• No results found

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL KAMPERFOELIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL KAMPERFOELIE"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VVE-RAPPORT

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN

DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL KAMPERFOELIE

Locatie : Kamperfoelie

Brinnummer : 12RE

Plaats : Huizen

Registratienummer : 3270817

Onderzoeksnummer : 15486

Datum onderzoek : 04-10-2011 Datum vaststelling rapport : 24-04-2012

(2)

1. INLEIDING

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die

onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.

In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:

 De voorwaarden van VVE

 De ouders

 De kwaliteit van de educatie

 Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden

 Het pedagogisch klimaat

 Het educatief handelen

 De ontwikkeling, zorg en begeleiding

 De kwaliteitszorg

 De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

 De resultaten van VVE

Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig

Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk

Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen

Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.

Opbouw van het rapport

Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen

(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.

Groepsinformatie kleutergroepen

Aantal kleuters in groep a: 19, waarvan 4 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep b: 17, waarvan 3 doelgroepkleuters

Context

De Kamperfoelieschool is een openbare school in de wijk Huizermaat. De school telt ruim 200 leerlingen. De school kent maar weinig doelgroepleerlingen. In het schoolgebouw is de peuterspeelzaal De Libelle gevestigd. Er is geen formele koppeling tussen school en

peuterspeelzaal. In Huizen is in de jaren negentig een taalstimuleringsprogramma ontwikkeld ten behoeve van achterstandsleerlingen in peuterspeelzalen en de onderbouwgroepen van de

basisschool. Na de “knip” in het VVE-beleid hebben de basisscholen dit programma niet meer als leidraad genomen en is de samenwerking tussen de peuterspeelzalen en de scholen verwaterd. De gemeente heeft het voornemen om het aanbod van peuterspeelzalen af te bouwen waardoor de samenwerking tussen de voorschoolse educatie en het onderwijs een bijzonder aandachtspunt is.

(3)

2. HET TOTAALBEELD

De school gebruikt geen integraal VVE-programma maar gebruikt het programma Schatkist als bronnenboek. Omdat de school zich niet als een specifieke VVE-school beschouwt, zijn niet alleen bij het aanbod maar ook bij veel andere onderdelen ontwikkelpunten aangetroffen. Wel is in de groepen 1 en 2 sprake van een ondersteunend pedagogisch klimaat en de school heeft zodanige contacten met de externe zorgketen dat deze, zowel voor de school als voor de ouders,

laagdrempelig bereikbaar is.

Naast het aanbod liggen er allereerst ontwikkelpunten bij een specifiek VVE-ouderbeleid. Wel zijn de ouders waarmee de inspectie tijdens dit onderzoek heeft gesproken tevreden over de aandacht die besteed wordt aan hun kind en over de informatie die ze ontvangen. Daarnaast vraagt ook een aantal indicatoren van het educatief handelen en van de zorg en begeleiding om verdere

ontwikkeling. Ook is er geen sprake van een uitwerking van een kwaliteitszorgbeleid gericht op het behoud en bewaken van kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie.

Tenslotte is er geen structurele afstemming van het aanbod, het pedagogisch klimaat, het educatief handelen en de zorg tussen de voorscholen en basisscholen. Wel vindt een overdracht plaats van VVE-kinderen tussen de voor- en de vroegschool.

.

3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS

Naam gemeente Huizen

A CONDITIES Kamperfoelie

A1 Een integraal VVE-programma

A1.1 Naam/namen van programma(s) Schatkist

A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? 2

A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 2 A5 Kwaliteit beroepskrachten

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3 A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het vve-programma) 2 (A1.2) De school baseert haar aanbod op het programma Schatkist. Het aanbod kent risico’s omdat de school het programma niet in zijn geheel gebruikt. Ook vraagt de planning van het aanbod nadere uitwerking om doelgerichtheid en differentiatie in beeld te brengen.

(A3) De school kent geen dubbele bezetting. Wel heeft zij een aantal RT-uren beschikbaar voor de leerlingen die op ontwikkelingsgebieden uitvallen.

(A5.4) De leraren hebben geen scholing gevolgd gericht op een integrale uitvoering van Schatkist.

B OUDERS Kamperfoelie

B1 Gericht VVE-ouderbeleid 2

B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 2

B3 Intake 3

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen 3 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de vroegschool 2

B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 3

B7 Rekening houden met de thuistaal -

(4)

Omdat de school zichzelf geen VVE-school noemt, is geen ouderbeleid vastgelegd dat gericht is op de principes van de VVE (B1). Kenmerken hiervan zijn onder andere dat een analyse van de ouderpopulatie (op het gebied van taalachtergrond en opleidingsniveau), alsmede de wensen van de ouders en de eigen doelstellingen van de school, leiden tot concreet ouderbeleid.

Ouderparticipatie is een essentieel onderdeel van VVE: hoe meer ouders voortborduren op wat de school in gang zet, hoe meer effect er te verwachten valt.

