VVE-RAPPORT
RAPPORT VAN HET
ONDERZOEK IN HET KADER VAN
DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE
BASISSCHOOL DE REGENBOOG
Locatie :De Regenboog
Brinnr. :06MW
Plaats :9602 KZ Hoogezand
Onderzoeksnummer :16060
Documentnummer :3245596
Datum onderzoek :8 december 2011 Datum vaststelling rapport :22 februari 2012
1. INLEIDING
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die
onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.
In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:
• De voorwaarden van VVE
• De ouders
• De kwaliteit van de educatie
− Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden
− Het pedagogisch klimaat
− Het educatief handelen
• De ontwikkeling, zorg en begeleiding
• De kwaliteitszorg
• De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool
• De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.
Opbouw van het rapport
Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen
(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.
Groepsinformatie kleutergroepen:
Aantal kleuters in groep 1a/2a: 20, waarvan 2 doelgroepkleuters.
Aantal kleuters in groep 1b/2b: 21, waarvan 3 doelgroepkleuters.
2. HET TOTAALBEELD
De inspectie stelt vast dat de kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) op basisschool De Regenboog van voldoende niveau is. De school werkt reeds een geruim aantal jaren aan onderwijs voor kleuters die gerichte ondersteuning nodig hebben vanwege ontwikkelings- en leerachterstanden. In dit kader werkt de school nauw samen met instellingen en ketenpartners die gericht zijn op zorg en welzijn van het kind zowel op school als in de thuissituatie.
De onderbouw van De Regenboog besteedt aandacht aan de vier basale ontwikkelingsdomeinen zoals taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling. Er is sprake van een compleet aanbod dat gericht is op de kenmerken van de doelgroep.
In het pedagogisch en educatief handelen van de leerkrachten zijn de principes en de bedoelingen van VVE duidelijk te herkennen. Ontwikkelpunt voor de school betreft het bevorderen en
versterken van de (onderlinge) interactie met en tussen kinderen. Bovendien kunnen leraren in meer expliciete zin het aanpakgedrag van kinderen versterken en gebruik maken van strategieën ontwikkelen.
Ouders zijn tevreden over het programma c.q. het aanbod van de school. Zij spreken over goede contacten tussen ouders en school. Eveneens zijn zij positief over de intake, de sfeer binnen de groepen en de wijze waarop de gegevensoverdracht plaatsvindt. Het pedagogisch en educatief handelen van de leerkrachten vinden ouders ondersteunend voor de ontwikkeling van hun kind.
Zij geven aan dat de school adequaat onderwijs biedt aan alle leerlingen en gerichte en extra hulp biedt aan zorgkleuters. Volgens de ouders profiteren de kinderen van het geboden onderwijs.
Het vaststellen van ouderbeleid is echter een ontwikkelpunt voor de school. Dit beleid zal zich onder andere moeten richten op het betrekken van alle ouders bij bijeenkomsten waar
onderwijskundige en pedagogische thema’s een rol spelen. Daarnaast is een ontwikkelpunt dat de school vorm en inhoud geeft aan het bevorderen van ontwikkelingsstimulerende activiteiten in de thuissituatie.
Begeleiding en zorg zijn herkenbaar gepositioneerd in de school. De overdracht van gegevens vanuit voorschoolse voorzieningen vindt zorgvuldig plaats. Er wordt gebruik gemaakt van een overdrachtsformulier en de school verzamelt stelselmatig informatie over zorgkinderen.
Er is continue aandacht voor zorgleerlingen. Deze extra hulp wordt verantwoord in zorgdocumenten.
De school heeft gerichte aandacht voor kwaliteitszorg. De geplande ontwikkelthema’s hebben ook betrekking op het jonge kind. De school heeft hiervoor verbeteronderwerpen uitgewerkt.
Borgingsactiviteiten gericht op het handhaven van de opgebouwde kwaliteit binnen de kleutergroepen maken onderdeel uit van de kwaliteitszorg. Op enkele onderdelen moet de
doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool nog beter uit de verf komen. De school is zich hiervan bewust. Dit is een ontwikkelpunt.
