• No results found

Opbrengstverantwoording onder IFRS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opbrengstverantwoording onder IFRS"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opbrengstverantwoording onder IFRS

Een onderzoek naar de gevolgen van de nieuwe standaard revenue recognition voor

bouwondernemingen in Nederland

(2)

Opbrengstverantwoording onder IFRS

Een onderzoek naar de gevolgen van de nieuwe standaard revenue recognition voor

bouwondernemingen in Nederland

Auteur:

Han de Haan

Studentnummer:

1483749

E-mailadres:

s1483749@student.rug.nl

handehaan@gmail.com

Datum:

12 augustus 2010

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en bedrijfskunde

Master Accountancy

Begeleider:

drs. J. Westra – de Jong RA

Medebeoordelaar:

dr. E.P. Jansen

BDO Accountants & Adviseurs

(3)

Samenvatting

Eind 2008 heeft de IASB een discussion paper gepubliceerd waarin voorstellen staan voor een nieuw model om omzet te verantwoorden in de jaarrekening. Dit discussion paper is een eerste stap in de richting van een gezamenlijk project met de Amerikaanse FASB om een nieuwe standaard te ontwikkelen. In het discussion paper worden de belangrijkste voorstellen over de inhoud van de nieuwe standaard gepresenteerd. Deze standaard zal gelden voor alle soorten opbrengstcategorieën en hanteert een model van opbrengstverantwoording dat zich richt op veranderingen in activa en passiva (Asset & Liability view). Het model houdt in dat elke transactie wordt gezien als een contract met rechten en verlichtingen op de balans. Voor de leverende partij ontstaat een „performance obligation‟, dit is een contractuele belofte om een actief (zoals een goed of een dienst) over te dragen aan de afnemer. De afnemer krijgt control over het te leveren actief zodra het actief van de afnemer is. Opbrengst mag worden verantwoord als verplichtingen afnemen door de levering van goederen of diensten. Dit onderzoek richt zich op de gevolgen van deze voorstellen voor Nederlandse IFRS rapporterende bouwondernemingen. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre deze voorstellen in lijn liggen met een verschuiving van verslaggevingstandaarden richting de Asset & Liability view.

De gevolgen zijn onderzocht aan de hand van interviews met bouwondernemingen en accountants. Dit onderzoek is exploratief van aard. Uit het onderzoek blijkt dat deze voorstellen een aantal mogelijk negatieve gevolgen hebben voor bouwondernemingen. Het verantwoorden van opbrengst heeft invloed op het financiële resultaat van een onderneming. Dit financiële resultaat, oftewel de performance, is een belangrijk element voor gebruikers van de jaarrekening. Bouwbedrijven willen graag gedurende de looptijd van een bouwproject opbrengsten kunnen verantwoorden om in hun performance de bedrijfsdrukte te weerspiegelen. Uit het onderzoek blijkt dat de weergave van de performance mogelijk verslechtert bij bouwondernemingen. Daarnaast wordt het doel om informatie over opbrengsten beter begrijpbaar en vergelijkbaar te maken, voor bouwondernemingen niet gehaald. Een belangrijke oorzaak van veel gevolgen is de voorwaarde dat opbrengst pas mag worden verantwoord wanneer de „control‟ over het geleverde actief naar de afnemer is verschoven. Doordat bouwprojecten zeer complex zijn, zorgt deze voorwaarde voor veel onduidelijkheid over het moment van opbrengstverantwoording en de hoeveelheid te verantwoorden opbrengst. De bouwbedrijven uit dit onderzoek hebben nog veel vragen en onduidelijkheden over hoe de standaard zal moeten worden toegepast. Zij zijn eventueel genoodzaakt maatregelen te treffen, zoals het anders inrichten van contracten met klanten, om te voorkomen dat opbrengst pas aan het eind van een project kan worden verantwoord.

Kijkend naar de inhoud van de voorstellen en het voorgestelde model voor opbrengstverantwoording, concludeert dit onderzoek dat de IASB en FASB een belangrijke stap hebben gezet richting verslaggevingstandaarden aan de hand van de Asset & Liability view. Dit onderzoek geeft enkele

(4)

aanbevelingen, vanuit het perspectief van bouwondernemingen, aan de standaardsetters. Een belangrijke aanbeveling is dat een nieuwe standaard het voor bouwbedrijven mogelijk moet maken om, net als onder de huidige standaard, gedurende de looptijd van het bouwproject opbrengsten te verantwoorden. De weergave van de bedrijfsdrukte in de performance wordt, voor zowel bouwondernemingen als gebruikers van de jaarrekening, relevanter beschouwd dan een performance gebaseerd op het moment van overdracht van activa.

(5)

Voorwoord

Met deze scriptie sluit ik mijn master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen af. Deze studie aan de RuG en mijn semester aan de Universität Mannheim zijn een goede basis voor een carrière in de accountancy.

Ik wil mijn begeleiders dr. E.P. Jansen en drs. J. Westra – de Jong RA van de RuG en drs. P. La Maitre RA van BDO bedanken voor hun goede begeleiding. Daarnaast wil ik iedereen bedanken die mij of een of andere manier heeft geholpen bij het schrijven van deze scriptie.

Han de Haan

(6)

Voorwoord ...5

1.

Inleiding ...8

1.1

Inleiding ...8

1.2

Aanleiding tot onderzoek ...9

1.3

Relevantie ...9

1.4

Probleemstelling en het doel van het onderzoek ... 10

1.5

Onderzoeksopzet ... 11

1.6

Structuur van het verslag ... 12

1.7

Randvoorwaarden ... 12

2.

Theoretisch kader ... 14

2.1

Inleiding ... 14

2.2

Huidige IFRS regelgeving voor onderhanden werk ... 14

2.2.1

Definities en toepassingsgebied ... 14

2.2.2

Opbrengsten en kosten ... 15

2.2.3

Opname van opbrengsten en kosten ... 15

2.2.4

Informatieverschaffing ... 16

2.3

Nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording ... 17

2.3.1

Doel van de nieuwe voorstellen ... 17

2.3.2

Opbrengstverantwoording in het DP ... 18

2.3.3

Fiscale jaarrekening... 20

2.4

Belangrijkste veranderingen voor de financiële verslaggeving ... 20

2.4.1

Percentage of completion onder IFRS... 21

2.4.2

Opbrengstverantwoording onder nieuwe voorstellen ... 23

2.4.3

Verschillen tussen beide methoden ... 25

2.4.4

Gevolgen voor de financiële verslaggeving ... 25

2.4.5

Patroon van opbrengsten ... 27

2.5

Asset & Liability view en Revenue & Expense view ... 27

2.5.1

Het IASB Framework ... 27

2.5.2

Onderliggende aannames en veronderstellingen ... 28

2.5.3

Asset & Liability view ... 29

2.5.4

Gebruik van fair value onder AL-view ... 32

2.6

Revenue & Expense view ... 32

2.6.1

RE-view in IASB Framework ... 34

2.6.2

Relatie met AL-view en RE-view met IAS 11 ... 35

2.7

Eerder onderzoek ... 36

2.7.1

Dobbler ... 36

2.7.2

Wüstemann & Kierzek ... 36

2.7.3

RevenueRecognition.com ... 37

2.7.4

Bevindingen uit eerder onderzoek ... 37

3. Opzet van het empirisch onderzoek ... 39

3.1

Inleiding ... 39

3.2

Onderzoeksvragen ... 39

(7)

3.4

Afbakening en selectie van het empirisch onderzoek ... 40

3.5

Onderzoeksinstrument ... 41

3.5.1

Ontwerp van het onderzoeksinstrument ... 43

3.6

Verwerking van de interviews ... 44

3.7

Beperkingen van het empirisch onderzoek... 44

4. Resultaten empirisch onderzoek ... 45

4.1

Inleiding ... 45

4.2

Tevredenheid huidige PoC methode ... 45

4.3

Het nieuwe model opbrengstverantwoording ... 47

4.4

Opbrengsten aan de hand van veranderingen in activa en passiva ... 50

4.5

Verschillen fiscale en bedrijfseconomische jaarrekening ... 53

4.6

Slot ... 53

5. Conclusie ... 54

5.1

Inleiding ... 54

5.2

Beantwoording centrale onderzoeksvraag ... 54

5.2.1

Gevolgen voor de bedrijfsvoering ... 54

5.2.2

Gevolgen voor de financiële verslaggeving ... 55

5.2.3

Andere aandachtspunten ... 57

5.3

Relatie met Asset & Liability view ... 57

5.4

Advies aan regelgevers ... 58

5.5

Beperkingen van onderzoek ... 599

5.6

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 59

Literatuurlijst ... 61

Bijlage 1 – Vragenlijst interview bouwonderneming ... 65

(8)

1.

