoog, ondanks het feit dat het al veel minder is dan voor IFRS… Afgezien van die verschillen in verwerkingswijze is het echt de hoeveelheid disclosures, die ze dan als familiebedrijven zouden moeten doen. Dat gaan ze dus nooit en te nimmer doen’.

De volgende vraag gaat over de behoeftes van de leden en belanghebbenden van de partijen die de geïnterviewden vertegenwoordigen. Eén geïnterviewde heeft de vraag niet beantwoord. Een tweede gaf aan dat nog niet duidelijk was hoe hun partij zal gaan inspelen op de behoeftes van het MKB. De overige drie geïnterviewden geven aan te verwachten dat hun leden geen behoefte zullen hebben aan IFRS voor het MKB. Eén geïnterviewde stelt: ‘Dus ja, het is wel de vraag van, de regelgeving moet wel aansluiten op de praktijk. En als er geen vraag naar is, of geen behoefte aan is, waarom zou je dan regelgeving opstellen’. Een andere geïnterviewde geeft aan: ‘Er is nog geen meerderheid

36

in de EU om de IFRS for SME standaard door te voeren. Zolang niet bewezen is dat het MKB hier echt voordeel mee kan halen, en het niet zal leiden tot een verhoging van de lasten, is het de vraag of dit doorgevoerd zal worden’.

Nu is vastgesteld hoe de geïnterviewden staan tegenover IFRS voor het MKB, wordt ingegaan op de verwachtingen rond de politieke toekomst van de standaard in de Europese Unie en in Nederland. De eerste vraag in dit kader heeft betrekking op de rol van Nederland in de EU: gaat de voorkeur van de geïnterviewde uit naar een leidende of afwachtende rol bij het bepalen van de toekomst van de nieuwe standaard in Europa? Slechts één geïnterviewde geeft aan dat zijn voorkeur uit gaat naar een leidende rol van Nederland. Dit heeft echter niet betrekking op een spoedige invoering van de standaard in Europa: ‘Een leidende rol om met name het belang van het MKB goed centraal te houden. Het mag niet gebeuren dat vanuit administratieve overwegingen standaarden worden ingevoerd. Het belang van het MKB moet centraal blijven staan’. De overige vier geïnterviewden geven aan dat de voorkeur juist uitgaat naar een afwachtende rol van Nederland bij de politieke ontwikkelingen in de EU. Dit is met name het gevolg van het debacle met de verplichte roulatie van accountantskantoren voor beursgenoteerde ondernemingen: ‘Ja, ik vind het met de accountants wel een typisch voorbeeld waar je je dan kunt afvragen of dat de juiste weg is geweest’. Hier wordt gewezen op de roulatie waar in Nederland reeds een termijn voor is vastgesteld, waar de EU nog een periode (X aantal jaren) moet vaststellen. Een andere geïnterviewde benadrukt daarnaast dat het ongewenst zou zijn als Nederland een ander systeem hanteert dan andere lidstaten: ‘En het is natuurlijk heel raar als je in Nederland een ander systeem hebt dan in alle andere landen ter wereld… Wat je hier verzint, op die paar honderd vierkante kilometer. Dat is natuurlijk weer de waanzin ten top.’ Een ander stelt: ‘Want stel nu dat alsnog besloten wordt van, het moet toch anders, of dat het weer van Europa anders moet, ja… Wat je verder ook van Europa vindt, daar moet je wel naar kijken, dat je niet continue blijft aanpassen. Want dat is voor bedrijven ook gewoon heel veel werk. En dus kiezen wij er het liefst voor om gewoon maar te zeggen van, nou, dan wachten we gewoon op de Europese regelgeving’.

37

De volgende vraag met betrekking tot de politieke toekomst van de standaard gaat in op de voorkeur voor de wijze van (eventuele) adoptie van IFRS voor het MKB: een verplichte adoptie voor alle lidstaten, vrijwillige adoptie voor alle lidstaten of een keuze per land tussen een vrijwillige of verplichte adoptie van de standaard. Twee van de vijf geïnterviewden geeft aan dat het nog onduidelijk is waar de voorkeur naar uit gaat. De overige drie geïnterviewden hebben een duidelijke voorkeur voor vrijwillige adoptie van de standaard in de Europese Unie. Eén geïnterviewde stelt: ‘Ik zie nog niet direct hele grote voordelen, om het te verplichten voor het hele MKB. Dus ik kan me goed voorstellen dat vrijwillige invoering interessant is, omdat het minder lasten met zich meebrengt, en wel de voordelen van verplichte invoering, die voor een heel groot deel van de bedrijven misschien beperkt zijn – als ze er al zijn’. Een tweede zegt: ‘En in die zin zeg ik van, dan zou ik meer neigen naar een vrijwillige invulling. Dan kan elk bedrijf bepalen van, nou oké, ik heb er zo veel baat bij dat ik het er voor over heb. En dan hou je het ook wel bij de keuze van de ondernemer. De keuzevrijheid. Dat is voor ons natuurlijk ook wel een belangrijke voorwaarde’.