De school informeert ouders wel consequent over de ontwikkeling van hun kinderen. Ook krijgen zij bij de start van de schoolloopbaan van hun kind veel informatie over de school. De leraren geven ouders suggesties hoe zij hun kinderen thuis kunnen ondersteunen, onder andere door (interactief) voorlezen. Maar het aantal doelgroepouders dat participeert kan verbeterd worden; nu wordt tussen de 30 en 60% van de ouders hiermee bereikt.

Tijdens de onderzoeksdag heeft de inspectie met een aantal ouders gesproken. Zij geven aan zeer tevreden te zijn over de school: er hangt een prettige sfeer, de leerkrachten staan open voor vragen en tonen zich zeer betrokken bij hun kinderen.

C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Kamperfoelie C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

C1.1 Een integraal VVE-programma 2

C1.2 Werken met een doelgerichte planning 3

C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend en

geconcretiseerd 2

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd 2 C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat

C2.1 Het pedagogisch handelen van de leerkrachten is respectvol 3 C2.2 De leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen 3 C2.3 De leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke

competenties van de kinderen 3

C2.4 De leerkrachten bevorderen de zelfstandigheid en tonen respect voor de autonomie van het kind

3 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-

uitlokkend

3 C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd

C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

2 C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen 2 C3.4 De leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en

verrijken het spelen en werken

3 C3.5 De leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag

(strategieën) bij de kinderen

3 C3.6 Het gedrag van de leerkrachten met de kinderen is responsief 3 C3.7 De leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

2

De school werkt niet met een VVE-programma en Schatkist wordt niet integraal gebruikt (C1.1).

In de planning van het aanbod in de vroegschool is wel vastgelegd welke projecten aan de orde komen en welke opdrachten en technieken voor de groepen per week aan de orde komen. Deze planning wordt niet alleen gemaakt met behulp van Schatkist en eigen ontwikkelde thema’s maar is ook verbonden met leerdoelen (C1.2). Een aandachtspunt voor de school is wel dat er nog wel verschillen tussen de groepen zijn.

(5)

Het activiteitenaanbod dat is gericht op de taalontwikkeling van de kleuters is gebaseerd op tussendoelen of deelvaardigheidsdoelen. Maar omdat niet in beide groepen helder is hoe deze taalactiviteiten aansluiten bij de behoefte van taalzwakke kinderen, vraagt dit om verdere ontwikkeling (C1.3).

Dit geldt ook voor de differentiatie in het aanbod. Positief is dat er een verschil wordt gemaakt in de planning voor groep 1 en groep 2. Maar binnen de groepen wordt er niet planmatig in het aanbod gedifferentieerd (C1.4).

Het pedagogisch klimaat is op alle aspecten als voldoende beoordeeld (C2.1 t/m C2.5). Er is sprake van respectvol handelen naar kleuters en van duidelijke pedagogische gedragsgrenzen terwijl er ook oog is voor de autonomie van kinderen. Ook dragen de verschillende werkvormen bij aan de ontwikkeling van de sociale vaardigheden van de kinderen. Uit de inrichting van de lokalen is duidelijk welk thema er behandeld wordt. Toch kan in sommige gevallen de taligheid van de inrichting nog verder versterkt worden door niet alleen de hoeken te labelen maar ook (op ooghoogte van de kinderen) sleutelwoorden als de deur, het raam, de stoel, enz. zichtbaar te maken.

Drie indicatoren in het educatief handelen dragen in voldoende mate bij aan de kwaliteit van het onderwijsproces. Omdat er geen sprake is van dubbele bezetting op de groepen, wordt deze indicator niet beoordeeld (C3.1).

Er zijn daarnaast drie ontwikkelpunten aangetroffen.

Het betreft allereerst de activiteiten gericht op de taalontwikkeling. In één groep zijn goede aanzetten zichtbaar om de uitgeschreven taallijn ook in dagelijkse doelgerichte activiteiten om te zetten. In de andere groep is dit minder zichtbaar. In beide groepen ontbreekt een reflectie op de geplande activiteiten. Zo zouden de leraren in hun week- en dagplanningen de fasering van de woordenschatuitbreiding kunnen aangeven en achteraf kunnen evalueren of alle fasen aan bod zijn gekomen en of de activiteiten passend waren(C3.2).

Een tweede verbeterpunt ligt bij het bevorderen van de interactie tussen de kinderen. De leerkrachten zijn geneigd veel zelf aan het woord te zijn. Dit belemmert zichtbaar de interactie tussen kinderen en vraagt meer evenwicht in het stellen van gesloten en open vragen en het benutten van reacties van kinderen (C3.3).

Tenslotte worden de activiteiten die de leerkrachten aanbieden aan de groepen 1 en 2 meer gekenmerkt door variatie in activiteiten dan door differentiatie op grond van de verschillen in ondersteuningsbehoeften tussen de leerlingen (C3.7).