Tenslotte geeft de inspectie geen oordeel over de resultaten van VVE. De gemeente heeft niet aangegeven wat de resultaten van VVE feitelijk moeten zijn. Opbrengstgericht werken maakt echter wel onderdeel uit van de werkwijze en aanpak binnen de school. Periodiek worden resultaten gemeten aan streefdoelen en zo nodig worden vervolgactiviteiten bepaald.
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS
Naam gemeente Hoogezand-Sappemeer
A CONDITIES De Regenboog
A1 Een integraal VVE-programma
A1.1 Naam/namen van programma(s) Ik en KO
A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? 3
A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") - A5 Kwaliteit beroepskrachten
A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3 A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het vve-programma) 4 Condities A3 en A5.4 :
In formele zin is geen sprake van een “dubbele bezetting”. Wel wordt op een beredeneerde en doelmatige wijze gewerkt met de grote groep, subgroepen en/of individuele leerlingen die extra begeleiding en zorg nodig hebben.
Leerkrachten zijn gecertificeerd voor de uitvoering van het programma Ik en KO. Dit is een voorbeeld voor anderen.
B OUDERS De Regenboog
B1 Gericht ouderbeleid 2
B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 3
B3 Intake 3
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen 2 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de vroegschool 2
B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 3
B7 Rekening houden met de thuistaal 3
Ouders – B1, B4 en B5:
De school heeft goede contacten met de ouders en over het geheel genomen zijn zij tevreden.
Zij vinden tevens dat de school oog heeft voor elk kind. Ouders spreken van een kindvriendelijk klimaat en een goede sfeer in de groep. Er zijn duidelijke regels en structuren, het sociale aspect krijgt voldoende aandacht en kinderen leren zich goed te ontwikkelen. Volgens ouders staat welzijn van kinderen, veiligheid en vertrouwen voorop. Vanuit dat gegeven is er ruimte om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Tevens vinden ouders de school open, laagdrempelig en toegankelijk.
De school onderneemt diverse pogingen om ouders te betrekken bij VVE. Dit vindt vooral plaats in een informele sfeer. Ook worden ouders betrokken bij diverse schoolactiviteiten zoals feesten en vieringen. Tevens kent de school (informele) koffieochtenden en het fenomeen contactouder.
Daarnaast is er voor alle ouders een informatieavond bij de start van het schooljaar. Een ontwikkelpunt is het organiseren van bijeenkomsten met een onderwijskundig en pedagogisch thema. In het verleden heeft de school wel bijeenkomsten met een onderwijskundig en
pedagogisch thema georganiseerd. Gezien de geringe opkomst is het besluit genomen om dit type bijeenkomsten niet meer te agenderen. In het verlengde hiervan is het vergroten van het
rendement van de ouderparticipatie een ontwikkelpunt voor de school.
Een volgend ontwikkelpunt betreft het stimuleren van ouders om thuis met hun kinderen ontwikkelingsbevorderende activiteiten te doen. Het betreft vooral die kinderen waar de
ontwikkeling stagneert dan wel een gerichte impuls behoeft. De inspectie stelt vast dat de school meer mogelijkheden kan creëren om ouders van suggesties te voorzien of materialen ter
beschikking te stellen, die aansluiten op het thema van de groep. Door middel van bijvoorbeeld een specifieke themabrief kunnen ouders in de thuissituatie actief inspelen op de ontwikkeling van hun kind.
Voorgaande ontwikkelpunten zijn mogelijk te verklaren uit het gegeven dat
de school nog geen gericht ouderbeleid heeft geformuleerd. Het gaat hierbij om het vaststellen van wensen en mogelijkheden van ouders en welke betrokkenheid met welk doel de school
nastreeft. Het is essentieel zoveel mogelijk ouders – en veelal juist de moeilijk bereikbare ouders – te betrekken bij activiteiten in de school en te stimuleren om in de thuissituatie activiteiten met hun kind te ondernemen. Voor effectief VVE is het van belang dat ouders ook thuis hun kind zoveel mogelijk in hun ontwikkeling stimuleren.