Een mogelijk alternatief binnen Europa is de aangepaste versie van IFRS voor het MKB, die door het Verenigd Koninkrijk is ontwikkeld. Hierbij zijn de hoofdlijnen van IFRS voor het MKB behouden gebleven, maar wordt tegelijkertijd voldaan aan de Europese Richtlijnen. Op de vraag of deze aangepaste variant een mogelijkheid voor Nederland vormt, geeft één geïnterviewde aan: ‘Ik vind dat een mooi compromis, ja’. Dit is echter de enige positieve reactie. Waar er door één geïnterviewde geen antwoord is gegeven op deze vraag, zien de andere geïnterviewden geen toekomst in deze weg: ‘Ja, wat je dan ook vaak ziet is dat we het al hebben vastgezet, en dan blijkt dus in de Europese regelgeving… Daar zijn wij ook vaak nooit zo’n grote voorstander van. Dat je allemaal uitzonderingsmogelijkheden hebt waardoor je steeds strenger kan zijn, of afwijkende dingen weer kan doen…’, en ‘Dus om daar nu op vooruit te lopen wat ons betreft, dat zou mijn keuze niet zozeer zijn. Ik weet niet in hoeverre ze hem aangepast hebben, of ze hem nog verder uitgekleed hebben of niet… Dus om nou zelf weer het wiel eens opnieuw te gaan uitvinden, vooruitlopend daarop, ik denk niet dat we dat moeten doen. En ook omdat er geen behoefte aan is vanuit het MKB’. Een andere geïnterviewde stelt het een

38

stuk extremer: ‘Dan ga je een beetje op een ontwikkelingsland lijken, als Engeland zijnde. Mind you, nee. Als Engeland zeg je dan gewoon, ik ga m’n eigen systeem, UK GAAP, ga je vervangen voor een internationaal systeem. En dat is in feite wat ontwikkelingslanden ook doen’.

Als laatste is ingegaan op de gevolgen van de overgang op een internationale standaard, en daarmee de overgang naar een internationale regelgever, in dit geval de IASB. Uitgangspunt hierbij is dat de eigen verslaggevingsstandaard volledig wordt vervangen door de standaard van de IASB. Hierbij is naar verwachting wel sprake van het goedkeuringsmechanisme (endorsement mechanism), dat door de EU ook gehanteerd wordt bij de volledige IFRS. Eén geïnterviewde heeft deze vraag niet beantwoord als gevolg van onvoldoende inzicht in de situatie. Een ander heeft hier nog geen mening over gevormd: ‘Eerst is er helderheid nodig wat de meerwaarde zou zijn voor het MKB. Er zit al veel overlap tussen de huidige regeling en de voorgestelde standaard’. De overige geïnterviewden hebben over het algemeen geen grote bezwaren tegen een internationale regelgever: ‘Nou, ik vind het op zich geen probleem om… Een standaard is een standaard, die moet ergens vastgesteld worden. Dat betekent ook dat men zich er altijd naar zal moeten voegen. En dan zal het nooit helemaal precies zo zijn als je het zelf wilt’. Een andere geïnterviewde stelt: ‘En op zich ben ik wel voor internationale standaarden, want dan kunnen bedrijven zich een soort van vergelijken, zeg maar een gelijk speelveld. Maar je moet ook wel kijken naar wat echt de verschillen zijn hoor. Het is niet altijd even makkelijk om het MKB in Nederland te vergelijken met dat in Azië. Dus ja, je moet daar wel met een gezonde blik naar kijken vind ik. Ik vind het op zich wel goed dat ze er zijn, maar het moet niet zo zijn dat je dat dan altijd maar moet doen, wat men daar bedenkt’.

39