Inleiding

1.1 Inleiding

“The International Accounting Standards Board (IASB) and the FASB met and discussed strategies for achieving and maintaining consistency between FASB and IASB standards (Practical Accounting, 2002).”

Met deze zin opende in november 2002 een artikel over de verdergaande samenwerking tussen de twee grootste standaardsetters voor financiële verslaggeving, de FASB (Financial Accounting Standards Boards, USA) en de IASB. De behoefte naar gelijke accounting standaarden wordt groter naarmate markten en economische transacties globaler worden. Investeerders en beleggers verbreden tegenwoordig hun portefeuilles tot over de grens van naties en continenten. Hierbij hebben zij behoefte aan begrijpbare en vergelijkbare financiële verslaggevinginformatie. Mede met het voldoen aan deze behoeften van gebruikers van financiële verslaggeving als doel, zijn de IASB en FASB een gezamenlijk project gestart om de regelgeving voor opbrengstverantwoording te herzien. De opbrengstverantwoording van een onderneming beïnvloedt de financiële positie (waarde van de activa, passiva en het daaruit voortkomende eigen vermogen) en de performance (of: prestatie, tot uitdrukking komend in het financiële resultaat, zoals bijvoorbeeld de EBIT). De voorstellen voor de nieuwe standaard opbrengstverantwoording zijn beschreven in een Discussion Paper (verder: DP), uitgebracht in december 2008. In dit DP wordt gesteld dat verschaffers van kapitaal de opbrengst van een onderneming gebruiken voor het analyseren van de financiële positie en de performance en het maken van investering- en beleggingskeuzes. Samenstellers en gebruikers van financiële verslagen zouden gebaad moeten zijn bij deze nieuwe verslaggevingregels. Op globaal niveau moeten de nieuwe regels huidige problemen, zoals inconsistentie tussen verslaggevingregels en onduidelijkheid over het toepassen van de regels, moeten oplossen. Het idee om bijna alle soorten opbrengsten onder één standaard te brengen en opbrengsten te verantwoorden aan de hand van veranderingen van balansposten, duidt op het toepassen van een bepaalde theoretische invalshoek door de regelgevers. Niet alleen de concrete regels veranderen, maar regelgevende instanties richten zich ook op een andere theoretische grondslag waarop de regels worden gebaseerd. De impact van deze nieuwe regels is verschillend per sector. Eén sector waarbij mogelijk grote gevolgen ontstaan voor de opbrengstverantwoording, is de bouwsector. Dit blijkt onder meer uit het commentaar dat de regelgevers vanuit deze sector hebben ontvangen. Gezien de mogelijk grote gevolgen en de ontstane commotie, wordt deze sector specifiek behandeld in dit onderzoek.

(9)

1.2 Aanleiding tot onderzoek

Het huidige IFRS geeft met standaard IAS 11 richtlijnen voor de opbrengstverantwoording voor onderhanden projecten in opdracht van derden (verder: onderhanden projecten). Deze standaard, die in 1993 in werking is getreden, is de opvolger van de oude standaard uit 1978 (IAS 11.2). Deze standaard is een aparte standaard naast IAS 18. Waar IAS 11 zich alleen richt op onderhanden projecten, behandelt IAS 18 alle andere gevallen van opbrengstverantwoording, zoals de verkoop van goederen en de levering van diensten.

Een belangrijk element uit de standaard IAS 11 is de voorgeschreven methode aangaande het nemen van opbrengsten bij onderhanden projecten. Bedrijven die onder IFRS rapporteren, zijn verplicht de „percentage of completion‟ (verder: PoC) methode toe te passen. Deze methode zorgt ervoor dat de opbrengsten van een meerjarig project, zoals de bouw van een brug, gespreid worden over de jaren waarin het project wordt uitgevoerd. Het voordeel hiervan is dat de performance van een bedrijf beter tot uiting komt in de financiële verslaggeving. Informatie over de performance is nuttig bij het maken van investeringsbeslissingen (Robinson, 1991).

Door de geplande invoering van nieuwe verslaggevingregels voor opbrengstverantwoording, zal ook de standaard voor onderhanden projecten aan verandering onderhevig zijn. Zoals de voorstellen er momenteel uitzien, verdwijnt de aparte standaard voor onderhanden projecten en de percentage of completion methode. Er komen voor onderhanden projecten andere regels betreffende het verantwoorden van opbrengsten. Een uitgebreide toelichting op deze nieuwe voorstellen geef ik in hoofdstuk 2 van dit onderzoek. De situatie die ontstaat, is dat bedrijven op een andere manier hun opbrengsten van onderhanden projecten moeten verantwoorden en er nog veel onzekerheid bestaat over wat de impact hiervan is op de financiële verslaggeving, de financiële positie en het nut voor de gebruikers hiervan.

In dit hoofdstuk bespreek ik verder de relevantie van het onderzoek, de probleemstelling, een korte onderzoeksopzet, de structuur van het verslag en de randvoorwaarden.

1.3 Relevantie

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen zowel relevant zijn voor de opstellers en gebruikers van financiële verslagen van bouwondernemingen, als voor regelgevende instanties.

Voor opstellers en gebruikers van jaarrekeningen geeft dit onderzoek inzicht in wat er mogelijk zal veranderen op het gebied van de opbrengstverantwoording van onderhanden projecten. Bedrijven die projecten in opdracht van derden uitvoeren, zullen bij de invoering van nieuwe verslaggevingregels aanlopen tegen veranderingen op het gebied van financiële verslaggeving. Een mogelijkheid is dat hun financiële positie of resultaat verandert door een andere methode van opbrengstverantwoording. De inhoud van de voorstellen zijn al terug te vinden in het door de IASB/FASB uitgebrachte discussion

(10)

paper, maar ik tracht met mijn onderzoek extra van waarde te zijn door concreter in te gaan op de veranderingen op het gebied van opbrengstverantwoording voor bouwondernemingen.

De gebruikers van jaarrekeningen, zoals investeerders en beleggers, gebruiken onder andere de financiële positie en de performance van een bedrijf voor het maken van investerings- en beleggingsbeslissingen. Beide aspecten kunnen mogelijk veranderen. Voor deze groep gebruikers kan dit onderzoek van belang zijn om inzicht te krijgen in de veranderingen op het gebied van opbrengstverantwoording en waar zij op moeten letten bij het lezen van de jaarrekening welke een nieuwe methode van opbrengstverantwoording hanteert.

De opstellers van verslaggevingregels, in dit geval de IASB en de FASB, staan open voor commentaar op de door hen gepubliceerde voorstellen. Ik hoop door middel van het in kaart brengen van de meningen van bedrijven die hier mee te maken hebben, relevante informatie te presenteren. Dit kan tevens van belang zijn voor overige belanghebbenden op het gebied van financiële regelgeving, zoals bijvoorbeeld de overheid.

1.4 Probleemstelling en het doel van het onderzoek

In dit onderzoek probeer ik in kaart te brengen wat de gevolgen zijn van de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording, uitgebracht door de IASB en de FASB eind 2008, voor de jaarrekening van bouwondernemingen en haar gebruikers. Hierbij richt ik mij op onder IFRS rapporterende bedrijven met onderhanden projecten in opdracht van derden. De concrete gevolgen voor bouwbedrijven zijn momenteel nog niet duidelijk. Uit reacties van bouwondernemingen en overkoepelende organisaties is gebleken dat zij moeite hebben om de concrete consequenties op hun verslaggeving en bedrijfsvoering in kaart te brengen. Bouwondernemingen lopen tegen vragen aan die zij aan de hand het DP niet kunnen beantwoorden. Dit komt doordat er in het DP nog veel onduidelijkheden en verschillend te interpreteren voorstellen staan. Het bestuderen van de voorstellen geeft bouwondernemingen een indicatie van de veranderingen, maar beantwoordt niet de concrete vragen hieruit voortkomend. Dit onderzoek tracht niet deze concrete vragen te beantwoorden, maar helpt wel in het proces hiernaartoe. Daarnaast hebben bouwondernemingen in het verleden op sommige punten afspraken met elkaar gemaakt over de concrete toepassing van de regels. Door de verschillende visies van bouwondernemingen in kaart te brengen, helpt dit onderzoek in het komen tot een gezamenlijke interpretatie en toepassing van de nieuwe regels. Op het moment van schrijven is er nog onzekerheid over de concrete uitwerking van de voorgestelde methode voor opbrengstverantwoording. Om de gevolgen voor de jaarrekening in kaart te brengen, ga ik analyseren wat er op de balans en in de resultatenrekening verandert, voor zover dit mogelijk is aan de hand van het DP en overige informatie. Daarnaast wil in een beeld krijgen van wat IFRS rapporterende bedrijven met onderhanden projecten denken wat voor hen de gevolgen zullen zijn, hoe zij hier tegenover staan, welke problemen er kunnen

(11)

optreden en wat hun aanbevelingen zijn aan de regelgevers. De uitkomst hiervan wil ik als advies aan de regelgevende instantie presenteren.