C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE De Regenboog
C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma
C1.1 Een integraal VVE-programma 3
C1.2 Werken met een doelgerichte planning 3
C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend 3 C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd 3 C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat
C2.1 Het pedagogisch handelen van de leerkrachten is respectvol 3 C2.2 De leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen 3 C2.3 De leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke
competenties van de kinderen
3 C2.4 De leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind 3 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-
uitlokkend
3 C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen
C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd
- C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling
uitgevoerd
3 C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen 2 C3.4 De leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en
verrijken het spelen en werken
3 C3.5 De leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag
(strategieën) bij de kinderen
2 C3.6 Het gedrag van de leerkrachten met de kinderen is responsief 3 C3.7 De leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
3
Het aangeboden programma:
Het onderwijs vindt plaats in een rijke leeromgeving. De lokalen/gang hebben een spel- en
taaluitlokkend karakter
.
De school werkt met een integraal programma. Het aanbod is gepland dan wel uitgeschreven in een jaarrooster. Leerkrachten beschikken over een globale dag- enweekplanning. De thema’s van het programma Ik en KO worden in concrete zin uitgewerkt.
Eveneens beschikt de school over een leerstofplanning groep 1 en 2, overzichten van leerlijnen en tussendoelen en een begrippenlijst. Een aandachtspunt is om het vigerende programma motoriek en beweging op te nemen in de leerlijnen. Een tweede aandachtspunt is om een meer expliciete relatie aan te brengen tussen planning en uitvoering van het aanbod en een registratiesysteem waaruit blijkt in hoeverre de kinderen de geplande doelen gehaald hebben en of zij zich de leerinhouden eigen hebben gemaakt.
Het educatief handelen – C3.3:
Over het geheel genomen is het educatief handelen ondersteunend voor de ontwikkeling van leerlingen.
De interactie vindt vooral plaats tussen volwassene en kind. Een ontwikkelpunt is dat leerkrachten ervoor zorgen dat de interactie tussen kinderen wordt gestimuleerd. Kinderen krijgen zodoende in toenemende mate gelegenheid om zelf oplossingen of manieren van aanpak te zoeken, deze met
D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG De Regenboog D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep
D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind
3 D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 3 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling 3 D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen
D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
3
D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
3 D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra
zorg bijhouden
3
Ontwikkeling, begeleiding en zorg:
De school zorgt er op een adequate wijze voor dat de beginsituatie van elke leerling in kaart wordt gebracht. De gegevens van de voorschoolse voorziening worden hierbij betrokken. Bovendien wordt aan het begin van het schooljaar een gesprek gevoerd om essentiële informatie te verzamelen over de startpositie van de kleuter. Vervolgens wordt een passende begeleiding opgesteld door de leerkracht van de onderbouw. Er wordt gebruik gemaakt van instrumenten zoals een groepsoverzicht, een groepsplan, een overzicht van zorgleerlingen, een handelingsplan en rapportages van leerling- en groepsbesprekingen
Leerkrachten observeren en registreren de ontwikkeling van elke leerling. Het observatie- /volgsysteem bevat een registratie per leerling en groepsoverzichten. De school verleent extra hulp aan zorgleerlingen. Deze zorg wordt gedocumenteerd waarbij verantwoord wordt hoe de begeleiding voor de gehele groep gestalte krijgt, welke vorm en inhoud de kleine groep behoeft en welke zorg het individuele kind nodig heeft.
De school evalueert de effecten van de zorg (met name of het doel gerealiseerd is). Bovendien richt de evaluatie zich op het proces en de kwaliteit van de uitvoering van de verleende hulp. In het verlengde hiervan worden in globale zin consequenties voor het vervolg opgesteld.
De inspectie vraagt aandacht voor een aanscherping van de analyse van zorgleerlingen, het specificeren van onderwijsbehoeften van leerlingen (wat hebben zorgleerlingen gezien de problematiek nodig) en het concretiseren van de (ortho)didactische aanpak van de leerkracht.
De school beschikt op diverse vindplaatsen over de benodigde gegevens, maar uit het dossier is echter niet altijd zichtbaar dat een verbinding wordt gelegd tussen alle beschikbare informatie. Het is essentieel dat de school de beschikbare informatie clustert en met elkaar verbindt als
verantwoording voor de aangetroffen problematiek en als sturingsdocument voor de aanpak van het probleem.