D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG Kamperfoelie D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en

het individuele kind 3

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 2 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling 3 D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen

D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg 3 D2.2 Leidsters/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

3 D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra

zorg bijhouden

3

(6)

(D1.2) De school heeft een herkenbare zorgstructuur. In de onderbouw volgen de leerkrachten de brede ontwikkeling van de kleuters met genormeerde toetsen voor taal en rekenen. Daarnaast observeren de leraren de kinderen gestructureerd. Dit doen zij met een observatieformulier dat de school zelf heeft opgesteld gebruikmakend van bestaande instrumenten. Ondanks het ontbreken van een genormeerd observatie- en registratiesysteem meent de inspectie dat de leraren wel voldoende noteren om tijdig stagnatie in de ontwikkeling te signaleren. Alle leerlingen die een D of een E scoren op de landelijk genormeerde toetsen komen in aanmerking voor extra ondersteuning.

De zorg wordt vastgelegd in handelingsplannen. Een punt waarop de school zich kan versterken is het kijken naar de geboekte leerwinst van leerlingen tussen twee toetsmomenten om te bepalen welke leerlingen voor extra zorg in aanmerking komen.

De extra ondersteuning vindt zowel binnen als buiten de klas plaats en hierbij is specifieke aandacht voor de taalontwikkeling. Een deel van deze plannen wordt uitgevoerd door de RT-er, een deel door de leraren. De evaluatie van de geboden zorg is nog onvoldoende zichtbaar.

De contacten met de externe zorgketen zijn adequaat en naar de mening van de intern begeleider laagdrempelig en functioneel (D2.1 tot en met D2.3).

E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL Kamperfoelie

E1 Er is VVE-coördinatie in de vroegschool 2

E2 De vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig 2 E3 De vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen 2 E4 De vroegschool werkt planmatig met verbetermaatregelen. 2 E5 De vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie 2 E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken 2

(E1-E6) De school heeft een systeem van kwaliteitszorg waardoor zij periodiek de kwaliteit van de belangrijkste aspecten van het onderwijs meet. Hiertoe behoren ook de opbrengsten. Binnen dit systeem neemt VVE en de doelen die de school daarmee wil bereiken, geen specifieke plaats in.

Daardoor weet de school niet precies op welke onderdelen de uitvoering van VVE voldoende is ontwikkeld en waar nog verbeterpunten liggen.

F DOORGAANDE LIJN Kamperfoelie F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 2

F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool 2 F3 De basisschool wint doelmatige informatie in bij de voorschool over de

instromende peuters en maakt daar aantoonbaar gebruik van 3 F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd 2 F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en

vroegschool is op elkaar afgestemd 2

F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op

elkaar afgestemd 2

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar

afgestemd 2

(F1t/m F7) In Huizen hebben de peuterspeelzalen een wijkfunctie en zijn niet per se aan een school verbonden ook al is de peuterspeelzaal in een school gehuisvest. Na de ” knip” in het VVE beleid is de samenwerking verwaterd. Omdat de Kamperfoelieschool geen specifieke

samenwerking heeft met de inpandige peuterspeelzaal De Libelle is er geen sprake van afspraken over de doorgaande lijn op het gebied van het aanbod, het pedagogisch en didactisch handelen, de zorg en de ouderbetrokkenheid. Waar het om geïndiceerde VVE-kinderen gaat is er altijd wel sprake van een overdracht van gegevens van de peuterspeelzalen.

(7)

G OPBRENGSTEN VAN VVE Kamperfoelie G1 De resultaten worden gemeten conform de gemeentelijke afspraken

G2 De resultaten zijn van voldoende niveau

G3 Verlengde kleuterperiode 3

De inspectie doet geen uitspraken over de resultaten wanneer op gemeentelijk niveau nog geen afspraken gemaakt zijn over de opbrengsten van VVE (G1 en G2). Wel kan op basis van de toegestuurde gegevens worden gesteld dat er aan het eind van groep 2 veel uitval is.

4. VERVOLGAFSPRAKEN

Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn nog geen eindresultaten of streefnormen geformuleerd voor de kleuters op groep- of schoolniveau waarin onderscheid wordt gemaakt tussen doelgroep- en niet

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en. het individuele kind

Ontwikkelpunt is om het ouderbeleid verder uit te werken aan de hand van een analyse van de ouderpopulatie en daarbij onder andere aandacht te besteden aan de volgende zaken: de

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3 A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend

F DOORGAANDE LIJN Bs De Kindervriend F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 2 F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool 2 F3 De basisschool

De basisschool en de peuterspeelzaal staan voor de opgave om de komende jaren een doorgaande lijn in het aanbod, de zorg en de aanpak te realiseren en om deze doorgaande lijn ook

Omdat alle leerkrachten en onderwijsassistenten uit groep 1-2 geschoold zijn voor het VVE- programma Piramide, vindt de inspectie dit een voorbeeld voor anderen.. B OUDERS bs

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind. 2 D1.3 De