Verder wil ik kijken hoe de nieuwe voorstellen zich verhouden ten opzichte van de accountingtheorieën „Asset & Liability view‟ (verder: AL-view) en „Revenue & Expense view‟ (verder: RE-view). In hoofdstuk 2 ga ik inhoudelijk in op deze theorieën. Aan de hand van de analyse van de impact van de nieuw voorgestelde regels op de financiële verslaggeving, hoop ik vast te kunnen stellen of er een, veel gesuggereerde, trend is van verslaggevingregels richting de AL-view. Het koppelen van de voorstellen uit het DP met de AL-view en de RE-view, helpt bij het begrijpen van de achterliggende gedachtes en motieven, welke de standaardsetters IASB en FASB hebben bij hun nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording. Als er wordt gekozen voor de AL-view als grondslag voor een belangrijke standaard als opbrengstverantwoording, is het goed mogelijk dat toekomstige standaarden ook met deze „view‟ als achtergrond worden opgesteld.

Samenvattend kom ik tot de volgende onderzoeksvraag:

“Wat zijn de gevolgen van de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording van de IASB/FASB voor de opbrengstverantwoording van IFRS rapporterende bedrijven met onderhanden projecten en hoe liggen deze nieuwe voorstellen in lijn met een verschuiving van verslaggevingregels richting de Asset & Liability view?”

1.5 Onderzoeksopzet

Zoals uit de vorige paragraaf naar voren komt, is de doelstelling van dit onderzoek:

Het in kaart brengen van de gevolgen van de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording voor de bedrijfsuitvoering en financiële verslaggeving van bouwondernemingen.

Om dit te onderzoeken zal ik een beschrijving geven van de huidige IFRS regels voor onderhanden projecten (IAS 11) en zal ik de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording inhoudelijk bespreken. De behandeling van deze regelgeving schept een beeld van de veranderingen in de financiële verslaggeving betreffende opbrengstverantwoording die zullen optreden voor onderhanden projecten.

De IFRS regelgeving, de nieuwe voorstellen opbrengstverantwoording en eerder onderzoek dienen als basis voor het opstellen van het empirisch onderzoek. Dit onderzoek is exploratief en kwalitatief van aard. De uitkomsten zullen daarom geen harde cijfers zijn maar nieuwe inzichten, meningen, problemen en aanbevelingen. Deze kunnen aanzet geven tot verder onderzoek. Het empirisch

(12)

onderzoek zal bestaan uit het afnemen van interviews met geselecteerde deskundigen. Deze deskundigen zijn personen die werkzaam zijn bij grote bouwondernemingen en personen die anderzijds vanuit hun functie direct met deze regelgeving te maken hebben. Met dit kwalitatieve onderzoek wil ik in kaart brengen welke gevolgen de geselecteerde bouwondernemingen verwachten voor de financiële rapportage en de bedrijfsvoering en hoe zij hiermee denken om te gaan.

1.6 Structuur van het verslag

In hoofdstuk 2 bespreek ik de theorie welke aan de basis ligt van het empirisch onderzoek. Na deze theoretische uitwerking bespreek ik in hoofdstuk 3 de opzet van het empirisch onderzoek. In hoofdstuk 4 presenteer en bespreek ik de belangrijkste resultaten van het empirisch onderzoek. Ik sluit het onderzoek af met een conclusie waarin ik mijn belangrijkste bevindingen presenteer. Ook komen hier de beperkingen, aanbevelingen en mogelijkheden tot vervolgonderzoek aan bod.

1.7 Randvoorwaarden

Afhankelijk van het soort onderzoek kan er een scala aan verbijzonderingen en eisen gesteld worden (Haag en Dirven, 2002). Dit kan worden samengevat als de randvoorwaarden. De randvoorwaarden neem ik in acht bij het opstellen en uitvoeren van mijn onderzoek. Ik zal kort de randvoorwaarden toelichten.

- Tijdsduur

Voor deze afstudeeropdracht heb ik een beperkte hoeveelheid tijd. De opdrachtgevende instantie (Rijksuniversiteit Groningen) waardeert het afstudeeronderzoek met 20 European credits (EC‟s). Hierbij horen 560 studie-uren, deze hoeveelheid uren neem ik als richtlijn voor de opzet en uitvoering van mijn onderzoek. Deze opdracht moet individueel worden uitgevoerd.

- Wetenschappelijk

Het onderzoek moet wetenschappelijk verantwoord zijn. Concreet houdt dat in dat er een duidelijke probleemstelling wordt geformuleerd, de gebruikte literatuur van wetenschappelijk niveau is, het empirisch onderzoek methodologisch gezien juist en relevant is en de resultaten op zorgvuldige manier worden geanalyseerd en geïnterpreteerd (Scriptiewijzer RuG).

(13)

- Vertrouwelijke informatie

Het uiteindelijke rapport mag geen vertrouwelijk informatie bevatten, aangezien het eindverslag publiek beschikbaar moet zijn.

(14)

2.

Theoretisch kader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk bespreek ik de theorie die ten grondslag ligt aan dit onderzoek. De basis is de IFRS regelgeving IAS11 (opbrengstverantwoording voor onderhanden projecten in opdracht van derden). Ik bespreek de huidige regelgeving en de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording. Een andere belangrijke theorie welke als basis dient voor dit onderzoek, is de „Asset & Liability view‟ en de „Revenue & Expense view‟. Deze komt verderop in dit hoofdstuk aan bod.

2.2 Huidige IFRS regelgeving voor onderhanden werk

In deze en volgende paragrafen beschrijf ik wat de huidige standaard voor opbrengstverantwoording voor onderhanden werk (IAS 11) in IFRS voorschrijft. Hierin behandel ik wanneer de standaard van toepassing is en hoe opbrengsten in de financiële verslaggeving moeten worden gerapporteerd. De standaard IAS 11 werd goedgekeurd in 1979. In 1993 werd de standaard herzien, sindsdien is toepassing van de „completed contract‟ methode niet langer toegestaan. De herziene standaard werd in 1995 in gebruik genomen (Cairns e.a., 2003).

2.2.1 Definities en toepassingsgebied

De standaard onder IFRS stelt dat zij moet worden toegepast bij: „de administratieve verwerking van onderhanden projecten in opdracht van derden in de jaarrekening van aannemers (IAS 11.1)‟.

IAS 11 geeft de volgende definitie van een onderhanden project: „Een onderhanden project in opdracht van derden is een specifiek onderhandelde overeenkomst voor de constructie van een actief of combinatie van activa die qua ontwerp, technologie, functie of uiteindelijk doel of gebruik nauw samenhangen of onderling afhankelijk zijn (IAS 11.3)‟.

Een onderhanden project kan ook uit meerdere activa of losse projecten bestaan, wanneer deze nauw samenhangen en als één pakket worden verkocht (IAS 11.9). Dit is niet mogelijk als over bepaalde activa afzonderlijk is onderhandeld en er aparte kosten en opbrengsten voor kunnen worden gedefinieerd (IAS 11.8).

(15)

2.2.2 Opbrengsten en kosten

De opbrengst welke uit een project wordt genomen zijn de contractueel overeengekomen aanneemsom en de wijzigingen in projectwerk, claims en premies (IAS 11.11a). De voorwaarden die worden gesteld voor het verantwoorden van opbrengsten zijn dat het waarschijnlijk is dat de werkzaamheden leiden tot opbrengsten en dat deze opbrengsten betrouwbaar kunnen worden gewaardeerd (IAS 11.11b).

De opbrengsten moeten worden gewaardeerd tegen de reële waarde van de vergoeding. Deze waardering is afhankelijk van toekomstige gebeurtenissen. Deze schattingen moeten worden herzien als toekomstige gebeurtenissen veranderen (bijvoorbeeld extra kosten, meerwerk, boetes) of onzekerheden worden opgelost (IAS 11.12).

De kosten uit hoofde van onderhanden projecten (IAS 11.16) omvatten:

- kosten die rechtstreeks verband houden met het project (o.a. materialen, personeel, transport, afschrijving);

- met het project samenhangende kosten voor globale activiteiten en contractkosten (o.a. verzekeringskosten, overhead);

- andere kosten die volgens de voorwaarden van het contract specifiek aan de opdrachtgever zullen worden aangerekend (o.a. verkoop-, onderzoeks- en ontwikkelingskosten).

2.2.3 Opname van opbrengsten en kosten

Aan het eind van een boekjaar wordt het resultaat op een onderhanden project berekend. De opbrengsten en kosten die verband houden met het project worden genomen als baten en lasten, afhankelijk van het stadium van voltooiing van de projectactiviteiten aan het einde van het boekjaar. Verwachte verliezen op het onderhanden project moeten onmiddellijk als last worden genomen (IAS 11.22).

