• No results found

Het nieuwe model opbrengstverantwoording

In document Opbrengstverantwoording onder IFRS (pagina 47-50)

4. Resultaten empirisch onderzoek

4.3 Het nieuwe model opbrengstverantwoording

Het tweede onderdeel uit het interview gaat over het nieuwe model van rechten en verplichtingen dat ten grondslag ligt aan het proces van het verantwoorden van opbrengsten. Hieronder worden per onderwerp de resultaten beschreven.

Vergelijkbaarheid opbrengst onder nieuwe voorstellen

De meningen van de geïnterviewden over de vergelijkbaarheid van opbrengsten tussen bouwondernemingen verschillen.

Een van de geïnterviewde accountants geeft aan dat het belangrijk is dat iedereen het systeem op dezelfde wijze toepast. Wanneer dit zo is zullen de uitkomsten vergelijkbaar zijn. Hij geeft daarbij aan dat onzekerheid bij een bouwproject een rol blijft spelen. Het omgaan met deze onzekerheid kan er voor zorgen dat onderlinge vergelijkbaarheid niet geheel gewaarborgd wordt.

De andere geïnterviewde accountant is eveneens van mening dat de vergelijkbaarheid niet beter wordt. Zijn redenen zijn dat hij verwacht dat niet alle bouwbedrijven opbrengsten gedurende het project kunnen verantwoorden. Dit heeft te maken met het verschuiven van control richting de afnemer gedurende het project en met eventuele clausules in het contract waardoor wel gefaseerd opbrengst kan worden verantwoord. Daarnaast geeft hij aan dat vergelijkbaarheid binnen één jurisdictie aanwezig kan zijn, maar vergelijkbaarheid tussen verschillende jurisdicties niet. Dit heeft te maken met de invloed van de locale wet- en regelgeving op de exacte invulling en uitvoering van het proces van opbrengstverantwoording.

De geïnterviewde bouwondernemingen verschillen onderling van mening over de vergelijkbaarheid. Een van hen geeft aan dat verschillende bouwbedrijven voor soortgelijke projecten verschillende performance obligations zullen definiëren. Dit heeft te maken met de complexiteit van bouwprojecten. Een ander bouwbedrijf is van mening dat vergelijkbaarheid waarschijnlijk wel aanwezig zal zijn. Zij zijn van mening dat de grote bouwondernemingen in Nederland het nieuwe model op dezelfde manier zullen toepassen. Daar zijn enkele jaren geleden afspraken over gemaakt. Een ander bouwbedrijf deelt deze mening. Zij denken dat alle bedrijven gedurende het project opbrengst kunnen verantwoorden door toepassing van het recht van natrekking (art 3:4 BW). De toepassing van dit artikel zorgt ervoor dat alles wat op de grond van de eigenaar wordt gebouwd, zijn eigendom wordt. Zodoende vindt er

verschuiving van control plaats tijdens het bouwen. Hun verwachting is dat andere bedrijven hier ook gebruik van zullen maken en dat daardoor de opbrengsten onderling vergelijkbaar zijn.

Begrijpbaarheid opbrengst onder nieuwe voorstellen

Geen van de geïnterviewden is van mening dat onder de nieuwe voorstellen de gerapporteerde opbrengst beter begrijpbaar wordt voor lezers van de jaarrekening.

Beide geïnterviewde accountants zijn van mening dat de huidige PoC methode qua systematiek logisch en begrijpbaar is. De opbrengsten hieruit voorkomend zijn daarom ook begrijpbaar voor lezers van de jaarrekening. Een van de geïnterviewden geeft aan dat, omdat er per project moet worden bekeken of de opbrengsten gedurende het project kunnen worden verantwoord, de begrijpbaarheid mogelijk verslechtert.

Geen van de geïnterviewde bouwondernemingen is van mening dat de begrijpbaarheid beter wordt met de nieuwe voorstellen. Allen geven ze aan dat ze, door een gebrek aan inzicht in de concrete uitwerking van de voorstellen, nog geen goed beeld hebben van hoe de opbrengst in de jaarrekening zal worden gepresenteerd. Een van de geïnterviewden geeft aan dat de begrijpbaarheid slechter zal worden, als gevolg van de presentatie van rechten en verplichtingen in de balans. De andere twee zijn niet direct van mening dat de begrijpbaarheid slechter wordt, maar geven aan dat ze tevens niet verwachten dat de begrijpbaarheid beter wordt.

Aparte standaard voor onderhanden projecten

De IASB / FASB willen één standaard voor alle soorten opbrengsten. Momenteel is er een aparte standaard (IAS 11) voor onderhanden projecten.