E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL De Regenboog
E1 Er is VVE-coördinatie in de vroegschool 3
E2 De vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig 3 E3 De vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen 3 E4 De vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en
voert die aantoonbaar en planmatig uit
3 E5 De vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie 3 E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken 3 Kwaliteitszorg:
De inspectie constateert dat diverse inspanningen zijn geleverd om de voorwaarden te realiseren voor een goede uitvoering van VVE. De school beschikt over coördinatie in het kader van VVE, de leerkrachten zijn geschoold, er wordt gewerkt met een integraal programma en er is constante aandacht voor de verdere professionalisering van leerkrachten.
Verbeteronderwerpen worden opgepakt en zijn vertaald in een schooljaarplan. Het onderwijs aan het jonge kind kenmerkt zich door een opbrengstgerichte attitude en cultuur binnen de school.
Periodiek wordt de kwaliteit van het onderwijs – en in specifieke zin VVE - geëvalueerd. De school maakt gebruik van een instrument om de kwaliteit van het onderwijs en leren binnen de school te peilen en te evalueren. VVE maakt in expliciete zin en op een herkenbare manier deel uit van het beleid gericht op de kwaliteitszorg. Hiertoe benut de school een specifieke kwaliteitskaart.
F DOORGAANDE LIJN De Regenboog
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 3 F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool 3 F3 De basisschool wint doelmatige informatie in bij de voorschool over de
instromende peuters en maakt daar aantoonbaar gebruik van
3 F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd 2 F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en
vroegschool is op elkaar afgestemd
2 F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op
elkaar afgestemd
2 F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar
afgestemd
2
Doorgaande lijn – F4, F5, F6 en F7:
Een specifiek overleg omtrent de doorgaande lijn vindt periodiek plaats tussen de leerkracht(en) van de onderbouw van de basisschool en de leidster(s) van de peuterspeelzaal. Daarnaast heeft de school een functioneel overleg met andere instellingen. Betrokkenen zijn onder andere
deskundigen op het gebied van opvoeding en onderwijs. De lijnen zijn “kort” en functioneel. Het overleg tussen peuterspeelzaal en basisschool is oriënterend en heeft een verkennend karakter.
Het overleg is vooral gericht op elkaar informeren en zo mogelijk afspraken te maken over eenzelfde aanbod c.q. programma. Het heeft nog niet geleid tot een doorgaande lijn in het aanbod. Op andere onderdelen vinden eveneens verkennende en oriënterende activiteiten plaats.
Er is nu nog geen wederzijdse afstemming over het realiseren van een gezamenlijk ouderbeleid, het uitvoeren van de zorg en op het gebied van pedagogisch en educatief handelen. De school heeft het voornemen om op geconstateerde ontwikkelpunten een gerichte investering te plegen.
Aan een doorgaande lijn hecht de school veel waarde en het beleid op dit onderdeel is in opbouw.
G OPBRENGSTEN VAN VVE De Regenboog
G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken -
G2 De resultaten zijn van voldoende niveau -
G3 Verlengde kleuterperiode 3
Opbrengsten:
De inspectie geeft geen oordeel over de resultaten van VVE. Op dit moment is niet door de gemeente aangegeven wat de resultaten van VVE feitelijk moeten zijn.
Naar aanleiding van overzichten die betrekking hebben op opbrengstgegevens geeft de school wel weer of het aantal onvoldoende scores binnen of buiten de norm van het instrument valt. Ook wordt vastgesteld in hoeverre de scores voldoende aan de landelijk vastgestelde ondergrenzen en of de (streef)doelen gehaald worden die de school zich gesteld heeft Bovendien stelt de school trendanalyses op en zij verbindt hieraan consequenties voor het vervolg.
4. VERVOLGAFSPRAKEN.
Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.
In het kader van VVE vraagt de doorgaande lijn aandacht.
De inspectie heeft er vertrouwen in dat basisschool De Regenboog de aangegeven verbeterpunten opneemt in haar beleidsontwikkeling en dat zij voldoende mogelijkheden heeft om de kwaliteit op het aangegeven onderdeel te verbeteren.