Voor het verantwoorden van resultaat op een onderhanden project gelden de volgende criteria:

- de totale opbrengsten uit hoofde van onderhanden projecten kunnen betrouwbaar worden gewaardeerd;

- de vereiste projectkosten om het contract te voltooien en het stadium van voltooiing van het project aan het eind van de verslagperiode (boekjaar), betrouwbaar kunnen worden gewaardeerd.

(16)

- Het is waarschijnlijk dat de economische voordelen met betrekking tot het project naar de entiteit zullen vloeien;

- de projectkosten die aan het contract zijn toe te rekenen kunnen duidelijk worden bepaald en betrouwbaar worden gewaardeerd.

IAS 11.25 stelt dat er winstneming naar rato van verrichte prestaties moet plaatsvinden. De opbrengsten en lasten worden dan genomen naar rato van het stadium van voltooiing van het contract. Deze methode heet de „percentage of completion‟ methode. IAS 11 stelt dat deze methode nuttige informatie verschaft over de omvang van de verrichte prestaties en de financiële prestaties tijdens een periode.

De mate van voortgang van het contract, oftewel het stadium waarin het project zich bevindt, kan op drie manieren worden bepaald (IAS 11.30):

1. de in het kader van de verrichte prestaties gemaakte kosten in verhouding tot de geschatte totale kosten van het project;

2. beoordelingen van het uitgevoerde werk;

3. de voltooiing van een fysiek onderscheidbaar werkonderdeel van het project.

De tweede er derde methode zijn niet altijd goed toepasbaar of geven geen correct beeld van de gemaakte voortgang. Deze worden daarom weinig toegepast.

In de oude versie van de standaard was ook de nu afgeschafte „completed contract‟ methode toegestaan. Bij toepassing van deze methode wordt het resultaat pas genomen als het project gereed is, dus niet jaarlijks naar rato van voortgang. Deze methode is onder huidige IFRS regels niet meer toegestaan.

Als een aannemer projectkosten maakt die verband houden met toekomstige prestaties, worden deze kosten geactiveerd als debetpost „onderhanden projecten‟ (IAS 11. 27).

2.2.4 Informatieverschaffing

IAS 11.39 stelt de volgende eisen over wat een entiteit moet vermelden in haar jaarrekening aangaande opbrengsten uit onderhanden projecten:

- de hoeveelheid opbrengsten uit hoofde van onderhanden projecten;

- de gebruikte methoden voor het bepalen van opbrengsten uit hoofde van onderhanden projecten;

(17)

- de gebruikte methoden voor de bepaling van het stadium van voltooiing van onderhanden projecten.

Verder moet een entiteit aan het eind van de verslagperiode ten aanzien van onderhanden projecten het volgende vermelden (IAS 11.40):

- het totale bedrag van de tot dan toe gemaakte kosten en opgenomen winsten (minus reeds opgenomen verliezen);

- het totaal van ontvangen vooruitbetalingen; - het totaal van de ingehouden bedragen.

Ingehouden bedragen zijn bedragen van facturen die pas worden betaald als bepaalde contractuele voorwaarden zijn vervuld of nadat tekortkomingen zijn opgelost (IAS 11.41).

Verder moet de entiteit op de balans het brutobedrag dat door opdrachtgevers is verschuldigd voor onderhanden projecten als een actief vermelden, voor projecten waarvan de gemaakte kosten plus opgenomen winst groter is dan de gefactureerde bedragen. Dit brutobedrag is dus de som van de gemaakte kosten en de opgenomen winst verminderd met de opgenomen verliezen. Het brutobedrag dat aan opdrachtgevers is verschuldigd voor onderhanden projecten moet als verplichting op de balans worden vermeld. Dit is het geval wanneer de gefactureerde bedragen groter zijn dan de gemaakte kosten plus opgenomen winst verminderd met de opgenomen verliezen (IAS 11. 43-44).

2.3 Nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording

In de volgende paragraaf behandel ik de inhoudelijke voorstellen van het discussion paper (verder: DP) van de IASB en de FASB over de nieuwe standaard voor opbrengstverantwoording. Dit document is in december 2008 uitgebracht. De belangrijkste concepten en vernieuwingen worden gepresenteerd. Deze concepten zijn nog niet de nieuwe standaard en kunnen nog worden aangepast. De belangrijkste ideeën en theorieën die ten grondslag liggen aan de inhoud van de nieuwe standaard, zijn al duidelijk. Dit DP is van toepassing op de opbrengstverantwoording van alle soorten categorieën, waaronder onderhanden projecten. Daar is geen aparte standaard voor.

2.3.1 Doel van de nieuwe voorstellen

Het doel van het DP is om zoveel mogelijk te komen tot één (gezamenlijke IFRS en US-GAAP) standaard inzake opbrengstverantwoording, waarin een zo eenduidig mogelijk model wordt

(18)

ontwikkeld, dat op consistente wijze toepasbaar is op verschillende soorten transacties en in verschillende bedrijfstakken. Hierdoor moet de vergelijkbaarheid en begrijpelijkheid van opbrengstverantwoording verbeteren voor de gebruikers van jaarrekeningen (Kimenai, 2009). De huidige standaarden van IFRS en US-GAAP voor opbrengstverantwoording hebben specifieke nadelen en worden niet door iedereen als even bruikbaar ervaren. De IFRS standaarden voor opbrengstverantwoording (IAS 11 voor onderhanden projecten en IAS 18 voor o.a. goederen en diensten) worden als inconsistent, vaag en moeilijk toepasbaar ervaren. Onder US-GAAP zijn er meer dan 100 industriespecifieke regels, welke soms conflicterende resultaten bewerkstelligen en de transparantie van de jaarrekening niet ten goede komen (GrantThornton, 2008).

Aan de hand van deze gebreken willen de IASB en de FASB met de nieuwe voorstellen de volgende doelen bereiken (Henry en Holzmann, 2009):

- het samenbrengen van de twee IFRS en US GAAP standaarden; - het verbeteren van enkele gebreken in de huidige standaarden; - het verwijderen van inconsistenties;

- het verduidelijken van de principes van opbrengstverantwoording.

Het door de IASB en FASB samenwerken aan een standaard, moet ook helpen bij het proces om te komen tot een gelijke set van verslaggevingstandaarden (Howard, 2009).

2.3.2 Opbrengstverantwoording in het DP

Contract

Het nieuwe model gaat uit van contracten tussen klanten en leveranciers. Een dergelijk contract is een overeenkomst tussen twee of meerdere partijen welke afdwingbare verplichtingen creëert (DP §10). In principe zijn contracten voor allerlei soorten transacties mogelijk, echter voor financiële producten, verzekeringen en leasing zijn de IASB/FASB nog in beraad, aangezien er hier bij het toepassen van de nieuwe methode mogelijk geen nuttige informatie wordt gepresenteerd (DP §11).

Door het contract tussen klant en leverancier, ontstaan er voor de leverancier op de balans rechten op ontvangst van liquide middelen en verplichtingen tot het leveren van goederen of diensten.

Deze aanpak benadrukt de IASB‟s wil dat gegevens op de balans op een correcte worden gepresenteerd (Pounder, 2009). De leverancier kan opbrengsten nemen aan de hand van de netto positie van het contract. De netto positie van het contract hangt af van de hoogte van de rechten en verplichtingen uit het contract (DP §15).

(19)

Performance obligation

Het contract met de klant bevat één of meerdere „performance obligations‟. Een performance obligation is gedefinieerd als een contractuele belofte om een actief (zoals een goed of een dienst) over te dragen aan de klant/afnemer (Kimenai, 2009). Deze performance obligation wordt opgenomen in het contract. Performance obligations worden separaat voldaan wanneer goederen of diensten uit een contract niet gelijktijdig worden geleverd. Op deze manier wordt op een juiste wijze de opbrengsten in de tijdspanne van het contract verantwoord (DP §19).

De transactie van de activa (goed of dienst) van de leverancier aan de klant, wordt als voldaan gezien wanneer de klant de controle over de activa verkrijgt (DP §20). In het geval van een goed, vindt dit plaats wanneer de klant het fysieke eigendom verkrijgt (DP §21). Dit verschilt van IFRS en US-GAAP, waar een verschuiving van de risico‟s en het recht op inkomsten uit de activa het moment van overdracht bepalen (GrantThornton, 2009). Bij een dienst is dit het geval wanneer de klant de dienst ontvangt. (DP §22).