Ondanks dat uit de interviews is gebleken dat er geen algemene tevredenheid bestaat over de nieuwe voorstellen, is er slechts één van de geïnterviewden van mening dat er eventueel weer een aparte standaard voor onderhanden projecten moet komen.

Een van de geïnterviewde accountants geeft aan dat het streven naar één standaard goed is. Het samenvoegen van alle soorten opbrengsten onder één standaard zou een stap vooruit zijn. Wat dan wel belangrijk is, is dat het onderliggende model van de standaard goed toepasbaar is op alle opbrengstcategorieën. Of dat met het huidige model mogelijk is, is nog niet duidelijk.

De andere accountant geeft ook aan dat de wenselijkheid van één standaard afhangt van de uitwerking op het opbrengstproces van bouwondernemingen onder de nieuwe voorstellen. Hij geeft aan dat één standaard goed is, mits bouwondernemingen nog steeds opbrengst kunnen verantwoorden gedurende het project.

Ook de bouwbedrijven zien niet de noodzaak van een aparte standaard. Een voorwaarde die moet worden gesteld is dat het duidelijk moet zijn hoe en wanneer de opbrengst kan worden verantwoord.

Ten slotte geeft één bouwonderneming aan dat de aard van het opbrengstproces leidend moet zijn en als dat niet in één standaard kan worden verwerkt, er een aparte standaard zou moeten komen voor afwijkende opbrengstprocessen zoals bij onderhanden projecten.

Waardering performance obligation naar transactieprijs

Over de in het DP voorgestelde methode van waardering van performance obligations naar transactieprijs, hebben de meeste geïnterviewden geen duidelijke mening.

Eén geïnterviewde accountant geeft aan dat de transactieprijs in principe een goede maatstaf voor waarderen is. De overeengekomen transactieprijs is namelijk ook het bedrag dat je uiteindelijk zult ontvangen. Verder geeft hij aan dat in sommige gevallen waardering naar „exit price‟ ook een goede optie zou zijn. Deze ligt vaak lager dan de transactieprijs. Dat komt doordat in de transactieprijs ook kosten zijn opgenomen voor de verkrijging van het contract. Of deze kosten onderdeel van de waarde van de performance obligation moeten zijn, is maar de vraag. Het gevolg hiervan is dat bij contractaanvang de rechten hoger zijn dan de verplichtingen, waardoor er meteen opbrengst kan worden genomen, de zogenaamde „day one revenue‟. Een nadeel van het huidige DP is dat dergelijke verkoopkosten niet mogen worden geactiveerd en meteen als kosten moeten worden genomen. Hierdoor heb je aan het begin van het project meteen een grote kostenpost. Daardoor ontstaat een mismatch tussen kosten en opbrengsten. Aangezien er een directe link is tussen de verkoopkosten en de opbrengsten uit het project, zou het beter zijn deze kosten en opbrengsten te matchen. Een waardering naar exit price is in zulk soort gevallen een betere afspiegeling van hetgeen je nog moet presteren.

De andere geïnterviewden hebben geen duidelijke mening gegeven over het waarderen naar transactieprijs. Dit komt mede doordat het huidige DP voor hen nog onduidelijkheden bevat.

Presentatie contract in balans

Alle geïnterviewden zijn van mening dat een bruto presentatie van de contractuele rechten en verplichtingen niet gewenst is. Een bruto presentatie houdt in dat de rechten en verplichtingen volledig op de balans verschijnen. Bij een netto presentatie worden deze rechten en verplichtingen gesaldeerd. De belangrijkste reden van de voorkeur voor een netto presentatie, is het feit dat een bruto presentatie zal leiden tot enorme balansverlenging. Het gevolg zal zijn dat de gehele orderportefeuille van een bouwonderneming op de balans verschijnt. Alle geïnterviewden vinden dat ongewenst, omdat het geen correct beeld geeft van de financiële positie van de onderneming en omdat verschillende ratio‟s, zoals de solvabiliteit, liquiditeit etc. sterk zullen veranderen. Het veranderen van deze ratio‟s zou gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de kredietverstrekking door banken, aangezien zij deze ratio‟s gebruiken bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van een bedrijf.

Een andere reden is het feit dat er tijdens het aangaan van het contract nog niets geleverd is. Het is dan volgens twee geïnterviewden niet terecht om al een recht en een verplichting in de balans te presenteren.

Bij een netto presentatie verwacht geen van de geïnterviewden dat er op de balans grote veranderingen zullen optreden. De netto contract positie uit een bouwproject zal ongeveer gelijk zijn aan de huidige op de balans gepresenteerde activa of passiva van onderhanden projecten.

In document Opbrengstverantwoording onder IFRS (pagina 47-50)