In het voorgestelde model worden opbrengsten genomen wanneer verplichtingen (passiva) afnemen en de netto contract positie toeneemt. Dit gebeurt wanneer de leverancier voldoet aan zijn verplichtingen tegenover de klant (DP §16). Hieronder staat een schematische weergave van de veranderingen in de netto positie van het contract, door het voldoen aan de performance obligations (zie paragraaf hieronder) door de leverancier.

Prestatie Netto contract positie Rechten (activa) Verplichtingen (passiva)

Betalingen van de klant (vermindering van de rechten van de leverancier)

Neemt af Nemen af Blijven gelijk

Levering van de goederen of diensten door de leverancier

Neemt toe Blijven gelijk Nemen af

Figuur 2.1: veranderingen in netto contract positie (IASB/FASB discussion paper on revenue recognition)

Een belangrijke kanttekening hierbij is dat omzet alleen kan worden genomen als de netto-contract positie toeneemt door een prestatie van de leverancier, zoals het leveren van goederen of diensten. Een prestatie van de klant welke leidt tot een toename van de netto-contract positie, kan niet leiden tot het nemen van opbrengsten (DP 2.30)

(20)

Waardering

Om een contract op te nemen op de balans, moeten de waarde van de rechten en de verplichtingen worden vastgesteld. Over de exacte manier van het vaststellen van de waarde zijn door de IASB/FASB nog geen uitlatingen gedaan, maar wat vast staat is dat de waarde zal worden gebaseerd op de transactieprijs (DP §24). Dit is wat de klant de leverancier verplicht is te betalen.

Als een contract meerdere performance obligations bevat, wordt de waarde van elke performance obligation apart genomen en vervolgens bij elkaar opgeteld. Wanneer er van deze performance obligations geen waarde kan worden vastgesteld, omdat men deze bijvoorbeeld niet los verkoopt of levert, mag de prijs worden gebruikt die andere bedrijven hanteren voor (soortgelijke) goederen of diensten. Als dit ook niet mogelijk is, moet er een schatting van de waarde worden gedaan (DP §25). Er wordt in het DP geen bepaalde methode vereist voor het maken van de schattingen.

Als er tegen transactieprijs wordt gewaardeerd, zijn bij aanvang van het contract de waarden van de rechten en verplichtingen gelijk aan elkaar, zodat er bij het opnemen van het contract nog geen opbrengsten kunnen worden genomen. In deze transactieprijs zitten de winstmarge en de contractkosten verwerkt (DP 5.35). De rechten uit het contract zijn vaak monetaire items, deze worden gewaardeerd naar het bedrag dat de klant bereid is te betalen (DP 5.5). Na de initiële waardering wordt de waardering niet meer aangepast, behalve in het geval van een verliesgevende performance obligation. Een performance obligation wordt verliesgevend op het moment dat de verwachte kosten om te voldoen aan de performance obligation groter zijn dan de boekwaarde. In dit geval moet het verlies direct worden genomen en wordt de waardering van de performance obligation gesteld op de verwachte kosten (Kimenai, 2009).

2.3.3 Fiscale jaarrekening

De nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording zijn van toepassing op de bedrijfseconomische financiële verslaggeving. Dit zijn onder andere de balans en resultatenrekening welke in het jaarverslag worden gepubliceerd. In Nederland is voor de fiscale jaarrekening sinds 2007 de percentage of completion methode verplicht voor het verantwoorden van opbrengsten van onderhanden projecten in opdracht van derden (Manschot, 2008).

2.4 Belangrijkste veranderingen voor de financiële verslaggeving

De invoering van nieuwe verslaggevingstandaarden zal gevolgen hebben voor de balans en de resultatenrekening van bedrijven met onderhanden projecten. Ik beschrijf eerst hoe de huidige percentage of completion methode onder IFRS wordt verwerkt in de jaarrekening. Daarna zal ik een

(21)

beeld schetsen van hoe de verwerking van opbrengsten in de balans en resultatenrekening zal zijn onder de nieuwe voorstellen. Ik probeer de voorstellen uit het DP zoveel mogelijk te concretiseren. De verschillen tussen beide methoden zal ik toelichten. Ten slotte maak ik een relatie naar de AL-view en RE-view, dit helpt mij bij de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag.

2.4.1 Percentage of completion onder IFRS

Om de verwerking van een project onder IAS 11 in de balans en resultatenrekening goed te kunnen toelichten, gebruik ik het volgende voorbeeldproject (voorbeeld naar: www.epcc.edu):

Een aannemer sluit een contract af voor het bouwen van een actief over een periode van drie jaar voor een derde partij, de afnemer. De totale kosten voor de aannemer bedragen 400.000. De afgesproken contractsom is 500.000. De brutowinst op het contract bedraagt dus 100.000.

Het patroon van kosten en opbrengsten ziet er als volgt uit:

Jaar 20x1 Jaar 20x2 Jaar 20x3

Kosten per jaar 120.000 140.000 140.000

Gemaakte kosten

(cumulatief) 120.000 260.000 400.000

Totale kosten van

het project 400.000 400.000 400.000 Percentage compleet 30% 65% 100% Totale brutowinst project 100.000 100.000 100.000 Behaalde brutowinst (cumulatief) 30.000 65.000 100.000

Brutowinst per jaar 30.000 35.000 35.000

Gefactureerd aan

afnemer per jaar 150,000 150.000 200.000

Figuur 2.1: percentage of completion methode onder IFRS

Volgens IAS 11.42 moet een entiteit in haar jaarrekening vermelden welk bedrag opdrachtgevers aan de entiteit verschuldigd zijn, in de vorm van gemaakte kosten, en welk bedrag de entiteit aan opdrachtgevers verschuldigd is, in de vorm van gefactureerde constructiewerkzaamheden. Dit hoeft echter niet op deze manier in de balans te worden opgenomen. In de balans volstaat een saldo van deze posten. In ons voorbeeld komen de vorderingen en schulden aan de opdrachtgever als volgt naar voren:

(22)

Debet Credit

Jaar 20x1

Gemaakte kosten +

winst 150.000 Gefactureerde bedrag 150.000

Jaar 20x2

Gemaakte kosten +

winst 295.00 Gefactureerde bedrag 300.000

Jaar 20x3

Gemaakte kosten +

winst 500.000 Gefactureerde bedrag 500.000

Figuur 2.2: verwerking vorderingen en schulden onderhanden projecten

Aan het einde van het boekjaar wordt het saldo op het project gepresenteerd als een activa of passiva post „onderhanden projecten‟. In het voorbeeld is dit project alleen in jaar 20x2 zichtbaar in de balans. Er wordt dan een verplichting (aan passiva zijde) opgenomen van 5.000, dit is het verschil tussen de gefactureerde bedragen en de gemaakte kosten plus genomen winst. In het geval dat de gemaakte kosten plus genomen winst de gefactureerde bedragen overstijgen, wordt er een actief opgenomen. Dit wordt per project bepaald en opgenomen op de balans. In de balans komt dus vaak zowel aan activa- als aan passivazijde een post „onderhanden projecten‟ voor. Deze vallen in de categorieën vlottende activa en kortlopende verplichtingen.

Stel dat er sprake is van de volgende situatie:

Een bedrijf heeft tien lopende projecten. Een aantal projecten heeft een debetsaldo en een aantal projecten een creditsaldo. Het totaal van de projecten met een debetsaldo bedraagt 130.00 en het totaal van de projecten met en creditsaldo bedraagt 90.00.

In de balans wordt dit op onderstaande manier gepresenteerd:

Debet Credit

Jaar 20xx

Onderhanden

projecten 130.000 Onderhanden projecten 90.000

Figuur 2.3: verwerking onderhanden projecten in de balans

In de resultatenrekening wordt aan het einde van het boekjaar de brutowinst op het contract in dat jaar verantwoord. Aan het eind van de contractperiode, dat is aan het einde van jaar 20x3, worden de posten gemaakte kosten plus winst en gefactureerd bedrag tegen elkaar weg geboekt, om de posten onderhanden projecten te sluiten.

(23)

2.4.2 Opbrengstverantwoording onder nieuwe voorstellen

Zoals besproken in paragraaf 2.1, wordt er één model gehanteerd voor alle soorten overeenkomsten tussen leveranciers en afnemers. Dit komt naar voren in het concept van een contract tussen leverancier en afnemer. Bij een project voor bijvoorbeeld de bouw van een stadion, heeft de leverancier, in dit geval de aannemer, de verplichting tot het bouwen en opleveren van het stadion en de rechten tot het ontvangen van liquide middelen. Wanneer de rechten hoger in waarde zijn dan de verplichtingen, is het contract een actief. In het geval dat de verplichtingen hoger in waarde zijn, is het contract een passief (DP 2.23).

Ik zal nu toelichten hoe de verwerking in de jaarrekening zal plaatsvinden als we de nieuwe voorstellen als richtlijn nemen. Ik gebruik hetzelfde voorbeeld als hierboven bij de toepassing van de PoC methode:

Een aannemer sluit een contract af voor het bouwen van een actief over een periode van drie jaar voor een derde partij, de afnemer. De totale kosten voor de aannemer bedragen 400.000. De afgesproken contractsom is 500.000. De brutowinst op het contract bedraagt dus 100.000

Op het moment dat het contract wordt afgesloten, ontstaat voor de aannemer een „performance obligation‟. Deze verplichting is het bouwen van het actief. De rechten van de aannemer zijn de te ontvangen liquide middelen ter waarde van 500.00. Het contract wordt als volgt geadministreerd:

Debet Credit

Jaar20x1

Rechten uit contract 500.000 Verplichten uit

contract

500.000

Figuur 2.4: verwerking onderhanden projecten onder de nieuwe voorstellen.

Bij aanvang van het contract zal de (saldo)balanspost „netto contractpositie‟ de waarde nul hebben, aangezien de waarde van de rechten en verplichtingen uit het contract gelijk zijn. Deze worden beide gewaardeerd aan de hand van de transactieprijs methode (zie hoofdstuk 2.3.2). In dit voorbeeld worden de rechten en verplichtingen uit het contract geheel op de balans gepresenteerd (bruto presentatie). In de uiteindelijke standaard worden deze twee posten mogelijk gesaldeerd (netto presentatie). Na navraag bij een van de project managers van de IASB, blijkt dat hier nog geen definitieve beslissing over is genomen, maar dat voorlopig de netto presentatie de voorkeur geniet. Om het voorbeeld overzichtelijk te houden, pas ik hier een bruto presentatie toe.

Na het eerste jaar heeft de aannemer voor 150.000 aan kosten gemaakt en eveneens voor 150.000 gefactureerd. Deze 150.000 is aan het eind van het eerste jaar nog niet betaald, waardoor de rechten uit

(24)

het contract, gepresenteerd als activa, gelijk blijven. De verplichtingen uit het contract, gepresenteerd als passiva, nemen echter af met 150.000, omdat de aannemer aan haar verplichting heeft voldaan om te leveren, in dit geval het bouwen aan het actief. De gemaakte kosten zijn onder de nieuwe voorstellen geen maatstaf voor de te verantwoorden opbrengsten. Dit is de waarde van de performance obligation die is voldaan. In dit voorbeeld is de waarde van de volbrachte performance obligation gelijk aan de gemaakte kosten. Wat in de uiteindelijk standaard de maatstaf is voor de waarde van de voldane performance obligation, is nog onduidelijk. Het resultaat van de afname van de performance obligation is dat de netto contractpositie met 150.000 zal toenemen. Deze 150.000 mag de aannemer als opbrengsten verantwoorden voor dat jaar. Hier wordt aangenomen dat de klant de controle heeft over het tot dan toe gebouwde actief. Wanneer de klant geen controle heeft over het tot dan toe gebouwde actief, is er volgens de nieuwe voorstellen niet voldaan aan levering van een goed of dienst en neemt de verplichting van de aannemer niet af. Hierdoor blijft de netto contractpositie gelijk, waardoor er na het eerste jaar geen opbrengst kan worden verantwoord.

Aannemende dat de klant controle over het actief heeft, is de administratie van het contract (bruto presentatie) in het begin van het tweede jaar als volgt:

Debet Credit

Jaar 20x2

Rechten uit contract 500.000 Verplichten uit

contract 350.000

Figuur 2.5: verwerking onderhanden projecten onder de nieuwe voorstellen.

De netto contractpositie komt in de balans, aannemende dat er wordt gesaldeerd, als volgt naar voren:

Debet Credit

Jaar 20x2

Netto contract positie

onderhanden project 150.000

Figuur 2.6: netto contractpositie aan het begin van het tweede jaar.

De toename van 150.000 is dus de opbrengst die wordt toegekend aan het eerste jaar. De gemaakte kosten die uit de werkzaamheden van het contract voortkomen, worden verantwoord wanneer ze zijn gemaakt (DP 6.43). Op het gebied van het verantwoorden van kosten zijn de voorstellen niet anders dan de huidige regels onder IFRS en US-GAAP. Wanneer de klant gedurende het tweede jaar de factuur betaalt, zullen de rechten uit het contract afnemen en zal daarmee ook de netto contractpositie weer dalen. Aan het eind van het project, als zowel de aannemer als de klant aan haar verplichtingen heeft voldaan, zijn de rechten en verplichtingen voor de aannemer nihil en verdwijnt het contract van de balans.

(25)

2.4.3 Verschillen tussen beide methoden

Als we de PoC methode onder IFRS vergelijken met de nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording, is het duidelijk dat er verschillen zijn. Het belangrijkste verschil is het uitgangspunt van beide methodes. De PoC gaat uit van het matchen van kosten en opbrengsten om het resultaat te bepalen. De opbrengsten welke uit een onderhanden project worden genomen, moeten in verhouding zijn met de geleverde inspanning voor het project, welke tot uiting komt in de kosten. Aan de hand van dit matchen van kosten en opbrengsten, verschijnen de balansposten van het project als resultante op de balans.

Onder de nieuwe voorstellen is het contract met de afnemer, welke op de balans wordt verantwoord, het uitgangspunt voor het verantwoorden van opbrengsten. De opbrengsten worden namelijk genomen aan de hand van veranderingen van de netto contractpositie van het contract op de balans. De post bruto omzet in de resultatenrekening is dus een resultante van de veranderingen van balansposten. De verantwoorde winst onder beide methoden verschilt echter niet veel. De berekening van de kosten die per periode aan het contract worden toegekend, is onder beide methoden gelijk. De opbrengsten worden wel op een verschillende manier berekend. Onder de PoC methode is dit per jaar het percentage gemaakte kosten gedeeld door de totale kosten, vermenigvuldigd met de totale opbrengsten (zie figuur 2.1). Onder de nieuwe methode is dit de waarde van de „performance obligation‟ welke is voldaan. Deze „performance obligation‟ wordt gewaardeerd naar transactieprijs. Een onderhanden project kan bestaan uit meerdere performance obligations, afhankelijk van project. In sommige gevallen zal de verantwoorde bruto omzet gelijk zijn als onder de PoC methode. Een mogelijk verschil in verantwoorde opbrengsten tussen de PoC methode en de nieuwe voorstellen, kan ontstaan doordat de waarde van de geleverde activa uit het contract niet altijd gelijk is met de opbrengst die wordt berekend aan de hand van de gemaakte kosten onder de PoC methode.

2.4.4 Gevolgen voor de financiële verslaggeving

In veel gevallen zal de opbrengstverantwoording volgens de nieuwe voorstellen van het DP niet verschillen met de huidige praktijk onder IFRS en US-GAAP (DP §28). Er zijn echter wel een paar specifieke gevallen waarin wel mogelijk belangrijke verschillen ontstaan.

Een wijziging die van belang kan zijn, is dat opbrengstverantwoording niet eerder plaatsvindt dan op het moment dat de afnemer „control‟ verkrijgt over het te leveren actief (Kimenai, 2009). Dit is ook een van de belangrijkste veranderingen ten opzichte van onderhanden projecten. Dit betekend namelijk dat de percentage of completion methode (deze methode wordt niet meer bij naam genoemd in het DP) alleen nog, zij het in een andere vorm, kan worden toegepast als de afnemer controle verkrijgt over het te bouwen actief tijdens de constructieperiode. De PoC methode is in de nieuwe voorstellen dan geen

(26)

te hanteren principe meer, maar een uitkomst van het gefaseerd overdragen van activa (Henry en Holzmann, 2009). Wanneer bij een project de controle over het actief pas wordt overgedragen bij de oplevering, kan aan het eind van het project pas de opbrengst worden genomen. Deze uitwerking komt overeen met de in IFRS in 1993 afgeschafte „completed contract‟ methode.

Verdere gevolgen zijn dat er geen opbrengst kan worden genomen bij het afsluiten van het contract, aangezien er dan nog geen performance obligations zijn voldaan. Het is dus niet mogelijk om opbrengsten, welke worden gekoppeld aan het afsluiten en aangaan van het contract, direct te nemen (DP §28.d). Ook kunnen er geen voorzieningen meer worden opgenomen voor kosten die nog worden gemaakt na de levering, zoals garantiekosten of een installatieservice. Deze diensten moeten worden gezien als aparte performance obligations waarvan de opbrengst pas in een latere periode wordt genomen als de performance obligations is voldaan.

Kosten verbonden aan de transactie, zoals directe verkoopkosten, kunnen niet worden geactiveerd, omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van een actief, zoals dit is geregeld in IFRS en US-GAAP. Om die reden moeten deze kosten direct ten laste van het resultaat worden genomen in de periode dat ze zijn gemaakt.

Om de mogelijke problemen die zullen ontstaan door de nieuwe standaard voor opbrengstverantwoording te verhelpen, wordt er verwacht dat bedrijven aan „contract structuring‟ gaan doen (Nelson, Elliot en Tarpley, 2002). Dit houdt in dat contracten op een dergelijke manier worden ingericht, zodat het wel mogelijk is om opbrengsten gedurende de looptijd van het contract te verantwoorden. Colson (2009) geeft in het respons van het „American Accounting Association‟s Financial Accounting Standards Committe‟ op de nieuwe voorstellen enkele voorbeelden. Wanneer de controle van het te bouwen actief niet kan worden verschoven naar de klant, omdat het eigendom bij de aannemer blijft doordat de klant het terrein waarop wordt gebouwd (nog) niet in eigendom heeft, kan de aannemer de klant van tevoren dwingen het terrein te kopen. Als in dit geval de aannemer bouwmaterialen transporteert naar het bouwterrein, kan dit al worden gezien als het overdragen van activa en het vervullen van een performance obligation.

Ten slotte kan de nieuwe standaard belastingtechnische gevolgen hebben. De nieuwe standaard zal in eerste instantie alleen voor de vennootschappelijke jaarrekening en vennootschappelijke winstberekening van toepassing zijn. In 2007 is in Nederland voor de fiscale winstberekening voor onderhanden projecten de PoC methode verplicht gesteld om aansluiting te vinden bij de vennootschappelijke methode, al werd door veel kleine bouwondernemingen vennootschappelijk de winst pas na oplevering genomen. Voor IFRS was de PoC al verplicht. Na 2007 was het voor ondernemingen welke fiscaal winst namen na oplevering, niet meer mogelijk om winsten uit te stellen, wat leidde tot fiscaal eerdere winstopname. Omdat het financiële resultaat op een onderhanden project

(27)

altijd onzeker is, mogen niet IFRS rapporterende ondernemingen een voorziening voor verliezen op het werk opnemen.

De IFRS standaard kan mogelijk weer tot een verschil van het moment was winstbepaling leiden tussen de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening.

2.4.5 Patroon van opbrengsten

Het invoeren van nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording heeft zoals gezegd mogelijk invloed op het winstcijfer over meerdere jaren. Onder IFRS is voor onderhanden projecten de PoC methode verplicht. Het toepassen van de PoC methode zorgt voor „income smoothing‟. Dit is het gladstrijken van inkomsten over meerdere jaren (Scott, 2009). Income smoothing heeft een paar belangrijke voordelen. Kredietverschaffers kijken bij het verschaffen van krediet aan bedrijven onder andere naar bepaalde winstratio‟s. Wanneer deze over meerdere jaren sterk fluctueren, zijn zij minder gewillig krediet te verschaffen, aangezien zij minder zekerheid hebben over de continuïteit van het bedrijf. Daarnaast hebben beleggers en investeerders vaak meer vertrouwen in een bedrijf met een constant resultaat over meerdere jaren (Chao, 2004).

De nieuwe voorstellen voor opbrengstverantwoording kunnen deze mogelijkheid tot income smoothing mogelijk beperken. Dit kan voor het bedrijf nadelige gevolgen hebben, aangezien zij mogelijk meer volatiliteit in hun resultaat zullen krijgen. Dit kan het geval zijn, wanneer de opbrengst van een meerjarig onderhanden project pas in het laatste jaar mag worden verantwoord. Het bedrijf zal dan in het laatste jaar van het project een hoger resultaat boeken dan in de jaren waarin het project nog loopt.

2.5 Asset & Liability view en Revenue & Expense view

Ten grondslag aan verschillende verslaggevingstandaarden liggen verschillende accountingtheorieën. De belangrijkste twee die wij hedendaags onderscheiden zijn de Asset & Liability view en de Revenue & Expense view. Deze accountingtheorieën bevatten accountinggerichte principes en denkwijzen welke ten grondslag liggen aan verslaggevingregels.

In deze paragraaf bespreek ik ten eerste het „IASB Framework‟, welke als structuur dient voor IFRS. Vervolgens bespreek ik de twee eerder genoemde accountingtheorieën die aan de basis liggen van de opzet van het IASB framework.

(28)

De IASB heeft voor het opstellen van de IFRS verslaggevingregels het IASB Framework als basis gebruikt. Het Framework zorgt voor een concept dat als fundament ligt onder het opstellen en presenteren van financiële verslagen voor externe gebruikers (IASB FW 1). Het zorgt verder voor structuur in het proces van het creëren van verslaggevingregels en verzekert dat deze regels zijn gebaseerd op fundamentele principes. Dit helpt te voorkomen dat verslaggevingstandaarden ad hoc zijn en weer snel worden vervangen (Gore en Zimmermann, 2007). Het Conceptueel Framework maakt het opstellen van nieuwe verslaggevingregels makkelijker, duidelijker en zorgt voor consistentie binnen de verslaggevingregels.

Het algemene doel van het IASB Framework is het geven van een eerlijke en onpartijdige presentatie van de algemene financiële status en de prestatie van een organisatie zodat gebruikers van financiële verslagen goede beslissingen kunnen maken. Belangrijk hiervoor is dat informatie relevant en betrouwbaar wordt gepresenteerd (Johnson, 2004). De focus op de informatiebehoeften van gebruikers was in de jaren ‟70 en ‟80 van de vorige eeuw vernieuwend, aangezien voor deze tijd het belangrijkste doel van financiële verslagen was het voldoen aan de wettelijke rapportageplicht en vooral het meten van de prestatie en het belonen van het management (Whittington, 2008).

2.5.2 Onderliggende aannames en veronderstellingen

Om aan het bovengenoemde algemene doel van het Framework verder invulling te geven, zijn er enkele aannames en veronderstellingen gedaan die helpen het doel te verwezenlijken. Alexander en Nobes (2008) werken in hun boek “Financial Accounting – An International Introduction” deze aannames en veronderstellingen verder uit. De drie belangrijkste zijn “accruals”, relevantie en betrouwbaarheid. Deze drie zal ik hier kort toelichten.

Accruals (IASB FW.22)

De essentie van het gebruik van accruals is dat transacties worden verantwoord wanneer ze plaatsvinden en niet op het moment van de ontvangst of betaling daarvan. Een voorbeeld hiervan is vooruitbetaling van huur. Als er in een boekjaar huur wordt ontvangen voor een termijn in het komend boekjaar, moeten deze opbrengsten ook in het komend boekjaar worden verantwoord. Zodoende is het proces van winstbepaling het „matchen‟ van kosten en opbrengsten die toe te kennen zijn aan een bepaald boekjaar, en niet het vergelijken van ingaande en uitgaande geldstromen. Dit zorgt voor een eerlijkere waargave van de prestatie van een organisatie.

(29)

Om informatie nuttig te maken voor het nemen van beslissingen, moet financiële informatie relevant zijn. Dit houdt in dat deze informatie toekomstwaarde moet hebben. Investeerders moeten de toekomstige prestatie van de organisatie eruit kunnen aflezen. Om relevantie te waarborgen moet financiële informatie vergelijkbaar zijn (tussen verschillende jaren en bedrijven), moet het tijdig worden gepresenteerd en moet het begrijpbaar zijn.

Betrouwbaarheid (IASB FW.31)

Een andere voorwaarde voor het nuttig zijn van informatie voor het nemen van beslissingen, is dat informatie betrouwbaar moet zijn. Onderdeel hiervan is dat informatie op een dergelijke manier moet worden gepresenteerd opdat het op een zo goed mogelijke manier weergeeft wat het hoort weer te geven. Daarnaast moet informatie vrij van fouten en vooroordelen zijn, moet het compleet zijn en niet te rooskleurig worden gepresenteerd.

Het Framework past deze aannames en veronderstellingen toe doordat deze zijn verwerkt in concepten en structuren die als basis dienen voor het opstellen van verslaggevingregels.

In de volgende twee paragrafen beschrijf ik de AL-view en de RE-view en leg ik de link die deze twee theorieën hebben met het IASB Framework.

2.5.3 Asset & Liability view

De eerste accountingtheorie die ik hier bespreek is de Asset & Liability view. De AL-view wordt grotendeels als achterliggende theorie gezien van het IASB Framework en het daarop gebaseerde IFRS (Wüstemann en Kierzek, 2005). Ik bespreek deze theorie en verderop de RE-view, omdat ik verder in het onderzoek ga kijken of de nieuw voorgestelde regels voor opbrengstverantwoording zorgen voor een verschuiving van verslaggevingregels richting de principes van de AL-view. Daarom is het belangrijk eerst te kijken wat deze theorie inhoudt en welke consequenties deze heeft voor de verslaggeving.

Bij de AL-view zijn de balansposten de belangrijkste onderdelen bij het bepalen van het resultaat dat een organisatie gedurende een boekjaar genereert (Johnson 2004 in Wüstemann en Kierzek, 2005). Aan de hand van de waarde van de balansposten wordt als doel gesteld de financiële positie juist weer te geven. Het resultaat wordt in de AL-view gedefinieerd in termen van toename en afname van activa en passiva. Het positieve element van het resultaat, de inkomsten, worden gedefinieerd als de toename van activa posten en afname van passiva posten. De uitgaven worden gedefinieerd als de afname van activa posten en de toename van passiva posten (FASB Discussion Memorandum, 1976). Mutaties in

(30)

het aandelenkapitaal worden uitgesloten. Deze activa en passiva posten zijn de belangrijkste concepten in de AL-view. De posten uit de resultatenrekening, zoals opbrengsten, kosten, winsten en verliezen zijn secundair en worden gebaseerd op de activa en passiva posten (Whittington en Delaney, 2009). Carmichael e.a. (2007) stellen dat er onder de AL-view geen opbrengsten of winsten kunnen voorkomen zonder dat er een activa post toeneemt of een passiva post afneemt. Als een resultaat hiervan weerspiegelt inkomen een toename van het vermogen en verlies een afname van het vermogen van de entiteit.

De AL-view heeft een eigen definitie voor activa en passiva. Deze definitie luidt als volgt:

Activa:

“Assets are probable future economic benefits obtained or controlled by a particular entity as a result of past transactions or events (Higson, 2003)”

Passiva:

“Liabilities are probable future sacrifices of economic benefits arising from present obligations of a particular entity to transfer assets or provide services to other entities in the future as a result of past transactions or events (Higson, 2003)”

Activa zijn in de AL-view eigenlijk de meest fundamentele elementen van de financiële verslaggeving. De definitie van een passief is namelijk afhankelijk van een actief, aangezien in de AL-view passiva wordt beschouwd als een verplichting om activa te betalen of te leveren (Carmichael e.a., 2007)

Deze definitie is qua inhoud gelijk aan de definitie voor activa in het IASB Framework. Hieruit blijkt de basis van de AL-view voor IFRS. Het Framework heeft een anders geformuleerde definitie, luidend:

“An asset is a resource controlled by the entity as a result of past events and from which future economic benefits are expected to flow to the entity” (IASB FW.49)

Duidelijk is dat dezelfde drie onderdelen, verderop toegelicht, in beide definities terugkomen. Ook de definitie van passiva is in het IASB Framework qua inhoud gelijk:

“A liability is a present obligation of the entity arising from past events, the settlement of which is expected to result in an outflow from the entity of resources embodying economic benefits” (IASB FW. 49)

(31)

Wat opvalt in de AL-view definitie is dat alles wat voor de organisatie waarschijnlijke toekomstige opbrengsten genereert, onder de definitie van activa valt, mits er aan de andere voorwaarden van de definitie wordt voldaan. Dit zogenaamde „broad recognition principle‟ zorgt er dus voor dat alle onderdelen met toekomstige kasstromen mogelijk als activa op de balans kunnen worden opgenomen.

Whittington en Delany (2009) ontleden de bovenstaande definitie in de volgende elementen en geven hier betekenis aan:

- “Probable future economic benefts”. Dit is de algemene drijfkracht van de definitie; het voorspellen en beoordelen van toekomstige kasstromen.

- “Controlled by a particular entity”. Dit is cruciaal om er voor te zorgen dat het element relevant is voor het nemen van beslissingen en dat de inkomsten naar de entiteit vloeien. - “As a result of past transactions”. Dit zorgt voor betrouwbaarheid, informatie is neutraler en

beter te verifiëren als het gebaseerd is op transacties uit het verleden.

Een belangrijke voorwaarde onder IFRS voor het opnemen van activa op de balans en het verantwoorden van de opbrengsten die uit deze activa voortvloeien, is dat de organisatie controle heeft over deze activa (IAS 38.13). Dat wil zeggen dat de organisatie:

- de macht moet hebben om de toekomstige inkomsten te verwerven; en - derden de toegang tot deze inkomsten moet kunnen beletten.

Deze controle over activa wordt normaliter verkregen door een wettelijk recht op een actief, bijvoorbeeld een contract. Echter, onder de AL-view is het bestaan van een wettelijk recht op een actief niet noodzakelijk, zolang de organisatie met redelijke zekerheid kan verwachten dat de inkomsten die eruit voortvloeien worden verkregen (Higson, 2003).

Een ander voorbeeld van het feit dat de AL-view onderliggend is aan het IASB Framework, is de paragraaf over opbrengsten en kosten. Het Framework definieert deze in paragraaf 70 als volgt:

Opbrengsten

“Income is increases in economic benefits during the accounting period in the form of inflows or enhancements of assets or decreases of liabilities that result in increases in equity, other than those relating to contributions from equity participants.”

(32)

“Expenses are decreases in economic benefits during the accounting period in the form of outflows or depletions of assets or incurrences of liabilities that result in decreases in equity, other than those relating to distributions to equity participants”

We zien hier duidelijk dat de nadruk wordt gelegd op de toename of afname van de waarde van de activa en passiva op de balans, stortingen en onttrekkingen in het aandelenkapitaal uitgesloten.

2.5.4 Gebruik van fair value onder AL-view

De AL-view schrijft het gebruik van fair value (het waarderen tegen reële waarde) voor (Higson, 2003). Door activa te waarderen tegen fair value, wordt er over het algemeen aangenomen dat de waardering relevantere informatie oplevert dan bij waardering tegen historische kostprijs. Bij het waarderen tegen historische kostprijs, is er geen enkele informatie over de toekomstige opbrengsten of kosten in de waarde van het actief of passief verwerkt (Caltado en McInnes, 2007). Wanneer er tegen fair value wordt gewaardeerd, wordt bijvoorbeeld gekeken naar de marktprijs. Bij het ontstaan van een marktprijs, wordt in ogenschouw genomen wat de aankoop van een actief in de toekomst voor opbrengsten kan gaan opleveren. Informatie over toekomstige opbrengsten is voor investeerders en beleggers relevant. Het gebruik van fair value kan worden gekoppeld aan het gedeelte uit de hierboven beschreven definitie van activa, wat stelt dat van activa „probable future economic benefits‟ worden verwacht. Scott (2009) koppelt het gebruik van reële waarden aan de AL-view, hij stelt dat opbrengsten worden verantwoord wanneer deze waarden veranderen. Verder stelt hij dat door het gebruik van reële waarden er vroegere opbrengstverantwoording plaatsvindt dan bij gebruik van historische kostprijs of „cash accounting‟, waarbij de opbrengst respectievelijk wordt verantwoord wanneer de verkoop is gemaakt of het geld is ontvangen. Over het gebruik van fair value zijn grote meningsverschillen, tegenstanders geven aan dat de betrouwbaarheid van informatie hierdoor grotendeels verloren gaat. Dit is vooral duidelijk in het extreme geval waarin elk jaar opnieuw de reële waarde van activa wordt vastgesteld. Hierdoor verliest het resultaat van een entiteit aan betrouwbaarheid en relevantie voor de investeerder, aangezien het resultaat onder de AL-view wordt vastgesteld aan de hand van veranderingen in activa en passiva (Dichev, 2008), oftewel winstbepaling door vermogensvergelijking. Door de onvoorspelbaarheid van reële waarden, is het resultaat dat hieruit wordt afgeleid geen duidelijke afspiegeling van de performance van een entiteit. Het resultaat is hierdoor zeer volatiel, inconsistent en onvoorspelbaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam

9e) A.A.B., Fonds Nouwens: Brieven; aan kapelaan M. Sengers, Best d.d.. pondenten ontikennend, vier bevestigend, terwijl ande.ren de vraag onbeantwoord lieten. Een valgende vraag

Zorg is een reputatiegoed en die reputatie is steeds meer gebaseerd op een breed waar- deconcept met verschillende elementen waarin aanbieders zich kunnen onderschei-

Zoals in de commissievergadering van 2 december door de portefeuillehouder is toegezegd, ziet u hieronder een drietal scenario's over

De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij

Je kunt iets bedenken, een Eurekamoment hebben, maar het omzetten van een idee naar de praktijk, daar moet je een soort Willie Wortel voor zijn.. En ook Willie Wortel was niet

23 † Uit de uitleg moet blijken dat een gelijkblijvend aantal gistcellen ook kan worden veroorzaakt doordat er evenveel nieuwe cellen ontstaan als er oude

Uit deze uitspraak mag geconcludeerd worden dat voor rechtsbetrekkingen zoals hoofdelijkheid, indien zij vóór de faillietverklaring tot stand zijn gekomen, verrekening mogelijk